Ds. D.W. Tuinier - Deuteronomium 6 : 6 - 7

Gods woorden

Gods woorden moeten in uw hart zijn
Gods woorden moeten centraal staan in de opvoeding van uw kinderen

Deuteronomium 6 : 6 - 7

Deuteronomium 6
6
En deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn.
7
En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 147: 10
Lezen : Deuteronomium 6: 1 - 9
Zingen : Psalm 48: 6
Zingen : Psalm 78: 3 en 4
Zingen : Psalm 86: 6
Zingen : Psalm 84: 3 en 6

Gemeente, als de Heere het geeft, zal deze week het verenigingsseizoen weer worden geopend. Ik geef u vandaag iets mee uit het Woord van de Heere wat alles te maken heeft met de opening van het catechisatie - en verenigingsseizoen. Het gaat ook over de godsdienstige, christelijke opvoeding door u als ouders thuis en door allen die opgeroepen worden om op te voeden, te leiden en te sturen.

De woorden van onze tekst vindt u in het u voorgelezen Schriftgedeelte Deuteronomium 6 de verzen 6 en 7.

 

En deze woorden, die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn.

En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat.

 

We schrijven onder onze tekst en boven de preek Gods woorden.

 

1. Gods woorden moeten in uw hart zijn.

2. Gods woorden moeten centraal staan in de opvoeding van uw kinderen.

 

  1. Gods woorden moeten in uw hart zijn

Daar staat Mozes, honderdtwintig jaar oud. Aan het eind gekomen van een veelbewogen leven. Hij staat aan deze kant van de Jordaan, vlakbij het water met zijn volk, de kinderen Israëls. Zie je die oude dienstknecht, die oude pelgrim in gedachten staan, jongens en meisjes? Dwalend gaan zijn ogen over het water van de Jordaan en in gedachten verzonken tuurt hij in de verte over het water. Daar ligt het beloofde land waar hij nooit zal komen. Het knaagt vanbinnen, want dat is zijn eigen schuld. Hij heeft immers gezondigd. Hij heeft geslagen tegen die rots, terwijl God hem gezegd had dat hij ertegen moest spréken. Hij is ongehoorzaam geweest. Hij heeft niet gedaan wat de Heere van hem vroeg. Nu moet hij het ondervinden dat we niet goedkoop zondigen. O, wat doet het pijn vanbinnen in zijn ziel. Gezondigd tegen een goeddoende en een heilige God, Die het zo waard is om gehoorzaamd, geëerd, gediend en geliefd te worden. Wat is daarvan terechtgekomen? Ik ellendig mens, Mozes. Toch, al zal hij nooit komen in Kanaän, het land vloeiende van melk en honing – het zal niet zo lang meer duren en dan zal de Heere hem thuishalen. Dan zal hij de wens van zijn hart verkrijgen. Hij zal komen in het hemelse Kanaän waar niemand meer zal zeggen: ‘Ik ben ziek.’ Geen zonde en geen pijn zal er meer zijn, maar eeuwige blijdschap op hun voorhoofden. Het blij vooruitzicht streelt hem. Hij zal Hem zien van aangezicht tot aangezicht en Hem volmaakt eer mogen toebrengen.

Maar voordat Mozes door de Heere wordt weggenomen en zal overgaan van de strijdende kerk in de triomferende Kerk, spreekt hij eerst zijn volk toe.

 

De woorden van onze tekst zijn uit de afscheidspreek van Mozes tot zijn volk. Hij houdt deze preek met grote ernst en liefde en met een priesterlijk bewogen hart. Gods woorden, Gods wet. De Tien Geboden zoals die ons elke zondag als een spiegel worden voorgehouden. Deuteronomium betekent letterlijk ‘herhaling van de wet’. Mozes ziet het volk, de kinderen Israëls, de vaders en de moeders, de ouderen en de kleine kinderen. Hij denkt aan de wereld waarin hij leefde en de kinderen groot werden – deze Gode vijandige wereld. Hij denkt aan de omringende heidenvolkeren. Hij weet dat zijn eigen volk zo gemakkelijk aansluiting zoekt en vindt, en de knieën zo makkelijk buigt voor de afgoden. Hij onderkent dat het zich hardnekkig vermengt met de omringende heidenvolkeren. Hij weet van hun boze, verdorven hart, want Mozes is een man die zelfkennis heeft. Hij is van dezelfde lap gescheurd. Hij weet ook van zijn eigen hart.

Als hij aan dat alles denkt, is hij bang. De satan zal tekeergaan als een briesende leeuw of als een engel des lichts om zijn volk te verleiden tot allerlei verzoekingen. Daarom is het nodig om zijn volk nog eens extra op het hart te drukken dat ze zich aan Gods geboden moeten houden. Daarin is groot loon; maar wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen.

 

Eerst wijst Mozes het volk op de goedheid en de trouw van de Heere, op Wie God voor hen geweest is. Hoe Hij hen uit Egypteland uit het diensthuis uitgeleid heeft. We hebben het samen gezongen: ‘zo wilde Hij met geen volken handelen’, ‘die moesten Zijn getuigenissen – Zijn woorden – missen’. Dan herinnert Mozes het volk eraan hoe de Heere hen uit Egypte heeft geleid en hoe de woorden van God vol majesteit plechtig klonken vanaf de Sinaï: Ik ben de Heere, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb (Ex.20:2). De woorden Gods. Voordat je woorden uitspreekt – zo is dat bij ons toch ook – zijn ze eerst in je gedachten geweest.

Zo zijn er van eeuwigheid gedachten van vrede geweest, gedachten van liefde, van genade, van grondeloze barmhartigheid. Daar heeft Zacharias in veel later tijd van gezongen, als hij zingt van Johannes, maar vooral van het Kindeke. Hij zingt over de innerlijke bewegingen van de barmhartigheid van onze God. Hij heeft een weg van genade, van heil en van verlossing uitgedacht voor verloren zondaren. Die gedachten van God heeft Hij geopenbaard direct na Genesis 3 in de moederbelofte.  Die woorden Gods wijzen ons op de zonde. Het zijn ook woorden van genade, eeuwige zondaarsliefde, heil, verlossing en eeuwig leven voor mensen die de dood hebben verkozen boven het leven, en de duisternis boven het licht. 

 

Waarom houdt Mozes deze woorden van God het volk in alle ernst voor? U ziet een samenvatting van die woorden in vers 5: Zo zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen. Mozes mag als een hemelgezant het volk voorhouden: O Israël, houdt u toch aan Gods Woord en blijf dicht bij de Schrift. Wees gehoorzaam. Houdt u aan al de inzettingen en geboden die ik u gebied, en aan uw kinderen en kindskinderen.

In vers 3 staan ook vier belangrijke woorden. Wilt u die meenemen vandaag? In die woorden staat het doel van de prediking, het doel van het verenigingswerk. Gods doel met de middelen van Zijn genade: Opdat het u welga. Deze woorden zijn de kern.

Daarom zit je op een christelijke school, jongens en meisjes. Daarom ben je geboren uit christelijke ouders. Daarom gaat Gods Woord elke dag open en krijg je catechisatie. Daarom ben je vandaag ook in de kerk: opdat het je welga! God heeft geen lust in je dood en in je ondergang, die je wel hebt verdiend door je zonden. Maar de Heere heeft daar geen lust in, maar Hij wil dat je je bekeert. Hij wil dat je gehoorzaam bent en leeft en Hem liefhebt, opdat het je welga.

 

Ziet u daar de Heere Jezus staan voor de poorten van Jeruzalem? Hij wil dat het hen welga. Zo komt de Heere zondag aan zondag tot u en ook doordeweeks in al het ambtelijke werk van de broeders, in alles wat gebeuren mag op de verenigingen en op onze scholen, met dit ene doel: de Heere wil dat u behouden wordt. De Heere heeft uw eeuwig zielenheil, uw eeuwig zielsbehoud op het oog. Hij gebruikt de middelen van Zijn genade, omdat Hij daarin verheerlijkt wordt en u Hem mag dienen en vrezen met een kinderlijke vreze.

Dat dienen en vrezen van de Heere, zegt Mozes, moet een zaak zijn van uw hart. Hij komt daarmee bij een heel teer punt. Mozes weet net zo goed als elke andere dienstknecht van God welke mensen hij voor zich heeft. Er is zoveel vorm. Er is zoveel buitenkant: mensen beloven van alles met hun mond. Er is zoveel lippen-belijdenis: godsdienst die niet meer is dan een beetje vernis, zonder wezen, geen inhoud. Daarom benadrukt hij in vers 6: Gods woorden zijn heilzame geboden, Zijn wet die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn.

 

Jullie weten toch wel dat de Heere geen genoegen neemt met verstandsgodsdienst. Daarmee kun je voor God niet bestaan, omdat de echte liefde daarin wordt gemist.  De wortel van de wedergeboorte ontbreekt. De woorden van God moeten in uw hart zijn. Het mag niet alleen buitenkant zijn. Het begin vanuit God, de liefde van God, moet in uw hart zijn. De Heere ziet het hárt aan. Wíj zien aan wat voor ogen is. Als er één mensenkennis heeft, dan is het Mozes. Hij heeft heel wat meegemaakt met dat volk. Hij kent ook zijn eigen hart. Hij weet van de eeuwige genade en de liefde van God in zijn persoonlijke leven.

Wat word je dan ernstig, toch? Wat ga je waarschuwen. Wat ga je je vinger leggen bij het wezen van de zaak: deze woorden moeten in uw hárt zijn. Wat word je gunnend en mededeelzaam en liefdevol, priesterlijk bewogen. Wat mag je het beeld van je Meester vertonen. Daarom zegt hij: ‘Deze woorden die ik u heden gebied, zúllen in uw hart zijn.’

In de Bijbel is het hart de kern, het centrum van het leven. Als je hart stilstaat – wat aangrijpend! – betekent dat medisch gezien het einde van je leven. Het hart bepaalt je denken. Het hart bepaalt je doen, je laten, je opvoeding, je onderwijs, je levenswijze, je handelen, je wandelen, je levensopenbaring. Vanuit het hart zijn immers de uitgangen des levens. Jonge mensen, daarom zegt Salomo door de meerdere Salomo, zijn Koning, God Zelf: Mijn zoon – en je mag ook invullen: mijn dochter geef Mij je hart (Spr. 23:26). De Heere wil je hárt. Niet een hand of je hoofd of je voeten. Hij wil je hart, dan heeft Hij alles. Het hart is immers het middelpunt van jouw leven. We lezen in de Bijbel over Lydia: een keurige, nette, degelijke, rechtzinnige vrouw. Ze hoort als heidin bij de Joden, ze is een proseliet, maar onder de preek van Paulus, bij dat riviertje daar in Filippi, wordt haar hart geopend door de Heere. Dat begin uit God, dit eenzijdige genadewonder van de Heere dat Hij door Zijn Geest zonder toedoen van een mens in Lydia werkt. Dat ze acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd (Hand.16:14). De vruchten van Gods genadewerk komen in haar leven openbaar.

 

Ons hart moet worden verbroken. Je hebt een nieuw hartje nodig, kinderen. Jouw hartje is gesloten. Het moet worden opengemaakt. U zegt: ‘Ik heb te veel gezondigd. Mijn hart is te hard. Ik ben te oud. Mijn hart is te gesloten. Ik ben te onwillig.’ U bent niet te onwillig. U bent niet te oud. U hebt niet te veel gezondigd. Uw hart is niet te hard. De Heere verbreekt nog steeds harde harten. Eén druppeltje van Zijn liefde en dan is het gebeurd. Eén druppel goddelijke liefde en die grote zware grendels op de deuren van uw hart breken. Hij maakt nog steeds van vijanden vrienden. Hij maakt nog steeds van water wijn. Hij is de grote Herschepper. Hij doet het door Zijn Woord, onder de preek, op de catechisatie, op de vereniging en thuis door Woord en Geest. Gods Woord is als dynamiet. Het is een kracht Gods tot zaligheid. Een zaad van wedergeboorte voor eenieder die gelooft. Daarom: het kan ook voor u. U hoeft niet te wanhopen. Hoop toch op de Heere, en kom aan Zijn voeten zoals u bent.

 

Mozes zegt als tolk van de hemel tegen u de woorden van Gods genade. De boodschap van heil, de blijde, goede boodschap in deze ondergaande wereld: die woorden moeten in uw hart zijn. Ziet u het gebiedende in de woorden van onze tekst: Deze woorden die ik u heden gebied. Zo gij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil- en troostrijk woord. Verhard u niet.  U kunt hier niet onderuit, want de boodschap is helder genoeg! Hier kun je niet over discussiëren. Zo mogen we met deze boodschap niet omgaan. De woorden zúllen in uw hart zijn. Ik gebied het u.

 

De Heere zendt elke zondag dienaren, gezanten in opdracht van de drie-enige God met de prediking van het bevel dat u zich bekeert en gelooft. Zo verwoorden onze vaderen dat in de Dordtse Leerregels. Ze hebben aan Mozes gedacht. Mozes legt die goddelijke eis dicht aan hun hart. Dat moet gaan wegen. Het moet u aan de voeten van de Heere brengen, aan de troon van Zijn genade. Dan begrijpt u David in Psalm 51: ‘Herschep mijn hart en reinig Gij, o Heer’, die vuile bron van al mijn wanbedrijven. Vernieuw in mij een vaste geest en leer mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven.’ Dat gebed blijft nodig, na alle ontvangen genade. Dat is ook de verzuchting van Mozes aan het einde van zijn leven. Wij moeten elke dag bekeerd worden. Elke dag moet mijn hart worden geopend voor de Heere, voor Zijn Woord, Zijn wet, Zijn liefde en Zijn genade. Ik kom erachter dat mijn hart wereldsgezind is en zo op de aarde en mezelf gericht. Het staat zo open voor alles wat deze wereld me te bieden heeft. Het is zo gericht op de dingen van het hier en nu. Daarom, kinderen van God, u die in beginsel de Heere hartelijk liefhebt: dagelijkse bekering is hard nodig. U moet leren sterven aan de zonde, aan jezelf aan de wereld, zodat de Heere Jezus meer en meer een gestalte mag krijgen in uw hart, in uw leven.

 

Paulus zegt in Galaten 2: Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. En hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven (Gal.2:19-21).

 

Hoe is het met ons? Moet de Heere nog van u zeggen: ‘U nadert tot Mij met uw lippen, maar u houdt uw hart verre van Mij’? Wat is dat verdrietig. Daarom komt die goddelijke roepstem nog: Bekeert u, bekeert u, waarom zult u sterven en verloren gaan? Zoek Mij en leef toch! Ik heb geen lust in uw dood, maar daarin dat het u welga. Dat u zich bekeert en leeft. Zullen we het samen gaan zingen? Psalm 86: 6.

 

Leer mij naar Uw wil te hand'len,

'k Zal dan in Uw waarheid wand'len;

Neig mijn hart, en voeg het saâm

Tot de vrees van Uwen naam.

HEER’, mijn God, ik zal U loven,

Heffen 't ganse hart naar boven;

'k Zal Uw naam en majesteit

Eren tot in eeuwigheid.

 

  1. Gods woorden moeten centraal staan in de opvoeding van onze kinderen

Gods woorden zijn ook onlosmakelijk verbonden aan de opvoeding, aan het onderwijs dat we onze kinderen en de jeugd van de gemeente geven. U ziet in onze tekst het woordje en staan. Het is een verbindingswoord. En zegt Mozes; als in één adem laat hij vers 7 op vers 6 volgen – en gij zult ze, die woorden van God, uw kinderen inscherpen. Het gaat hier om de plichten van de ouders en allen die tot onderwijzen en opvoeden geroepen worden. Hoort u de eis tussen de regels door: gij zult. Diezelfde woorden hoort u als de eis van Gods wet tot u komt: gij zult. Hier hebt u opnieuw de goddelijke opdracht, het goddelijke bevel tot een Bijbelse opvoeding voor ouders, pleegouders, leerkrachten en ambtsdragers. Het is uw heilige plicht, uw dure roeping ten opzichte van de Heere en van uw kinderen. U zult er eenmaal verantwoording voor moeten afleggen. Jeremia zegt zo aangrijpend: ‘Hun bloed zal van uw hand worden geëist.’

 

Gij zult ze uw kinderen inscherpen. Ik dacht bij de voorbereiding: het zijn toch eigenlijk in de eerste plaats Gods kinderen? Ze zijn door Hem geschapen naar Zijn beeld. Ze zijn uit Zijn hand voortgekomen om Hem groot te maken, om Hem te loven, om Hem te dienen, om Hem lief te hebben, om hun leven aan Hem te wijden. Het zijn Zíjn schepselen. De kinderen hebt u van de Heere gekregen als leenpand om ze als eerste binnen uw gezin, maar ook op school, op de vereniging en op de huisbezoeken, op de catechisatie als middel in Gods hand voor Hem op te voeden.

En gij zult ze uw kinderen inscherpen. Let op dat inscherpen. Dat betekent niet: zo nu en dan eens wat tegen hen zeggen of hun wat vragen. Inscherpen – als een beitel gebruikt op hard materiaal, als het slijpen van een wapen dat geschikt moet worden gemaakt om te strijden. Aan die voorbeelden moeten jullie denken, jongens en meisjes. Jullie moeten elke dag op school en thuis Gods woorden ingescherpt krijgen, want jullie moeten soldaten worden. Soldaten in het leger van Koning Jezus om te strijden tegen de zonde, de geestelijke boosheden in de lucht en tegen alles wat op je afkomt in deze godevijandige wereld.

 

Zo moeten wij ouders, onder biddend opzien om de hulp en de leiding van Boven en het toepassende werk van de Heilige Geest, onze kinderen Gods woorden, Gods geboden, Gods wetten inscherpen. We moeten hen voorbereiden om in deze wereld door Gods genade de goede strijd van het geloof te strijden. Onze kinderen moeten in Zijn kracht staande blijven in een ondergaande wereld waarin de duivel, de vorst der duisternis, het voor het zeggen lijkt te hebben. U kunt uw kinderen niet bekeren, dat is Gods werk. Maar u moet wel bij hen de woorden van God inscherpen. U moet zaaien, planten, natmaken, met hen spreken over Gods woorden.

 

We spreken altijd met twee woorden: Wet en Evangelie, vloek en zegen, uw zondige hart, maar ook de genade van de Heere om Jezus' wil.  Spreek met uw kinderen over hun boze hart, hun verloren bestaan voor God. Als u duidelijk bent over hun verloren bestaan voor God, kunt u nooit te rijk en te groot en te goed spreken van de genade die er is bij de Heere in het offerbloed van Zijn Zoon. Er is een oneindige kracht en een oneindige ruimte in het verzoenende bloed, dat gestort is op Golgotha en spreekt van vergeving voor de grootste van de zondaren.

Gods woorden inscherpen, samengevat in de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Zo werkt de Heere toch, als God in je leven komt? Dan leer je hoe groot je zonden en ellende zijn. Dat is een leerschool waarop je in dit leven niet uitgeleerd raakt. Maar zo ga je ook de weg leren die bij God geopend is in het bloed van Zijn Zoon. Door de liefde van God ga je ook goede werken doen; dat is een vrucht van Hem. Een vrucht vanuit Zijn bediening. ‘Hoe lief heb ik Uw wet, zij is mijn betrachting den gansen dag’, zegt David in Psalm 119. Je gaat goede werken doen uit dankbaarheid.

 

De drie stukken, de twee wegen: het eeuwige wel en het eeuwige wee. Daar moet u duidelijk in zijn. Als je niet luistert, als je je niet bekeert, lig je verloren, dan ga je verloren en dat zal zo vreselijk zijn. De prediking richt zich ook op het waarschuwende element, het ontdekkende element, het veroordelende. Er blijft van de mens niets over. Zeg het de goddelozen dat het hun eeuwig kwalijk zal gaan in de dag van het oordeel. Maar anderzijds: opdat het u welga. Die ene Naam inscherpen. Daar moet je moeite voor doen: het is weerbarstig materiaal. Je komt niet zo gemakkelijk binnen.

Hoe komt het toch dat onze kinderen zo makkelijk alles van de wereld overnemen via internet, de muziek en de media in uw huisgezin? Hoe komt het dat de catechisatievragen zo moeizaam geleerd worden? Het heeft met dat weerbarstige materiaal en die beitel te maken.  Maar…, wees niet al te moedeloos. Gods Woord is scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard en de harten van uw kinderen zijn niet te weerbarstig, niet te onbuigzaam en niet te hard. Als het mes van Gods Woord de harten zaligmakend doorwondt, is dat tegelijk ook gedoopt in het bloed van de Heere Jezus. Dat kan niet anders. Hij doorwondt die harten om ze te helen, want Hij verbindt gebrokenen en verslagenen van hart die in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden.

 

Wanneer moet u die woorden inscherpen? Altijd. Leest u maar in de tekst: Als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat. Als er maar enigszins de gelegenheid toe is, zeggen de kanttekenaren. Inscherpen houdt ook in ‘voorleven’. Catechisanten zeggen soms tegen mij: ‘Dominee, er wordt in ons gezin nooit over Gods Woord gepraat. U moet ervan spreken. We praten over van alles en nog wat, en u hebt het beste met uw kinderen voor. Maar als het gaat om het eeuwig zielenheil, om het belang van hun onsterfelijke zielen, als het gaat om hun eeuwige toekomst, kunnen we hen zo gemakkelijk laten gaan en hen niet waarschuwen. Spreken en voorleven, een voorbeeld zijn, horen bij elkaar.

Wat zien onze jongeren en onze kinderen van ons? Woorden wekken en voorbeelden trekken. Wat is het heerlijk als je in een huwelijksgesprek ontroerd hoort van een oma die ook bij de bruiloft aanwezig is. Dat is nu echt een kind van de Heere, dominee. Hoe weet je dat? Dat voel ik en ik ben zo jaloers en je kunt altijd bij haar terecht en ze is zo ernstig, maar ze is ook liefdevol en gunnend en heen wijzend naar het Woord en naar de Heere Jezus van Wie ik het alleen moet verwachten.

 

Waar zijn de grootmoeders zoals Eunice en de moeders als Loïs? Wat is Timotheüs er goed mee geweest. Zijn ze hier? Zijn er ook dominees en ouderlingen zoals Eli? Hogepriester Eli, een begenadigd kind en knecht van de Heere, maar zijn zonen maakten er een puinhoop van. Hij heeft alles wel gezien, maar die man was te zacht. Hij was te zacht en hij heeft zijn jongens niet eens zuur aangekeken. En dat terwijl ze de dienst van de Heere ontheiligden. Zo ging er niets van die man uit: het ging van kwaad tot erger.

U moet het ook niet van Eli verwachten, maar wel van de God van Eli en de God van Mozes. Ze worden uit genade alleen zalig, vanwege de vrije gunst die eeuwig God bewoog, alleen om Jezus' wil.

 

Inscherpen, spreken, altijd. Huisbezoek begint thuis, het is zielenbezoek. Bijbelstudie begint thuis. Dat begint niet op zondagmiddag of zondagavond. Als gij op de weg gaat. Ouders, hebt u dat ook – valse schaamte?

U moet met uw oudere zoon of dochter eens een reis maken. Onderweg ‘s avonds van een verjaardag vandaan komt er een gesprekje. Dan kijk je elkaar niet zo in de ogen. Het is al donker geworden. De Heere geeft dan soms zomaar onverwacht en ongedacht een gouden moment, zodat je eens even in het hart van je kind mag kijken of zelf mag vertellen Wie de Heere voor je is. Ze moeten die liefdevolle arm voelen. U staat naast hen en niet boven hen. U wijst heen naar het Woord van God en naar de Heere Jezus. U moet altijd met hen spreken: Als ge nederligt en als ge opstaat.

 

We gaan het afronden. De Heere beware ons voor de geest van Eli en Hij geve zulke ouders als Loïs en Eunice. De ouders van Simson, wat hebben ze veel verdriet van die jongen gehad en toch waren het biddende ouders. De ouders van Mozes. Ouders en leerkrachten, de lieflijke geur, de liefde van de Heere Jezus moet geproefd en gesmaakt worden. De vreze van de Heere moet jaloers maken!

Daarom – Gods woorden moeten in uw hart zijn. De Bijbelse opvoeding van uw kinderen begint in de binnenkamer, in het verborgene op uw knieën. Als de Heere u licht geeft, komt u erachter dat u het vanuit uzelf nooit kunt. Dan zegt u vandaag in de kerk: ‘Wie is tot deze dingen bekwaam?’

Er zitten hier ook ouders met pijn in hun hart. U hebt het in alle gebrek geprobeerd. Schaamte moet mijn aangezicht bedekken. Wat heb ik ervan terechtgebracht? Mijn kinderen zijn andere wegen gegaan. Ze zijn langzaam maar zeker losgeweekt, vervreemd van de dienst van de Heere die me zo lief is. Het gaat niet goed met mijn kinderen. Wie zal vandaag zeggen dat hij het goed doet of goed gedaan heeft?

 

Maar ik mag u wijzen op Hem, de grote Opvoeder, de grote Hulpverlener. Hij Die de wijsheid Zelf is en Die de woorden Gods in Zijn hart heeft gedragen. Hij is het vleesgeworden Woord. Hij is de openbaring van Gods genade en van Zijn heerlijkheid in deze wereld; en het was Zijn hoogste lust en vermaak, het was Zijn spijze om de wil van Zijn Vader te doen. Kom toch bij Hem terecht.  Hij is ook nú de goede Herder, Die verloren schapen zoals uw kinderen opzoekt om hen weer terug te brengen in de schaapskooi. Leg dan ook die weggerolde penningen, die verloren schapen aan Zijn gezegende voeten neer. Verwacht het toch van Hem.

Wat zei Ambrosius over Augustinus tegen moeder Monica: ‘Een kind van zulke gebeden kan niet verloren gaan.’ Op uw noodgeschrei wil God nog wonderen doen.

Ouders, kom dan; opvoeders, ambtsdragers, kom met deze goddelijke opdracht bij de Heere terecht. Bij Hem is raad, bij Hem alleen. Zijn naam is wonderlijk (Jes.9:5). Zou er voor Hem iets te wonderlijk zijn (Gen.18:14)? Hij is de Weg en de Waarheid en het Leven (Joh.14:6). Voor Hem zijn uw kinderen niet onbereikbaar. Hij heeft beloofd dat het zaad van de gemeente Hem zal dienen.

Bij een doopdienst zingen we dat Hij Zijn verbond met Abraham bevestigen zal van kind tot kind tot in het duizendste geslacht. Laat daarom uw hoop en uw verwachting ook in de opvoeding op Hem gevestigd zijn Die beloofd heeft: Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat Hij ze van mij begere die eenieder mildelijk geeft en niet verwijt, en het zal hem gegeven worden (Jak.1:5).

Amen.

 

Psalm 84: 3 en 6

 

Welzalig hij, die al zijn kracht

En hulp alleen van U verwacht,

Die kiest de welgebaande wegen.

Steekt hem de hete middagzon

In 't moerbeidal, Gij zijt hun bron,

En stort op hen een milden regen,

Een regen, die hen overdekt,

Verkwikt en hun tot zegen strekt.

 

Want God, de HEER, zo goed, zo mild,

Is t' allen tijd een zon en schild;

Hij zal genaad' en ere geven;

Hij zal hun 't goede niet in nood

Onthouden, zelfs niet in de dood,

Die in oprechtheid voor Hem leven.

Welzalig, HEER, die op U bouwt,

En zich geheel aan U vertrouwt.