Ds. C.G. Vreugdenhil - Efeze 1 : 7b-10

De stroom van geestelijke zegeningen

Efeze 1
1. De overvloed van Gods genade
2. Gods grote geheim
3. De komende heerlijkheid
Deze voorbereidingspreek omvat ook het onderwijzend gedeelte van het formulier voor het houden van het Heilig Avondmaal 

Efeze 1 : 7b-10

7b. De vergeving der misdaden, naar de rijkdom van Zijn genade, 8. met welke Hij overvloedig is geweest over ons in alle wijsheid en voorzichtigheid; 9. ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf. 10. Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide dat in de hemel is, en dat op de aarde is.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 25: 1, 2
Zingen : Psalm 32 : 3
Lezen : Kolossenzen 1: 9-23
Zingen : Psalm 22: 13, 15, 16
Zingen : Psalm 40 : 5, 8
Zingen : Psalm 98: 4

Gemeente, in deze voorbereidingsdienst willen we luisteren naar hoofdstuk 1 van de brief aan Éfeze, en wel de verzen 7b tot en met 10:

 

7. De vergeving der misdaden, naar de rijkdom van Zijn genade,

8. met welke Hij overvloedig is geweest over ons in alle wijsheid en voorzichtigheid;

9. ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf.

10. Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide dat in de hemel is, en dat op de aarde is.

 

Het thema van de preek is: De stroom van geestelijke zegeningen.

 

We verdelen dit thema in 3 punten:

 

  1. De overvloed van Gods genade (vers 8)
  2. Gods grote geheim (vers 9)
  3. De komende heerlijkheid (vers 10)

 

  1. De overvloed van Gods genade

Gemeente, jongens en meisjes, misschien ben je wel eens op vakantie geweest in de bergen. Of heb je wel eens zo’n prachtige foto van de Alpen gezien. Nu, met dit bijbelgedeelte bevinden we ons in het Zwitserland van het Nieuwe Testament. Dit hoofdstuk is net een schitterend berglandschap met besneeuwde toppen waar de zon op schijnt en liefelijke bergweiden. In Efeze 1 zie je de diepe bron van de heldere bergrivier die stroomt door de Alpen. Vandaag wandelen we langs de bergrivier, langs de stroom van geestelijke zegeningen.

 

Het eerste trefwoord in onze tekst is: overvloed. De overvloed van Gods genade. De Heere is overvloedig in het bewijzen van Zijn genade. Dan is gelijk al duidelijk dat je voor God niet bang hoeft te zijn. Want Hij bewijst genade en Hij is liefde.

Ja, als je niets om Hem geeft en je gaat maar door met zondigen, dan moet je wel bang zijn, want de zonde wordt gestraft. Maar luister dan nu even mee.

 

Over de genade-rijkdom, die stroom van geestelijke zegeningen heeft Paulus al rijk gesproken in het begin van Efeze 1. Eerst in vers 4 over Gods eeuwige liefde, want de gemeente is uitverkoren in Hem, voor de grondlegging van de wereld. Dit gaat over de verkiezing tot het dienen van God, om onberispelijk te zijn voor God in de liefde. In vers 5 gaat het over de aanneming tot kinderen, door Jezus Christus. En in vers 7a over de verlossing door Zijn bloed, door het kruis, door Zijn dood aan het vloekhout.

In onze tekst gaat hij verder met het opsommen van al die geestelijke zegeningen. Drie trefwoorden: overvloed, Gods diepe geheim en de heerlijkheid waar alles uiteindelijk op uitloopt: ons leven, de wereldgeschiedenis en ook het Heilige Avondmaal. De Kerk heeft de opdracht het Avondmaal te vieren: ‘Doe dat, totdat Hij komt.’ Dat is als de tijd overgaat in de eeuwigheid en de Heere Jezus komt op de wolken. Tot de heerlijkheid van de gemeente, maar dat perspectief is nog te smal, het loopt uit op de heerlijkheid van heel de nieuwe schepping.

 

De apostel zegt: ‘De Heere is overvloedig geweest met de rijkdom van Zijn genade.’ Deze woorden moet je even tot je door laten dringen! Overvloedig met de rijkdom van Zijn genade. We hebben een God die zó mild is in het uitdelen, zó rijk in genade! We hebben een Zaligmaker die Zijn genadegaven niet zomaar een beetje naar ons toe druppelt, maar Hij schenkt ze in overvloed, als een bruisende bergrivier, een stroom van geestelijke zegeningen. Denk aan het lied: ‘Er komen stromen van zegen, dat heeft de Heere ons beloofd.’ Wanneer? Toen u gedoopt werd al. Als u in herinnering brengt welke beloften er toen gegeven zijn: het kan niet rijker! Door het geloof worden ze ons eigendom.

Het is alles even rijk waar de apostel over spreekt. Wij spreken over Gods genade. Maar de Heere spreekt over de rijkdom van Zijn genade. Wij hopen op Gods gave, maar Hij schenkt ons de onuitsprekelijke gave. Wij verlangen naar Zijn vrede, maar Hij geeft een vrede, die alle verstand te boven gaat. Ziet u hoe rijk God is?

Alles wat van deze rijke God tot ons komt is groot. Ook de liefdesmaaltijd van de Heere Jezus. We hebben geen karige Zaligmaker. De Heere zet Zijn kinderen midden in de overvloed. Hij is zo mild en zo rijk! Het gaat om stromen van geestelijke zegeningen. De volheid van het heil. Laten we altijd maar groot over de Heere God denken.

 

In de verzen hiervoor zien we hoe rijk het is om de verlossing te hebben, in Zijn bloed. Het ligt alles in Christus. Het gaat erom dat we van daaruit mogen leven door het geloof. Het geloof dat de Heere Jezus omhelst, Hem eigen maakt en niets meer buiten Hem zoekt. Het geloof dat de vergeving van de zonden ontvangt. De apostel noemt dat in vers 7b: De vergeving der misdaden, naar de rijkdom van Zijn genade. Als God uw misdaden vergeeft, is dat mild en overvloedig.

 

Jongens en meisjes, hebben jullie wel eens om vergeving gevraagd aan papa of mama? Want jullie doen allemaal wel eens iets wat niet goed is. Soms ook expres. Dat voel je ook in je hart. Dan worden papa en mama boos. Niet omdat ze niet van je houden, maar je moet goed weten dat er dingen zijn die niet mogen. Wie niet horen wil, moet voelen. Moet je horen, tegenover God zijn wij soms, nee, vaak ongehoorzaam. Als we de Heere beledigen, dan is Hij boos. Dan vraag je ook om vergeving. Tenminste, het zou wel dom zijn om dat niet te doen. Dan kun je helemaal niet gelukkig zijn. Vergeving vragen: Heere, kan het weer goed komen alstublieft? Dan pas kun je weer gelukkig zijn, als je vergeving krijgt, als je vrede krijgt met God en met de mensen om je heen, thuis, op school, in de kerk en overal.

 

De gunst van God in je hart is zo belangrijk. Dat hoort echt bij het liefhebben van de Heere. Die gunst geeft de Heere Jezus ook aan Zijn tafel, Zijn liefdesmaaltijd. Als je daaraan deel mag nemen en je ontvangt het brood en de wijn, dan wil de Heere daarbij Zijn vrede in je hart geven.

Want de zonde maakt altijd scheiding tussen God en ons. De zonde maakt iedere keer weer de verhouding kapot. Zo is Adam van God gescheiden en zo werd hij bang voor God.

De zonde is zó erg dat Paulus hier spreekt over misdaden. Vinden jullie dat ook niet nog erger klinken dan zonden? Misdaden. Misdadigers horen in de gevangenis. Misdadigers horen een zware straf te krijgen. Dus het zijn niet zomaar vergeeflijke foutjes die we maken en daarnaast hebben we ook veel goede eigenschappen… Nee, onze misdaden stellen ons schuldig voor God en die maken ons strafwaardig. Dat betekent dat je straf hebt verdiend. Nu kunnen we die schuld nooit zelf betalen of aflossen. Want – dat zul je zelf moeten toegeven – iedere dag komen daar weer nieuwe zonden bij.

Je wilt verlost worden van de zonden. Of jij niet? Je ontdekt dat je zonde gedaan hebt tegen een ‘goeddoend’ God. Dat is een term, waar veel in zit. Het betekent: de Heere is goed, Hij wil vergeven, Hij schenkt genade, onvoorwaardelijk. En tegen die God hebben wij gezondigd. Maar dan komt de Heere toch met Zijn zegeningen en Hij openbaart Zijn liefde in de Heere Jezus. Door de liefde van God in je hart word je dan diep bedroefd over je zonden. Vooral als je ziet wat het de Heere Jezus heeft gekost aan het kruis… Maar ook wat het God de Vader heeft gekost, want Hij gaf Zijn Zoon over tot in de dood aan het kruis.

 

Wat heeft het Hem gekost om onze misdaden weg te nemen, om vergeving te schenken! Dan zullen we ons echt verootmoedigen en een mishagen aan onszelf hebben. Dat wordt straks, als we het formulier lezen, het eerste onderdeel van de zelfbeproeving. Je wilt dat het weer goed komt tussen God en jou. Je rust niet voordat je verzekerd bent van de vergevende liefde van de Vader. Je hebt Hem beledigd. Je belijdt van harte je misdaden. Het kan een heel proces zijn, maar het moet wel gebeuren: Heere, tegen U, U alleen heb ik gezondigd, zei David in Psalm 51. En in Psalm 6 staat: Vergeef mij al mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden.

Je moet je overgeven aan Hem, maar dat is moeilijk als er iets tussen ligt. Onbeleden en onvergeven zonden drukken als een zware last op je. Wie probeert om zelf met God in het reine te komen, ervaart dat alles bij je handen afbreekt. Het lukt niet om die ladder naar God te beklimmen.

Maar juist daar komt er plaats in je leven voor het Evangelie van de Heere Jezus Christus, als Borg en als Zaligmaker. Hij betaalde met Zijn bloed. De heilige Wetgever en de rechtvaardige Rechter die ons moet straffen, heeft de straf, Zijn toorn, gelegd op Zijn geliefde Zoon. Uit liefde tot ons! De Heere Jezus kromp in elkaar van de pijn in Zijn lichaam en in Zijn ziel, toen Hij verlaten werd door God, Zijn Vader. Dat is wat geweest! Daar staan in het Avondmaalsformulier van die mooie volzinnen over. Hij was gehoorzaam, Hij gaf Zich over aan de wil van God.

Juist als we iets van Gods vergevende liefde mogen zien en ervaren, zien we hoeveel we Hem verschuldigd zijn. Daarom hebben we dagelijks vergeving nodig. Misschien bidden jullie thuis vaak het ‘Onze Vader’, dat is het volmaakte gebed, en dan komt het iedere keer weer terug: vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan degenen die ons schuldig zijn. Vergeving van je zonden, dat is het tweede onderdeel van de zelfbeproeving.

De troost van die vergeving ontvangen we in ons hart naar de mate van ons geloof. Als je geloof nog zwak is zal die troost minder zijn, dan wanneer je geloof sterk is. Daarom moeten we altijd groeien in de genade, in het geloof. Wast op, groei, in de genade, zegt Petrus in zijn brief.

 

Paulus voegt nog iets toe aan die overvloed van Gods genade. Want hij zegt in vers 8b: in alle wijsheid en voorzichtigheid. In alle wijsheid, dat slaat op praktisch inzicht in de betekenis van Gods heilsopenbaring. Inzicht in de werkelijke betekenis van de waarde van de geestelijke zegeningen die de Heere schenkt. Inzicht in de betekenis van het Evangelie. Inzicht in de verlossing door het bloed van Christus. Inzicht in de heilgeheimen van Gods koninkrijk. Dat wordt volgende week uitgetekend in de tekenen van het Avondmaal: gebroken brood en vergoten wijn.

In alle wijsheid en voorzichtigheid. Voorzichtigheid, dan moet u denken aan geestelijk onderscheidingsvermogen. Hoe we in de praktijk van ons leven moeten handelen. De overvloed van genade blijkt niet alleen in het inzicht in het Evangelie, maar ook in een heilige levenswandel in overeenstemming met het Evangelie. Die voorzichtigheid heeft alles te maken met de opdracht die voortvloeit uit de boodschap van het Evangelie: namelijk de heiliging van ons leven. Dat u voor de Heere wilt leven. Dat is het derde onderwerp van de zelfbeproeving.

 

Die voorzichtigheid heeft dus alles te maken met de heiliging. Dat we vanuit de kennis van de Heere Jezus alles willen doen tot eer van Zijn Naam. Dat is het gevolg van het deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Als je aan gaat, geeft dat verplichtingen, uit liefde; niet zwaar of wettisch, maar u wilt dan ook voor de Heere leven.

Het woord ‘voorzichtigheid’ geeft aan dat we het goede moeten kiezen en het kwade moeten mijden. Het gaat helemaal over onze verantwoordelijkheid. Over wat wij doen met het Evangelie en met het Avondmaal. Niet zomaar wat doen en dan later tot de conclusie komen dat je het verkeerd gedaan hebt – dat is de omgekeerde volgorde. Voorzichtig leven. Niet twijfelen aan de goedheid van God.

Je kunt soms wel twijfelen over de goedheid van jezelf: zou dit wel goed zijn? Zou ik de Heere daar geen verdriet mee doen? Wat wilt U Heere? Wat vindt U ervan? Dat is voorzichtig wandelen.

 

Maar er is méér. Gods wijsheid komt tot Zijn doel in de verheerlijking van Zijn Gemeente. God werkt aan op de voleinding (vers 10). De verheerlijking, de voleinding, de terugkomst van Christus, totdat alles volmaakt wordt. ‘Doe dat totdat Hij komt.’ Dan wordt alles volmaakt.

Dat diepe geheim heeft God, zegt Paulus, aan ons bekend gemaakt. Het gaat nu over hoe wij deel krijgen aan die verlossing. Niet dankzij ons eigen inzicht, maar door de openbaring van God; als Hij ons inzicht geeft in de betekenis van het Evangelie. God openbaart Zijn heilsplein: dat is Gods grote geheim.

 

We zingen hierover uit Psalm 40 vers 5 en 8:

 

Uw heilleer wordt door mij alom verbreid;

'k Bedwing mijn tong en lippen niet;

Gij weet het, HEER, die alles ziet.

Mijn hart verbergt nooit Uw gerechtigheid;

Uw waarheid doe ik horen;

Uw heil, den mens beschoren,

Vloeit daaglijks uit mijn mond;

Uw gunst, Uw trouw, Uw woord

En Godsgeheimen, hoort

Uw talrijk volk in 't rond.

 

Verheug het volk, verblijd hen allen, HEER,

Die naar U zoeken t' elken stond';

Leg steeds Uw vrienden in den mond:

"Den groten God zij eeuwig lof en eer."

Schoon 'k arm ben en ellendig,

Denkt God aan mij bestendig;

Gij zijt mijn hulp, mijn kracht,

Mijn redder, o mijn God,

Bestierder van mijn lot,

Vertoef niet, hoor mijn klacht.

 

Gemeente, we hebben gelet op de overvloed van Gods genade. Nu gaan we naar het tweede punt:

 

  1. Gods grote geheim

We lezen dat in vers 9: Ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf. We gaan van het woordje overvloed naar het tweede kernwoord: geheim.

Jongens en meisjes, het gebeurt vast wel eens dat papa of mama tegen je zegt: er is iets dat ik met jou wil delen. Ik heb een geheim en dat wil ik jou vertellen. Dan ben je natuurlijk heel stil, je wil geen woord missen en je luistert goed. Dat is toch heel bijzonder? Aan jou wordt een geheim toevertrouwd. Een geheim vertel je niet aan iedereen, dan is het geen geheim meer. Je maakt niet iedereen deelgenoot van je plannen.

God maakt ons, in en door de Bijbel, deelgenoot van Zijn plannen. Hoe geweldig rijk en groot is het dat God ons daar inzicht in wil geven, in Zijn geheimen. Er staat: de verborgenheid van Zijn wil. Ja, het is best moeilijke taal. In het Grieks staat er het woordje: mysterion. Dat kunnen we wel begrijpen: dat betekent geheim, verborgenheid. Dat is het raadsplan van God tot behoud van zondaars. Het verborgen heilsplan van God dat Hij niet alleen gekomen is voor de Joden, voor Israël, maar dat Hij ook gekomen is om de Gemeente van het Nieuwe Testament, uit heel de wereld te vergaderen.

Gods heilsplan tot behoud van zondaars. Daar gaat het over. De vloek van de zondeval die door het bloed van de Heere Jezus, die aan het vloekhout van het kruis is gestorven, wordt weggenomen. Niet alleen Zijn gemeente, de gelovigen, Zijn kinderen, maar de hele kosmos wordt verlost. Zó ver gaat de reikwijdte van de verzoening. Hoe heerlijk dat God dat geheim aan ons in de Bijbel bekend maakt.

 

We komen dat woordje ‘verborgenheid, mysterie’ wel zeven keer tegen in de Efeze-brief. Het is een samenvatting van heel Gods heil in Christus. Het aannemen van de heidenen is een verborgenheid. Maar ook de relatie tussen Christus en Zijn gemeente wordt een verborgenheid genoemd, de verhouding tussen de Bruidegom en de bruid. Het doel van de gemeente, de verlossing, de schepping, vertrouwt God ons toe in het Evangelie. Wat komt de Heere ons nabij, dichtbij in dat diepe geheim. Dat mysterie opent Hij voor ons. Dat geheim vertelt Hij ons. We mogen delen in dat grote geheim.

De verborgenheid van Gods wil is de diepste grond van alles wat God doet in deze wereld. Van heel Gods heilsplan. Onze aanbiddelijke God is niet afhankelijk van wie dan ook. Van iets of iemand buiten Zichzelf. Nee, in dat grote heilsplan van God met betrekking tot de verheerlijking van Zijn gemeente en van heel de schepping, wordt Zijn eigen Naam verheerlijkt. Zijn vrijmachtige, soevereine wil wordt uitgevoerd. En Hij maakt ons deelgenoot van dat geheim.

Vindt u het geen troost als u hoort wat er allemaal nog komt, wat Hij beloofd heeft? Wat moet je nog meer? Vergeving van zonde, aangenomen tot een kind en dan de heerlijkheid die komt als Hij komt…

Die verborgenheid van Zijn wil, dat verborgen raadsplan, als je daar inzicht in krijgt, worden veel andere dingen in je leven betrekkelijk. Dan zie je dat dát het belangrijkste is.

 

Het heilsplan van God vindt zijn grond in Gods welbehagen. Paulus zegt in vers 9: naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf. God verlustigt Zich daarin. De genegenheden van Zijn Goddelijk Vaderhart gaan daar naar uit. In vers 5 zegt Paulus: naar het welbehagen van Zijn wil. En in vers 11: die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.

Gemeente, als de Heere ons ziet – en Hij ziet ons – in de strijd om gehoorzaam te zijn aan Hem, om heilig te leven voor Hem, om Hem niet te wantrouwen, om Hem te geloven op Zijn Woord, dan vindt God daar vreugde in. Dat is een Bijbels gegeven. Dan ziet Hij hoe Zijn welbehagen tot Zijn doel komt. Dan is God verheugd, verheugd in Zijn eigen werk, want Hij werkt door de Heilige Geest. God verlustigt Zich daarin.

 

Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil. Uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer, maar in steeds andere woorden herhaalt Paulus wat hij zo belangrijk vindt. In dat vrijmachtige, heerlijke reddingsplan van God voor de gemeente en voor heel de schepping, is niemand Zijn raadsman geweest. Alles kwam op uit Zijn liefdeshart.

Gemeente, wat een God! Niet voor te stellen. Daarom mogen we vrijuit spreken over Zijn grootheid, Zijn wijsheid, Zijn liefde, Zijn genade en Zijn geheimen die Hij ons openbaart.

Wij kleine mensjes worden voortdurend beïnvloed door de wereld om ons heen. Onophoudelijk staan we bloot aan allerlei bezielende en storende invloeden in ons leven, de tijdsomstandigheden, sympathie of antipathie van onze omgeving.

Dan kunnen wij wel plannen maken, maar de uitvoering houdt altijd verband met de omstandigheden waarin we zijn. Zelfs de inhoud van onze plannen wordt mede bepaald door factoren die buiten onszelf liggen. Wel, dat is bij God niet zo! Hij is absoluut onafhankelijk. Hij bepaalt alles Zelf, naar de raad van Zijn wil. En God is goed, God is liefde. Hij wordt nergens of door niemand gedwongen. Zijn grote geheim komt helemaal op vanuit Zijn hart, uit Zijn eeuwige liefde, Zijn welbehagen.

Voor het  ontstaan van de wereld had God er al vreugde in, toen Hij Zijn bestemmingsplan maakte, om uit het gevallen menselijk geslacht een Gemeente te vormen die Hem zou dienen, die Hem zou verheerlijken en in Hem de zaligheid zou vinden. Als dan het grote geheim van God werkelijkheid wordt, als het raadsplan van God in de tijd gerealiseerd wordt, als God Zijn profeten stuurt en Zijn Zoon openbaart en geboren laat worden in Bethlehem en gekruisigd laat worden op Golgotha, dan mag u weten dat Hij daar vreugde in vindt. O God, want bent U groot! Als u er iets van ziet, klinkt dat in je hart.

 

Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf. Tot onze redding! Want de Heere wil dat alle mensen zalig worden. U ook! Allemaal! Heb je een Bijbel? Daar staat het in. Het is Gods Woord aan u en aan jou. Natuurlijk heb je op je smartphone ook wel een Bijbel staan, daar kun je zo in lezen, het is voor jou bestemd. Dus zeg nooit: ‘Ja, maar ik kon niet zalig worden, want de Heere had misschien wel een ander plan met mij…’ Nee, het welbehagen van Zijn wil is dat je de Bijbel leest; dat je je onderwerpt aan de Heere;  dat je Zijn liefde nodig hebt in je leven; dat je Hem Zijn werk laat doen in je hart en dat je strijdt tegen de zonde.

Dat grote geheim heeft God dus bekend gemaakt, staat in vers 9. Aan wie? Eerst aan Adam en Eva, in de moederbelofte, die God gaf toen ze gezondigd hadden en de verhouding kapot gemaakt. Maar ook aan Mozes, aan de profeten, aan de apostelen én aan ons. Iedere preek die gehouden wordt is een stukje bekend maken van het heil van God aan ons. De belofte van het Evangelie. U kent de inhoud van de belofte van het Evangelie, dat is dat iedereen die in de gekruisigde Christus gelooft niet verloren gaat maar het eeuwige leven krijgt.

 

Het Evangelie, wat doen we daarmee? Dat is een heel belangrijke vraag, die kun je niet langs je heen laten gaan, die moet je beantwoorden. Als je dat nu niet doet, dan sta je straks met een mond vol tanden als de Heere je bij Hem roept, als je hart stilstaat.

God deelt Zijn geheim, het geheim van Zijn verlossingsplan, met ons in het Evangelie. De Geest ontdekt wie we zijn, de Geest betrekt mensen bij dat plan. En ook bij de uitvoering van dat plan. Hier zitten de ambtsdragers, zendelingen, predikanten, het ambt van alle gelovigen, het evangelisatiewerk, het kinderwerk, vrijwilligers die nodig zijn: dat gebruikt God allemaal om Zijn wil – en dat is de uitbreiding van Zijn koninkrijk –  te bewerkstelligen.

Juist als je dat beleeft, wordt het wonder zo groot! Het wonder van de verlossing, het wonder van de vergeving en dat alles uitloopt op de vernieuwing van de hemel en de aarde. De gemeente van alle tijden en plaatsen mag het weten: God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende.

 

Gemeente, zo’n God kun je toch niet verloochenen? Jongelui, tegen zo’n God kun je toch geen ‘nee’ zeggen? Die jouw behoud op het oog heeft; en Die zegt: als je wijsheid ontbreekt, mag je dat aan Mij vragen, want Ik geef het. Heb je schuld? Bij Mij is vergeving. Valt de strijd tegen de zonde je te zwaar? In Mij is kracht. Want de kracht van het bloed van Christus breekt de macht van de zonde in ons leven. Er heeft een kruis op Golgotha gestaan en daar is de overwinning behaald, op de zonde, op de dood. Daar is vrede aangebracht door het bloed van het kruis.

 

Het derde punt is:

 

  1. De komende heerlijkheid

Al tweeduizend jaar wordt via de verkondiging het grote geheim van God – het Evangelie – bekend gemaakt. De verborgenheid van Zijn wil: het heerlijke verlossingsplan van God, dat en hoe God zondaren zalig maakt.  

Gemeente, mag u daar vanuit uw eigen ervaring van getuigen? Dat is heel belangrijk, ook in verband met het deelnemen aan de liefdesmaaltijd van de Heere Jezus. Want als dit je onverschillig laat, dan zegt het je allemaal niets. Het geloof is nodig. De Heere Jezus heeft Zijn Avondmaal immers voor de gelovigen ingesteld.

God laat Zijn Evangelie niet slechts vrijblijvend en in het algemeen verkondigen. Het komt tot u en tot jou heel persoonlijk. En daarom mag ik zeggen: God bedoelt u! Als Hij vrede verkondigt en vergeving van onze misdaden, dan bedoelt Hij jou. Het kan toch niet zo zijn dat je dat veracht? Dat het u onverschillig laat? U draagt het teken van Gods verbond. U bent gedoopt en als het ware getekend voor het leven. God vervult die beloften in de weg van bekering en geloof – het zijn gaven van God. God bedoelt u! Hij wil u deelgenoot maken van Zijn heil.

 

Wat bent u toch rijk gezegend als u weet dat u in Christus geborgen bent en dat u voor eeuwig God mag groot maken. Dan zijn we geroepen om in dit leven dat heerlijke verlossingsplan, dat geheim van God bekend te maken, in woorden en levenswandel. We mogen verkondigen de deugden van Degene die ons geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn heerlijk licht.

Volgende week laat de Heere Jezus de bruidsschat zien, die Hij betaalde voor Zijn bruid. Het gebroken brood en de vergoten wijn. Zijn vlees is waarlijk spijs en Zijn bloed is waarlijk drank. En Zijn liefdesbevel is: doe dat tot Mijn gedachtenis. Als u Hem liefhebt, kunt u Hem in Zijn liefdesopdracht niet ongehoorzaam zijn. Dat bestaat niet! Als je bij Hem hoort, kun je Hem niet verloochenen, dat wil je niet eens. Als Hij alles voor u geworden is, wilt u niets liever dan Zijn Naam belijden voor de mensen.

Dan zegt u: Ja, Heere Jezus, ik kom naar Uw tafel, want U hebt mij liefgehad tot het einde. U wil ik eren. U wil ik dienen. Uw dood wil ik verkondigen. In de veelheid van de onderdanen blijkt de heerlijkheid van de Koning. Bij U mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot. Ik zal tot de Koning gaan, want buiten Hem is geen leven. Heer’ ik kom tot U, zondig en onrein, vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Als u zo mag aanzitten aan Zijn tafel, mag u met het brood in de hand en in de mond zeggen: in Hem hebben wij vergeving van onze misdaden. En bij de beker mag u zeggen: ‘In Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed. We zijn begenadigd in de Geliefde. Looft de HEERE mijn ziel en vergeet geen van Zijn weldaden.’

Er is verlossing en vergeving, naar de rijkdom van Zijn genade. Hoort u? Er is zó veel genade bij God: overvloedig! Een bruisende rivier. Stromen van zegen. Voor? Misdadigers, hoeren, tollenaars, nette kerkmensen, wie u ook bent. Hij roept: bij Mij is verlossing, bij Mij is vergeving in Mijn bloed!

Zo komt de Heere Jezus in het sacrament en in de verkondiging tot ons. Hoor Zijn lokroep: Kom herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.

 

Amen.

 

Wij zingen als slotzang Psalm 98 vers 4.

 

Gemeente,

Ik lees nu het eerste gedeelte van het formulier om het Heilig Avondmaal te vieren. Dit eerste stuk gaat vooral over de zelfbeproeving.

 

Geliefden in den Heere Jezus Christus, hoort aan de woorden der inzetting van het Heilig Avondmaal van onzen Heere Jezus Christus, welke ons beschrijft de Heilige Apostel Paulus, 1 Kor. 11 :23-29.
 

‘Ik heb van den Heere ontvangen hetgeen ik u ook overgegeven heb, dat de Heere Jezus, in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: neemt, eet; dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks (nam) Hij ook den drinkbeker, na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het nieuwe Testament in mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken. zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker; want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.’

 

Opdat wij nu tot onzen troost des Heeren Avondmaal mogen houden is ons voor alle dingen nodig dat wij ons te voren recht beproeven; ten andere, dat wij het tot dat einde richten, waartoe het de Heere Christus verordineerd en ingesteld heeft, namelijk, tot zijn gedachtenis. De waarachtige beproeving van onszelf bestaat in deze drie stukken:
 

Ten eerste, bedenke een iegelijk bij zichzelf zijn zonden en vervloeking, opdat hij zichzelf mishage, en zich voor God verootmoedige; aangezien de toorn Gods tegen de zonde zo groot is, dat Hij die (eer dat Hij die ongestraft liet blijven) aan zijn lieven Zoon Jezus Christus, met den bitteren en smadelijken dood des kruises gestraft heeft.
 

Ten andere, onderzoeke een iegelijk zijn hart, of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn; en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigen toegerekend en geschonken is, ja, zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon, voor al zijn zonden betaald, en alle gerechtigheid volbracht had.
 

Ten derde, onderzoeke een iegelijk zijn consciëntie, of hij ook gezind is, voortaan met zijn ganse leven, waarachtige dankbaarheid jegens God den Heere te bewijzen, en voor het aangezicht Gods oprechtelijk te wandelen, insgelijks of hij zonder enige geveinsdheid alle vijandschap, haat en nijd van harte afleggende, een ernstig voornemen heeft, om van nu voortaan in waarachtige liefde en enigheid met zijn naasten te leven.

 

Allen dan, die alzo gezind zijn, wil God gewisselijk in genade aannemen, en voor waardige medegenoten van de tafels zijns Zoons Jezus Christus houden. Daarentegen die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel. Waarom wij ook, naar het bevel van Christus en van den Apostel Paulus, allen, die zich met deze navolgende ergerlijke zonden besmet weten, vermanen van de tafel des Heeren zich te onthouden; en hun verkondigen, dat zij geen deel in het Rijk van Christus hebben; als daar zijn:

alle afgodendienaars;

allen, die verstorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen;

allen, die den beelden eer aandoen;

alle tovenaars en waarzeggers, die vee of mensen, mitsgaders andere dingen zegenen, en die aan zulke zegening geloof hechten;

alle verachters van God, en zijn Woord, en van de Heilige Sacramenten;

alle Godslasteraars;

allen die tweedracht, secten en muiterij in de kerken en wereldlijke regeringen begeren aan te richten;

alle meinedigen;

allen, die hun ouderen en Overheden ongehoorzaam zijn;

alle doodslagers, kijvers en die in haat en nijd tegen hun naaste leven;

alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, woekeraars, rovers, spelers, gierigaards, en al degenen, die een ergerlijk leven leiden.

Deze allen, zolang zij in zulke zonden blijven, zullen zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijn gelovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en hun verdoemenis niet des te zwaarder worde.

 

Maar dit wordt ons, zeer geliefde broeders en zusters in den Heere, niet voorgehouden, om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het Heilig Avondmaal des Heeren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal, om daarmede te betuigen, dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten ons zelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede, dat wij midden in den dood liggen. Daarom, al is het, dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, als namelijk: dat wij geen volkomen geloof hebben, dat wij ons ook met zulken ijver om God te dienen niet begeven, als wij schuldig zijn; maar dagelijks met de zwakheid van ons geloof, en de boze lusten van ons vlees te strijden hebben; nochtans, desniettegen-staande, overmits ons (door de genade des Heiligen Geestes) zulke gebreken van harte leed zijn, en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden, en naar alle geboden Gods te leven; zo zullen wij gewis en zeker zijn, dat geen zonde, noch zwakheid die nog (tegen onzen wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen, en alzo dezer hemelse spijze en drank waardig en deelachtig maken.

 

Tot zover het eerste deel van het formulier.

We gaan samen danken.

 

We zingen tot slot Psalm 98 : 4, want het loopt alles uit op de heerlijkheid die komt:

 

Laat al de stromen vrolijk zingen,

De handen klappen naar omhoog;

't Gebergte vol van vreugde springen

En hupp'len voor des HEEREN oog:

Hij komt, Hij komt, om d' aard' te richten,

De wereld in gerechtigheid;

Al 't volk, daar 't wreed geweld moet zwichten,

Wordt in rechtmatigheid geleid.