Ds. D. Rietdijk - Johannes 3 : 35 - 36

Een aanmoediging voor een arme van geest.

In de liefde van de Vader tot de Zoon
In de gave van de Vader aan de Zoon
In de aanmoediging die er ligt in de gemeenschap met de Vader door de Zoon
Een waarschuwing voor degenen die de Zoon ongehoorzaam zijn

Johannes 3 : 35 - 36

Johannes 3
35
De Vader heeft den Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.
36
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 45: 1
Lezen : Johannes 3: 22-36
Zingen : Psalm 89: 8, 12, 13
Zingen : Psalm 33: 11
Zingen : Psalm 84: 6

Gemeente, wij willen het Woord van God met u overdenken dat u kunt vinden in Johannes 3 vers 35 en 36:

 

De Vader heeft de Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.

Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

 

In deze tekst vindt u: Een aanmoediging voor een arme van geest.

 

Die aanmoediging is in vier dingen te vinden:

1. In de liefde van de Vader tot de Zoon: De Vader heeft de Zoon lief

2. In de gave van de Vader aan de Zoon: En heeft alle dingen in Zijn hand gegeven

3. In de aanmoediging die er ligt in de gemeenschap met de Vader door de Zoon: Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven

4. Een waarschuwing voor degenen die de Zoon ongehoorzaam zijn: Maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem

 

1. Er ligt een aanmoediging in de liefde van de Vader tot de Zoon

 

De Vader heeft de Zoon lief. Die woorden sprak Johannes de Doper bij Enon, bij Salim, waar vele wateren waren, waar hij preekte en doopte. De prediking van Johannes was een scherpe prediking; een prediking die dwars door de harten van de hoorders heen ging. Maar niet allen die deze prediking gehoord hebben, zijn de Heere Jezus gaan volgen. Herodes hoorde Johannes ook graag, maar toen hij door Johannes werd gewaarschuwd dat hij Herodias moest verlaten, wierp hij Johannes de Doper in de gevangenis. Herodes wilde geen kritiek op zijn persoonlijke leven; hij wilde zijn eigen leven leiden.

 

Gemeente, hoevelen zitten er niet graag onder de prediking van het Woord, maar blijven toch dezelfde? Zulke mensen waren er ook bij Johannes de Doper, maar stoorden zich aan het feit dat er zo velen naar de Heere Jezus gingen en zich door Hem lieten dopen. Ze luchtten hun hart bij Johannes en zeiden: ‘Ze gaan allemaal naar die Jezus, over Wie u spreekt, en Hij doopt hen.’ Ze hebben zich dus geërgerd aan het feit dat de Heere Jezus meer discipelen had dan Johannes.

Toen heeft Johannes onderwijs gegeven: ‘Mensen, ik ben niet meer dan de vriend van de Bruidegom.’ De vriend van de bruidegom in het Oosten is iemand die veel van de bruidegom hield en veel over hem wist. Hij verheugt zich maar over één ding: als de bruid maar in de gemeenschap van de bruidegom komt. Dat is zijn taak. Dat is zijn doel. Daarin ligt zijn blijdschap. Want hij is de vriend van de Bruidegom. Johannes zegt daarom: ‘Hij, de Heere Jezus, moet wassen, moet groeien, maar ik minder worden en tenslotte verdwijnen. Want het gaat niet om mij, het gaat om Hem! Het is nodig om bij Hem terecht te komen. Ikzelf ben het doel niet. Ik ben de Christus niet. Maar het gaat erom bij Hem terecht te komen Die de Bruidegom is. Want de Bruidegom moet de bruid hebben.’

 

We lezen dat Johannes de mensen aanmoedigt om tot de Heere Jezus te komen. Tot Hem komen als de Bruidegom, opdat het wél zal zijn voor de eeuwigheid. Hij legt uit Wie Hij eigenlijk is, Die daar doopt en van Wie gezegd werd: ‘Ze gaan allemaal naar Hem toe.’ Johannes zegt dan: ‘Denk erom, de Vader heeft de Zoon lief.’

In de eerste plaats rust dus de liefde van de Vader, het welbehagen van de Vader, alleen in de Zoon, de Heere Jezus. Johannes had dat met eigen oren gehoord; de woorden ‘want de Vader heeft de Zoon lief’, heeft God Zelf van de hemel uitgeroepen. Toen Johannes de Doper de Heere Jezus doopte in de Jordaan en tot Zijn dienstwerk inleidde, heeft de hemel zich geopend en klonk de stem van de Vader vanuit de hemel: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik al Mijn welbehagen heb.

Die woorden klonken vanuit de hemel. Johannes heeft dáár, aan de Jordaan, geleerd Wie Jezus was. Kende hij Jezus dan voorheen niet? Jawel. Zijn moeder Elisabet heeft veel over Hem verteld. Hij had Jezus in zijn jeugd wel ontmoet. En toch wist hij niet Wie Jezus was. Dat leerde hij pas toen hij Hem doopte. Bij die gelegenheid klonk: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik al Mijn welbehagen heb.

 

Voor de tweede keer heeft de Vader dat uitgeroepen vanuit de hemel toen de discipelen Johannes, Jakobus en Petrus op de Berg der Verheerlijking waren. De Heere sprak daar met Mozes en Elia. Toen heeft Petrus gezegd: Laat ons drie tabernakelen maken. Voor U één en voor Mozes één en voor Elia één. Dus de Heere Jezus stond voor hen op hetzelfde vlak als Mozes en Elia. En dan gaan opnieuw de hemelen open. En klinkt het ook dan: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik al Mijn welbehagen heb.

Let eens op: er wordt dan iets bij gezegd dat bij de doop níét gezegd was. De Vader voegt eraan toe: Hoort Hem! Dus niet Mozes, of Elia, nee, hoort die Gezondene van de Vader, Hij is de Profeet Die komen zou. Die de weg der zaligheid zal onderwijzen.

De Vader heeft de Zoon lief. Johannes heeft het verstaan. Het welbehagen van de Vader, de liefde van de Vader, rust alleen in Christus.

 

Gemeente, de mensen die Johannes verlieten en naar de Heere Jezus toe gingen, waren mensen die enigermate zichzelf hadden leren kennen. Wanneer wij onszelf leren kennen, gaan wij leren dat wij zonder God en buiten God in de wereld zijn, en dat we zonder God leven. Dat we de liefde van God missen, dat we de gunst van God missen, de gemeenschap van God missen. Dat we dat allemaal kwijt zijn. Dan wordt de mens een Godzoeker. Daarom stellen we u de vraag: Bent u een Godzoeker geworden, iemand die naar God zoekt en naar de gemeenschap met God? Want een mens gaat iets zoeken dat hij kwijt is. Dan ga je het overal in zoeken. Dan begint een mens bij zichzelf te zoeken, in zijn gestalten en in zijn tranen. In zijn reformatiepogingen en in alles wat de mens ter hand neemt om God te bewegen naar hem om te zien, om Zijn gemeenschap en Zijn gunst weer deelachtig te worden.

Zó staan er ook mensen bij Johannes die geleerd hebben zonder God in de wereld te zijn. Ervaren hebben dat er een scheiding ligt tussen God en de ziel. Die geleerd hebben dat er nu nergens een weg terug is tot de gemeenschap van God. Dan gaat de Heere Zichzelf door het woord van Johannes verklaren aan hun hart. Hij zegt dan: De Vader heeft de Zoon lief. Het welbehagen rust alleen in Christus.

 

Gemeente, hoe kan een mens ooit weer in het liefdeshart van God blikken? How kan een mens weer het welbehagen van God proeven? Hoe kan een mens de gunst van God weer ervaren? Dat kan alleen in Christus. De Vader heeft de Zoon lief. Alles wat buiten Hem is en buiten Hem gezocht wordt, dat mist dit stempel: De Vader heeft de Zoon lief. Al de liefde van de Vader rust in Christus.

Liefde! Wat is dat voor een liefde? Wel, die liefde houdt in dat God van eeuwigheid Zijn Zoon heeft liefgehad. Want in God en in de Goddelijke Personen rust de eeuwige liefdesverhouding tussen de Vader, de Zoon en de Geest. Maar in het bijzonder wanneer Johannes ons hier leert: De Vader heeft de Zoon lief, gaat het om het werk dat de Zoon komt doen. Het gaat erom dat Hij Zich in de eeuwigheid bereid verklaard heeft om het werk van de verlossing van de uitverkoren Kerk op Zich te nemen. De Vader heeft de Zoon lief omdat Hij gezegd heeft: ‘Vader, zie, Ik kom om Uw wil te doen; en Uw wet is in het binnenste van Mijn ingewand.’ Christus heeft ervan gesproken dat Hij spelende was voor het aangezicht van Zijn Vader en dat Hij Zijn vermakingen had met de mensenkinderen. De Vader heeft de Zoon lief. Dat welbehagen van de Vader rust op Hem, omdat Hij zó ging lijden en sterven. De Heere Jezus zegt het: De Vader heeft Mij lief, omdat Ik het leven afleg, opdat Ik hetzelve weder aanneme. O, Hij heeft Hem lief omdat Hij die gang gaat, door de diepten van de helse smarten heen. Met welk doel? Om Zijn uitverkoren Kerk zalig te maken. De Kerk die de Vader naar Zijn welbehagen heeft verkozen. Met als doel haar straks voor de Vader te stellen en te zeggen: Zie, Vader, Ik en degenen die Gij Mij gegeven hebt.

 

De Vader heeft de Zoon lief. De Vader heeft Hem lief omdat Zijn Zoon zo liefdevol handelt met de schapen van de kudde. Want daarom is van Hem geprofeteerd: Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen. De Vader heeft Hem lief omdat Hij Zich voor Zijn Kerk borg stelt: ‘Ziet, Hij had lust aan Mijn gerechtigheid.’ De Vader heeft Hem lief omdat Hij voor Zijn Kerk altijd intreedt voor Zijn aangezicht. Gemeente, wat is dát een wonder! De Vader heeft de Zoon lief juist als Borg en Middelaar.

Dat proefden die mensen die rondom Johannes de Doper stonden. Die zichzelf hadden leren kennen als verlóren mensen, als mensen zonder God. Die zichzelf hadden leren kennen in hun ongerechtigheid en in hun zonde. Die iets hadden geleerd van hun onbekeerlijkheid. Toen ze bij Jezus kwamen, gingen ook zij het proeven: de Vader heeft de Zoon lief.

O, wonderlijk uur, wanneer we deze door de Vader gegeven Borg en Middelaar mogen ontmoeten. Wanneer we deze Zaligmaker mogen aanschouwen in Zijn schoonheid, in Zijn heerlijkheid, in Zijn gewilligheid en in de volheid die er bij Hem is. O, wanneer u door een oog van het geloof op Hem mag zien Die het Voorwerp is van de eeuwige liefde van de Vader, dan gaat u er iets van verstaan, al is het maar een speldenknop. Wat krijgt u dan te verstaan? Dan begrijpt u er iets van dat de Vader u heeft liefgehad met een eeuwige liefde in Christus. En dat Hij naar Zijn welbehagen naar een verloren mens heeft omgezien. In die aanschouwing, in die geloofsaanschouwing van Christus, mag een mens iets zien van de eeuwige dingen. Iets zien van de eeuwige liefde, van het eeuwige welbehagen van God, dat zich in Christus over een verloren Adamskind uitstrekt. Wat gaat het dan een wonderlijk woord worden: De Vader heeft de Zoon lief.

 

Die aanmoediging krijgt steeds meer inhoud, want Johannes legt zijn hoorders ook uit waaruit het blíjkt dat de Vader de Zoon liefheeft. Dat blijkt uit onze tweede gedachte:

 

2. Er ligt een aanmoediging in de gave van de Vader aan de Zoon

 

Gemeente, de Vader heeft alle dingen in de hand van Christus gegeven. O, Hij legde ze in de handen van de Borg van de Kerk des Heeren. U vraagt misschien: ‘welke dingen?’

Het zijn vanzelfsprekend alle dingen die nodig zijn om de Kerk des Heeren zalig te maken. We kunnen er nu maar iets van zeggen.  

Het betekent in de eerste plaats dat de Vader in de hand van Christus alle heerschappij gegeven heeft. Die heerschappij van Christus is zo’n zoete heerschappij. Het is een genádeheerschappij voor Zijn Kerk. O, wat is het wonderlijk dat nu door die hand alle dingen bestuurd en geregeerd. Wonderlijk? Ja, voor een Kerk die er iets van mag gaan leren dat alle dingen in Zijn hand gesteld zijn.

Die heerschappij rust op Zijn schouders. Die heerschappij is een wonderlijke heerschappij, want Zijn Naam is Wonderlijk. Het is een wijze heerschappij. Want wat is Hij wijs! Zijn Naam is Raad!

De heerschappij van Christus is een eeuwige heerschappij. Want Hij is de Vader der eeuwigheid. Ook is het een machtige heerschappij, want de poorten der hel zullen Zijn gemeente niet overweldigen. Wat zou ook maar één van die gekrookte rieten en van die rokende vlaswieken kunnen overkomen? De Vader heeft immers álle dingen in de hand van Christus gesteld!

 

Gemeente, niet alleen de heerschappij, maar ook het oordeel is Hem gegeven door de Vader. Aanstonds komt Hij. En dan worden alle dingen aan Zijn voeten onderworpen. Dan zijn alle vijanden, óók de satan, aan Zijn voeten onderworpen. Dan zal blijken dat Hij heerst van zee tot zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

Als u mag ervaren dat álle dingen in uw leven bestuurd worden, dan zal blijken dat Zijn genadeheerschappij een liefelijke heerschappij is. Gemeente, we hebben veel dingen waar we iets op tegen hebben, dingen in ons leven die we maar liever niet willen ervaren. Maar nu liggen ze in de handen van Sions eeuwige Koning. De Vader heeft alle dingen in Zijn hand gesteld. Wat een zoete wetenschap dat Christus alles in handen heeft. Dan kan er niets te veel gebeuren. Dan kan er niets te erg zijn. Want dan moeten alle dingen medewerken ten goede voor degenen die God liefhebben, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.

 

Alle dingen zijn in Zijn handen gegeven. Alle genaden zijn in de handen van Christus gesteld. Welke genade kunt u bedenken die u nodig zou hebben? Bekerende genade, vergevende genade, heiligende genade, ook de genade van de Geest der genade en der gebeden? Ze zijn allen in de handen van die grote Christus gesteld.

De Vader heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. Ziet u die arme zondaren komen, van Johannes vandaan? Ontledigd, ontgrond, ontkleed? Ziet u ze staan, arm geworden onder de prediking van Johannes? Waar al hun voorrechten en al hun gerechtigheden hun ontnomen zijn? Daar komen zij. ‘Want ik kom tot U gevloden. Haast U tot mijn hulp en red! Red mij, Schutsheer, God der goden, Troost in noden, grote Hoorder van ’t gebed!’ Ze komen tot Hem in Wiens hand alle dingen door de Vader gegeven zijn, menigerlei genade voor een verloren Adamskind.

 

Gemeente, vergeet ook niet de zegeningen. De Kerk wordt gezegend in Christus, in de hemelse gewesten. Het gaat dan niet om tijdelijke en materiële zegeningen. Nee, het gaat om geestelijke zegeningen. De zegen van wijsheid, van rechtvaardiging en van heiligmaking, ja, van volkomen verlossing. Daartoe is Hij gegeven, daartoe zijn alle dingen in Zijn hand gegeven.

Het werk dat de Vader in Christus’ hand stelde om te doen, wat is dat? Het is de verlossing van goddelozen, de verlossing van mensen die bedekt en bedolven zijn onder duizend zonden, die voor God moeten verloren gaan.  

Alle dingen in Zijn handen gegeven. Ze liggen in de hand van Sions eeuwige Koning. Is dit geen aanmoediging? De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven, zodat zielen tot Hem de toevlucht kunnen nemen. Zo heeft Johannes dat bedoeld toen hij zich richtte tot de mensen die daar bij Hem stonden. Hij heeft gezegd: Die in de Zoon gelooft, die heeft eeuwig leven.

 

Onze derde gedachte is:

 

3. De aanmoediging die er ligt in de gemeenschap met de Vader door de Zoon

 

De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. Als Johannes zegt: De Vader heeft de Zoon lief, dan wil hij zeggen: ‘Wat is het nodig en gepast dat verloren Adamskinderen Hem gaan liefhebben.’ Gemeente, de Heere heeft van de hemel afgeroepen: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb. Dat heeft over het wereldrond geklonken. Wat zou het dan betamelijk zijn dat allen die dierbare God, die dierbare Jezus, lief gaan hebben. Maar u weet het: van nature heeft niemand God lief. Van nature is er niemand die naar Hem vraagt en is er niemand die Hem bemint. Er is niemand die van Hem zingt, zoals de dichter zong in de vijfenveertigste psalm: ‘Ik zal het schoonste lied van een Koning zingen. Genade is op Zijn lippen uitgestort!’ Niemand.

Maar wat gebeurt er als de ogen geopend worden? Als de Heere door Zijn eeuwige Geest in het dodelijkst tijdsgewricht Zich openbaart? Als wij nergens meer hulp of uitkomst kunnen vinden? Als Hij Zich openbaart door Zijn Geest in onze ziel, als Degene Die de Vader liefheeft en Die door de Vader gegeven is. Als Degene in Wiens hand de Vader alle dingen gelegd heeft?

O, dan krijgt de Kerk Hem lief in wederliefde. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. En wanneer de Kerk gaat leren dat de Vader Hem alle dingen in handen heeft gegeven; dat er buiten Hem niets anders dan de dood en de duisternis ons wacht; dat er alleen in Hem het leven is en de gerechtigheid en de zaligheid… dan gaan ze al hun dingen in Zijn hand stellen en Hem liefhebben in wederliefde. Heeft de Vader alle dingen in Zijn hand gesteld, wel, dan gaan zíj het ook in Zíjn hand stellen. Want, zegt Johannes hier: Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven.

Wat is het eeuwige leven? Dat is de gemeenschap met de Vader en met de Zoon. Want dit is het eeuwige leven, heeft de Heere Jezus gezegd, dat zij U kennen, de enige en waarachtige God; en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.

Het eeuwige leven is niet een láng leven, maar het eeuwige leven is leven in de gemeenschap en in de gunst van God, hersteld naar Zijn beeld. Dat leven begint niet pas aan de overzijde van de doodsjordaan. Dat begint niet pas aan de overzijde van het graf! Nee, het eeuwige leven begint hier. Er staat in onze tekst dat Johannes zegt tegen de mensen die bij hem staan: Die in de Zoon gelooft, die hééft het eeuwige leven. Die kríjgt het niet, maar die hééft het, zelfs al aan deze zijde van het graf. Waar God dat geloof plant in de wedergeboorte, daar begint het eeuwige leven. Hier, in dit leven al, worden de beginselen van de eeuwige vreugde merkbaar.

 

Wat betekent eigenlijk: Die in de Zoon gelooft, die heeft eeuwig leven? Wel, ‘in de Zoon geloven’ houdt in de allereerste plaats in dat we tot Hem vluchten met al onze armoede, met al onze schuld, met al onze duisternis, met al onze dood. Dat we tot Hem vluchten om leven, om licht, om sterkte, om vergeving, om genade. Dat we bij Hem gaan zoeken wat we nergens meer kunnen vinden, zoeken wat we overal gezocht hebben en nergens konden vinden. We gaan het bij Hem zoeken. Dat zie je daar bij Enon gebeuren. Daar komen ze tot Hem en er wordt niemand afgewezen.

Die in de Zoon gelooft… Dat zijn in de eerste plaats vluchtelingen. Ze storten hun hart voor Hem uit, ze leggen alles wat gereinigd moet worden in Zijn hand. Ze gaan aan Hem vertellen wat er in hun binnenste leeft.

 

Gemeente, hebt u het wel eens gedaan? Dat u alles aan Hem vertelde, aan die dierbare Koning? Aan de Koning Die u mocht aanschouwen in het uur toen de Geest des Heeren Hem vanuit het Evangelie in uw ziel openbaarde? Dat u Hém bent gaan vertellen wat er in uw hart leefde? Dat u met Hem sprak over uw boze hart, over uw goddeloze hart, over de schuld van uw leven? Dat u aan Zijn voeten al uw ongerechtigheden bent gaan uitwenen? En toen, is het u toen tegengevallen? Toen u het daar mocht verliezen en zeggen: ‘Ach Heere, nu kunt U twee dingen doen. U kunt me voor eeuwig wegwerpen – of U kunt me oprapen.’ Hebt u zich net als Ruth neergelegd aan de voeten van Boaz? Hij kon Ruth afwijzen, toen ze daar op de dorsvloer aan zijn voeten lag – óf Hij kon haar aannemen als bruid. Van tweeën één. ‘Maar Heere, U bent rechtvaardig.’

Welnu, is het u toen tegengevallen? Is het toen geen wonder geworden in uw leven? De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. O, dat ogenblik dat Hij sprak, dat Hij Zijn liefde verklaarde, dat Hij de kracht van Zijn bloed verklaarde, dat Hij tot u sprak over Zijn Goddelijke, borgtochtelijke liefde: ‘Ik zal nooit meer toornig op u zijn – Ik heb verzoening voor u gevonden.’

 

Gemeente, die mensen hebben grote en wonderlijke dingen gehoord, daar bij Salim, waar vele wateren waren. Daar hebben ze uit Zijn mond woorden van eeuwige liefde, van genade en vrede gehoord. Alle dingen in Zijn hand gegeven. Daar zijn ze gekomen met hun verdorvenheden. Daar zijn ze gekomen en hebben hun ziel uitgestort: ‘Och Heere, och, wierd’ mijn ziel door U gered.’ Daar zijn ze gekomen met hun boze hart. Daar zijn ze gekomen met hun dwaasheid, om door Hem te worden onderwezen. Daar zijn ze gekomen met hun schuld, om vergeving te ontvangen. Daar zijn ze gekomen met hun dwaalzieke hart, om door Hem te worden geleid en geregeerd.

Alle dingen zijn door de Vader in Zijn hand gegeven. Wat een aanmoediging blijkt dat nu te zijn. De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Ja, wat een aanmoediging voor zo’n arm mens. Want als de Vader de Zoon liefheeft en als Hij alle dingen in Zijn hand heeft gegeven, dan ontbreekt er bij Hem niets. Dan is er bij Hem geen gebrek. Hij is machtig u overvloedig alle genade te schenken, zegt de apostel. Álle genade! Dus wat u verder ook mist. Al kunt u nog zo klagen in uw hart. U schreit misschien wel eens: ‘O God, ik vrees dat ik geen genade hebt, dat ik geen liefde hebt, dat ik geen wijsheid hebt, dat ik geen gerechtigheid hebt. Ja, al moet u klagen dat u alles mist wat u zou moeten hebben en wat u gaarne wilt krijgen, wel, dan is er bij Hem plaats.

Alle dingen zijn door de Vader in Zijn hand gegeven. En daarom zal Hij niemand afwijzen. Hoe ongelukkig, hoe leeg, hoe arm, hoe dwaas, hoe vuil, hoe onrein u ook bent. Hij zal echt niemand afwijzen.

 

De Vader heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. Wie in de Zoon gelooft, wie dus dat toevertrouwen, die overgave van zichzelf aan Hem kent, die heeft eeuwig leven. Vraagt u het maar aan degenen die dat kennen, die Hem daar ontmoet hebben, of er toen niet de beginselen van de eeuwige vreugde in hun ziel waren. Of er toen niet iets ervaren werd en een voorproef verkregen werd van het hemelse.  

De Vader heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. In Zíjn hand. Dus gelukkig ligt het niet in de hand van de Kerk. Het volk des Heeren krijgt niets in handen. Ze krijgen die erfenis niet híér in handen, om ervan te genieten. Want als ze het hier in handen zouden krijgen, dan zouden ze het hier ook weer verspillen. Daarom heeft de Kerk niets in zichzelf. Ze heeft niets, maar heeft alles in Chrístus. Het ligt in Zíjn hand. Alle dingen zijn in Zíjn hand gegeven. In die hand ligt het eeuwig wél bewaard. Wat bij mij niet veilig is en wat mij ook nooit toebetrouwd zal worden, dat ligt toebereid in Zijn hand. Het ware geloof is in Christus geworteld en heeft in Hem alles. In zichzelf heeft het niets.

Nu is dit het geheim: hoe meer u van die armoede krijgt in te leven, een inleving die niet aangenaam is maar wel nodig, des te meer u uit de volheid van Jezus kunt worden bediend. Alle dingen in Zijn hand gegeven. Dan is er plaats voor de bediening van die gezegende Koning.

 

Het schijngeloof gaat op in wat het bezit, gaat op in de gaven en de genietingen die het heeft. Maar het ware geloof heeft alles in Christus. Een oprecht gelovige wordt het er mee eens dat het in Zijn hand ligt en dat het in Zijn hand bewaard wordt. Het ware geloof vindt vreugde in de zorgende liefde van de Vader. Het ligt in de hand van Christus. Maar ook in de liefde van Christus.

Als u iets ervaart van die liefde van Christus en van de liefde van de Vader, dan gaat u ook een teer leven leiden, want dan worden de zonden bitter en gaan ze u tegenstaan. Wat wordt er dan een uitzien en verlangen geboren om van het lichaam der zonde verlost te worden. Om eeuwig God te mogen grootmaken. Dan krijgt u een verlangen om de Heere eeuwig te loven, zoals de dichter van Psalm 33 dat gedaan heeft en wij met hem gaan zingen, het elfde vers:

 

            Laat ons alom Zijn lof ontvouwen!

            In Hem verblijdt zich ons gemoed,

            omdat wij op Zijn Naam vertrouwen,

            die Naam, zo heilig, groot en goed.

            Goedertieren Vader,

            milde Zegenader,

            stel Uw vriend’lijk hart

            op Wiens gunst wij hopen,

            eeuwig voor ons open;

            weer steeds alle smart. 

 

Wat een wonder is het om zó’n Zaligmaker van de Vader geschonken te krijgen. Dat gaat altijd door de diepten heen. Dat gaat altijd in een weg van verlies van al het onze. Om in het ogenblik waarin u denkt voor eeuwig voor God weg te zinken, dat u dan van de Vader die geschonken Zaligmaker mag ontvangen en Hem door het geloof te mogen omhelzen. Want zo iemand heeft in Hem álles. Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Maar laten we vooral niet vergeten, het is ons laatste aandachtspunt, er ligt nog een waarschuwing:

 

4. Een waarschuwing voor wie de Zoon ongehoorzaam is

 

Maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. De Zoon ongehoorzaam zijn wil zeggen: niet luisteren naar het bevel: ‘Gelooft en bekeert u!’, of, zoals de apostel Johannes schrijft in zijn eerste brief: Dit is het gebod van God, dat gij gelooft in de Naam Zijns Zoons. Het is een gebod. Als de Vader nu zulke liefdegaven gegeven heeft: De Vader heeft de Zoon lief, het liefste wat Hij had gaf de Vader, dan is het vreemd wanneer daar niets over gezegd zou worden. Het is juist een liefdesbevel, gelet op het allesovertreffende Geschenk dat gegeven wordt. De liefdesgaven van God: De Vader heeft de Zoon lief. Dit is Zijn gebod, dat gij gelooft in de Naam Zijns Zoons.

Discipelen, wil Johannes zeggen, u ergert zich er wel aan dat die mensen naar de Heere Jezus toe gaan. Maar denk erom: wie de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien. Die kent dat leven niet. Die weet niet wat dat leven is. Die weet niets van dood en leven. Want als je het leven nooit gezien hebt, weet je ook niet wat de dood is. Net zoals wie het licht nog nooit gezien heeft, niet weet wat duisternis is. Nog nooit iets gezien van de ongerechtigheden waarvan de dichter zingt: ‘Zo Gij die zou gadeslaan, Heere, wie zou dan voor U bestaan?’ Ook nog nooit iets geproefd van de liefde van een Verlosser, Die Zichzelf gaf en Die Zijn bloed gaf om een goddeloze zalig te maken. Nee, zo iemand zal het leven niet zien. Die weet niets van die zoete omgang tussen de Heere Jezus en een verloren en dwaalziek mens. Van Lodenstein zegt terecht: ‘Je kunt met een blinde niet over kleuren spreken.’

 

Die zal het leven niet zien. Wie de Zoon ongehoorzaam is, wie nooit bij Hem terechtkomt, zal het leven niet zien. Want het ware leven is in de Zoon. Alle dingen zijn in Zijn hand gelegd. Zo iemand miskent de liefde van de Vader, miskent dat in Christus’ hand alle dingen liggen. Hij of zij miskent de gave Gods en zal het leven niet zien.

En dan staat er achter: Maar de toorn Gods blijft op hem. Er staat niet: ‘Die gaat verloren.’ Want een mens gáát niet verloren, nee, we zijn verloren. Dat is het ontzettende. Dat is een boodschap die we met alle ernst en  ontroering verkondigen: We zijn al verloren op het ogenblik dat we in de wieg gelegd worden. De toorn van God rust dan op ons. Want er staat: Maar de toorn Gods blíjft op hem. Die toorn kómt niet op hem, maar blíjft op hem. O, wat een verschil: leven onder de toorn van God, óf leven onder de gunst van God, in Christus Jezus.

Ik weet wel, het leven kan vreselijk moeilijk zijn. Het kan wel eens zó zijn dat er geen einde lijkt te komen aan de dagen van donkerheid en duisternis, aan de dagen van tegenspoed. Maar nu zegt de apostel Paulus: ‘Als de verdrukkingen menigvuldig zijn geweest, zijn ook de vertroostingen menigvuldig geweest.’ Dan kan het wel eens zó zijn dat juist in dagen van tegenspoed en van verdrukking de Heere nabij is. Nabij is met Zijn vertroosting, met Zijn onderwijzingen, met de blijken van Zijn gemeenschap, zó nabij, dat u meent Hem te kunnen tasten. Dan ervaart u te leven onder de gunst van God.

 

Stel daar nu eens tegenover het leven onder de tóórn van God. Maar de toorn Gods blijft op hem. Die toorn blijft op hem rusten. En bedenk dan dat die toorn hier nog ingehouden, nog gematigd is. Er is nog zo veel goedheid van God te vinden op deze wereld. Goedheid waarmee de Heere u van dag tot dag overlaadt. Maar er komt een ogenblik dat ten volle zal blijken dat de toorn van God over de mens blijvend is. Dan is er geen schuldovernemende Borg voor u. Nu wordt het u nog als schuld gepredikt: Maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op Hem. Denk erom, de Heere Jezus zegt het Zelf over die twee heidense steden Tyrus en Sidon: ‘Het zal voor hen verdraaglijker zijn in de dag des oordeels dan u.’ En waarom? Wel, in Tyrus en Sidon waren de krachten niet geschied die in Kapernaüm en Bethsaïda wél waren geschied. Want ze zouden ze zich in zak en as bekeerd hebben.

Wat zal dát vreselijk zijn, geweten te hebben van Hem in Wiens hand de Vader alle dingen gesteld heeft, en dan straks de toorn van God eeuwig te moeten dragen. Eeuwig wegzinken. Niemand kan onder woorden brengen hoe erg dat is. Wie kent de sterkte Uws toorns? heeft Mozes gezegd. Wie kent die? De zwaarte van die toorn is in woorden niet uit te drukken.

Slechts Eén kent die toorn; Christus weet wat de sterkte van die toorn is. En nu zijn alle dingen in Zijn handen gesteld, ook de opening van de ogen van blinden, door het slijk dat Hij aan Zijn vingers neemt en waar Hij ogen mee opent. Dáárom is er een boodschap. Johannes had een boodschap voor de mensen die om Hem heen stonden. Daarin wees Hij naar het Lam van God dat de discipelen van Johannes naar Zich toe trok. Johannes zegt: ‘Bij Hém moet u zijn. Bij mij is het niet. De Vader heeft Hém lief en alle dingen in Zijn hand gegeven.’ En daarom staat er: Wie in de Zoon gelooft, die heeft eeuwig leven. Maar die de Zoon van God ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien. Nooit. De toorn Gods blijft op Hem.

 

Gemeente, er is er maar Eén bij Wie u terechtkunt. Alle dingen zijn in Zijn hand. Hij hoeft niet te gaan zoeken naar wat u nodig heeft. Hij hoeft Zijn hand maar open te doen. Als Hij Zijn hand opent, deelt Hij uit naar dat Hij weet wat u nodig hebt. Ach, één knieval voor Hem! De Heere bidt het: Laat u met God verzoenen!

De Heere geve dat u als een arme bedelaar aan Zijn voeten terecht komt en dat u dan Hem in de ogen kijkt. De Zoon van God Die het uitgedrukte Beeld is van ’s Vaders zelfstandigheid en het Afschijnsel van ’s Vaders heerlijkheid. Dat wil zeggen: u kunt in Hem de Vader zien, want dan ontmoet u milde handen en vriendelijke ogen. Die zijn bij Hem van eeuwigheid.

 

Amen. 

 

Psalm 84 vers 6:

 

Want God, de Heer’, zo goed, zo mild,

Is t' allen tijd een zon en schild;

Hij zal genaad' en ere geven;

Hij zal hun 't goede niet in nood

Onthouden, zelfs niet in de dood,

Die in oprechtheid voor Hem leven.

Welzalig, Heer’, die op U bouwt,

En zich geheel aan U vertrouwt.