Ds. A.T. Vergunst - Lukas 1 : 46 - 56
De verheerlijking van de Zoon van Maria,
Lukas 1 : 46 - 56
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 145:1, 6 en 7 | |
Lezen : | Lukas 1:26-56 | |
Zingen : | Psalm 99:7 en 8 | |
Zingen : | Lofzang van Maria:1, 2 en 4 | |
Zingen : | Psalm 34: 1 en 4 |
Kinderen, ik ben er van overtuigd dat jullie wel eens een vergrootglas hebben gebruikt om naar een bloem of een vlinder te kijken, of in het oog van je vader of moeder. En dat is verbazingwekkend wanneer je dan dingen ziet die je met het blote oog niet of nauwelijks kunt zien. Dat is wat een vergrootglas doet. Het is er voor bedoeld om je iets te laten zien wat je normaal gesproken niet ziet. Ik denk daaraan als ik het begin van het Schriftgedeelte van vanmorgen lees, als Maria zegt: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere’. God zal Zichzelf groot maken. Hij brengt ons er toe om dingen te zien die we nog nooit gezien hebben. Ik bid of Hij dat vanmorgen voor ons allen zal doen.
God belooft dat Hij Zichzelf zal verheerlijken aan het einde van deze wereld, wanneer Hij wederkomt, op dat meest kritieke ogenblik waarmee de wereld geconfronteerd zal worden. Dan zullen we de grote strijd zien. De Bijbel noemt dat de strijd van het Armageddon. In het Hebreeuws betekent dat letterlijk: de berg Megiddo. Dat heeft niets met de locatie van die plaats van doen. Megiddo was de cruciale controlepost van het land Israël. Degene die de macht over Megiddo had, had de controle over alle handelsroutes, van het noorden naar het zuiden en van het westen naar het oosten. Wanneer deze strijd zal plaatsvinden, is dat een hachelijke strijd. Ezechiël spreekt over de Gog in het land van Magog. Openbaring spreekt over het beest uit de bodemloze put. God heeft in Ezechiël 38 vers 23 voorzegd wat er op dat kritieke moment zal gebeuren: ‘Alzo zal Ik Mij groot maken…, en Mij heiligen en bekend worden voor de ogen van vele heidenen, en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben.’ Dat is wellicht het moment dat de Heere op de wolken zal verschijnen. De volken zullen het weten dat God Jehova, de Heere is. Dan zal God Zich groot maken. En dat zal een gericht zijn.
Dat had Hij ook kunnen doen in Numeri 14:11. Kinderen, kijk eens, het volk van Israël staat daar met stenen in hun handen en er staan twee mensen te midden van die menigte: de trouwe Jozua en Kaleb. Het enige wat zij gedaan hebben is het verheerlijken van God. En het volk staat gereed om hen doden. God had Zichzelf toen op dat ogenblik kunnen verheerlijken, niet waar? Wanneer Hij zou vervullen wat Hij tegen Mozes gezegd had: ‘En de HEERE zeide tot Mozes: Hoe lang zal Mij dat volk tergen? En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven door alle tekenen die Ik in het midden van hen heb gedaan? Ik zal hen met pestilentie slaan en Ik zal hen verstoten…’ En als God dat toen had uitgevoerd, dan zou Hij Zichzelf verheerlijkt hebben.
En toch vrienden, de grootste manifestatie van het verheerlijken van God is niet dat God zijn oordelen uitgiet over zijn vijanden. De grootste verheerlijking van God is niet het wegvagen van het volk van Israël in de duisternis, of om hen te onterven. Nee, de grootste verheerlijking van God, dat zijn niet de eindeloze eeuwen in de hel, waar alle verdoemden zullen zijn, die Hem als God verworpen hebben. Dat is allemaal niet de grootste verheerlijking van God. Wat is het dan? Het is veel meer de lankmoedigheid waar Mozes voor bad op dat kritieke moment, toen God gereed stond om Israël weg te vagen. Luister naar hem: Hij zegt: ‘laat toch de kracht des Heeren groot worden, gelijk als Gij gesproken hebt, zeggende: De Heere is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding. Die de schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen in het derde en in het vierde lid.’
Wees ons genadig Heere. En God is genadig. God hoort het. Hij toont Zijn barmhartigheid. Dat is een veel grotere verheerlijking. Ik hoop dat u dat ziet, dat Hij daardoor veel meer verheerlijkt wordt dan dat Hij het hele menselijke geslacht van de aarde weg zou vagen. Hij verdroeg hen. Hij heeft hen nog niet weggevaagd. Zijn bewonderenswaardige aandacht en zijn bewonderenswaardige zorg over ons, is ook een verheerlijking van God, zoals de dichter in Psalm 8 zegt: ‘Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt en de zoon des mensen dat Gij hem bezoekt?’ En toch, dat is niet de grootste verheerlijking van God, dat Hij Zijn zorg over ons toont. De grootste verheerlijking van God, geliefden, is in de duizelingwekkende vertoning van Gods heerlijkheid van Zijn heilige liefde, die nergens anders zo heerlijk wordt vertoond als in de nederige omstandigheden waarin God naar de aarde kwam.
Maria, een jonge ongetrouwde vrouw in Nazareth, woont in een vergeten klein gehucht in het verre noorden van donker Galilea. Waar al de verachte Joden wonen, althans zo dachten de Joden in het zuiden over hen. En daar brengt God een boodschap die zo God-verheerlijkend is: ‘Dit heilige wat uit u geboren wordt is de Zoon van God’. Wie kan ooit de heerlijkheid van God Die Zich zo diep vernederde peilen? Hij die God is, kwam in de meest nederige omstandigheden in Nazareth, aanvaarde de verwerping, ondergedompeld in lijden, op weg naar het kruis. Eén van de puriteinen schreef: ‘God heeft Zich nergens anders meer in verheerlijkt dan in het ontsierde gezicht van de kreunende Verlosser, toen Hij uitriep: ‘Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ Mijn verlangen vanmorgen is om samen met Maria God te verheerlijken. En voor de oprechte, voor de levende ziel, voor de wedergeborene, is er geen groter verlangen dan om de Heere te verheerlijken. Zoals de psalmdichter zegt in Psalm 34 ‘Maakt de HEERE met mij groot en laat ons Zijn Naam tezamen verhogen. Ik zal de HEERE loven te allen tijd, Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.’
En vrienden, wanneer het verheerlijken van God u verveelt, wanneer het voor u een moeizame oefening is, wanneer u mist wat Maria in haar hart had, let dan op haar: zij kon er niet genoeg van krijgen om God, haar Zaligmaker te verheerlijken. Henry Scougal schrijft over de ware godsdienst in zijn uitmuntende kleine boekje: ‘Het leven van God in de ziel van een mens’: ‘Ware godsdienst wordt niet afgemeten aan het hebben van een goede moraal. Ware godsdienst wordt niet afgemeten aan het hebben van de beste belijdenis, of vanwege het meest orthodox zijn, of in het ervaren van geestelijke opgetogenheid, hoge gevoelens, of in het ernstig gesteld zijn.’ Hij zegt: ‘Ware godsdienst is het vervuld zijn met de liefde van God, wat niets anders is dan een vreugdevol, hartelijk en blij gevoel vanwege de heilige eigenschappen en volmaaktheden van God.’ Ik zal dit citaat herhalen, het raakte mij diep. ‘Ware godsdienst is het vervuld zijn met de liefde van God, wat niets anders is dan een vreugdevol, hartelijk en blij gevoel van de heilige eigenschappen van de volmaaktheden van God.” En wanneer wij ons verheugen in deze heilige volmaaktheden, dan willen wij alles doen, wat Hij ook zegt. Het behagen van Hem wordt onze belijdenis en ons leven. Wanneer het nodig is, dan zijn we bereid om voor Hem te lijden.
Laten we overdenken hoe dat was in het leven en hart van Maria. Zij had een blijde en een hartelijke geestelijke vreugde in de eigenschappen van Jehova. En zij was bereid om daar de bitterste prijs voor te betalen. Want luister naar wat zij sprak na haar gesprek met deze stralende engel. Maria zei: ‘Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar Uw woord.’ Dit is één van de uitnemendste, één van de mooiste geloofsbelijdenissen die in de Bijbel staan, toen deze jonge vrouw deze woorden uitsprak. Denk er aan, vrienden, om als een ongehuwd meisje zwanger te zijn dat was een schande. Dat was iets vol van schaamte. We kunnen het ons makkelijk indenken hoe zij in het dorpje over de tong is gegaan. Het zou in de ogen van de wereld haar goede naam voor altijd verwoesten. Het zou haar maken tot de grootste schande voor haar ouders en van haar familie. Het zou er waarschijnlijk voor zorgen dat zij niet meer in de synagoge mocht komen. Uiteindelijk zou het, zoals we van Mattheüs weten, haar verhouding met haar geliefde, met wie zij verloofd was, haast beëindigd hebben. Dat was wat Jozef van plan was toen Maria, toen ze na drie maanden uit Bethlehem terugkwam, vertelde dat zij zwanger was en hij haar helemaal niet geloofde. Maria wilde die prijs betalen. Hoe dan? Zij had een vreugdevolle en een hartelijke bewondering voor de eigenschappen van God. Dat is de ware godsdienst. En daarom vraag ik vanmorgen met Gods hulp uw aandacht voor de verheerlijking van de Zoon van Maria, zoals het historisch genoemd wordt en zal ik kort stilstaan bij:
- de omstandigheden en
- de thema’s uit het Magnificat,
- De omstandigheden.
De omstandigheden van haar lofzang, gemeente, worden duidelijk uit de context zoals het u is voorgelezen. Het was Gods boodschap en de belijdenis daarvan door Elisabet, waarvan we lezen dat Gabriël tot haar kwam en bij die gelegenheid deze ongelofelijke boodschap verkondigde: ‘En zie, gij zult bevrucht worden en een zoon baren, en zult Zijn Naam heten JEZUS.’ Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God de Heere zal Hem de troon Zijns Vaders Davids geven; en Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.’ Nou, sta er eens bij stil wanneer je zo een bericht zou ontvangen. Dat is toch ongelofelijk? De engel geeft een bevestiging: ’En zie, Elisabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht met een zoon in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde. Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn.’
Waarschijnlijk heeft Maria na deze boodschap direct haar spullen bij elkaar gezocht en ze gaat op reis naar Bethlehem. Ze ging ongetwijfeld alleen. De Engel heeft haar niet zonder reden de gebeurtenis over Elisabet verteld. Met wie zou ze dat in Nazareth kunnen delen? Misschien met haar eigen moeder? Zou die haar geloven? Er is maar één persoon in het hele land waar ze aan kan denken om naar toe te gaan: Elisabet. De engel heeft haar iets over Elisabet verteld. Hij heeft haar dat verteld om haar geloof te versterken aangaande datgene wat menselijkerwijs gesproken onmogelijk is, want het was ook menselijk gezien onmogelijk voor Elisabet om op haar hoge leeftijd nog een kind te krijgen. En als dát mogelijk is, ja, dan is het mogelijk bij God. Zij móest het geloven. En, gemeente als Maria dan deze geloofsbelijdenis aflegt, denk dan niet dat Maria geen bevestiging van haar geloof nodig had. Zij heeft een sterk geloof maar zij heeft toch zoals wij allen, bevestiging nodig. Heeft zij geloofservaring als zij die hele weg van Nazareth naar Bethlehem gaat? Ze loopt alleen, ze overdenkt dit alles. Zou zij geen aanvechtingen van de duivel gehad hebben toen ze daar zo alleen liep? Als Jezus Zelf door de duivel aangevochten wordt, waarom zou Maria daar dan van uitgezonderd zijn? De satan heeft gehoord wat de engel tegen Maria gezegd heeft. Hij weet er ook van. En zo zal Maria ongetwijfeld ook met twijfels geworsteld hebben. Denk er aan dat het normaal is dat de gelovige twijfels kent. Twijfels en geloof zijn geen tegengestelden van elkaar. Óngeloof en twijfel zijn wél tegenovergestelden van elkaar. In ieder kind van God zijn twijfels en geloof elkaars metgezellen.
Ongetwijfeld is dat ook bij Gods kinderen die hier nu aanwezig zijn. Zij worstelen soms ook met twijfels en vragen in hun binnenste, met vrees en ongemak. Dat zijn geen makkelijke metgezellen om mee te leven. Maar we zullen daar tot het einde mee moeten leven. Tenzij dat God voortgaat en het geloof versterkt en de twijfels wegneemt. Maar twijfels hebben altijd weer de mogelijkheid om binnen te sluipen, nietwaar? En ongetwijfeld hoewel we het niet specifiek lezen zal zij daar ook mee te maken hebben gehad. Wat is de oorzaak van die strijd van twijfels en vrees in hen die pas geloven? Dat kunnen de omstandigheden van ons leven zijn. Abraham, ga naar het land Ur en Ik zal u tot een groot volk maken. Hij gaat er naar toe, maar dan staat hij voor een dor land met hongersnood. Vanzelfsprekend roept dat vragen op die Abrahams geloof op de proef gesteld hebben. David, u zult de Koning over Israël zijn. Hij wordt door Samuël gezalfd in een heilige plechtigheid. Maar later zien we dat deze man moet vluchten voor zijn leven. Zou hij nooit getwijfeld hebben? Heere, wat is dit, wat gebeurt er nu? Hoe verwarrend kan dit allemaal zijn? Denk eens aan Johannes de Doper. Na een aantal maanden prediken komt hij in de gevangenis. Zou hij daar nooit getwijfeld hebben? Ik denk dat dit echt mogelijk is geweest. Wat ik hier mee probeer te zeggen vrienden, is, dat wij te maken krijgen met het onverwachte, met omstandigheden in ons leven waarin wij niet verwachtten dat onze weg zo zou lopen. Dan zal de duivel zijn best doen om twijfel te zaaien. Twijfel kan er zijn in hen die pas geloven, wanneer wij ontdekken dat, hoewel wij op Jezus vertrouwen, en hoewel wij geleerd hebben om voor onze verlossing op Hem te zien, dat dat geen eind maakt aan de fontein van ons verdorven hart. Daar leven we nog steeds mee. Dat kan verwarring geven.
Hoe bevestigde God het geloof van Maria? Wat was de oorzaak om in haar hart zo te zingen? We kunnen het lezen hoe zij bij het huis van Elisabet kwam zonder één woord over haar grote geheim te zeggen. We merken direct op dat God het van haar overneemt: ‘En het geschiedde dat als Elisabet de groetenis van Maria hoorde.’ Er was geen tekstbericht wat ze gestuurd had, kinderen. Geen e-mail die Elisabet van Maria kreeg, geen telegram, of een telefoongesprek of iets dergelijks. Ze klopte aan de deur en daar staat de jonge Maria. Elisabet wist niet dat zij zou komen. Als we de Bijbel lezen is het duidelijk dat, voordat Maria iets zei, God aan Elisabet het wonderlijke in Maria’s leven bekend maakte. Elisabet opent haar mond en bevestigt precies alle details die de engel in Nazareth tegen haar gezegd heeft. Dat is hoe God werkt. Hij werkt altijd door de Geest, door het Woord van God. Hij kan een jonge gelovige gebruiken, Hij kan een preek gebruiken, maar Hij gebruikt altijd het Woord van God. En Elisabet herhaalde alles wat God tegen Maria gesproken had. Maar zij hoorde het ook uit de mond van het kind dat Elisabet verwachte. Hij gaf oorzaak tot lof toen Elisabet zei: ‘Want zie als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong het kindeke van vreugde op in mijn buik.’ Welnu, dat zijn de omstandigheden. De omstandigheden toen Maria haar mond opende en begon te zingen. Wij doen dat ook en laten we het overdenken wanneer wij dat zingen uit de Lofzang van Maria vers 1, 2 en 4.
Mijn ziel verheft Gods eer;
Mijn geest mag blij den HEER
Mijn Zaligmaker noemen,
Die, in haar lagen staat,
Zijn dienstmaagd niet versmaadt,
Maar van Zijn gunst doet roemen.
Want ziet, om 's HEEREN daân,
Zal elk geslacht voortaan
Alom mij zalig spreken;
Wijl God, na ramp en leed,
Mij grote dingen deed;
Nu is Zijn macht gebleken.
Des HEEREN arm is sterk;
Hij deed een krachtig werk;
Die hoog zijn van gevoelen,
Heeft Hij verstrooid, verward,
Met alles, wat het hart,
Dier trotsen mocht bedoelen.
Mijn ziel maakt groot de Heere. Het woord grootmaken betekent letterlijk: Hem verhogen, opheffen naar omhoog. Dat is wat Maria deed. Zij verheerlijkte Hem door op Zijn daden te letten, op Zijn eigenschappen, Zijn heerlijkheid. En dat is uiteraard geen zaak van de tong, maar een zaak van het hart in haar. Hoewel de Heere met haar een moeilijke weg gaat, is haar hele wezen aan haar God gewijd. En als u op deze lofzang let, is er iets moois. Zij begint deze lofzang met een persoonlijke belijdenis. ‘Mijn ziel maakt groot de Heere, en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker; omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.’ En vanaf dat moment kijkt ze niet meer naar zichzelf. Je ziet dat ook in het geestelijke leven.
In het begin van onze geestelijke reis genieten wij vanwege de gunsten en de weldaden die we persoonlijk gezien en ervaren hebben, en daar verheerlijken wij God voor. Natuurlijk, want dat is zo rijk, wanneer God u Zijn zaligmakende weldaden betoont. Dan ben je daar vol van: ‘Heere, voor mij? U hebt dat aan mij betoond. Genade, zo oneindig groot, dat U een ellendige zoals mij gered hebt.’ Maar let op de diepere laag in de lofzang van Maria. Ze is niet gericht op zichzelf, maar op God. Het gaat niet om mij, maar om God, Die mij gered heeft. Je ziet haar lofprijzing groeien en haar geloof zich verdiepen. Haar lofprijzing overtreft haar persoonlijke beschouwingen. Ze richt zich op Gods grootheid, Zijn almacht, Zijn trouw. En dat brengt ons bij mijn tweede gedachte,
2. De thema’s uit het Magnificat
Wat zijn de thema’s van haar lofzang? Dat zijn er vier.
-
- Zij belicht dat God een persoonlijke Zaligmaker van zondaren is.
‘Mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker.’ Dat is iets heel persoonlijks in het zalig worden. Hoewel we kunnen denken dat Maria een lieve jonge vrouw was, had God geen welbehagen in haar op grond van wie zij was. Het is uit soeverein welbehagen in een zondares. Maria was ook afgeweken van de weg waarvan wij allen afgeweken zijn. Zij was ook een gevallen Adam’s dochter. Zij was niet hoger, niet beter dan wij. Zij was een zondares. Dat is waarom zij een Zaligmaker nodig heeft. Zij is net zo goed een kind van Adam als wij allemaal. Net zo gevallen, net zo begerig, net zo trots, net zo goed worstelend met de verbeeldingen van haar eigen hart. Net zo vervloekt als wij allen zijn. Zij was een zondares die ook een Zaligmaker nodig had. Zij was niet uitverkoren omdat zij een fijne of lieve en nederige jonge vrouw was. Zij wérd een bijzondere jonge vrouw door Gods almachtige genade. Dat is altijd waar het om gaat in de Bijbel. Van het begin tot aan het einde. Zaligmaken is Gods soeverein welbehagen. Hij geeft overvloedig aan zondaren die dat niet verdiend hebben. Dat is het eerste gedeelte van haar lofzang: ‘Mijn ziel,’ mijn geest ‘verheugt zich in God mijn Zaligmaker.’ Zij had in Nazareth gehoord: ‘En zie gij zult bevrucht worden en een zoon baren en zult Zijn naam noemen’ Zaligmaker, ‘JEZUS.’
Kinderen, waarom wordt Hij Zaligmaker genoemd? Waarom heeft Hij die bijzondere naam? Omdat Hij Zijn volk zalig maakt van hun zonden. Een andere engel heeft dat in een droom aan Jozef verteld. Dat is waarom Hij Jezus genaamd wordt. Wat een evangelieboodschap is dit ook voor ons. Hij kwam naar deze aarde om zondaren zalig te maken. Johannes schrijft: ‘Hij is aangesteld om de werken van de duivel te verwoesten.’ De mens werd tot een gevangene, gevallen, gebroken en onbekwaam om tot God terug te keren. Wij hebben hemelse hulp nodig. We hebben een almachtige Helper nodig. We hebben Goddelijke hulp nodig. En hier is er Eén tot wie Maria’s gezang ook ons uitnodigt. Maria stelt Hem vandaag aan ons voor. Gemeente, deze boodschap van hoop moeten en mogen we aan u verkondigen. Ik mag Hem aan u prediken zoals Maria over Hem zingt. Hij kwam en Hij komt om zondaren gewillig te maken op de dag van Zijn heerkracht. Leg uzelf met al de zonde, onvruchtbaarheid, al de verlorenheid en al de onmogelijkheid aan de voeten van de Zaligmaker. Er is geen Ander zoals De Heere Jezus en Zijn heilige Vader en Geest.
We zagen al eerder hoe deze jonge vrouw haar hele leven, haar hele reputatie, haar hele toekomst aan God overgaf toen ze zei: ‘Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar Uw woord.’ Hebben wij onszelf in de kracht van de Heilige Geest, in vertrouwen al zo aan de Heere Jezus overgegeven? Heeft u of heb jij het al tegen Hem in je eigen woorden vanuit je hart gezegd: ‘Heere, ik buig me voor U neer en op Uw Woord vertrouw ik mijn leven aan u toe. Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.’ Wat is dat een voorrecht als we Maria daarin mogen volgen. Maar reken erop dat wat Maria ervaren heeft in zekere zin ook ons deel zal zijn. Maria zal in haar dorpsgemeenschap verguisd zijn. Immers wie zou haar, nadat ze uit Judea terugkwam en in verwachting bleek te zijn (!), geloven? Het volgen van God brengt ook een persoonlijk kruis met zich mee. Heeft de liefde tot God ons daarvoor al welwillend gemaakt? Zij was gewillig om voor God te buigen en ze zegt: ‘Amen, Heere. Zo zal het zijn.’ Dat is omdat de Zaligmaker haar hart gewillig maakte op de dag van Zijn heerkracht. Om Hem onderdanig te zijn als een Profeet, Priester en Koning.
En geliefde gemeente, wilt u dat onderwerp alstublieft meenemen naar Gods troon vandaag? Wanneer u daartoe niet in staat bent, maar zoals Maria dat wel deed, om dit aan de Heere te belijden en jezelf over te geven aan Zijn beloften die Hij in Zijn Evangelie openbaart? Om dat te doen wanneer u voelt dat uw hart overladen is met ongeloof? Waar anders wilt u daarmee naar toe gaan? Wilt u niet tot Hem uitroepen: ‘Jezus weest U mijn Zaligmaker!’? In de hele Bijbel wordt Gods genadeverbond aan ons geopenbaard, waarin Hij bekend heeft gemaakt dat Hij in en door Zijn Zoon Jezus Christus een weg gebaand heeft. De Deur tot terugkeer is niet alleen in Jezus gegeven maar Hij staat wijd open. Maria benoemt Hem als haar persoonlijke Zaligmaker. Ik heb een persoonlijke Zaligmaker nodig. U niet? Ik moet gewassen, vernieuwd, geleid en bewaard worden. U niet? Jij niet? O, vrienden, besteed vandaag persoonlijk tijd aan de voeten van de Heere Jezus. Neem Zijn Naam op uw lippen: ‘Heilige Jezus.’ Spreek zelf tot Hem, Hij is een Persoon Die u hoort, waar u ook uw knieën buigt. Hij kent u reeds. Hij is een Persoon die gewillig is om naar uw verhaal te luisteren, naar uw pijn, naar uw verwarring, naar uw vragen. Nee, Hij is meer dan dat: Hij is bereid om ons te ontvangen zoals we zijn en ons te maken wat we behoren te zijn. Kom allen die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven. Wat een rust is het toch om een persoonlijke Zaligmaker te hebben, zoals Maria dat mocht ervaren.
-
- Het tweede thema van deze lofzang is dat God een genadige en barmhartige Zaligmaker is. Zie vers 48.
Hij heeft de nederige staat van Zijn dienstmaagd aangezien. Er was niets in haar leven wat aantrekkelijk was. Alles was nederig en gering. Nazareth was een klein gehucht in het heidense Galilea. Zij was van een lage staat. Maar toch mag zij rijk spreken over wat zij in haar leven heeft ontvangen. ‘Want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.’ En dat is zo. Waarom? Lees maar in vers 50: ‘En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen die Hem vrezen.’ Ze gebruikt hier het woord barmhartigheid. En in vers 54 verheerlijkt zij dat opnieuw: ‘Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid.’ Barmhartigheid, een uitnemende eigenschap van God. Dat is alles wat Maria in deze lofzang wil doen: het verheerlijken van de barmhartigheid van de Heere. Maria had nooit verwacht dat dit voorrecht haar te beurt zou vallen. Dat blijkt uit vers 29 wanneer ze hoort dat de engel haar aanspreekt. Dan is zij ontroerd vanwege wat hij tegen haar zegt. Ze was niet ontroerd vanwege wat zij zag maar in wat zij hoorde. Waarom spreekt hij míj́ zo aan? Ik ben immers Maria maar. Ik beteken niets. Ik ben slechts een jonge vouw, haast nog een meisje hier in Nazareth. Ze is verwonderd. Waarom spreekt u míj́ aan?
Gemeente, God doet altijd dingen op een onverwachte manier. Waarom is dat? Omdat Hij barmhartig is. Hij is bewogen met barmhartigheid en medelijden. De eerste advent in deze wereld was toen God vroeg: ‘Adam, waar zijt gij?’ God kwam zoekend naar Zijn opstandige schepselen. Het was alsof Hij riep, ‘Adam, Eva, Ik mis jullie. Je kwam vroeger naar me toe wanneer Ik in de hof kwam, en nu verberg je jezelf ergens. Adam, waar ben je?’ Vrienden, dat is Gods barmhartigheid. Hij is met de mens bewogen. Hij wist wat er gebeurd was. Toen Adam God op Zijn hart trapte, Zijn belofte en verbond verbrak en een verbond met Satan had gesloten, voelde God ten diepste het verraad. Maar in plaats van woedend te zijn, is Hij liefdevol, vol van barmhartigheid, genadig, zoekend. Kent u, ken jij een koning zoals de Koning van hemel en aarde? Welke koning komt is er om een opstandige verbondsverbreker op te zoeken om uit een barmhartig hart genade aan zo iemand te bewijzen? En welke grote koning zal er acht slaan op de geringe staat van een dienstmaagd ergens in een klein stadje in zijn rijk? De machtigen hebben immers geen oog voor de geringen onder hun volk. Op hen slaan zij geen acht. Ze gebruiken vaak de zwakken om zich daarmee in hun eigen trots en gemak te bedienen. Zij geven hun weldaden aan de machtigen.
Maar zo is God de HEERE niet! Hij ziet de nederigen aan. Hij slaat acht op de lage staat van Zijn dienstmaagden en de geringen, de onwaardigen. Weet u waarom dat is? Omdat God barmhartig is; Zijn hart brandt in liefde om genade te bewijzen, soeverein, onverdiend. God is een gevend God maar ook een vérgevend God. Dát is de grootse majesteit van God. Het verhaal van Gods genade is niet het verhaal hoe een ellendige rijk wordt. Maar het verhaal van Gods genade is hoe de rijke God tot een ellendige komt. Hij werd arm om zondaren rijk te maken. Hij vernederde Zich om in genade het vertrapte, het verzondigde, het schuldige, het onwaardige, het schaamtevolle in Zijn genade te kunnen omarmen. Wilt u deze God ook niet bewonderen? Wilt u zich niet bij Maria aansluiten? Verheerlijk de Heere zoals Hij is in Zijn barmhartigheid, bewogen met medelijden. Dusdanig dat Hij Zijn Zoon wilde zenden in deze vervloekte wereld om Zelf tot een vloek te worden.
Het hoogtepunt van deze lofzang, vrienden, is Gods boodschap aan ú! U zit hier en denkt misschien: ik ben niets waard, ik ben niet belangrijk. Misschien geven mensen om je heen je dat gevoel. Misschien laten je ouders je dat voelen. Of misschien ben je vol van diepe schaamte omdat anderen je vernederden of op een ontuchtige manier betastten. Je wilt misschien wel wegkruipen en jezelf verbergen want het voelt alsof iedereen het aan je kan zien wat je van binnen voelt: vol schaamte over je zonden en over de zonden die anderen ten opzichte van jou deden. Maar je bent belangrijk voor God! Hoor je dat? Je bent belangrijk voor God. Hoezo? Omdat de Heere Zijn eigen beeld liefheeft dat nog heel verzwakt en vertrapt in ons aanwezig is. Je vraagt: Hoe kan ik dat weten? Hoe kan ik weten dat ik belangrijk ben voor God? Wel, één van de antwoorden is omdat Hij deze boodschap persoonlijk naar u toestuurt, die Hij aan veel anderen niet heeft gestuurd. God roept ons toe: ‘Zie op Mij en hoor naar Mij!’ Wend je ogen af van je eigen onwaardigheid, alsof er enige hoop zou zijn wanneer je die voelt! We moeten niet blijven staren in de diepe put van onze leegheid en de hemelhoge berg van onze schuldigheid. Als je daar naar blijft kijken, word je alleen maar wanhopig. Er is geen hoop in je ellende. Er is geen hoop in deze gebroken wereld of in ons gebroken hart. Natuurlijk is het nodig en zelfs goed om jezelf daar bewust van te zijn. En als die kennis ons tot een gezond wanhopen van onszelf brengt, is zelfs profijtelijk. Maar het niet zaligmakend. Dat is alleen als we in het geloof in Gods barmhartige armen vallen die Hij als het ware in Jezus Christus tot ons uitstrekt.
Gemeente, God wil dat wij op Hem zien, op Hem Die naar Adam en Eva zocht hoewel Adam en Eva verhard en bevreesd van God weg vluchtten. En nadat God hen arresteerde, durfden ze het zelfs aan om zichzelf te verontschuldigen voor het kwaad wat ze gedaan hadden. O, wat zijn wij mensen toch diep gevallen. En toch liet God hen niet los. Hij kwam niet om hen te verdoemen maar om Zijn barmhartigheid te openbaren. Maria zong over de genade dat Hij haar in haar lage staat aanzag. Dat was voor Hem niet te laag om tot haar niveau af te dalen en haar op te nemen in de armen van Zijn genade. Dat is bemoedigend, nietwaar? Dat is zo bijzonder. Jezus zei: ‘Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.’ En zie die vrouw daar op de grond liggen, ze heeft haar gezicht naar de aarde gericht, zij is beschaamd, vernederd, ze voelt de veroordeling van al die mensen die om haar heen staan als zij daar zo ligt, zij heeft geen enkele verwachting. Zij hoort de liefelijke stem van Jezus: ‘Vrouw, ik veroordeel u niet.’ Kijk, dat is God. Hij was de Enige in dat gezelschap die stenen op kon pakken om haar te stenigen, omdat Hij zonder zonde was. Maar Hij stenigde haar niet. Dat is de God die ik u predik vrienden. Hij zou u kúnnen stenigen. Maar Hij stenigt u niet! Hij kan u wegvagen. Maar Hij vaagt u niet weg! Hij is hier om ons Zijn barmhartigheid bekend te maken en te tonen. Bewogen met ons lot ... nee, eigenlijk niet, want dan maken we het begin in onszelf. Hij is bewogen vanuit Zijn eigen ondoorgrondelijke hart van genade.
-
- Maar wij hebben niet alleen de barmhartigheid van de Zaligmaker nodig, wij hebben ook een machtige Zaligmaker nodig.
En dat is het derde thema in Maria’s lofzang. Let op vers 49, ‘Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.’ En in vers 51 en 52: ‘Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten. Hij heeft de machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd.’ Hij is echter niet alleen een machtige Zaligmaker. Hij is ook een heilige Zaligmaker. Dat staat allemaal bij elkaar in één vers: ‘Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.’ Heilig, dat betekent niet alleen: zonder zonde. Heilig betekent niet alleen: volmaakt te zijn. Die betekenis heeft het ook wel, maar ‘heilig in God’ betekent oneindig veel meer. Heilig betekent dat God de ‘totaal Andere’ is. Hij is oneindig verheven boven alles wat schepsel is. De Hebreeuwse schrijvers spreken over God’s heiligheid als ‘het anders zijn van God.’ God is niet alleen oneindig groter en hoger dan ons schepselen.
Stephen Charnock schreef in zijn leerzame boek over God’s eigenschappen: ‘Wanneer u de hoogste aartsengel die in de hemel voor de troon van God staat vergelijkt met de kleinste eencellige bacterie uit een moddersloot, wie van die lijkt het meest op God? De engel, of die kleine eencellige bacterie?’ Charnock geeft het juiste antwoord. ‘Geen van die beide lijkt maar enigszins op God. Hij is alles in een verschillende categorie. Hij is heilig.’ En geliefden, was is God toch groot. Hij staat buiten Zijn schepping maar Hij is tot Zijn schepping gekomen in Zijn Zoon die de mensheid in een ondoorgrondelijke verbinding aanvaardde in de Zoon van Maria. Zing het toch met Maria mee! God is machtig, maar Hij is heilig machtig. Vrienden, zonder heiligheid zou Gods macht de meest verschrikkelijke waarheid in heel de Bijbel zijn. Maar Hij is heilig in Zijn macht en die heiligheid, dit Goddelijke anders zijn van God, komt nu juist openbaar in Zijn genade tot verdoemelijke zondaren. De heilige almachtige God gebruikt Zijn macht om te redden en het kwade te overwinnen. Mozes zong ook een evangelielied toen hij op de oever van de Rode Zee stond en al de Egyptenaren in die zee verdronken. Hij heft zijn stem op en zingt: ‘O HEERE, Wie is als Gij onder de goden? Wie is als Gij, verheerlijkt in heiligheid.’ Zijn verlossingswerk leidde Israël door de Rode Zee en geleidde hen veilig en genadig tot de verlossing. Dat is God’s almachtige heiligheid. Dat is een bijzonder beeld, nietwaar?
De overwinning bij de Rode Zee verbleekt wanneer we op het kruis zien waar Jezus ten diepste beschaamd werd door naakt tussen hemel en aarde gekruisigd te zijn. Oh, wat geeft het Evangelie oorzaak om God te roemen. Hij kwam om zondaren te verlossen en te bevrijden. Hebt u zo een Zaligmaker niet nodig? Heb jij hetzelfde probleem als wat de Filistijnen met Dagon hadden? Hebt u/jij Dagon tot het beeld van uw trots gemaakt? Op een bepaalde manier komt er een hand die uw trots neerslaat. Maar telkens staat die weer op. Als het ware zetten we zelf het hoofd van onze trots weer op onze schouders. Bent u ook één van degenen die Dagon niet op de grond kan laten liggen? Bent u ook als degenen die op Jericho lijken? Je hart is als de muren van die stad: sterke muren van tegenstand? Lig je gebonden in de banden van de ongerechtigheid van het hart van uw eigen stad? Niet in staat om de zondigheid, dat ongeloof in uw hart en leven te overwinnen? Ervaart u de kracht van het ongeloof waardoor u vastgebonden bent en kunt u steeds maar niet tot het belijdende geloven komen? En houdt de twijfel, de vrees en het ongeloof u in banden vast zodat u iedere zondag de wonderlijke aanbieding van het evangelie niet werkelijk kunt ontvangen? Is er iets wat u er van terughoudt, waardoor u niet durft geloven, niet kunt geloven? En wanneer u durft te geloven, dat u er dan niet toe kunt komen? Je zou het zo graag als Maria willen zeggen: ‘Ja Heere, Amen. Mij geschiede naar Uw Woord.’ Wat nu niemand van ons kan verwezenlijken, Degene Die Maria onder haar hart droeg, kon en kan dat. Jezus is een machtige, heilige Zaligmaker.
O, kom, kom tot Hem, breng de Dagon van uw trots, breng uw muren van Jericho, breng uw ongerechtigheden van uw boezemzonden, breng uw ongeloof maar mee. Rammel maar met de kettingen van uw ongeloof voor de oren van de almachtige en heilige Jezus. Laat Hem uw gebonden enkels maar zien, steek ze maar omhoog en zeg: Heere Jezus, U alleen bent de Heere, Die mij kan helpen. U alleen kunt met uw macht al mijn vijanden verstrooien. U alleen kunt de trots en de inbeelding van mijn hart vernederen. U alleen kunt mij bekeren. Lieve vrienden, Hij is hier vanmorgen echt in ons midden en roept zo persoonlijk in uw oor als dat u mijn stem hoort. Hij is echt beschikbaar. Zoals Paulus preekte, zo mag ik het u toeroepen: ‘En wij, als medearbeidende, bidden u ook, dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben. Want Hij zegt: In de aangename tijd heb ik U verhoord, en in de dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid’ (2 Kor. 6:1). Roep Hem aan terwijl u hier zit. Zeg het in Zijn oor, fluister of zucht het maar. Laat Hem niet met rust. Hij wordt er niet moe van om 24/7, iedere dag, uw stem te horen. Hij is een machtige Verlosser.
-
- En dan als laatste een woord tot bemoediging van iedereen.
Aan de voet van de berg van de verheerlijking, daar stonden de discipelen van Jezus met die vader en zijn zoon die van de duivel bezeten was. En zij konden hem niet helpen. Zo kan ook niemand u helpen, geen dominee, geen kind van God. Niemand kan u helpen. Maar dan deze woorden van Jezus, dat waren woorden van een algemene uitnodiging. ‘Breng hem tot Mij.’ Dat zijn woorden die ik in mijn Bijbel moet onderstrepen. Die moet ik in mijn gedachten onderstrepen. ‘Breng hem tot Mij.’ Worstel niet met uzelf. Werk niet aan uzelf. Probeer niet om beter te worden, of nederiger, of behoeftiger, of heiliger. De rijken zal Hij immers ledig wegzenden maar de hongerigen, die dus met niets komen dan slechts hun honger, die zal Hij met Zijn goederen vervullen. Kom daarom tot de Zaligmaker. Hij heeft het Zelf gezegd: Breng hem of haar of u/jezelf tot Mij. Dat alles wordt zo bevestigd in het slot van Maria’s lied. Ze zingt samen met Elisabet en Zacharias over de trouwe Verlosser.
Lees persoonlijk de lofzangen in Lukas 1 nog eens aandachtig na deze week. Alle drie wijzen ze op de trouwe Verlosser, Die Israël helpt. Hij was gedachtig aan Zijn beloften aan de vaderen, Abraham en zijn zaad in eeuwigheid. Gemeente, dit is de uitnemende eigenschap van Gods trouw die schittert in de glans van Zijn betrouwbaarheid. God is een God die Zijn Woord nooit verbreekt hoewel zelfs Zijn liefste kinderen dat wel doen. Ook Zijn verbondsvolk Israel. Ziet u de tegenstelling in hún doen en Gods doen? ‘Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen.’ Er is geen natie in deze wereld, en toch zeker niet in de Bijbelse geschiedenis, die zo ontrouw was ten opzichte van God. Zelfs al op de huwelijksreis pleegden zij al overspel. Op de huwelijksreis? Ja. Aan de voet van de berg Sinaï dansten zij rond het gouden kalf. Dat is als het plegen van overspel tijdens je huwelijksreis. Dat deden zij. En steeds opnieuw herhaalden zij deze zondige daden in de afgodendienst. Hun harten gingen op in het materialisme: boerderijen bouwen, big business en voordelig handel drijven en rijk worden. Ze keken naar de wereld en gingen doen zoals de wereld deed. Keer op keer verlieten zij God om met andere naties verdragen te sluiten. En God maar vergeten, of nog erger, zij verwierpen Hem als hun wettige Koning. Zij mengden zich in het plezier van de wereld; zij gaven hun zonen en dochters aan de heidenen rondom. Israël leefde steeds uit wat hun vader Adam hen voorgeleefd had.
En dat is ook wat wij in navolging van hem doen: het breken van verbondsbeloften en eden. Hoe velen van u horen in diezelfde categorie thuis? Ik wél. Ik heb met mijn geloofsbelijdenis beloften aan God gedaan toen ik 19 jaar was. Hoe vaak heb ik die beloften gebroken? Hoe is het met u, die voor God gestaan hebt toen u belijdenis deed? Ik heb een belofte gedaan toen ik met mijn vrouw trouwde. Ik heb beloften afgelegd toen ik beloofde Zijn kinderen op te voeden in de lering en vermaning van de Heere. Hoe vaak hebben wij de eden en beloften verbroken? Ontrouw! Maar God is getrouw. ‘God heeft Zijn knecht Israël opgenomen opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid. (Gelijk Hij gesproken heeft … tot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid.’ Dat heeft Hij niet verbroken. Steeds opnieuw zond God Zijn hulp. Hij redde, herstelde en verlevendigde. De Bijbel looft en prijst Gods trouw. Eén van de eigenschappen van God die wij niet genoeg kunnen prijzen. Psalm 36 vers 6: ‘O, HEERE, Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe.’ Psalm 89 vers 9: ‘O, HEERE, God der heirscharen, wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE? En Uw getrouwheid is rondom U.’ Jesaja 11 vers 5: ‘Want gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn, ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn.’ En wanneer Jeremia in zijn troosteloosheid terneer zit, Klaagliederen 3 vers 22: ‘Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot.’
Dat is onze hoop voor vandaag. Dat is de hoop voor de toekomst. Dit is het thema wat wij allen moeten verheerlijken, terwijl wij zien dat de wereld afvallig is. In onze wereld wordt het steeds donkerder. We leven niet alleen in landen die God verlaten maar we leven ook in een land dat meer en meer door God verlaten is. Toch is God getrouw aan Zijn verbond. Het overblijfsel van een volk die Zijn Naam vrezen, die in nederigheid en Godsvrucht voor de Heere en de mens zoeken te leven, die blijven de oogappel van onze machtige en heilige en barmhartige God. Zijn genadig verbond is onze enige hoop, voor ons en onze kinderen. Lees veel in de rijke verbondsgeschiedenis van het volk Israël. Wanneer alles verloren schijnt te zijn, met de Egyptenaren achter ons, bergen links en rechts en een zee vóór ons, dan is het Gods tijd om te laten zien dat Hij trouw is, barmhartig, heilig en almachtig. Dat is onze hoop. Het maakt niet uit hoe donker het is, welke moeilijkheden er nog komen. Wees bemoedigd allen die op de Heere wachten in verwachting van Zijn Woord. Hij zal wederkomen en niet achterblijven. Laat uw hart zich verheugen in Zijn beloften en eigenschappen zoals Maria dat deed. De dagen van onze verlossing zijn thans dichterbij dan ooit. En wanneer u zo, als Simeon en Anna aan Zijn deur wacht, uitziende naar Zijn verlossing, weet dan dat God trouw is. Hij zál terugkomen en het werk dat Hij heeft begonnen, zal Hij voltooien.
Amen.
Slotpsalm: Psalm 34:1 en 4
Ik loof den HEER, mijn God;
Mijn zang klimm' op naar 't hemelhof;
Mijn mond zing' eeuwig tot Zijn lof,
Om mijn gelukkig lot.
Mijn ziel, loof d' Opperheer;
't Zachtmoedig volk zal 't straks verstaan,
Door vreugd met u zijn aangedaan,
En juichen tot Zijn eer.
Des HEEREN engel schaart
Een onverwinb're hemelwacht,
Rondom hem, die Gods wil betracht;
Dus is hij wèl bewaard.
Komt, smaakt nu en beschouwt
De goedheid van d' Alzegenaar.
Welzalig hij, die, in gevaar,
Alleen op Hem betrouwt.