Ds. J. Driessen - Jozua 2 : 21b

Het teken van het scharlaken snoer

Jozua 2
1. Een teken van vernedering voor God
2. een teken van genade van God
3. een teken van onderwijs door God

Jozua 2 : 21b

En zij bond het scharlaken snoer aan het venster.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 25: 4
Lezen : Jozua 2
Zingen : Psalm 103: 2 en 6
Zingen : Psalm 27: 7
Zingen : Psalm 89: 8

Gemeente, de Schriftwoorden die we met de hulp van de Heere in deze dienst met u willen overdenken, vindt u in het gedeelte dat ons is voorgelezen, Jozua 2 vers 21, het tweede gedeelte. We lezen daar het Woord van God:

 

En zij bond het scharlaken snoer aan het venster.

 

Deze woorden, en het verband waarin ze staan, bepalen ons bij het teken van het scharlaken snoer.

 

Dit snoer is:

 

  1. Een teken van vernedering voor God;
  2. een teken van genade van God;
  3. een teken van onderwijs door God.

 

  1. Het scharlaken snoer, een teken van vernedering voor God

Gemeente, de geschiedenis van Rachab verplaatst ons in gedachten naar de tijd dat het volk Israël het Beloofde Land veroverde.

Mozes is gestorven en Jozua heeft, op Gods bevel, zijn taak overgenomen. En als een kundig veldheer stuurt hij twee spionnen naar het eerste bolwerk dat veroverd moet worden: de stad Jericho. Een gevaarlijke opdracht voor deze twee mannen. Want ook in die tijd kende de vijand voor spionnen geen genade.

Als ze in Jericho zijn gekomen, nemen ze intrek bij Rachab die haar huis op de stadsmuur heeft. Rachab is een hoer, die waarschijnlijk tegelijkertijd een herberg had. Dat is dan ook de reden dat deze mannen bij haar terecht komen. Het is namelijk het enige huis waar ze vrij onopvallend kunnen binnenkomen, om zo de informatie te krijgen die ze nodig hebben. Bovendien is dit huis, omdat het op de stadsmuur gebouwd is, voor de mannen een geschikte plaats om bij dreigend gevaar de stad te verlaten.

En inderdaad, de komst van deze spionnen is niet onopgemerkt gebleven. Hun aanwezigheid is gemeld aan de koning van Jericho, en algauw komen de soldaten bij het huis van Rachab.

Ze zeggen: Breng de mannen uit, die tot u gekomen zijn, die te uwen huize gekomen zijn; want zij zijn gekomen, om het ganse land te doorzoeken (Jozua 22:3).

Beide verspieders schijnen verloren te zijn.

 

Maar dan lezen we iets wonderlijks.

Rachab heeft de mannen onder de vlasstoppels op het dak van haar huis verborgen. En ze zegt tegen de soldaten: ‘Ze zijn hier wel geweest, maar voor het sluiten van de poorten zijn ze weer vertrokken. Ik weet niet waarheen, ga haastig achter hen aan, want jullie zullen ze inhalen.’

Het is heel merkwaardig wat deze vrouw doet. Als inwoonster van Jericho kiest ze de kant van de vreemdelingen die bij haar gekomen zijn. Ze verbergt ze, ook al zou ze dan met Jericho ten onder gaan.

 

Wat is toch de reden van haar handelwijze?

Wel, de apostel wijst ons daarop in de Hebreeënbrief: Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen (Hebr.11:31).

Rachab had al het een en ander van de God van Israël gehoord. Immers, de reizigers die haar telkens bezochten, hebben haar het nieuws wel verteld. Zij had gehoord wat die God van Israël gedaan had met de goden van Egypte. Hoe die God Zijn volk door de Rode Zee leidde, maar waarin Farao met al zijn mannen verdronken zijn. En ook had ze gehoord wat Israël had gedaan met Sihon en Og, de koningen van het Overjordaanse. Onweerstaanbaar drongen de legers van Israël op.

Er ging, als het ware, een siddering door het land van Kanaän, zoals wij ons beklemd kunnen voelen wanneer een onweersbui dichterbij komt. Zo voelden ook de inwoners van Jericho de nadering van een groot onheil. Hun harten waren ‘als water’ geworden. Er was geen moed meer, hun zelfvertrouwen was verdwenen.

Deze gebeurtenissen waren iedereen bekend, ook Rachab.

Alleen, Rachab werd door deze wetenschap geleid tot geloof in de God van Israël. Ze zag niet alleen Zijn absolute grootheid boven de goden van de Egyptenaren, ze wist ook dat Hij niet alleen de God was van de hemel, maar ook van heel de aarde.

 

Dat wilde heel wat zeggen voor een heidense vrouw. Immers, de goden van de heidenen zijn aan een bepaalde plaats, aan een bepaalde streek gebonden. Maar Israëls God is de geheel andere God. De God Die alle goden van toen en van nu, ver achter Zich laat. Omdat Hij de Schepper is van hemel en aarde, en met de landen en de volken doet naar Zijn welbehagen.

Rachab heeft God leren kennen. Hij werd voor haar de levende God.

Er zijn veel mensen – ook nogal wat kerkmensen – voor wie de Heere helemaal geen levende werkelijkheid is. Voor hen is God alleen maar een begrip, zo van: het zou natuurlijk wel een beetje kaal zijn als we ’s zondags niet naar de kerk gingen. Maar verder betekent de Heere voor hen eigenlijk helemaal niets: Hij doet geen goed en Hij doet geen kwaad.

Het begrip ‘God’ hoort nu eenmaal bij de inventaris van hun leven. Was het er niet, dan zou er eigenlijk niks veranderen.

Maar voor Rachab werd de Heere de ‘Levende’. Een God, boven in de hemel en beneden op de aarde. Hemels licht is er in haar ziel gevallen. Licht van die God, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.

 

De oorsprong van alle leven is een wonder. Dat geldt zeker van de oorsprong van het geestelijke leven, van het ware geloof dat God in de harten van mensen werkt.

De Heere Jezus zei dit tegen Nicodemus: De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat… (Joh.3:8).

Het werk van God in harten van verloren mensen is nooit vanuit de mens te verklaren, hoewel het wel in harten van mensen wordt uitgewerkt.

 

Nu is het niet de bedoeling van de Heilige Geest om met dit Schriftwoord het prille werk van het geloof te beschrijven. Het is niet de bedoeling van de Heilige Geest om te zeggen: Daar of daar is het met Rachab begonnen. Maar het is de bedoeling van Gods Geest om ons verwonderd te doen zijn over het welbehagen van God. Over Zijn verkiezende liefde, die al wat ‘hoog’ is, vernedert. Die al wat rechtvaardig is in eigen ogen, voorbijgaat. Maar Die Zich neerbuigt tot het verlorene.

Rachab bindt straks het scharlaken snoer aan het venster. Het is een daad, het is een vrucht van haar geloof. Want zeker is: het geloof is een daad van God in het hart van mensen.

Maar die daad van God roept ook tegelijk de daad van het geloof bij de mens tevoorschijn.

Dan zien we duidelijk waarin dit geloof van Rachab zich openbaart. Dat is ook voor ons tot onderwijs; het mag voor ons dienen tot zelfbeproeving.

 

In de eerste plaats openbaart het geloof zich bij Rachab in de aanvaarding van het oordeel van God. Het oordeel over Jericho, het oordeel over haar familie en het oordeel over haarzelf!

In het scharlaken snoer ligt eigenlijk één grote veroordeling, van zichzelf en van anderen.

Sommige schriftverklaarders zijn van mening, dat dit snoer vroeger gediend heeft om reizigers opmerkzaam te maken op dit ‘zonde-huis’. We weten dat niet zeker.

Hoe het ook zij: dit snoer laat zien dat Rachab zich vernedert voor God. Dat ze niet langer vertrouwt op de dikke muren van Jericho, maar op de God van Israël. De God Die op de een of andere manier die dikke muren tot de grond toe zal afbreken.

Rachab veroordeelt zichzelf, en ze weet ook dat oordeel van God verdiend te hebben. Dat blijkt uit haar boetvaardigheid, haar berouw.

Gemeente, die boetvaardigheid, dat berouw hebben we allemaal nodig. Want dat is het begin, en het is de voortgang van de waarachtige bekering tot God. Alleen de boetvaardige, de berouwvolle, aanvaardt het oordeel van de Heere.

Hebt u, heb jij dat geleerd? Hebben wij leren zeggen met David: ‘Heere, Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig?’

 

Nogmaals: dat is voor ons allemaal nodig. Want we moeten niet denken dat we een streepje voor hebben op Rachab de hoer.

Zeker, we zijn beter onderwezen in de weg van het heil. We hebben veel meer gehoord van de openbaring van God. Dat is een groot voorrecht. Maar ook van ons geldt: Want wij hebben allen gezondigd, en derven (missen) de heerlijkheid van God (Rom. 3:23). Van ons allemaal geldt: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een; er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt (Rom. 3:10,11). God sluit ons allemaal onder Zijn oordeel. Hebben we dat geleerd, gemeente? Ook al zijn we misschien fatsoenlijke, heel ingetogen mensen, hebben we ontdekt dat het oordeel van God ook over ons leven gaat? Dat er ook bij ons niets is dat voor God bestaan kan?

 

Rachabs geloof was een geloof dat het oordeel van God aanvaardde. Dat blijkt verder uit het verbergen van deze twee verspieders. Ze ziet hen als boden van het volk Israël, het volk dat zij gelukkig acht. Ze ziet in hen de toekomstige bezitters van Kanaän. Zo vast is ze ervan overtuigd dat Kanaän aan Israël geschonken is, dat ze de kant kiest van deze verspieders. Ze kiest daarmee de kant van Israëls God en van Zijn volk, ook al staat ze er dan zelf buiten.

Is dat geen wonder? Dat wonder herhaalt zich ook vandaag, wanneer wij in degenen die God vrezen de meest gelukkige mensen gaan zien. Want, let erop, het is makkelijk kiezen als je weet dat de zaligheid erop volgt. Maar om te kiezen als een veroordeelde, om te kiezen als een buitenstaander, daarvoor is geloof nodig.

Door dat geloof krijg je liefde tot God en tot Zijn volk, al was er geen hemel tot beloning en geen hel tot straf.

 

Rachab ontmoet in deze twee mannen de God van Israël en ze smeekt hen haar leven te sparen. Ook daarin blijkt haar geloof. Het gaat haar om redding. Ze gelooft vast en zeker dat het oordeel van God over Jericho voltrokken zal worden, daarom vraagt ze haar leven te sparen.

Er zijn mensen die beweren dat een mens alleen maar uit moet zijn op de eer van God. Dat is zeker waar, maar dat sluit niet uit dat u ook bedacht moet en mag zijn op uw eigen zaligheid. God wordt immers verheerlijkt in het behouden van zondaren die het oordeel van de Heere aanvaarden en om redding smeken. De zaligheid van een zondaar en de eer van God vormen geen tegenstelling, maar ze horen bij elkaar.

 

Rachab vraagt aan de verkenners, om als het mogelijk is, haar en haar familie in het oordeel dat over Jericho zal gaan, van de dood te redden. Ziet u dat het geloof dat het oordeel aanvaardt, niet kan nalaten om zich smekend om genade voor de Heere neer te werpen?

Welnu, deze verspieders beloven Rachab haar te zullen sparen. En niet alleen haar, ook haar hele familie. Maar dan moet haar huis een teken hebben, zodat het duidelijk te zien is als het oordeel van God over Jericho zal gaan. Ze spreken met elkaar af dat een scharlaken snoer, hangend uit het venster, het teken zal zijn.

 

In de tweede plaats letten we nu op:

 

  1. Het scharlaken snoer, dat een teken is van Gods genade

We lezen in de Hebreeënbrief dat Rachab niet is omgekomen met de ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen (Hebr.11:31).

In de meeste gevallen werden spionnen die gevangen waren genomen, gedood. Maar Rachab wordt hier als ‘gehoorzaam’ geprezen omdat ze de verspieders van Israël met vrede heeft ontvangen.

Uit haar geloof vloeit de gehoorzaamheid van haar geloof voort. Dat blijkt ook uit het nauwkeurig luisteren naar de woorden die de verkenners spreken.

Wanneer ze het scharlaken snoer, het afgesproken teken, uit het venster hangt, dan zal ze behouden worden. Laat ze dat na, hangt ze het snoer daar niet, dan komt ze met de inwoners van Jericho om. En dan zullen deze mannen geen schuld hebben aan haar ongeluk.

Het lijkt maar een kleinigheid te zijn, want waarom zou Rachab niet zomaar een koord uit het venster hangen?

Nee… de gehoorzaamheid van het geloof is een stipte gehoorzaamheid. Ook wij hebben heel zorgvuldig te vragen naar de weg van het heil. Daarom mogen we ook niet ophouden om elkaar telkens aan te sporen om het Woord van de Heere God te lezen en dat Woord ook te onderzoeken.

Als de Bijbel meer gelezen werd en beter gelezen werd, dan zouden veel dwalingen, ook die in de christelijke kerk, een vroege dood sterven.

Het ware geloof hoort en gehoorzaamt het Woord van God. Alleen dít snoer… geen ander.

 

Dit koord wijst ook zinnebeeldig naar het bloed van de Heere Jezus Christus. Dat scharlakenrode snoer is, zou je kunnen zeggen, aan de ene kant een aanduiding van de bloedrode schuld van Rachab. Want, nogmaals, men neemt immers aan dat zo’n snoer een herkenningsteken was aan een huis waar een hoer woonde. Maar het is ook een teken van het scharlakenrode bloed dat de Heere Jezus Christus gestort heeft tot vergeving van de zonde.

Zoals Israël in Egypte, in het land Gosen, alleen maar veilig was achter het bloed van het geslachte lam, zo was Rachab alleen maar veilig achter het scharlaken snoer. Gemeente, dit wordt met alle nadruk ook tegen ons gezegd. We zijn alleen veilig ahter het bloed van de Heere Jezus Christus.

Rachab mocht niet de minste verandering aanbrengen in de afspraak met de spionnen. Wij mogen dit ook allerminst als we uit Gods eigen mond steeds weer mogen horen dat er geen andere Naam onder de hemel gegeven is tot zaligheid, dan de Naam van de Heere Jezus Christus.

 

En zij bond het scharlaken snoer aan het venster. Zo aanvaardt Rachab ook de enige weg tot behoud. Zo ontvangt ze de redding die haar is beloofd door de verspieders.

Hoe krijgen wij nu deel aan die redding? Gemeente, niet anders dan Rachab. Buigend onder het oordeel van God, en tegelijk uitziende naar de enige Redder en Zaligmaker.

Wanneer het eerste, het buigen onder het oordeel, ontbreekt, dan is ook het tweede, het nauwgezette gaan van de weg die de Heere je wijst, niet waar. Want zalig worden is niet alleen het oordeel van God onderschrijven, maar ook behouden worden door het bloed van Jezus Christus.

Wat zegt de dichter van de 130ste psalm? Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan? Maar, zo laat hij erop volgen, bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

 

Rachab erkent het recht van God op haar leven. Maar ze geeft zich tegelijkertijd over aan de genade van de Heere. Het ligt immers in de aard van het ware geloof zich te richten op de enige weg ter zaligheid. De weg die God geopenbaard en gegeven heeft in de Heere Jezus Christus.

Dat geloof, dat zich richt op Jezus Christus, dat zich richt op het werk dat Hij gedaan heeft, dat geloof moet ook geoefend worden. Wat denkt u, zou het met Rachab allemaal zo gemakkelijk gegaan zijn? Zou ze helemaal geen aanvechtingen gehad hebben? Ongetwijfeld heeft ze die gehad. Maar als ze haar oog sloeg op het scharlakenrode snoer, dan wist ze dat ze niet met de ongehoorzamen van Jericho om zou komen.

We moeten er altijd maar op rekenen dat wat van God komt, bestreden wordt.

Ook voor Rachab zal de vrees niet vreemd geweest zijn, dat het eigenlijk niet kon dat zij gespaard zou worden. Ze was immers de meest schuldige van Jericho. Maar als ze dan keek naar het scharlaken snoer, dan kwam toch het geloof, dan kwam toch de hoop weer op in haar hart.

Is het zo niet ook vaak in het leven van Gods Kerk? De belofte van de Heere, dat is hun hoop! Dat is als het ware een koord hangend uit het venster. Maar als Gods kinderen zien op zichzelf, op hun zonden, op hun schuld, op al hun afdwalingen, als ze zien op Gods rechtvaardigheid en op Zijn heiligheid, wat kan het dan allemaal verloren lijken.

Maar zodra het oog van het geloof weer gericht wordt op de belofte van God, dan is er hoop, dan is er uitzicht op de verlossing.

 

De Heere wil het geloof van Zijn kinderen oefenen. Hij wil hen leren om af te zien van alles wat van henzelf is, om af te zien van omstandigheden en te vertrouwen op de belovende God, Die nooit herroept hetgeen Hij heeft gesproken.

O, leg uzelf dan maar neer, als een onwaardig mens, aan Zijn voeten. En zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven (Hos.2:3). Op Zijn tijd bevestigt Hij, dwars door alle onmogelijkheden heen, het Woord van Zijn belofte.  Daarop ziende mag Gods Kerk, de Kerk van toen en de Kerk van nu, zingen wat we nu samen willen doen, het zevende vers van Psalm 27:

 

Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven

Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,

Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed, gebleven?

Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.

Wacht op den HEER, godvruchte schaar, houd moed:

Hij is getrouw, de bron van alle goed;

Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer;

Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den HEER.

 

We gaan nu naar onze derde gedachte:

 

  1. Het scharlaken snoer, een teken van onderwijs.

En zij bond het scharlaken snoer aan het venster. Door dit teken heeft de Heere Rachab onderwijs gegeven en wil de Heere ook ons onderwijzen in de weg van de zaligheid.

Wat betreft de weg van behoud door genade alleen, is er nogal eens een tweevoudige misvatting. Enerzijds is er de verkeerde mening dat de zonde een onoverkomelijk bezwaar zou zijn voor de genade. Dan denkt u misschien: ‘Als ik nu maar eens anders was, als ik maar beter was, dan zou ik wel behouden kunnen worden’. En wat zijn wij mensen dan geneigd? We proberen onze schuld te verkleinen. Maar zo begrijpen we niets van het wonder dat alleen uit genáde, het scharlakenrood van de zonde als witte wol wordt, nog witter dan sneeuw.

We moeten voor God ook niets van onze zonden achterhouden. Wat zei David in Psalm 32?

‘'k Bekend', o HEER, aan U oprecht mijn zonden;

'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden;

Maar ik beleed na ernstig overleg,

Mijn boze daân.’

En dan? Dan zingt hij ook: ‘Gij naamt die gunstig weg.

Wie in zichzelf een totaal verlorene wordt, die zal het geheim van de Goddelijke verlossing ervaren. De Borg heeft Zijn bloed gestort aan het kruishout van Golgotha, opdat schuldige mensen bekleed zouden worden met de gerechtigheid van God.

 

Er is nog een tweede misvatting met betrekking tot de weg van behoud. Mensen die bewaard zijn gebleven voor grote, openbare zonde zoals door Rachab begaan, denken soms: ‘Als ik ook zo’n erg zondige weg gehad zou hebben, dan zou ik misschien makkelijker bekeerd kunnen worden.’ Daarmee wordt de dwaze gedachte gevoed dat de zonde een aanbeveling zou zijn.

Vooral mensen die van jongs af aan de Heere mogen vrezen, die niet zo weten van een leven in de zonde, vallen nogal eens in deze strik van de duivel. Maar we moeten bedenken: Rachab heeft zich door haar zonden wel de rampzaligheid, maar niet het behoud waardig gemaakt. Je hoeft niet, zoals Rachab, in de zonde geleefd te hebben. Maar wel moeten we met haar op de knieën gekomen zijn om behouden te worden.

Dat is voor ons allemaal nodig. Want zowel een net kerkmens alsook een crimineel – we  zijn allen in onszelf verloren. En alleen uit vrije ontferming worden we behouden.

Vrije ontferming, bewezen aan een vrouw als Rachab.

Ach, een eigengerechtigd mens ergert zich ten diepste hieraan. Weet u wanneer u dat niet meer doet? Als je zelf die vrije ontferming nodig krijgt. Dan verhef je je niet boven Rachab. Dan zul je, met Mefiboseth, aan de voeten van de Heere buigen en zeggen: Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een dode hond, als ik ben? (2 Sam. 9:8).

 

En ze bond het scharlaken snoer aan het venster.

We krijgen hier ook onderwijs als het gaat om medelijden te hebben met anderen die eenzelfde oordeel tegemoet gaan. Met groot medelijden gaat Rachab naar haar vader en moeder, broers en zussen, en ze vertelt hen wat die spionnen uit Israël tegen haar gezegd hebben. We horen haar als het ware zeggen: ‘Vader, moeder, we leven in een stad die aan het oordeel blootstaat. Haast u, kom bij mij in huis, dan bent u veilig.’

 

Gemeente, geloven we echt zeker dat straks de elementen brandende zullen vergaan? Dat alleen zij die geloofd hebben, zullen ingaan in de rust? En dat alle anderen een verschrikkelijke toekomst te wachten staat?

Snijdt het niet door uw ziel dat straks uw familieleden, uw buren zullen omkomen in het oordeel als ze niet geborgen zijn in de Heere Jezus Christus? Stel toch alles in het werk om de zaligheid zo eenvoudig en begrijpelijk als mogelijk is duidelijk te maken.

We weten dat we geen enkel hart kunnen bekeren, dat is het werk van God. We dienen wel getrouw te zijn en er tijd voor te nemen om het Woord van God te binden op de harten van de mensen die de Heere op onze weg plaatst.

Wat is er bij ons dikwijls veel traagheid en nalatigheid. Het is een beschamende les die Rachab ons leert.

 

Weet u wat dan het beste getuigenis is? Dat u het met uw eigen hart zelf gelooft en het aan anderen kunt laten zien. Kortom: dat u het christelijk geloof ook werkelijk voorleeft.

Bij Rachab was het koord aan het venster een teken van de oprechte belijdenis van haar zonde. Want nogmaals, het scharlaken snoer was een kenmerk aan een huis van zonde. Maar nu moet ze dat teken van de zonde, dat aan de voordeur hing, verplaatsen naar het venster in de achtermuur. Het venster waardoor ze de verspieders heeft neergelaten. Zodat de Israëlieten, als ze straks bij Jericho komen, kunnen zien: Dat is het huis van Rachab. Zij en haar familie zullen gespaard worden.

Aan de ene kant is dit snoer dus een belijdenis van haar zonde. Maar nu het snoer naar de achtermuur is verhuisd, is het ook een bewijs van haar breken met de zonde. Rachab beleed haar zonde en liet ze ook na. Ze bekeerde zich van haar zonde tot de God van Israël.

Zo is dit koord ook een teken van de belijdenis van haar geloof. Een geloof dat ze – schuldig in zichzelf en misschien vaak met veel aarzeling – tóch de toevlucht neemt tot de God van Israël. Met een roep om genade voor zichzelf en voor haar familie.

 

De mensen in haar omgeving mochten weten van de verandering in haar leven. Daarom, ook u, ook jij, doe belijdenis van uw geloof voor de mensen. Wanneer de Heere Jezus Zich niet wil schamen voor u, zult u zich dan schamen voor Hem? Hoeveel reden heeft de Heere niet om Zich voor u, voor jou, te schamen? Maar Hij doet dat niet…

Als u Hem in het verborgen belijdt, belijd Hem dan ook in het openbaar. Al zou niemand, net als in de dagen van Noach erop letten, de Heere let er wel op.

Dit belijden is niet alleen iets van woorden. Het is iets van heel je leven. Laat het scharlaken snoer hangen over je gesprekken, over je maatschappelijke leven. Opdat niemand over ons zou kunnen zeggen: ’s Zondags zit hij achter het scharlaken snoer, maar in de week doet hij net als wij. Laat het snoer maar hangen in je gezin en kom er voor uit welke Koning je dienen mag.

 

De muren van Jericho vielen door het geloof van Israël, maar door het geloof van Rachab bleef haar huis staan.

Wat zal dat voor haar een ontroerend moment geweest zijn. Toen werd, wat haar in de belofte was geschonken, volle werkelijkheid. Als een brandhout werd ze uit het vuur gerukt. We zien dat de Heere niet beschaamd maakt die het van Hem verwachten.

Rachab werd niet alleen in Israël ingelijfd, ze werd ook moeder van een kind in een eerbaar huwelijk. De Bijbel zegt ook dat ze de stammoeder is geworden van de Heere Jezus Christus.

Hoe diep zij ook gezonken was, haar Zaligmaker wilde Zich nog dieper vernederen. Opdat Hij haar en allen die net zo diep als Rachab gezonken zijn maar naar Hem gaan om gered te worden, zou kunnen zalig maken.

 

Gemeente, is dat niet een rijke bemoediging? Een bemoediging voor allen die zich schuldig weten voor God? Luister dan: Voor God zijn er geen hopeloze gevallen.

Misschien ziet u zichzelf zo dikwijls als een hopeloos mens. Zo zwart van de zonde; al zo oud geworden… Maar leer uit dit Schriftwoord dat er voor God geen hopeloze gevallen zijn. Dat er zelfs voor wie zich te diep gezonken waant, geen enkele reden is om te wanhopen.

Wanhoop gerust aan uzelf. Dat is een heilzame wanhoop. Maar wanhoop niet aan de genade van God, want die roemt tegen het welverdiende oordeel.

De Heere weet wel wie u, wie jij bent. Hij weet precies wat er in ons hart leeft. Hoe verkeerd het is, hoe goddeloos. Toch zegt Hij: Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol (Jes.1:18).

We zien dat de Heere Zijn werk afmaakt. Wat Hij belooft, dat geeft Hij ook op Zijn tijd.

Dan zijn er momenten dat genade zó groot wordt, dat je het gaat zeggen: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben (1 Kor.2:9).

En u zult het dan eenmaal, met Rachab, mogen belijden: Het is door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen.

 

Amen.

 

Psalm 89 vers 8:

 

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;

Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht;

Wij steken 't hoofd omhoog en zullen d' eerkroon dragen,

Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen;

Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven,

En onze Koning is van Isrels God gegeven.