Ds. H. Brons - Galaten 6 : 16
Een zegenbede
Galaten 6 : 16
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 125: 1 en 2 | |
Lezen : | Galaten 6: 11-18 | |
Zingen : | Psalm 32: 4, 5 en 6 | |
Zingen : | Psalm 128: 3 en 4 | |
Zingen : | Psalm 125: 1 |
Gemeente,
Het Schriftwoord dat ik u vanmorgen met de hulp van de Heere mag prediken, kunt u vinden in de Schriftlezing uit het laatste gedeelte van Galaten 6. De tekst voor de preek is vers 16. We lezen daar:
En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.
Deze tekst is een zegenbede, een rijke belofte en tegelijkertijd een wens van de apostel Paulus.
Gemeente, het is voor mij een groot voorrecht om u diezelfde woorden toe te bidden, toe te wensen, in de wetenschap dat God ze waar kán maken, ja, wíl maken, in Zijn Zoon. Ja, dat vrede en barmhartigheid over u zij. En dat in uw hart dat verlangen is, dat de apostel Paulus hier verwoordt: om naar de regel te wandelen die de Heere zelf in onze harten wil schrijven. Zegene de Heere zo het Woord in het midden van de gemeente. Het Woord dat ook vandaag en, als de Heere het geeft, nog vele malen gesproken zal worden, de Heere zegene dat in onze harten en in onze huizen. Ja, moge vrede en barmhartigheid over u allen zijn.
Dat brengt ons bij het thema en de punten van deze dienst.
Ons thema is: Paulus’ wens voor de toekomst.
De preek is in drie onderdelen opgebouwd.
- In ons eerste punt staan we erbij stil dat hij een regel geeft;
- Hij geeft die regel als een wandelvoorschrift, dat is ons tweede punt. Als je op reis gaat, is het natuurlijk belangrijk dat je weet hoe je reizen moet.
- Ons derde punt is een rijke wens.
We staan vanmorgen dus stil bij Paulus’ wens voor de toekomst.
- Hij geeft een regel; En zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen.
- Hij geeft die regel als een wandelvoorschrift: zullen wandelen.
- Hij voegt daarbij een rijke wens die het karakter van een belofte heeft: over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.
- Hij geeft een regel
Gemeente, vanmorgen staan we bij een nieuw begin. Dat kun je op de kalender zien en je merkt het ook: er is vreugde aan het begin van een nieuw jaar. Er is het hartelijke verlangen om elkaar daarbij het goede toe te wensen. Dat mag in de familie- en vriendenkring gedaan worden en vanmorgen ook in het midden van de gemeente.
Een nieuwe toekomst in een nieuw jaar. Dat geeft vreugde maar het kan ook zorg geven. De toekomst is onbekend. Sommige dingen zijn wel bekend namelijk dat oude dingen meegaan en die stemmen niet altijd blij. Wij weten niet wat de toekomst ons brengt maar we weten wel dat we onze zwakte meebrengen, ja dat we onszelf meenemen, onze oude moeite en ons verdriet meenemen. Dan kan er een gemengd gevoel zijn op Nieuwjaarsdag. Wel vreugde, maar ook onzekerheid. Hoe zal het gaan?
Er zijn momenten in het leven dat je heel dicht bij elkaar mag zijn. Er zijn ook momenten om elkaar los te laten. Voor Paulus is dat moment aangebroken nu hij aan het slot van deze brief is gekomen. Nu volgt een groet als afscheid.
Daarom beveelt Hij ze in de genade van onze Heere Jezus Christus. Die aanbeveling is een gebed. Gemeente, wij mogen samen verder het nieuwe jaar in. Wat is het een groot voorrecht dat de Heere ons dat geeft als gemeente. Dan mogen we elkaar diezelfde wens toewensen en toebidden die Paulus hier aan de gemeente meegeeft, als we in het nieuwe jaar weer samen optrekken.
Het is een gebed, het is een ook zegenwens. In vers 16 staan er twee woordjes schuin geschreven in mijn Bijbel - bij u misschien ook wel – die zijn ingevoegd. En zo is hier vertaald ‘zal zijn’, maar het kan ook vertaald worden ‘zij’.
Het is een gebed en het is ook een zekerheid. ‘Zál zijn’, dat is de zekerheid. Ik vind het opvallend dat onze Statenvertalers vanuit die zekerheid spreken. Want die ís er bij Paulus geweest. Hij weet: die zegen, die vrede, die barmhartigheid ís over de gemeente. Dat heeft de Heere hem beloofd. Tegelijk is het een zegenwens, opdat de gemeente het ook ervaren mag.
Maar die zegen komt niet alleen; dat is zelden zo met een zegen. Dat zien we in dit tekstvers ook. Het is verbonden aan een opdracht, maar ook die opdracht is genade; dat klinkt misschien moeilijk, dat hoop ik uit te leggen. Maar de opdracht is deze: Zovelen als er naar dezen regel zullen wandelen.
De opdracht is: naar een regel wandelen. Dat spreekt van een opdracht maar ook van genade. Waarom van genade? Nieuwjaar is een genade - elk nieuw begin is genade. En zo spreekt Paulus van een nieuw begin. Hij zegt in vers 15: Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel; dan doet het er niet toe of je Jood of Griek bent. Het gaat erom dat je een nieuw schepsel bent. Dat is werk van levenscheppende genade van de levendmakende Geest, en dat komt tot uitdrukking in een nieuw leven.
We lezen hier van wandelen als een nieuw schepsel. Dat heeft dus genade als bron. Het is een wandel uit een door de Heere gegeven, nieuwe begin. En dat nieuwe schepsel wil zich vrijwillig verbinden aan die regel, dat is de genade die de Heere geeft. Het veronderstelt een strijd tussen oud en nieuw, tussen oude mens en nieuw schepsel. Waar de Heere een nieuw schepsel geeft, gaat die strijd tegen de zonde mee het nieuwe jaar in. De nadruk ligt hier aan het slot van Galaten op Gods nieuwe begin.
Als Paulus de opdracht geeft om goed op die regel te letten, dan heeft dat alles te maken met dat nieuwe begin, uit dat nieuwe schepsel. Want wie God liefheeft, die wil op de Heere lijken, die wil uit de Heere leven. Wie God liefheeft, die heeft heimwee naar volmaaktheid. Er kunnen van die momenten zijn, dat je denkt: en het gaat me nog lukken ook. Als de Heere je nieuw maakt kun je vol goede voornemens zijn op 1 januari. Je wil je agenda vol plannen met goede voornemens, dat verlangen kan de Heere bij een nieuw begin in je hart leggen: Ik wandel volmaakt; het gaat me lukken. Om naar die regel te wandelen, dat is de wens van dat nieuwe schepsel.
Maar de werkelijkheid kan je al zo snel inhalen met die goede voornemens, als 1 januari voorbij is. Het lukt dan toch niet, wat je je had voorgenomen. Dat zeg ik niet om te ontmoedigen, maar misschien is dat ook wel jouw ervaring bij goede voornemens van vorige jaren. Probeer maar vol te houden wat je je voorneemt, je neemt het je niet voor niets voor. Maar wie zich die nieuwe wandel in eigen kracht voorneemt, maakt het zich moeilijk. We lezen in ons tekstverband dat een nieuw begin de bron ervan is. Dat mag gebed geven, al aan het begin van het nieuwe jaar.
Die wandel is volgens een regel. In het Grieks is dat een woord dat wijst op iets heel nuttigs, iets heel praktisch. Het gaat om een meetinstrument. Je kunt het vergelijken met een meetinstrument in de bouw. Als je dan iets wilt meten, dan voel je in je jaszak of in je overall of je een duimstok bij je hebt of een rolmaat.
Ja, dat gunt Paulus ons: iets heel praktisch, waarmee je kunt kijken, of het goed is. Je kunt meten hoe groot de afstand is, wat je nog doen moet, hoe je je beslissingen verder moet nemen. Dat is de leefregel, de regel, die hij hier aanbeveelt, als een opdracht. Tegelijkertijd ook als een genade.
En daarmee zijn we bij het hart van de brief aan de Galatiërs. Paulus heeft zo’n mededogen met de Galatiërs, omdat hij steeds berichten kreeg dat de mensen uit die jonge gemeentes zich heel sterk vergisten. Er kwamen mensen in die jonge gemeentes die de zweep erover legden, die een andere leefregel gaven. Ze zeiden: doe het maar in eigen kracht. En dat ging niet; de Galatiërs liepen er helemaal mee vast. Van doen in eigen kracht worden de mensen heel moe, want je komt je onvolmaaktheid zo tegen. Intussen sprak Paulus met veel mededogen, maar soms ook in heel felle bewoordingen. Dan kan, dat hoeft elkaar niet uit te sluiten. Soms moet de regel scherp gezegd worden, opdat zielen behouden worden. Dan kerft de wet in ons eigen vlees, en maakt de bediening van Gods Geest ons bekend wat onze zonden zijn. Dat maakt ons zondaar voor God, ook in het nieuwe jaar.
Als Paulus hier spreekt over een regel, dan is dat een meetinstrument voor onderweg, ook in het nieuwe jaar. Het helpt je doelen te stellen en die na te meten. Je mag een doel stellen hoe 2 januari eruit mag zien, hoe je je voorbereidt op je examens. Of hoe je met je vrienden om moet gaan, met hen blij mag zijn en genieten mag van mooie dingen. Hoe je keuzes maakt, waarbij je soms ervaart: er zit spanning op. In mijn gezinsleven, in mijn werk. Dan wil Paulus je deze leefregel toewensen, bij alle keuzes in het nieuwe jaar. En dat niet in eigen kracht of voor eigen roem. Het zij verre van mij dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, vers 14. Deze regel volgt voor Paulus uit dat kruis. Paulus zegt: anders dan in het kruis van Christus kán en wíl ik niet roemen. Door welken de wereld mij gekruisigd is, zegt hij, en ik der wereld.
Voordat we naar ons tweede punt gaan, eerst een vraag: herken je iets van dit verlangen naar een nieuwe wandel? En verlang je ernaar om te sterven aan de oude dingen, waarvan je weet: ze staan tussen mij en de Heere in de weg? Wat wil je niet meenemen van vorig jaar? Wat wil je het liefst achterlaten? Ik weet wel dat er dingen zijn, die je het liefst niet zou meenemen, dingen die niet iedereen weet, die soms heel verborgen liggen. Soms denken we er liever niet aan. Ik kan dat heel goed begrijpen. Er zijn soms moeilijke dingen in ons leven. Dan vraag ik toch nog door: Is er nog méér dat je achter zou willen laten? Misschien dingen waar we ons voor schamen, of schuldig bij voelen? Al die moeilijke dingen mag je bij de Heere brengen, bij Hem laten. Het is moeilijk om ze echt bij de Heere te laten; dat geldt ook voor je zonden: bij de Heere brengen is niet hetzelfde als ze bij de Heere laten.
Dat nieuwe begin, dat leven waar Paulus hier over spreekt, is dan wel een sterven, maar ook weer een opstaan. Ook dat heeft met het kruis van de Heere Jezus te maken. In Galaten 2 zegt Paulus dat hijzelf niet meer leeft, maar Christus leeft in mij. Dat is: door het geloof, uit die nieuwe geboorte zien op het kruis en vanaf dat kruis liefde ontvangen, stervende en gevende liefde. Ik wens je toe om zo vanuit die regel te wandelen. Want dat is geloof, door de liefde werkende. Dan wil je niet anders dan uit Hem en door Hem en tot Hem leven; uit God, door God en tot God leven. Wat is dat een zegen. Wat is dat een rijke regel.
- Hij geeft die regel als een wandelvoorschrift
Gemeente, we staan vanmorgen stil bij de wens van Paulus voor de toekomst. We hebben erop gelet dat hij een regel geeft. En we zien nu dat het een regel is als een wandelvoorschrift, ons tweede punt. Want hij voegt eraan toe: naar dezen regel zullen wandelen.
Het is een nieuw begin en het vraagt beweging. Een christen is niet lui, hij mag wel rusten. Maar er is ook weer een weg het leven in, maar hoe dan? Naar dezen regel - uit dit nieuwe begin - en dan wandelen.
Paulus gebruikt verschillende woorden voor ‘wandelen’ in het Grieks. Het woord dat hij hier gebruikt is ‘als in een gelid’. Zoals soldaten in een colonne marcheren, zoals je met de avondvierdaagse wandelt in een groep. Dus ordelijk wandelen. Het is ook wel met blijdschap, dat wil niet zeggen dat er geen moeilijkheden onderweg kunnen zijn. Daarom is de regel belangrijk: het gaat hier om wandelen in het gelid.
Laten we daarover nadenken. Zomaar wat gedachten bij dat wandelen.
In de eerste plaats is het belangrijk dat je in de juiste wandeling zit. Dat heeft alles te maken met het doel, de bestemming. Waar richt je je op? Maar ook met het begin. Met allebei. Je stelt je navigatiesysteem in. Dan werkt het niet als je alleen het eindpunt weet. Je navigatiesysteem moet weten, waar je bent; anders zitten de goede coördinaten er niet in. Dus je moet weten waar je op dit moment bent en je moet je bestemming weten, anders verdwaal je.
In ons eerste punt hebben we al gezien dat het eerste begin heel belangrijk is; dat eerste begin is uit God, als het goed is. Leef je door Zijn genade uit kracht van God?
Maar het heeft ook met het doel te maken. Als je je afvraagt of je in de goede wandeling bent, dan moet je weten wat het doel van je leven is? Wie heb je lief? Wat heb je lief? Heb je een liefde, waarvan je weet dat die sterker is dan de dood? Als je niet het goede doel hebt, dan verdwaal je. Dus, wat is het doel van je leven?
Bij de voorbereiding van de preek keek ik soms uit het raam. Wat hebben we een prachtig uitzicht vanuit de pastorie. We kijken uit op de akkers en we kunnen een heel oude boerderij zien die tussen de bomen staat. De naam van die boerderij is: ‘Het land van belofte’. Wat een treffend beeld is dat voor het enige passende doel van onze levensreis. Daarom een vraag: waar reis je naartoe? Is dat het land van belofte?
Wij gingen eens een keer naar die boerderij toe, mijn vrouw en ik, maar we konden niet zo ver komen, want er stond een bordje bij de ingang: ‘Verboden toegang’. Het is misschien wel praktisch dat dat bordje bij die boerderij hing. Maar het is ook wel confronterend: je mag niet komen bij het land van belofte.
Het land van belofte, dat is het reisdoel van een christen. Je weet, waar je naartoe reist. Ik hoop dat je ook echt weet, waar je naartoe reist. Is het land van belofte het verlangen van je hart? En ervaar je dat daar een bordje ‘Verboden toegang’ staat?
Een nieuw begin is belangrijk. Een goede aankomst is belangrijk, een aankomst in het land van belofte. Daarvan zegt de Heere: Daar maak Ik alle dingen nieuw. In Mijn land worden mensen niet ouder. Wie toeleeft naar dat land van belofte, wordt eigenlijk alleen maar jonger, komt dichter bij het moment dat alle dingen nieuw en volmaakt zijn. Dat is dus wel heel rijk.
Het grote probleem is echter dat bordje: ‘Verboden toegang’. Maar in dit land waar Paulus op doelt, staat dat bordje niet; dat mag ik u vanmorgen prediken. Je kunt het wel zo ervaren. Paulus wist dat de dwaalleraars de zweep erover legden. Dat had tot gevolg dat de Galatiërs allemaal barrières zagen. En waardoor? Door het misverstand, dat de mens zelf ten hemel kan klimmen.
Maar de Heere zegt vanmorgen: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet (Mark. 10:16). Dan is het de vraag: Ben je meer dan een kind? Bent u meer dan een kind? Dat is te veel. Wat zit er dan nog in de weg? Wat is je ballast?
Misschien ervaart u vanmorgen een barrière om de grens over te gaan. Misschien ervaar je scheiding tussen jou en God, tussen u en de Heere. Er is de schuld die weegt. En je ervaart: Ik kom die barrière niet te boven. Wat moet je dan doen?
Een van de profeten zegt: Ja, soms gooien mensen in wanhoop alles weg wat in de weg, staat – hun goud en hun zilver – maar helpt dat? Soms is dat wegdoen van geld of goed inderdaad raadzaam, omdat u er anders op leunt. Maar helpt het om de schuld weg te doen?
Dit is zeker: zelf kunnen we onze schuld niet wegdoen tegenover een rechtvaardig God. En toch staat er niet het bordje: ‘Verboden toegang’, maar: Laat de kinderkens tot Mij komen. Nee, de Heere zegt in Zijn Zoon, Christus Jezus: Wend u naar Mij toe, word behouden (Jes. 45:22), ook in het nieuwe jaar. Ik heb toekomst, Ik ben de toekomst, zegt Hij. Mijn toekomst geeft behoud. Ik maak alle dingen nieuw (Openb. 21: 5).
Is Zijn land je doel? Rijk om daar naartoe te reizen, in het gelid. Je mag het in gezelschap doen. Dat is ander gezelschap dan waarover Paulus in het vorige hoofdstuk sprak, in vers 25. Daar zijn mensen die níet wandelen naar de Geest, die zonder Christus wandelen, zonder de Heilige Geest wandelen. Dat gezelschap wil je dan niet meer. Je hebt ze wel om je heen en je hebt liefde voor ze. Ze zitten gevangen in dezelfde banden, waaruit de Heere los wil maken. Mag je vanmorgen zeggen: los gemaakt heeft? Dan kun je toch niet anders dan met liefde naar medereizigers kijken die nog gevangen zitten in de banden van de zonden.
Zij hebben niet dat perspectief, dat beginsel, dat programma, die leefregel, zij richten zich niet op het land van belofte.
Is dat bij u anders? Dan gaat het wrijven bij allerlei beslissingen in uw leven. Je zoekt ander gezelschap – bij voorbeeld in de gemeente – om samen te reizen, samen te zingen, samen te bidden, te luisteren. Te reizen naar dat land van belofte.
Je mag onderweg met een lied. Dat zijn liederen zoals Psalm 125 en Psalm 128, die beide verwijzen naar dit gedeelte, vooral naar het laatste gedeelte van ons tekstvers. Dan gaat het om de genade en de vrede die de Heere meegeeft als zegen onderweg. Dan mag je op deze Nieuwjaardag met dat lied reizen, het nieuwe jaar in. Dan mag je reizen met een staf, de staf van Gods Woord, de toekomst in.
In eigen kracht? Nee, want er is een reisleider, een gids. Wie is Hij? Jezus, Hij is de overste Leidsman tot zaligheid. Wie Hem volgt, reist veilig. Hij is Reisleider en Gids, maar Hij is ook God, samen met de Vader en de Heilige Geest. Wie zo reist zal op Gods tijd wel merken dat het die God is Die trekt met Zijn liefde. Merk je dat weleens, merk je het nú, dat God aan jou trekt? Dat Hij zo goed is, dat Hij trekt en zegt: Kom op Mijn weg? Hij is wonderlijk, en doet wonderlijk. Hij is genadig, en geeft genade. Hij weet alles wat ons ontbreekt. Hij trekt nu. Hij zegt in Zijn Woord: volgt Mij. Hij biedt aan om je gids, je reisleider te zijn.
En als je volgt, ben je daarin niet alleen. Want je bent dan met anderen, maar bovenalles met Hem. Hij gaat voorop, roept en leidt.
Is Hij voor mensen die Hem volgen een Voorbeeld? Ja, maar als het goed is veel meer dan dat. Want deze Leidsman biedt Zich aan tot Zaligmaker zijn Die reinigt van zonden. Ik wil uw Borg zijn, Die uw schuld vernielt, stukmaakt. Op Golgotha heb Ik betaald voor al de Mijnen, zo spreekt Hij, en Ik schenk de winst daaruit onderweg. Dat is in het gaan achter Mij, in het volgen op Mijn Woord. In een nieuwe wandel uit Mijn begin, naar Mijn regel. In het gaan in het spoor van Mijn gerechtigheid. Ik schenk dat door en op het geloof. Zo wil Ik vrede in het hart brengen. Is jouw verlangen Hem te volgen? Er is geen beter voornemen voor het nieuwe jaar.
Dan is het de Geest Die ook meegaat. Soms in stilte. Hij werkt dat nieuwe begin, in een nieuw hart. Hij is de goede Geest, Die bij de hand wil nemen en langs Christus tot de Vader wil leiden, zodat je mag merken: Hij is mijn God, Hij is mijn Vader, door Jezus de Borg en Middelaar.
We willen opnieuw zingen over die zegen. We doen dat met Psalm 128 vers 3 en 4:
Dit lot is u beschoren,
Zo gij, met diep ontzag,
Naar ‘s Heeren wet blijft horen;
Voor u zal, dag aan dag,
Het heil uit Sion vloeien;
Gij zult, zolang gij leeft.
Jeruzalem zien bloeien,
’t Welk God Zijn zegen geeft.
Blijft gij op Hem betrouwen,
Dan zult gij, op uw beê.
’t Kroost van uw kroost aanschouwen;
In Israël zij vreê!
- Een rijke wens
We staan vanmorgen stil bij Paulus’ wens voor de toekomst. Hij wenst ons een nieuw begin met de leefregel die daarbij hoort. Hij wenst ons te wandelen met God, in het gelid, met een reisdoel, getrokken naar het land van belofte.
Het is een heel rijke wens. Dat merkten we al. Maar dat merk je ook als je aan het einde van het tekstvers komt. Want dat zegt: Over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.
Dat is de taal van de Psalmen 125 en 128: de zegen gaat mee.
Het heeft ons veel te zeggen, dat Paulus zijn brief zo eindigt. Hij moet de gemeente loslaten, hij doet dat met de zegenwens, de zegenbede die ook in de synagoge klonk - die Paulus meegezongen en gebeden heeft.
Hij begon zijn brief met: Genade en vrede zij u, zoals we vanmorgen de dienst begonnen zijn (Gal. 1: 3). Nu spreekt hij over vrede en barmhartigheid. Doet genade er dan niet meer toe? Jawel hoor. Dat is de bron, die blijft staan, die blijft geopend. Het is de stroom van Gods genade uit Zijn hemel, door Zijn welbehagen.
En Paulus verblijdt zich over de zegen die meereist: Genade zij u en vréde zij over u. Want je moet wel verder, soms door de nacht maar ook overdag. De Heere zegt: onderweg zend Ik iets over u, tot bescherming. Psalm 103 zegt: Zijn goedertierenheid is gewéldig over u. Dan is Zijn goedertierenheid met kracht over je, zoals de wolkkolom dat was over Israël. Van de wolkkolom lezen we dat de Heere die overdag geeft, opdat de hitte van de dag u niet zal steken. En dat er in de nacht een vuurkolom is die de vijanden afschrikt maar het volk Israël beschermt.
Zo zij die God met Zijn aanwezigheid over u. Die God, Die niet alleen een regel geeft en een doel geeft namelijk het land van belofte, maar Die ook een wolkkolom geeft.
En waar komt die vrede vandaan? Heb je het geleerd, heb je het ondervonden in het afgelopen jaar? Ben je jezelf, je oude zelf, je zonde kwijtgeraakt? Of probeer je met je oude arme boeltje de jaargrens over te gaan? Probeer je de oude te blijven en nog steeds alles zelf te doen?
Dat geeft geen vrede. Daarom wenst Paulus ons: Vrede zij u. Waar is die vrede dan?
In het kruis zal ‘k eeuwig roemen,
En geen wet zal mij verdoemen;
Jezus droeg de vloek voor mij,
Maakt’ van schuld en zonde vrij.
Daar is de vrede, bij het kruis en in de hemel in de verhoogde Zaligmaker. Paulus wenst ons die vrede toe; dat is zijn zegenwens, zijn zegenbede. En onze Statenvertalers zeggen: Die vrede ís over dezulken, over de wandelaars naar die leefregel. Dat is ook zo wanneer ze het zelf niet merken.
Hoe merken ze het concreet? In de stille omgang, de verborgen omgang met de Bruidegom van Zijn Kerk laat Hij Zijn stem horen. In de stilte wil Hij tot dat reisgezelschap spreken. Hij haalt ze eruit, heel persoonlijk is dat: Zie, Ik ben uw Heil, ja, Ik ben uw Heil alleen. Ik doe alles, Ik doe het alleen.
Hij blies Zijn vrede door Zijn Geest op bange discipelen. Mijn vrede geef Ik u, Mijn vrede laat Ik (Joh. 14:27). Zó sprak Hij, toen Hij kwam met doorboorde handen. Zo leidt Hij door Zijn Geest in al de waarheid.
Die vrede zij over u, ook in het nieuwe jaar. In onze tekst wordt naast vrede ook barmhartigheid genoemd.
Je zou zeggen: Is dat wel de goede volgorde? Barmhartigheid gaat toch vóór vrede?
Paulus bedoelt hier: genade is de bron, dat is Goddelijke ontferming. En de vrucht daarvan is zegen en vrede, die als een zegen ervaren wordt. Maar ook barmhartigheid wordt ervaren, dat bedoelt hij nu. Die wordt heel concreet zoals de dauw in de morgen. Zoals de dauw alles doordrenkt, zo is de ervaring van Gods barmhartigheid. Hij laat weten dat Hij van u afweet. Die barmhartigheid zij over u in het nieuwe jaar.
Over wat voor mensen? Hij zegt: Over diegenen naar deze regel wandelen. Dat is zeker waar, maar niet om dat als een voorwaarde te stellen. Het is alles uit God. Hij wil alles doen en Hij wil het alléén doen. Het is erg belangrijk dat je je bij dat reisgezelschap voegt. Dat is een keuze op leven en dood, de belangrijkste van je leven. Maar dan zegt Hij: Ik doe het allemaal alleen, Ik doe het alles Zelf.
Het zij over dezulken, én over het Israël Gods. Ik vind dat zo troostvol. Als je bedenkt bij het lezen van de Galatenbrief hoeveel afstand Paulus genomen heeft van dwaalleraars, dan zou je kunnen denken: Is hij anti-Joods? Nee, integendeel. Over het Israël Gods. Er zijn ook, en juist uit de Joden, uit de stam, waaruit hij is voortgekomen, mensen die nog toegebracht zullen worden. Kortgeleden stond in de krant dat het aantal Messiasbelijdende Joden in Israël weer is toegenomen. De Heere gaat door, toont dat dit waar is: Zijn zegen zij over het Israël Gods.
Waarom? Niet, omdat dat volk beter is. Er liggen nog wel onvervulde beloften voor Israël, dat wel. En waarom? Om Gods genade. Zijn vrede is over dat volk, maar ook Zijn barmhartigheid. Hij haalt ze eruit, omdat Hij de God is van Zijn verbond. Daarin is Israël de eerste en worden de heidenen ingeplant.
Je bent gedoopt. Maak dan ook werk van je doop. Zeg dan: Heere, dit is Uw Woord tot dat Israël Gods, maar ook ik ben binnen de bediening van dat verbond gebracht. U kunt Uw Woord toch niet breken, Heere?
Is dat niet overmoedig? Dat kan, maar het mag met vrijmoedigheid, want het is Gods trouwverbond. Dat kan wel een worsteling geven. Maar de Heere is genadig en Hij wil in die weg van verbondsworsteling Zijn genade tonen, door met Zijn vrede en barmhartigheid - ook vanmorgen - over je leven te zijn. Ik ben de Eerste. Ik wil alles doen, Ik wil het alleen doen. Geef je aan deze genade over en verwacht het van deze genade.
Sommige mensen zeggen – we gaan langzamerhand afronden, gemeente – sommige mensen zeggen: Eind goed, al goed.
Deze nieuwjaarswens, deze wens van Paulus voor de toekomst, zegt het anders: als het begin goed is, dan is het einde ook goed. Als je vanuit die nieuwe schepping als een nieuw schepsel leeft, vanuit die leefregel, dan is het einde ook goed.
En de Heere geeft je onderweg zoveel zegen mee. Onder dat verbond geboren, gedoopt, de kerk waar als het goed is allen zich richten op dat doel. Dat is in ieder geval mijn hartelijke wens. De Heere weet, hoe dat in ons leven ligt. Er is geen beter reisgezelschap dan zó naar de toekomst te reizen.
En Hij wil het nog steeds geven. Als het begin goed is, dan is het einde ook goed.
Dan is het een reis naar dat land van belofte. Dan mag ik u toewensen: Genade en vrede en barmhartigheid.
We hebben samen gebeden, of de Heere met ons meetrekt. Hij wil dat ook, omdat Hij Zelf zorgt voor Zijn inzettingen en voor de gemeente. Dat hebben we al zo vaak ervaren, juist ook door de lijn van de generaties heen, Hij wil de inzettingen beschermen en gebruiken.
Broeders kerkenraad, moge de Heere daarin ook de broederlijke band bevestigen. De Heere zegene alle werk, ook van de koster, de hulpkosters, de organisten. Hij geve dat het dienstwerk dat gedaan mag worden, tot eer van Zijn grote Naam. Hij zegene ook het verlangen om Hem te dienen.
Ons gebed is dat de Heere met alle werk in de gemeente zij; op de verenigingen, op de zondagschool, het werk met jongeren, de ouderen onderling, de Bijbelkringen. Zoveel dingen die ik nu niet noem, die ook heel praktisch gedaan worden. Ik denk aan diaconaal werk. De Heere zegene dat in de gemeenschap waar we een plaats mogen hebben. Mag het licht op de kandelaar branden. Moge Hij daar Zelf Zijn olie, de olie van Zijn Geest voor geven.
Dan is het begin goed en dan zal ook het eind goed zijn.
Gemeente, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods.
Amen.
Slotzang: Psalm 125: 1
Hij zal noch wank'len, noch bezwijken,
Die op den HEER vertrouwt,
En op Zijn goedheid bouwt;
Hij zal, als Sions berg, nooit wijken,
Wiens grondslag door geen aards vermogen
Ooit wordt bewogen.