Ds. R. Kattenberg - Handelingen 2 : 11-13, 41b
Pinksteren in Jeruzalem.
Handelingen 2 : 11-13, 41b
11. Wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken. 12. En zij ontzetten zich allen en werden twijfelmoedig, zeggende de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn? 13. En anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn. 41. En er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 148: 1 | |
Lezen : | Handelingen 2: 1-21 | |
Zingen : | Psalm 145: 1 en 3 | |
Zingen : | Psalm 45: 3 | |
Zingen : | Psalm 68: 14 | |
Zingen : | Psalm 5: 12 |
Gemeente, de tekst van de preek kunt u vinden in Handelingen 2, en wel het laatste gedeelte van vers 11, vers 12 en 13 en het laatste gedeelte van vers 41.
11. Wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.
12. En zij ontzetten zich allen en werden twijfelmoedig, zeggende de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?
13. En anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn.
41. En er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen.
We staan stil bij: Pinksteren in Jeruzalem.
Vier punten:
- De grote werken van God.
- Diepe ontzetting.
- Bijtende spot.
- Een heerlijke oogst.
1. De grote werken van God
Drukte met Pinksteren, drukte in Jeruzalem. Van alle kanten zijn de feestgangers toegestroomd. Een bont gezelschap uit alle oorden van de wereld. Het Woord van God en de dienst aan Israëls God is wat deze mensen samenbrengt in Jeruzalem. Ze hebben het geluid gehoord als van de geweldige gedreven wind. Ze zijn erdoor in verwarring geraakt, want wat betekent dit, wat is dat, wat maken we toch mee?
En als het geluid van de wind weg is dan is daar de stem van de predikers. Dan treden de apostelen aan als dienaren van het Woord van God, en wat prediken zij? Wel, zegt de tekst: Zij preken de grote werken van God, de grote daden, de grote dingen die God doet.
Gemeente, de verklaring die de kanttekeningen ons daarvan geven is prachtig. Zij zeggen: ‘Die grote werken zijn de heerlijke daden van God; namelijk die Hij door Jezus Christus gedaan heeft tot der mensen zaligheid.’ Hier wordt in een heel klein stukje heel veel gezegd, om niet te zeggen: álles gezegd. De grote daden, de heerlijke daden van God die Hij gedaan heeft door Jezus Christus tot der mensen zaligheid.
Voelen jullie dit aan meisjes en jongens, ouderen, het gaat hier met ‘der mensen zaligheid’ direct om u, om jullie, om mij. Pinksteren is de rechtstreekse verbinding naar ons levensdoel.
Het eerste wat de apostelen als dienaren van Christus door de Heilige Geest ontvangen hebben, is kennis en licht over de dingen die ze voorheen niet begrepen. Over dingen waar ze vraagtekens bij zetten. Ze zeiden dat ze het niet snapten. Hoe kan dat, de geboorte van de Heere Jezus, Zijn vleeswording? Waarom is het lijden dat Hij heeft moeten ondergaan allemaal geweest? Waarom is alles geëindigd op het vloekhout der schande, waarom heeft Hij gehangen op Golgotha?
Eerder hebben de discipelen niet begrepen hoe in deze weg de gerechtigheid voor God moest worden aangebracht. Maar dat is nu anders geworden. Het volle licht van Pinksteren is over hun leven opgegaan. Ze staan in de lichtglans van de heerlijke daden van God die Hij door Jezus Christus gedaan heeft tot zaligheid der mensen. En daarom spreken ze, prediken ze de grote daden van God. Ze zeggen niet, wij hebben dit of nu weten we dat. Nee, het gaat over de grote daden van God. En dan spreken ze helemaal in de lijn met wat Maria, de moeder van de Heere Jezus heeft gesproken.
Kinderen, jullie weten dat Maria een lofzang gezongen heeft. En in die lofzang zegt ze: Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij Die machtig is, en heilig is, Zijn Naam (Luk.1:49). Grote dingen, dezelfde woorden als die we hier lezen. Grote dingen, en dan ziet Maria dus met name op de geboorte van de Heere Jezus Christus.
De discipelen leven dertig jaar later. Ze nemen dat woord over en ze mogen er nog meer van verstaan. Er valt niet alleen licht over de wondere geboorte van de Heere Jezus, maar ook over alle andere grote daden die God gedaan heeft tot verlossing van een wereld, verloren in zonde en schuld.
Gemeente, de discipelen spreken over de geboorte van de Heere Jezus, Zijn lijden, Zijn sterven en Zijn opstanding. Ze zeggen: ‘Er is één Naam, één woord: Jezus. Daar zijn ze vol van, daar preken ze over uit de volheid van hun hart. Dat is in overeenstemming met de lijn die de Heere Jezus heeft aangegeven. Als de Heilige Geest gekomen zal zijn, zal Hij u de toekomende dingen vertellen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen (Joh.16:14). Zo prediken ze Christus vanuit de volheid van Pinksteren, de enige Naam, maar ook de volkomen Naam tot zaligheid.
Wat denkt u gemeente, zou de prediking vandaag anders moeten zijn? Of moeten we hier een voorbeeld aan nemen? Ik denk het laatste. Het gaat om Zijn Naam, het gaat om de Zaligmaker van de wereld, uw heil en daarmee de eer van God. Jezus – Hij moet gepredikt worden. De banier van het Evangelie wordt hoog opgeheven en die banier wordt ontrold. En dan ziet u Zijn Naam: Jezus, de Nazarener, de grote Inhoud van het Evangelie.
Aan wie wordt Hij gepredikt? Aan alle mensen die daar op die Eerste Pinksterdag waren. Aan alle mensen die in de kerk zijn.
Hoe wordt Hij ook vandaag nog gepredikt?
Net als op die Eerste Pinksterdag.
Prediking is een nodiging, een nodiging als het gaat om het Evangelie van genade van God. De nodiging van het Evangelie gaat sinds Pinksteren uit over de hele wereld. De prediking is daar waar mensen wonen. De nodiging van het Evangelie geschiedt onbeperkt en onbepaald. Niet verengd, niet in boeien geslagen, maar voluit, en in alle vrijheid.
De nodiging wordt gebracht op een wijze dat er geen voorwaarden gelden. Er worden geen eisen vooraf gesteld. Er wordt geen geschiktheid van u gevraagd. En als u nu vraagt of het dan ook over u gaat, dan zegt het Woord: Ja! Zeker! Over wie dacht u dat het anders zou gaan? Ook over kinderen als u die hebt, of kleinkinderen, of over jullie, meisjes en jongens. Dan zegt de Heere: ‘Ik vraag niets vooraf.’
Ik hoor u zeggen: ‘Ja, maar moet ik nou niet dit meenemen, of dat?’
Weet u, al zou u nog zo’n geringe geschiktheid eisen van uzelf, Christus zal altijd minder eisen. Hoe verloren we ook zijn, Jezus zal Zich nog dieper neerbuigen. Hij, Die afgedaald is tot in de diepte van de hel om alles te verdienen, zal ook zo diep afdalen om Zijn verdiensten toe te passen. En zijn wij niet helwaardig? Hebben we het daar niet naar gemaakt? Zo laag daalt Hij af!
Daarom, zondig mensenkind, wie u ook bent en waar u ook vandaan komt, komt u uit een diepe hel van zonde, ongerechtigheid en boosheid, zie nochtans uit naar Hem. Wend u naar Hem toe, naar Christus toe, en wordt behouden. Want de klok luidt ook met Pinksteren.
Welke klok?
De klok van het welbehagen van God de Vader in het zaligen van zondaren. En in het luiden van die klok hoort u: Hier zijn de fonteinen van heil, hier is het bloed van Jezus Christus tot reiniging van al uw zonden.
Zó hebben ze daar in Jeruzalem ook die klok horen luiden. Die Arabier uit Egypte, die heidenen. Gemeente, laten we ons maar niets verbeelden; heel ons leven is verzondigd, heel ons leven is verloren. Er is geen goed woord van te zeggen.
Maar luister dan tóch: Wij verkondigen u de grote daden van God die Hij in Jezus Christus gedaan heeft tot der mensen zaligheid. U wordt veroordeeld en bent veroordeeld, vanwege uw zonde en schuld, vanwege het overtreden van al de geboden van God. Het is een oordeel, gemeente, en ik huiver om het u te zeggen, maar tot in alle eeuwigheid. U moet veroordeeld worden omdat u Christus hebt gekruisigd en gebracht hebt aan het vloekhout der schande. Ziet u uzelf staan? En jullie ook, meisjes en jongens, langs de kruisweg van de Heere Jezus?
Wie roepen daar toch: Kruis Hem, kruis Hem? Ben jij, bent u dat niet? Beseft u dat het uw aandeel is, dat u om Zijn bloed hebt geroepen? Dat bloed dat nu gepredikt wordt tot reiniging van al uw zonden, dat bloed dat u nú verkondigd wordt opdat u weten zou dat er in dat bloed vergeving is, zelfs voor zo’n zondaar als u of jij. Er is een Zaligmaker Die u roept, en dat is Jezus.
Gemeente, hoe wilt u zich verontschuldigen in het gericht van God als u de grote werken van God gepredikt zijn en u daar geen gehoor aan heeft gegeven? Wat zullen jullie kunnen zeggen, meisjes en jongens, als jullie tegenover de Heere staan? Hij zal zeggen: ‘Jij was toch ook in de kerk met Pinksteren? Toen heb Ik jou toch ook genodigd? En de grote werken van God zijn toch ook aan jou doorgegeven?
Grote werken van God. Wat is er op Pinksterdag in Jeruzalem een bont gezelschap van mensen. U hebt ze allemaal wel een keer langs zien komen en u kent ze onderhand wel uit uw hoofd, maar het zijn er nogal wat; al de namen die genoemd worden. En dan is de vraag: heeft de Heere iemand overgeslagen als het gaat over de bediening der verzoening, als het gaat om de nodiging van het Evangelie? Heeft Petrus gezegd: ‘Ja kijk, als je uit Cappadocië komt, als je van Cyréne vandaan komt, dan geldt het voor jou niet?’ Het Evangelie is gepredikt zo wijd als de volkenzee is, zonder enige beperking.
En er is niemand die zeggen kan: ‘Ik kon er niets aan doen, ik kon het niet begrijpen. Nee, ze horen in hun eigen taal de grote werken van God verkondigen. Dus elke verontschuldiging is hen ontnomen. Het is verkondigd aan iedereen.
Gemeente, ook u kunt niet zeggen: ‘Ja, maar ik kan het niet verstaan.’ De Heere heeft er langs wonderlijke wegen voor gezorgd dat we het Woord van God in onze eigen taal hebben en dat de boodschap van het Evangelie verkondigd wordt in woorden die we kennen en verstaan. Mochten er kinderen zijn die in de preek woorden horen die ze niet kennen of begrijpen, dan weet u wat u als vader en moeder doen moet. U mag het uitleggen. En wie zal alles begrijpen? Niemand.
Het Woord klinkt in onze eigen taal; het is Gods boodschap aan u, aan jou, aan mij. De Heere zegt: ‘Meisjes en jongens, hou op met zondigen, zeg de zonde vaarwel, bekeer je, bekeer je tot Mij.’ Hij nodigt je tot Zijn gezegende dienst. Paulus vat het later samen in zijn brief aan Korinthe: Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking: Maranatha (1Kor.16:22).
En als u Hem niet liefhebt? Woorden van engelen en stemmen van mensen kunnen uw dode hart niet opwekken en levend maken. Maar waar het Woord van de Koning is, daar is heerschappij, daar gebeuren wonderen, daar zal de Heilige Geest Zijn werk doen. En we zien dat ook, we horen het ook als we het derde vers zingen van Psalm 45:
Uw pijlen, fel van uwen boog gedreven,
Zijn scherp, en doen gehele volken beven;
Zij vellen neer, wat uw vermogen tart,
En dringen diep in 's vijands wreev'lig hart.
Gij zult, o God, in eeuwigheid bekleden,
Den vasten troon van uw gerechtigheden;
De rijksstaf, dien uw hoge Majesteit
In 't Godsrijk zwaait, heerst met rechtmatigheid.
Pinksteren in Jeruzalem. We hoorden in de eerste plaats van de grote daden van God. In de tweede plaats staan we nu stil bij:
2. Een diepe ontzetting
Is het wonder dat die mensen ontzet waren? De menigte die daar samengekomen is, is onder die buitengewone verschijnselen van haar stuk gebracht. Ze hoorden de discipelen in hun eigen taal de grote werken van God spreken. We lezen in vers 7 en vers 12 dat ze zich allen ontzetten, zich verwonderden en twijfelmoedig werden, in twijfel geraakten. Ze wisten zich geen raad meer door die aangrijpende gebeurtenissen. Wij kunnen ons niet voorstellen wat dat voor hen geweest is.
Je moet wel proberen je in te leven in de omstandigheden van die mensen, in de huid kruipen van zo’n Arabier of Egyptenaar. Maar dan nog blijft dat voor ons toch nog altijd op afstand. Die mensen stonden er middenin. Wat ze nu meemaken is totaal nieuw, daar hebben ze nooit van gehoord en het leidt tot een stuk verlegenheid. Ze ontzetten zich allen, ze werden twijfelmoedig en zeiden tegen elkaar: Wat wil toch dit zijn, wat gebeurt er toch, wat betekent dit alles? Ze weten er geen raad mee. De prediking van de apostelen zet ze heel persoonlijk tegenover het Woord van God. En ze zijn ervan onder de indruk, onder de indruk van het Woord van God.
Bent u dat ook? Jij ook? Misschien nu niet, maar misschien in het verleden? Toen u onder de indruk was van het Woord van God? Gehoord en gevoeld dat het niet goed ging? Meisjes en jongens, jullie lachen en praten er misschien overheen. Maar zo’n indruk van het Woord van de Heere, ook als we ouder geworden zijn, is een roepstem van de Heere om voor Hem te buigen en om onvoorwaardelijk te capituleren voor de allerhoogste God. Ze zeiden tegen elkaar: Wat wil toch dit zijn?
Misschien heb jij ook wel eens gedacht: Wat me nu overkomt, hebben kinderen van God dat ook? Wat wil toch dit zijn in mijn leven? Onder de indruk van het Woord. Je stond als het ware op een kruising. Linksaf of rechtsaf? Het kan allebei.
Gemeente, het is goed als we stilgezet worden op onze levensweg. Maar het is niet genoeg. Hoevelen hebben die de klop van God op de deur van het hart gehoord, maar die klop genegeerd? Wel ontzet en verbaasd, wel gezegd: ‘Wat betekent dit toch?’ Het Woord gelezen, de bladzijde omgeslagen en toch maar weer door geleefd?
Als er nu mensen in de kerk zitten op wie de grote daden van God indruk hebben gemaakt, dan is het wel de vraag waar het u gebracht heeft. Wat heeft het uitgewerkt in je leven, meisjes en jongens? Ouderen, bent u tot waarachtige bekering gekomen en tot het geloof in Christus? Hebben die grote daden van God uw eigenzinnigheid doen ophouden, uw zelfhandhaving doorbroken en hebt u als een schuldige gebogen voor het aangezicht van God? Hebt u toevlucht gezocht tot het bloed van de Heere Jezus Christus?
Hoe vaak hebben we Pinksteren al gevierd, en wat is de zegen, de uitwerking ervan in ons leven? Hoe vaak hebben we de grote daden van God tot der mensen zaligheid gehoord? En u bent er dezelfde onder gebleven?
U kunt niet neutraal blijven als het gaat om de boodschap van de hemel. U kunt het ook niet afdoen met het etaleren van uw vragen. Ja, maar hoe zit dit dan, hoe zit dat dan… Gemeente, alles wat wij zelf te berde brengen, resulteert er uiteindelijk in dat we Hem afwijzen. Jezus is daar niet onduidelijk over als Hij zegt: Wie niet voor ons, niet voor Mij is, die is tegen Mij. Dat zie je ook op de Pinksterdag in Jeruzalem als er mensen zijn die overgaan tot spot, onze derde gedachte:
3. Bijtende spot
Het werk van God wordt verdacht gemaakt, want, zo lezen we: En anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn. Ze hebben te diep in het glaasje gekeken, nu al, op deze vroege ochtend. Het werk van de Heere wordt bestempeld als een drinkgelag. De Heere Christus vervult Zijn kinderen met Zijn Heilige Geest en dan zeggen Zijn vijanden: Jullie zijn aan de drank, jullie hebben te veel gedronken.
Gemeente, wat is nu het onderwijs?
De Heilige Geest is nodig! De Geest, Die kwam uit de hemel van de Vader en van de Zoon, Die op deze pinksterdag heel opvallend werkt met machtige tekenen van wind en van vuur.
Maar dacht u dat de satan dat zomaar voorbij laat gaan? Dacht u dat de duivel dat zomaar over zijn kant laat gaan? Waar we hier horen van de grote daden van God en waar Christus wordt aangewezen en aangeprezen als de enige Weg van behoud, daar komt ook de vijandschap tegen het kruis van Christus openbaar. Daar mobiliseert de vorst der duisternis zijn troepen om een tegenaanval in te zetten, en zo komt er spot. Spot met die hoge, heerlijke dingen die de Heere vanuit de hemel openbaart.
Spot, van wie? Van mensen die nergens aan doen, zoals vandaag de dag? Hier in Jeruzalem is dat niet het geval. Want waarom zijn al die mensen naar Jeruzalem afgereisd?
Wel, daar vervullen ze hun godsdienstige plichten vanwege hun verbondenheid aan de dienst van de Heere, de God van Israël.
Maar nu komt het erop aan, gemeente. U ziet hier kerkmensen die spotten met de dingen die ze zien gebeuren, kerkmensen die spotten met de heilige dingen, spotten met de kruisverdienste van de Heere Jezus Christus, kerkmensen die spotten met het werk van de Heilige Geest. Dan komt het opeens dichtbij.
Raakt het u? Of zegt u: ‘Ach, zo heb ik er eigenlijk nooit over gedacht?’
Ja, maar het is wel zo. Deze mensen zijn gekomen uit verre landen voor de dienst van de Heere, en nu spotten ze als het kruis van Christus Jezus gepredikt wordt, ze spotten met de prediking over zalig worden uit genade alleen.
Hiermee staan we weer voor de spiegel en we zien onszelf daarin. Zalig worden uit genade alleen. Maar als je er als mens buiten gezet wordt en je zegt: ‘Maar ik heb toch dit en ik doe toch dat’, dan roept de prediking blakende vijandschap op. God keurt dat alles af. God heeft niets van u nodig en Hij wil ook niets van u aannemen. Het is genade voor en genade na. En daarom is het Jezus alleen en Zijn gerechtigheid alleen.
Maar desondanks volharden in uw onbekeerlijkheid. Dat is toch spotten, of niet?
Ja, het vuur tot ons behoud wordt ons na aan de schenen gelegd. U schrikt ervan zoals u er nog nooit van geschrokken bent. Omdat het werkelijkheid wordt wat Jezus zegt: En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben (Joh.5:40).
U zegt misschien: ‘Ja, maar wij kunnen niet.’
Dat zegt Jezus niet. Jezus zegt: ‘U wilt niet!’
Een ander zegt misschien: ‘Ik durf niet.’
Maar durft u dan wel bij Hem weg te blijven? De eis ligt er, de nodiging is tot u gericht, en tóch onwil? Wat een tegenstand! Het is ten diepste spotten met het Evangelie van de genade van God.
Dan gaat hier de Pinksterklok luiden, dan laat God de boodschap horen: Bekeert u. Want u komt de belofte toe, en in vers 38 zegt Petrus: Bekeert u en een iegelijk van u worde gedoopt.
Eenieder van u, hoort u wel? Al die mensen, al die mannen worden aangesproken met: ‘eenieder van u’. Bunyan zegt hierover: ‘Misschien zegt iemand nu: Maar ik heb de nagels door Zijn handen geslagen, ik heb Hem gekruisigd.’
Bunyan zegt dan: ‘Eenieder van u.’
Een ander zegt: ‘Ik heb mijn tong uitgestoken tegen Hem toen Hij aan het kruis hing.’
Dan mogen we tóch op de pinksterdag horen: ‘eenieder van u’. Hoort u, dat is de rijkdom van de ontferming van God over zondaren uit het menselijke geslacht, opdat u het de Heere gewonnen zal geven.
Gemeente, er kan eindeloos gespot worden, mensen kunnen ‘nee’ zeggen tegen God, maar desondanks zal de Heere instaan voor Zijn eigen werk. Zal nietig stof Hem het hoogst gezag ontnemen? Zal Pinksteren zo ondergaan in een geest van spot en verderf?
‘Nee’, zegt het Evangelie in vers 41: Er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen.
Daarover gaat onze laatste gedachte: Een heerlijke oogst. We zingen daarover uit Psalm 68 vers 14:
Uw God, o Isrel, heeft de kracht
Door Zijn bevel u toegebracht,
O God, schraag dat vermogen;
Versterk hetgeen Gij hebt gewrocht,
En laat Uw gunst, door ons verzocht
Uw volk voortaan verhogen.
Dan passen, Uwen Naam ter eer,
Om Uwes tempels wil o Heer’
De vorsten op Uw wenken.
Zij zullen u van allen kant,
Zelfs uit het allerverste land
Vereren met geschenken.
4. Een heerlijke oogst
Pinksterfeest in Jeruzalem. We hoorden niet alleen van de grote daden van God, van diepe ontzetting en bijtende spot, maar we sluiten Gode zij dank af met een heerlijke oogst. Want er was niet alleen diepe ontzetting en bijtende spot op die Eerste Pinksterdag. Er is ook een rijke oogst: En er werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen. Wat heeft de Heilige Geest de netten van het Evangelie breed uitgezet. Ziet u het voor u? Wat een rijke vangst uit de grote zee van de volkerenwereld wordt er binnengehaald! Wat een weelde!
De vissers uit Urk zouden elkaar erbij roepen en zeggen: ‘Kijk! Wat een geweldige vangst hebben we binnengehaald.’
En dan zien we hier drieduizend mensen, getrokken uit de duisternis van dood, graf en zonde. Van vrienden van de wereld tot burgers van het koninkrijk van God, door het licht van Gods genade. Deze predikers hebben de belofte vervuld gezien die de Heere Jezus hun meegegeven heeft toen Hij zei: Volgt Mij na, en ik zal maken dat gij vissers der mensen zult worden (Mark.1:17).
Gemeente, wat een blijdschap voor die mensen, die de prediking van Petrus gehoord hebben en tot bekering gekomen zijn, tot het geloof in Christus de Gekruisigde. Hoewel veroordeeld tot in het diepst van hun hart heeft Hij, de Zaligmaker der wereld, dankbare verwondering bij Parthers, Meders en Elamieten gewerkt. Drieduizend zielen die uit een door de Heilige Geest verbroken hart het hebben uitgeroepen: ‘Mijn God, ik zal U eeuwig loven want er is er maar Eén Die het gedaan heeft, en dat bent U.’
Dankbare en kinderlijke verwondering bij die mensen op de pinksterdag. Ze konden zich nergens op laten voorstaan, ze konden zich nergens op beroemen, ze konden niet zeggen: ‘Ja, maar ik heb ook dit en ik heb ook dat.’ Ze hadden alleen maar schuld.
Kijk eens naar zo’n Arabier uit het geslacht van Ismaël. Ismaël is indertijd uitgeworpen uit de tent van Abraham. Ismaël, moslims. Het evangelie gaat open naar alle kanten; naar alle mensen. Neem nou een Egyptenaar. Je zult maar uit Egypte komen waar de jongetjes ooit verdronken werden in de Nijl en waar Israël als volk verdrukt werd. Daar stonden de tichelovens waar het volk van God ten dode toe veroordeeld werd om daar te werken. Ze hoorden er niet bij. Maar Pinksteren zet ze er wel bij en al die andere volken ook, waar ze ook maar vandaan komen. Ze konden er geen aanspraak op maken, maar ze werden er van ’s hemels wege bij gezet.
Geeft dat herkenning? Moet u of jij zeggen: ‘Ik hoor er ook niet bij. Hoe kan ik erbij horen, bij de mensen die genade van God ontvangen en die mogen delen in de rijkdom van Zijn ontferming? Weet u, we hebben zoveel kwaad tegen zoveel goeds bedreven. Daarom moet ik er buiten gezet worden en buiten blijven staan met heel mijn verloren leven.’
Maar, gemeente, God zet er op Pinksteren mensen bij die totaal geen aanspraak kunnen maken op wat dan ook. God zet er mensen bij van wie je zou zeggen: ‘Jullie staan er buiten!’ Ja, maar God heeft geroepen. God zegt op Pinksteren: ‘Al ligt heel je geslacht verloren en al is heel je volk goddeloos, nochtans, ongehoorzamen zullen bij de Heere wonen.
Goddelozen zullen van God gaven ontvangen omdat Christus de zaligheid heeft verdiend voor totaal verlorenen.
In eigen oog horen ze er niet bij, en toch werd het mogelijk. Want het oordeel lag op Christus. Wij hebben met de Joden geroepen: ‘Hij hoort er niet bij; weg met Hem, Jeruzalem uit!’ Hij riep tot de hemel. Maar ook de hemel liet weten: Hij hoort er niet bij. Voor onwaardigen nedergedaald ter helle, als Borg, als Plaatsbekleder.
Op de dag van Pinksteren vindt het Evangelie van genade zijn weg. Als we vragen hoe de Heilige Geest dan werkt, dan zegt dit Woord: Hij werkt wonderlijk, ook in de dienst der verzoening. Hij werkt door het Woord van God. Hij werkt dáár, waar de Naam van Jezus gepredikt wordt als de enige Naam waarin de zaligheid te verkrijgen is voor de grootste van de zondaren.
Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor is door het Woord van God. Die dan Zijn Woord gaarne aannamen – hoewel niet allen het aannamen – die werden gedoopt. En er werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen. Gods genade maakte ze gewillig om het Woord aan te nemen, om voor het Woord te vallen en om voor het Woord te buigen.
Gaf u zich al gewonnen? Meisjes en jongens, hebben jullie de strijd al gestaakt? Ja, de Heere ontdekt je aan je zonde en je schuld. Hij spaart je niet daarin. Genade gaat immers dwars door je leven heen, dwars door je hart heen. God slaat je alles uit handen. En daar sta je dan, veroordeeld en met lege handen. Maar Gode zij dank, want lege handen wil Hij vullen.
Zie je ze in gedachten staan, die drieduizend? Ze gaan de dood in. Met Pinksteren? Ja, ze gaan de dood in want ze worden gedoopt. Ze gaan even kopje onder, even kun je ze niet zien, want ze dalen af in de diepte van de dood en ze staan op uit het water tot een nieuw leven in Christus Jezus. Ze zijn afgebracht van alles wat van henzelf is.
Alleen zo krijgt God de eer. Door het welbehagen van de Vader, door de verdienste van de Heere Jezus Christus, door de toepassing van de Heilige Geest.
Drie-enig God, U zij al de eer.
Amen.
Psalm 5 vers 12:
’t Rechtvaardig volk zult Gij belonen,
Terwijl Gij, Heer’ hen overdekt,
Hun tot een veilig schild verstrekt.
Gij zult goedgunstig hen bekronen
Ja, bij hen wonen.