Ds. R.A.M. Visser - Zacharia 4 : 10
De dag van de kleine dingen
Zacharia 4 : 10
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 34: 11 | |
Zingen : | Psalm 119: 82 | |
Lezen : | Zacharía 4 | |
Zingen : | Psalm 67: 1, 2 en 3 | |
Zingen : | Psalm 25: 4 | |
Zingen : | Psalm 69: 13 en 14 |
Gemeente,
De tekstwoorden voor de preek vinden we in het voorgelezen Bijbelgedeelte, Zacharía 4. We letten op vers 10:
Want wie veracht den dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbábel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.
Ik noem u als thema hierbij: de dag van de kleine dingen.
We letten erop aan de hand van de volgende twee aandachtspunten:
1. een onderwijzende vraag - het eerste deel van de tekst;
2. een vertroostend antwoord - het tweede deel van de tekst.
1. Een onderwijzende vraag
We letten we op de dag van de kleine dingen. Daar heeft de tekst het immers over in de vorm van een vraag. Aan deze vraag kun je merken dat het niet goed is om zo’n dag van kleine dingen te verachten. Maar wat zou daarmee worden bedoeld? Zou dat letterlijk worden bedoeld of is het anders? Laten we er samen over nadenken.
De tekst is genomen uit de profetie van Zacharía. Zacharía is één van de profeten van het Oude Testament. Hij doet zijn werk als profeet in de tijd dat het volk van Juda is teruggekeerd uit de ballingschap in Babel. In het jaar 539 voor Christus geeft koning Kores het volk van Juda immers toestemming om weer terug te gaan naar Israël en naar Jeruzalem. Ook geeft hij toestemming om de tempel te herbouwen.
Nu weten we dat er in die tijd veel Joden waren voor wie dat allemaal niet zo belangrijk was. Deze Joden voelden zich goed thuis in de cultuur in Babel en de welvaart van Babel. Jeruzalem en de tempel en de dienst van de Heere waren voor hen eigenlijk niet zo belangrijk. Daarom blijven ze in Babel, wanneer Kores aan iedereen toestemming geeft om terug te gaan.
Dat het echter ook anders kan, blijkt in het gezin van de Joodse opa Iddo. Opa Iddo zelf leeft nog, ook al is hij nu wel oud geworden. Want jongens en meisjes, opa Iddo was er ook al bij toen het volk vijfenzeventig jaar geleden in ballingschap werd weggevoerd. Toen was hij nog klein. Maar ook hij moest mee in de lange rij van mensen, lopend naar Babel. Iddo begreep toen heel veel nog niet. Maar toch was hij erg verdrietig! Want hij besefte heel goed: nu kan ik niet meer naar de tempel, waar ik priester zou mogen worden. De offers worden niet meer gebracht. En nu kan ik de Heere niet meer dienen zoals de Heere dat wel graag wil. En terwijl Iddo ouder werd, bleef hij eraan denken hoe het vroeger allemaal was in Jeruzalem. En hoe hij daar zijn werk zou hebben gehad in de tempeldienst.
Iddo kreeg later in Babel een zoontje, Beréchja. Hij vertelde het ook aan Beréchja: Beréchja, het belangrijkste in je leven is God, en de tempel in Jeruzalem en de offers die daar eigenlijk gebracht moeten worden. Zo alleen kan het weer goedkomen met de Heere in de hemel. En denk eraan: wij als priesterfamilie horen daarin eigenlijk ons werk te hebben.
Ondertussen werd Iddo ouder. Zijn zoon Beréchja trouwde. Die kreeg ook weer een zoontje, dat de naam Zacharía kreeg. En zoals Iddo dat deed met zijn zoon Beréchja, zo deed Beréchja dat ook met zijn zoon Zacharía. Ook Zacharía hoorde van zijn vader dat de tempeldienst en de offers eigenlijk het belangrijkste zijn. Dat hij eigenlijk priester zou moeten worden, maar dat het allemaal zo anders is gegaan. Ze zaten in Babel en hoe zouden ze ooit naar Jeruzalem terug kunnen gaan?
Je kunt wel begrijpen dat deze mensen ontzettend blij zijn, wanneer koning Kores in het jaar 539 toestemming geeft om terug te gaan naar Jeruzalem en de tempel te herbouwen. Opgetogen en vol van verwachting gaan er gelukkig heel veel mensen terug naar Israël en Jeruzalem. Jongens en meisjes, wat hebben ze hier lang naar uitgezien! Nu mogen ze eindelijk de tempel opnieuw op gaan bouwen. Dan kunnen ze de offers weer brengen. Ze kunnen dan weer naar de kerk!
Na een lange reis komen de mensen aan in Jeruzalem. Maar oei, wat een schrik is dat, want de muren van de stad zijn stuk! De poort is half verbrand en staat gewoon open. Er zijn bijna geen goede huizen. En van de tempel is eigenlijk niets meer over. Daarom beginnen de mensen meteen met het werk, ook aan de tempel. Er wordt puin geruimd. Het terrein waar de tempel opnieuw gebouwd moet worden, wordt helemaal klaargemaakt. Het fundament van de nieuwe tempel wordt ook gelegd. De mensen beginnen vol vuur en ze zijn in het begin heel erg ijverig.
Maar dat verandert op een bepaald moment. Het vuur en de ijver verflauwen. De mensen zijn niet meer zo enthousiast, want er komt tegenstand van verschillende kanten. De mensen die er nog woonden toen ze terugkwamen, de Samaritanen, zijn er allemaal niet zo blij mee. Er zijn ook verschillende persoonlijke moeilijkheden. We kunnen dat lezen bij Ezra en Haggaï. Het komt zelfs zo ver, dat het werk aan het huis van God op zeker moment wordt stilgelegd! De teruggekeerden vinden het belangrijker om eerst hun eigen huizen te bouwen. Daarom stoppen ze met de tempelbouw. Dat duurt dan jaren! Totdat de Heere twee profeten stuurt die het volk gaan aansporen om de herbouw van de tempel af te maken. De ene profeet is Haggaï. En de andere, dat raadt u al, is Zacharía, die dan zijn werk doet in de jaren rond 520 voor Christus. De Heere spreekt tegen Haggaï en Zacharía. En zij vertellen de boodschap van de Heere aan de mensen.
Zacharía ontvangt ‘s nachts openbaringen van de Heere via zogenaamde nachtgezichten. Je zou deze nachtgezichten misschien kunnen vergelijken met visioenen, dromen. De Heere vertelt Zacharía via deze nachtgezichten hoe Hij zorgen zal voor Zijn Kerk. De heidenen zullen worden geoordeeld, Zijn volk zal worden gered. Hij zal de stad herstellen én ook de tempel. Over het herstel van de tempel gaat het in dit vijfde nachtgezicht van hoofdstuk 4.
In dit nachtgezicht ziet Zacharía een kandelaar. Deze grote kandelaar bestaat uit één oliehouder met zeven lampen daaromheen. Deze zeven lampen hebben ieder toevoerbuizen voor zeven pitten. In totaal zijn er dan dus negenenveertig vlammen. De olie voor de lamp komt van olijfbomen die ernaast staan. Pijpen voeren de olie direct van de olijfbomen naar de lamp. Normaal gesproken waren er in de tempel altijd priesters nodig om de kandelaars te verzorgen. Deze kandelaar heeft echter geen menselijke verzorging nodig. En de Heere laat daarmee aan Zacharía zien dat het werk aan de tempel ten diepste Gods werk is! Je leest het in vers 7: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de HEERE der heirscharen. De HEERE zal ook Zelf toezien op de voltooiing van de tempelbouw. Zo lees je het in vers 9: De handen van Zerubbábel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden; opdat gij weet dat de HEERE der heirscharen Mij tot ulieden gezonden heeft.
Gemeente, merken we het? De HEERE vertelt aan Zacharía dat Hij er Zelf voor zorgen zal. Daarvoor zal Hij gebruikmaken van mensen, hier onder meer van de politieke leider Zerubbábel. Zerubbábel heeft de fundamenten van de tempel gelegd. En die zal het nu ook verder afmaken.
De Heere weet wel dat er mensen omheen zullen staan voor wie het allemaal niet snel genoeg zal gaan. Er zullen ouderen bij zijn voor wie de herbouw teleurstellend is. Want deze mensen wisten nog hoe het vroeger was, dat deze nieuwe tempel de oude op geen stukken na in pracht zal gaan evenaren. Maar dan vertroost de HEERE Zacharía in ons tekstvers: Want wie veracht den dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbábel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.
De dag van de kleine dingen is dus wat je zou kunnen noemen de beginfase van de herbouw van de tempel, waarbij alles nog klein is. Je zou er de nodige gedachten bij kunnen hebben. Maar let dan op, zegt de Heere. Wie veracht de dag van de kleine dingen? In de toekomst zul je verwonderd staan en blij zijn! Want uit dit kleine zal iets groots voortkomen!
Ik denk dat we allemaal wel aanvoelen welke geestelijke betekenis we zien in deze dag van de kleine dingen. Jongens en meisjes, de tempel is in het Oude Testament de plaats waar de Heere wilde wonen. Daar sprak Hij tot mensen, daar deelde Hij genade uit, daar speelde zich het leven met de Heere af. We zien er het beeld in van de geestelijke tempel in harten van jongens en meisjes, jongeren en ouderen, waarin die genade ontvangen wordt. Dan komt er net als toen, ook vandaag een leven met de Heere.
Bij de herbouw van de gewone tempel is er een dag van kleine dingen die we niet mogen verachten. Dat is in veel diepere zin ook hier zo!
De dag van de kleine dingen dus. Het prille begin van het geestelijke leven, zou je kunnen zeggen. Het begin van het komen tot Jezus Christus. Ofwel het uitgaan van onze geest tot Hem vanuit de volstrekte behoefte om door Hem behouden en bewaard te worden.
Jongeren, wanneer ik aan jullie vraag waarmee het geestelijk leven begint, dan weten jullie allemaal het antwoord. Dat is namelijk in de wedergeboorte, wanneer de Heilige Geest in je hart komt wonen en werken. Dat is een werk van Gods genade, zul je zeggen. En dat klopt ook. De Heere werkt dat zonder ons in ons, zeggen wij met de belijdenis.
De één in wie de Heere werken gaat, is wat jonger. De ander wat ouder misschien. De plaats waar de Heere ons vindt, onze hele manier van leven, kan erg verschillen. De weg die de Heere gaat, verschilt ook vaak, ook al weten we uit de Bijbel van een zekere orde waarin er voor Christus plaatsgemaakt wordt. Heel eenvoudig, gemeente, er is onderwijs in het recht van God en in de genade van God nodig opdat mensen ook vandaag zouden leren wat dat is, om te komen tot Christus om door Hem behouden gerechtvaardigd te worden.
Maar gemeente, is dat dan ook al zo bij ons? Zijn wij al opnieuw geboren? Is de Heere door Zijn Geest en door Zijn Woord al in ons aan het werk? Is er in ons hart al een begin van geestelijk leven, zo’n dag van kleine dingen die we niet mogen verachten? Is er in ons leven nu al een komen tot Christus? Of is het voor ons de worsteling geworden hoe we dat weten kunnen? Is dat voor ons al het allerbelangrijkste geworden?
Laat ik een herkenbaar voorbeeld gebruiken. Jongelui, misschien weten jullie wel wat het is om verliefd te zijn. Als je verliefd bent, dan denk je voortdurend aan hem of haar. Je wilt graag bij hem of haar zijn. Je verlangt ernaar om dingen aan elkaar te vertellen of aan elkaar te vragen. Je bent het liefst bij de ander. Je wilt het fijn hebben met elkaar en wilt elkaar niet kwetsen, want je houdt van elkaar.
Het wordt echter allemaal wat lastiger wanneer ik aan jullie vragen zou, wanneer dat nu voor het eerst van binnen ging leven. Wanneer was dat, die vreemde tinteling vanbinnen? Hoeveel verwarrende gevoelens leefden van binnen voor je het voor jezelf allemaal zo benoemen kon: Ik hou van jou, ik verlang naar jou! Eigenlijk kunnen we dat niet zo goed beantwoorden. Want er leven zoveel gevoelens en emoties van binnen in ons die we pas láter een naam kunnen geven.
Zo is het in veel diepere zin nu ook hier. Wanneer de Heere door Zijn Geest en Woord in je gaat wonen en werken, dan zijn vooral die eerste werkingen van de Heilige Geest zo vaak stil en geruisloos. Wanneer je wat olie uit een fles laat lopen, dan is dat op een bepaalde manier ook zo. Stil en geruisloos loopt de olie weg uit de fles. Zo is het ook hier.
Er kunnen omstandigheden zijn in je leven, die op een bepaalde manier aanleiding zijn om na te gaan denken over wat de Heere tegen je zegt. Een sterfgeval. Dingen op je werk of in je woonomgeving. Een droom. En de Heere gebruikt het; hoe dan ook brengt Hij je bij het Woord of het Woord bij jou. Je leest het voor jezelf of met anderen, je luistert ernaar tijdens een preek. En het gaat kracht doen in je leven! Je gaat het ervaren! Dit is waar, volkomen waar! Je gaat van binnen ervaren, dat God God is en ik mens ben! Diep van binnen ga je beleven, wat je later onder woorden leert brengen: ik mis iets. Ik ben iets kwijt. Ik heb iets niet, wat ik wel moet hebben.
Merk je het? Je wordt dan door de woorden van de Bijbel tegengehouden, staande gehouden, zeggen wij wel eens. Echt onder woorden brengen wat dat is, kun je niet. Maar je voelt wel heel diep van binnen de majesteit van God in de Bijbel en daartegenover je eigen nietigheid en kleinheid en zondigheid! Allerlei gevoelens gaan door je heen. Wat betekent dat allemaal dan toch?
Denk nog maar even aan die verliefdheid van daarnet. Zoals het eerste moment van verliefdheid diep van binnen ontstaat op een manier die je niet begrijpen kunt, zo is het ook hier. Je kunt het ook niet begrijpen en toch is het zo: het Woord heeft je in liefde geraakt in je hart. En dan verandert er wat. Stil en geruisloos voor mensen wordt er in je hart een droefheid naar God, een verlangen naar God geboren. Je mist Hem, terwijl je Hem niet meer missen kunt. Je verlangt naar God maar hoe kun je bij Hem komen en bij Hem wonen? Nu ervaar je van binnen iets van wat we wel eens noemen ‘de smart van de liefde’. Ik heb gezondigd tegen een goeddoend en barmhartig God, Die altijd mijn behoud en zaligheid op het oog heeft gehad. Die op mij heeft gewacht en nog steeds nodigt om tot Hem te komen. Ik mis God om eigen schuld, ik sta erbuiten. Hoe zal dat allemaal goedkomen?
Bij de wereld wil je niet meer horen, bij Gods kinderen durf je jezelf niet te rekenen. Innerlijk ervaar je een hand die trekt. En tegelijk een andere hand die je als het ware weer terugduwt. Je worstelt ermee: Wat is dat nu toch bij mij vanbinnen? Is dat nu allemaal van mezelf of van de Heere? We blijven ermee worstelen.
Laat ik doorgeven wat ik ervan las in het bekende boekje van prof. Wisse over de droefheid naar God. Hij zegt zo pastoraal, dat onze nood zó tot nood worden zal, dat we van de ellende van onze walgelijkheid, zondigheid en verdoemelijkheid áf willen. Dan krijg je de Heere Jezus erin nodig om het ook voor mij weer goed te maken. Met andere woorden: dan kun je het er niet meer in uithouden, je kunt niet anders meer dan tot Hem de toevlucht nemen. Ook in deze dagen van de kleine dingen is er een verborgen uitgaan met onze geest tot Hem, vanuit de volstrekte behoefte om door Hem behouden en bewaard te worden!
Bedenk goed: ik zeg dit niet allemaal vanuit de gedachte dat wij dan dus maar moeten wachten om tot Christus te vluchten. Het is niet zo dat wij pas tot Christus mogen gaan wanneer wij naar onze maatstaven genoeg zondekennis hebben. Het is niet zo dat we pas tot Christus mogen gaan wanneer we verdrietig genoeg over onze zonden zijn. Dan kon het wel eens zo zijn dat wij nooit tot Hem de toevlucht nemen en onszelf heimelijk zalig spreken in ons gemis en in ons berouw over onze zonden!
Gemeente, en in het bijzonder de van verre staanden: stel uw en jouw uitgaan naar Christus niet uit, ook al is uw zondekennis in eigen oog zo klein en uw verdriet over uw zonden voor verdieping vatbaar. Laat integendeel uw en jouw komen tot Christus juist dan gepaard gaan met het smeekgebed om het voortgaande en verdiepende werk van de Heilige Geest. Vraag de Heere niet om een bepaalde datum of tijdstip. Vraag de Heere ook niet naar een bepaalde manier of zwaarheid van bekering. Vraag Hem naar het wezen en de kern zoals we die in de Bijbel tegenkomen. En dat is toch, hoe dan ook, de dag van de kleine dingen, de hartelijke droefheid over de zonde, de kinderlijke vrees van de Heere. Dan weten we zoveel misschien niet. Maar dit wel: dat we de Heere lief hebben gekregen, onuitsprekelijk lief. Dan vluchten we voor de zonde en willen niet anders meer dan leven zoals de Heere vraagt. En het zal waar worden in ons leven, wat we samen zingen uit Psalm 25 vers 4:
’s HEEREN goedheid kent geen palen;
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden ’t zacht gemoed
In het effen recht des Heeren;
Wie Hem need’rig valt te voet,
Zal van Hem Zijn wegen leren.
2. een vertroostend antwoord
Gemeente, het thema van de preek is: de dag van de kleine dingen. We hebben eerst gelet op een onderwijzende vraag. Nu zien we een vertroostend antwoord.
Daar gaat het vervolg over: daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbábel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.
Om dit tekstgedeelte helder te maken gaan we nog even terug naar de geschiedenis rondom onze tekst, de geschiedenis van de herbouw van de tempel. Jongens en meisjes, in gedachten zien we Zerubbábel aan het werk. Samen met heel veel andere mannen is hij druk bezig op de plaats waar de tempel moet komen. Links en rechts zie je wat hopen puin, terwijl je in de grond al wel de fundamenten ziet. Je merkt aan alles: Zerubbábel doet echt zijn best, hij werkt hard. Maar het werk is veel en het gaat niet zo snel. Wat je ziet, is ook niet echt opzienbarend. Want hij heeft niet meer in zijn hand dan een tinnen gewicht, lees je in vers 10. Dat is een paslood om te controleren of de muren wel recht staan.
Zerubbábel is dus gehoorzaam bezig met de tempelbouw. Maar er wordt verder geen schouwspel van gemaakt. Er komt ook geen lawaai aan te pas. In de stilte doet hij trouw zijn werk. En daar is de Heere blij mee, lees je in de tekst! Je leest in de tekst namelijk van zeven ogen van de Heere. Dat is natuurlijk een bepaalde beeldspraak. De kanttekeningen noemen het de vaste voorzienigheid van de Heere. Het heeft om zo te zeggen Zijn volle aandacht. Natuurlijk geldt dat voor alles wat er gebeurt op de wereld, ook vandaag. Maar hier slaat het vooral op Zijn heilige woning in Jeruzalem, de tempel. Je merkt in de lijn van deze beeldspraak dat de ogen van de Heere glanzen van blijdschap! De Heere verlustigt Zich in Zijn werk, zoals dat gestalte krijgt door de handen van Zerubbábel.
Wanneer de Heere daar nu blij mee is, wie zijn wij dan om er onze schouders over op te halen? Denk maar even letterlijk aan de tempelbouw. Wat stelt het voor, zo’n tempel ergens in Juda? Wat stelt het voor, vergeleken met de vorige prachtige tempel? Wat stelt het voor in het licht van het grote wereldgebeuren?
Naar de maatstaven van de wereld en het ongeloof stelt het allemaal niets voor. Kleine dingen, waarvan de wereld en het ongeloof zegt: laat maar, het kan geen kwaad. Zacharía zegt echter: let erop, veracht de dag van de kleine dingen niet! Want zo werkt de Heere. Laat deze man Zerubbábel maar een huis bouwen tussen de puinhopen in Jeruzalem, want zo zal de Heere laten weten dat Zijn eer verbonden is aan die dag van de kleine dingen!
Beseffen we wel dat dit nog zo is met iedereen die als Zerubbábel mee mag werken aan Gods bouwwerk, Gods Kerk van alle tijden en plaatsen over de hele wereld, Gods Koninkrijk? Ook al stelt dat in de ogen van anderen of van onszelf allemaal zo weinig voor?
Denk maar mee.
Wat betekent een kleine slingersteen van een herdersjongen tegen de grote reus Goliath? Wat betekent de kribbe in Bethlehem vergeleken met de troon van Rome? Wat betekent een prekende vissersjongen op Pinksteren op het geheel van het wereldgebeuren? Wat betekent de grote minderheid van Gods gemeente in het midden van alle volkeren op deze aarde? Wat betekent een huiskamer, waar een vader bidt voor de bekering van de kinderen? Wat betekent het gebed van een moeder, het voorlezen uit de kinderbijbel in de kinderjaren? Wat betekent een kantine, waar we op maandag onze mond niet kunnen houden over de blijdschap van de zondag? Wat betekent de bus, de trein of het vliegtuig, waar goed wordt gesproken van de Heere? Wat betekent een ziekenhuisbed, waar een oudere of jongere zich mag overgeven aan de Heere en Zijn voorzienig bestel? Wat betekent een dienaar van het Woord, die met alle gebrek de boodschap van het Woord probeert uit te dragen en het zaad zaait in de wetenschap dat alleen de Heere voor vrucht zorgen kan? Wat betekent een ouderling, die zijn werk doet in de gemeente? Wat betekent een diaken die met de liefde van zijn hart gestalte geeft aan de dienst van de barmhartigheid? Wat betekent ons werk in en om de eredienst of wanneer we leiding proberen te geven aan een vereniging? Wat betekent een zendeling die in een vreemd land en in een vreemde cultuur en in een andere taal het Evangelie uitdraagt tegenover al die miljoenen die de Heere niet kennen? Wat betekent een evangelist onder al die mensen die van de Heere en Zijn dienst vervreemd zijn geraakt? Wat betekent een mens die op de Heere vertrouwt tegenover een vijandige legermacht? Wat betekent de voor andere mensen verborgen binnenkamer, waar een mens worstelt met God?
Gemeente, het lijken allemaal zulke kleine dingen. Maar die horen er ook bij. Want let dan op het vertroostende antwoord. In de ogen van de Heere is het helemaal niet klein!
Misschien is het uw gebed wel dat de Heere u gebruiken wil in Zijn dienst en Koninkrijk als een instrument in Zijn handen. Denk er aan de ene kant niet te groot van. Want dan zijn we slechts middel in Zijn Goddelijke handen. Maar denk er aan de andere kant ook niet te klein van. Want nooit is iemand machtiger dan wanneer de Heilige Geest hem vol maakt en de handen sterk maakt in de strijd. Ook al haalt de wereld er misschien zijn schouders over op, dan zegt toch de Heere: let er goed op. Want daar gebeurt het! Zo wordt Mijn huis gebouwd. En zo werken de krachten van mijn Geest ook door, nadat er eerst een dag van kleine dingen is geweest! Want dan zal het op Gods tijd iets groots worden!
Dan gebruikt de Heere mensen als instrument in Zijn handen om na zo’n dag van kleine dingen door te gaan werken in de harten van mensen. Wij noemen dat wel eens dat er dan doorbrekend werk mag zijn. Daar hoop je op, je bidt steeds om het werk van de Heilige Geest, ook wat betreft onze gemeente. En wat is dat dan, dat zogenaamde doorbrekende werk? Dat de Heere door Zijn Woord en door Zijn Geest het zo maakt in ons hart dat we steeds duidelijker mogen gaan zien dat Hij in de worsteling met God de overwinning geeft. Dat Hij de donkere wolken, de nevels van ongeloof, vrees en vertwijfeling wegneemt en door het Woord heen een oog van het geloof geeft op de Heere Jezus en Zijn werk van verzoening en vernieuwing. Hij geeft dat met het duidelijkere zicht op Hem de liefde tot Hem ook meer wordt. Owen zegt zo prachtig in één van zijn werken: een opwassend, groeiend geloof en toenemende genade zullen ertoe leiden voornamelijk de Persoon van Christus te waarderen! Dan geeft de Heere zodanig onderwijs in het recht van God en de genade van God, zodat je daardoor meer en meer de heerlijkheid, uitnemendheid, heiligheid en genade gaat zien die er is in de weg van de zaligheid door de Heere Jezus. Dan leer je met je hart dat er in de zonde aan de ene kant misschien heel veel kracht is om te verdoemen, maar dat er in Christus méér, oneindig veel meer kracht is om te behouden. Dan gaan mensen met hun geest tot Christus om door Hem gerechtvaardigd en behouden te worden. Dan hebben er van die gezegende ontmoetingen met Christus plaats, door het geloof.
Weet u het beeld nog? Iets wat klein begon, groeit op tot iets groots en moois. Want de Heere geeft er dan ogen van het geloof voor, wat Christus allemaal heeft gedaan in Zijn leven, lijden en sterven. Wat Christus allemaal heeft gedaan in Zijn opstanding uit de doden, Zijn hemelvaart en zitten aan Gods rechterhand. Er wordt troost genoten in de geloofswetenschap dat Hij nu altijd leeft om voor Zijn Kerk te bidden. Ook voor míj. Hoe meer je ervan leert, hoe groter het verlangen om er nog meer van te kennen. Hoe meer je ervan krijgt, hoe groter het verlangen om er nog meer van te ontvangen. Het wordt je diepste verlangen, in beginsel ook de praktijk van je leven om nu in álles te wandelen waardiglijk het Evangelie van Jezus Christus (Filipp.1:27). Want dat hoort er wel bij: een innerlijk vermaak in gehoorzaamheid aan God door Christus, een leven naar de goede geboden van de Heere in alles! Woorden van zaligheid ontvangen in je ziel geeft dan ook altijd een leven naar de godzaligheid. Hoedanig is óns leven?
We gaan de preek afronden.
De dag van de kleine dingen. Eerst een onderwijzende vraag. Daarna een vertroostend antwoord. Kénnen we het in ons eigen leven?
U, die God zoekt in al uw zielsverdriet,
Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven.
Nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet.
Want nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven!
Amen
Slotzang: Psalm 69: 13 en 14
13.
Dat zal den Heer' veel aangenamer zijn
Dan os of var, die hunnen klauw verdelen.
De blijdschap zal het hart der vromen strelen,
Als zij mij zien, verlost van smart en pijn,
Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet,
Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven;
Nooddruftigen, veracht Zijn goedheid niet,
Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.
14.
Gij, hemel, aard' en zee, vermeldt Gods lof;
Laat al wat leeft Zijn trouw en goedheid prijzen;
Want God zal aan Zijn Sion hulp bewijzen,
En Juda’s steen herbouwen uit het stof.
Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad,
God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen;
Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad,
Zij, die Zijn Naam beminnen, erf'lijk wonen.