Ds. H. Brons - Johannes 15 : 1 - 3

De wijnstok en de vrucht

1. De ware Wijnstok.
2. De reine rank.
3. De werking van het Woord.

Johannes 15 : 1 - 3

Johannes 15
1
Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.
2
Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.
3
Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 97: 7
Lezen : Johannes 15: 1-16
Zingen : Psalm 32: 2, 4 en 6
Zingen : Psalm 65: 2 en 3
Zingen : Psalm 80: 9

Gemeente,

Het Schriftwoord dat ik u in deze dienst met de hulp van de Heere mag prediken, vindt u in het gelezen Schriftgedeelte, Johannes 15, met als uitgangspunt de verzen 1 t/m 3:

 

Ik lees u Johannes 15: 1-3:

1 Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.

2 Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en alle die vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.

3 Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.

 

We staan stil bij de Wijnstok en de vrucht, en letten daarbij op drie aandachtspunten:

 

  1. De ware Wijnstok.
  2. De reine rank.
  3. De werking van het Woord.

 

We staan in deze dienst dus stil bij de Wijnstok en de vrucht. Vers 1 spreekt van de ware Wijnstok. Daarna letten we op de reine rank. Vers 2 spreekt daarover, over een rank die gereinigd wordt. Maar tegelijkertijd, en dat is heel indringend, spreekt vers 2 ook over twee soorten ranken: de nutteloze, onreine rank en de nuttige, reine rank. Ten slotte letten we op de werking van het Woord, zoals we dat lezen in vers 3.

Misschien hebt u, heb jij de vraag hoe het kan dat er een ware Wijnstok is en dat daaruit ranken komen die rein en zuiver zijn én ranken die dat niet zijn. Het antwoord staat in vers 3: rein zijn ze door het Woord dat Ik – de Heere Jezus – tot u gesproken heb. Het gaat dus om de krachtige werking van Gods Woord.

 

  1. De ware Wijnstok

De Heere Jezus spreekt hier een gelijkenis uit. Ik kom er zo op terug wat Hij met deze gelijkenis wil zeggen. Eerst dit: Hij doet dat op weg van de opperzaal naar Gethsémané. Aan het eind van Johannes 14 lezen we dat Jezus opstaat en ook van Zijn discipelen vraagt: Staat op, laat ons vanhier gaan.

Misschien heeft Hij deze woorden bij het verlaten van de zaal gesproken. Wij zouden zeggen: dat is zo’n ‘kapstokgesprek’, in de hal, bij het weggaan. Maar hoe dan ook, deze woorden hebben heel indringend geklonken voor de discipelen. Hij heeft hen voorbereid op Zijn diepe gang, op Zijn vernedering, op Zijn dood.

Deze hoofdstukken staan in het teken van de tijd, kort vóór het lijden en sterven van Jezus Christus. Hij benoemt de verwarring van Zijn discipelen, als ze zien dat hun steeds meer ontvalt en dat alles in hen wankelt. Hij bereidt hen er ook op voor dat dit de enige weg is tot hoop, tot vastheid en zekerheid.

Hier in hoofdstuk 15 bereidt Hij hen bovendien voor op een leven daarna. Als Jezus, de dood is ingegaan, zal het niet stoppen. Nee, dat is juist het begin, het begin van de opstanding, van het leven. Het begin van hemelleven waarin Christus Zijn zegen laat neerdalen.

In dat kader spreekt de Heere Jezus over de Wijnstok en de vrucht. Vrucht … voor wie? Dat is een van de vragen als je jong bent. Je hebt je dromen, je plannen en idealen, maar diep van binnen weet je dat je vooral het verlangen hebt om voor jezelf te leven. Je wilt succes hebben, je wilt het maken in dit leven. Dan is het dus een belangrijke vraag: vrucht … voor wie?

Of je bent van middelbare leeftijd en denkt: Ik bereid me voor. Ik heb een mooi pensioen opgebouwd. Straks, als de kinderen het huis uit zijn, ga ik eropuit. Ook dan is het een belangrijke vraag: vrucht … voor wie?

Voor wie leef je? Dat is het thema in deze dienst: de Wijnstok en de vrucht. Voor wie is de vrucht? Is die voor onszelf?

Het is de Landman, Die vrucht zoekt, vrucht voor Hemzelf. Alleen zo komt een mens tot zijn bestemming, onder God. Vrucht om voor te bereiden op het leven onder een geopende hemel, waarheen de opgestane Jezus straks zal opvaren en waar Hij altijd is. Onder die open hemel wil Hij het hemelleven en de hemelzegen geven, om vrucht te dragen voor de hemel. In dat kader spreekt Jezus deze gelijkenis uit.

 

Een gelijkenis is een voorbeeld uit het gewone leven, waarmee de Heere Jezus duidelijk wil maken wat Hij bedoelt. Hij neemt een voorbeeld dat alle Israëlieten kennen. Al wonen er inmiddels veel Israëlieten in de steden, iedereen weet nog wel wat een wijnstok is. Die vind je, goed verzorgd, bij huizen. Of in een wijngaard, waar vaak meerdere, al wat oudere wijnstokken staan. Uit zo’n wijnstok, met zijn knoestige stam, komen ieder jaar weer wijnranken voort. En aan die wijnranken groeit de vrucht. Dat is het voorbeeld dat de Heere Jezus gebruikt.

Het gaat niet om zomaar een wijnrank. Van een wijnstok die in het wild groeit, waaieren de ranken over de grond. Die krijgt wel vruchten, maar die liggen laag op de grond. Daar komt gemakkelijk schimmel in. Nee, de wijnrank moet omhoog. Hij moet goed worden verzorgd, hij moet worden opgebonden. En er moet nog meer mee gebeuren, anders is er geen vrucht. Dat is het voorbeeld dat Jezus gebruikt. Iedereen kent het en weet ook wat het betekent.

 

We gaan erop letten wat het betekent. Vooraf nog één ding: de betekenis is anders dan de hoorders denken. Zij denken bij een wijnstok vooral aan twee dingen.

In de eerste plaats dit: Jeruzalem is vol van pelgrims. Het is op het Pascha, dat Jezus deze woorden spreekt. Wie over de heuvels en bergen van Judea, bijvoorbeeld over de Olijfberg, naar Jeruzalem komt, ziet de berg Sion liggen. Op die berg schittert de prachtige witte tempel, die door koning Herodes vernieuwd en verfraaid is. Wat vooral ook opvalt, is de tientallen meters hoge kubus met daarin het Heilige en het Heilige der Heiligen, het centrum van de Joodse godsdienst. Voor de ingang van het Heilige staat het brandofferaltaar. Daar omheen de tempelcomplexen en de voorhoven. Alles is gericht op het Heilige, dat uittorent boven het complex en dat je vanuit de verte al kunt zien. De ingang van het Heilige, vlak voor het brandofferaltaar is ook tientallen meters hoog.

Overleveringen uit Joodse bronnen vertellen ons dat in het prachtige tempelcomplex de ingang naar het Heilige versierd was met een afbeelding van een wijnstok die met zijn wijnranken slingerde rondom die poort. Toen Jezus de gelijkenis vertelde, kon iedere Jood aan deze wijnstok met zijn ranken denken.

Eén van de Joodse bronnen vertelt ook hoe de wijnstok gebruikt wordt. Het kan zijn dat iemand iets meenam voor God. Het kon iets zijn van de oogst, bijvoorbeeld van de druivenoogst of de tarweoogst. Dat kon de priester dan hangen aan de bladeren van de wijnrank. Een mooi beeld, hè? Nu heb ik meteen een vraag: Wat wil jij vandaag meebrengen voor God? Welke vrucht breng je mee voor God? Ik kan ook vragen: Hoe wilt u aangenaam zijn voor God? Joodse mensen deden het soms door te zeggen: ‘Dit mag U hebben, het beste van wat ik heb gepresteerd, is voor U’.

Dit is dus het eerste beeld van de wijnstok waaraan de Joodse mensen konden denken.

 

Het tweede beeld waaraan de Joden kunnen denken, is heel Bijbels. Het komt op uit het Oude Testament. Straks zingen we Psalm 80; daar kun je het in terugvinden, maar ook op meer plekken in het Oude Testament. Israël wordt vergeleken met een wijnstok. Een beeld uit het gewone leven. Je zingt Psalm 80 en je denkt aan Israël. De profeten spreken erover. Israël, gevoerd uit Egypteland en teruggehaald uit de ballingschap, als een wijnstok geplant in Kanaän.

Een wijnstok is best mooi, zeker als hij wat ouder is, met zo’n knoestige stam. Maar hij is ook bijzonder kwetsbaar. Als je er niets aan doet, kruipt hij heel laag over de grond. Je zou er zo maar op trappen. Zo is Israël wel mooi, aangenaam voor God. Maar ook zo kwetsbaar. De volken hebben erop getrapt. En er zijn zoveel jaren geweest dat de wijnstok geen vrucht voortbracht. Daarom is ze verbannen naar Babel. Maar God heeft het volk weer teruggebracht.

Dan is nu alles toch weer goed? Nee! Daarom gaat de Heere Jezus een andere uitleg geven van deze gelijkenis dan de Joden denken en waaraan ook de discipelen in eerste instantie denken.

 

We hebben met het probleem te maken dat niét alles goed is. Niets is goed, niets van wat de mens voortbrengt is aangenaam voor God. Als je daar liever niet van wilt weten, dan heb je genoeg aan de eerste betekenis. Dan heb je er genoeg aan iets mee te brengen voor God en te zeggen: ‘Kijk, dit heb ik gedaan, dit is aangenaam.’ Dan hoef je niet eens te luisteren naar de rest van de preek. Dan heb je de Heere Jezus niet echt nodig. Je denkt dat je zelf dingen kunt aanbrengen die aangenaam zijn voor God. Maar God in de hemel doorziet ons hart. En Hij ziet dat niets van ons, van wat uit onszelf komt, volkomen en aangenaam is voor Hem. Daarom spreekt de Heere Jezus van een andere betekenis.

Israël verknoeit het iedere keer weer. Het moet zelfs in ballingschap gestuurd worden vanwege alle zonden waarin ze steeds weer vallen. Er is er geen hoop, geen verwachting, dan alleen…. in Mij, zegt de Heere Jezus. Ik ben de ware, de echte Wijnstok. En Ik breng vrucht voort, vrucht voor Mijn Vader. En Ik deel de vrucht van de Wijnstok en de levenssappen van de Wijnstok met Mijn Kerk.

Het is goed om te beseffen dat hoofdstuk 14 en 15 nauw verbonden zijn. U moet ze nog maar eens nalezen. Veel uitleggers verwijzen naar Johannes 14:20:  In dien dag zult gij bekennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u. Je zou kunnen zeggen dat de gelijkenis een uitleg is van dit vers.

In dien dag… Jullie zijn nu in de war, discipelen, maar er zal een dag komen dat je zult bekennen, geloven, vertrouwen en belijden dat Ik, de Heere Jezus, in Mijn Vader ben. En dat u ook in Mij bent. En omdat u in Mij bent, bent u ook in de Vader. Er zal een dag komen dat u het zult geloven en belijden, … gij in Mij, en Ik in u. Dan ben Ik wel in de hemel, maar ook in u, door Mijn Geest.

Daarover gaat deze gelijkenis. Over die uitleg, over die waarheid: Ik ben de ware Wijnstok.

 

Er is een antwoord op de vraag die je de afgelopen tijd misschien had: Hoe kan ik iets geven aan God? Wát geef ik aan God? Gemeente, ik gaf net streng aan wat een mens ten diepste is, en wat hij geeft aan God. Daarmee bedoel ik niet dat de vragen niet belangrijk zijn. Ik moet wel scherp en streng zijn over wat er in een mensenhart leeft en hoe een mensenhart alles verontreinigt. Omdat het zo is! Maar de vragen zijn wel belangrijk: Hoe ben ik, hoe bent u, hoe ben jij aangenaam voor God? Hoe kun je tóch iets meebrengen, toch iets geven, hoe alleen? Uit Wie alleen? Dat zijn vragen die opkomen uit een brandend hart, uit een hart vol liefde. Vragen uit een hart dat verlangt naar het goede, naar heiligheid.

God is de Heilige, de Heilige van Israël. Hij woont in het midden van Israël. Dat laat het tempelcomplex zien. Het heilige – dat is de plek waar Hij benaderd wil worden. En in het heilige der heiligen, in het Allerheiligste, daar woont Hij, want dat heeft Hij beloofd. Maar hoe kun jij, hoe kan ik, hoe kunt u aangenaam zijn voor God en tot Hem naderen? Dat is een vraag van mensen die van God houden en van heiligheid houden. Mensen, die het niet verdragen kunnen dat er iets onheilig is.

Wat is onheilig? Dat wat niet van God is, wat anders is dan God. Onheilig is zondig, het mist zijn doel. Onheilig is dat je niet leeft voor God en dat je niet je hele leven aan God geeft. Onheilig zijn de dingen in je leven die niet voor God zijn. Onheilig is dat je van Zijn Tien Geboden afwijkt, die zo heilig zijn. Onheilig is dat je steeds weer het verkeerde doet. Het verkeerde dat overal doorheen kruipt en alles bederft. Dat is onheilig! Een brandend hart kan dat niet verdragen.

Ik zeg niet dat een brandend hart niet van onheiligheid weet. Dat kan zo’n misverstand zijn, ook van een jongen of meisje vandaag. ‘Ik heb zo mijn best gedaan om het goed te doen en het is weer mislukt. Ik denk elke keer dat het volmaakt en perfect moet zijn, en ik ben dat nooit. Dat lukt mij niet.’ Dan moet je niet denken dat het voor zulke jongeren niet kan – of zijn het ook ouderen?

De Heere kan Zijn Woord gebruiken om zichtbaar te maken dat onheiligheid en heiligheid met elkaar botsen. Dan roept Hij tot de strijd om al dat nare, dat verdorvene te bestrijden met al de kracht die in je is. Dat is de oproep. Het Evangelie klinkt vandaag tot mensen die deze strijd ervaren in hun leven ... De moed niet opgeven, maar het alleen van de Heere verwachten. Het Evangelie wijst ook de weg hóe dat alleen kan. Het vraagt om zelfinzicht, om liefde en verlangen naar die heiligheid.

 

De Heere Jezus zegt hier: ‘God is de Heilige van Israël, maar Ik wel in het bijzonder. Ik ben de Heilige die als een Wijnstok is geplant op aarde. Mijn Vader heeft Mij uit de hemel genomen en geplant op aarde in alle nederigheid. Mensen konden op Mij trappen, dat is ook echt gebeurd. Ik ben veracht, niemand acht Mij. Ik word ook niet geacht door mensen die heel hard rennen om voor God aangenaam te zijn. Die zeggen: Het is 95 procent goed in mijn leven – dat vindt U toch ook wel, Heere? Dat zijn mensen die op Mij trappen. Zij hebben Mij niet nodig, maar verachten Mij.’

Zo wordt Jezus nog steeds veracht en vertrapt, totdat je ziet: ik red het niet voor God. Ik kan mezelf niet redden, ik heb Jezus nodig! Er zitten misschien wel vruchtjes aan de takjes van je leven, maar de vruchtjes zijn bitter, of verdroogd tot een krent. Zo is mijn leven: onaangenaam. De wijn van mijn leven is zuur als azijn. Er komt niets goeds uit mij. Wat een wonder dat God de Vader zegt: ‘Ik heb Mijn Zoon gezonden! Heb je Hem nog nooit gezien? Je hebt al zo vaak van Hem gehoord.’ Het is een wonder dat Jezus zegt: ‘Ik maak Mij bekend.’ Hij zegt vaak in het evangelie van Johannes: ‘Ik ben!’ – dat is: Ik leef.

Ik ben! Dat is een echo van de bekendmaking van God aan Mozes. Ik ben er echt. Ik ben er altijd. Ik was er van het begin van de wereld, Ik was er daarvoor al en Ik zal er tot in eeuwigheid zijn. Ik ben de Getrouwe. Ik raap Mijn Kerk op uit de dood en breng ze tot het leven. Ik schenk Mijzelf aan hen. Ik ben!

Zo vaak heeft Hij het ‘Ik ben’ gesproken tot Zijn discipelen. Ook in het vorige hoofdstuk: Ik ben de Weg. De enige Weg tot God. Hoor je dat? Er is een Weg tot God! Een weg, alleen door de Heere Jezus. Hij zegt ook: Ik ben de Waarheid. De leugen lijkt te triomferen in deze wereld. Feiten checken helpt niet meer, want kloppen die wel? Maar Jezus zegt: Ik ben de Waarheid. Ik maak Mijn Woord waar en Ik drijf de leugen uit. En Ik ben het Leven.

 

We komen nu bij ons tweede punt.

 

  1. De reine rank

We zagen bij het begin van de preek dat vers 2 niet alleen over een reine rank spreekt. Rein wil zeggen: schoon. Gereinigd, dat is het woord dat in dit gedeelte steeds gebruikt wordt. Maar de Heere Jezus spreekt ook over andere ranken. Ranken die niet rein zijn, en die nooit rein zullen worden. Dat is het indringende. Elke keer wanneer Gods Woord komt, maakt het scheiding tussen mensen. En ook dit is waar: het maakt ook scheiding binnen in een mens. En toch is er hoop, toch is er verwachting, toch is er leven, bij God vandaan!

 

Heb je wel eens naar een wijnrank gekeken? De wijnstok zelf is een knoestige en verweerde stam die vele jaren oud kan worden. De wijnranken lopen daar uit. Er zijn uitlopers van het vorige seizoen, maar in het nieuwe seizoen komen er weer uitlopers aan. Die zijn prachtig groen en fris. Schitterend om te zien, een mooie plant in de tuin. Je denkt: zo’n wijnstok met zulke ranken, daar heb je toch genoeg aan? Een plant die zo mooi waaiert. Ja, voor het oog is dat prachtige groen genoeg. Maar niet voor de eigenaar van de wijnstok. ‘Die Eigenaar, de Landman, is Mijn Vader’, zegt Jezus. Het is God Die vruchten wil.

Een eigenaar doet verschillende dingen met zijn wijnstok. Hij heeft hem geplant en opgebonden. De ranken worden langs houtwerk en draden geleid. Daardoor waaieren ze niet over de grond, maar gaan ze omhoog, gericht naar de hemel, met als doel vrucht te dragen voor de eigenaar.

Toch is het opbinden niet genoeg om vrucht te hebben. De loten, de ranken die in het nieuwe seizoen groeien, krullen rondom de draden waarlangs de wijnstok is gespannen. De eigenaar zal de ranken zo leiden en binden dat ze zich netjes om de draden winden. Dan krijg je in de hoogte en in de breedte veel meer groene blaadjes. Maar ook dat is niet genoeg. De landman wil niet heel veel blaadjes, hij wil druiven, hij wil veel vrucht!

Daarom komt hij met een snoeimes of snoeischaar. Twee keer in het seizoen wordt er geknipt, gesnoeid. De eerste keer wordt er gesnoeid voor de groei echt begint. De landman snoeit dan de heel grote ranken weg. Je zou denken dat er veel te weinig overblijft van de ranken. Van al die prachtige loten valt zoveel op de grond, dat je denkt dat er niets overblijft. En kom je na een paar dagen weer bij de wijnstok, dan zie je dat al die gesnoeide loten verdord zijn. Dat hebben we in vers 6 ook gelezen: gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert ze en ze worden in het vuur geworpen. Dat zijn de ranken die niet nuttig zijn, daar blijft niets van over.

Later in het seizoen komt de landman nog een keer. Dan zijn er te veel uitlopers aan de ranken gegroeid en te veel kleine druiventrosjes. De landman heeft een heel fijn snoeimesje. Hij kijkt naar een rank en hij snoeit boven de druiventrosjes de kleine takjes af. Hij houdt genoeg blad over om voldoende zuurstof te hebben voor de druiven. Zo kan de wijnstok al zijn sappen besteden aan de vrucht en groeien er veel meer druiven.

De Heere Jezus tekent dit beeld. We gaan nu zien wat het betekent.

 

Eerst wil ik aangeven, wat het niet betekent. Misschien zitten er mensen in de kerk, die denken: Ik heb weleens gedacht dat er iets van God was in mijn leven. Ik geloof soms nog dat het echt en waar is geweest. Maar nu? Ik weet het niet meer. Het is vast niets met mij.

Dat staat toch in deze gelijkenis? Zo pas ik dat op mezelf toe.

Maar nee, zo is het niet! Wie eenmaal in God is, en genade tot in het eeuwige leven heeft ontvangen, valt daar nooit meer uit. Dat zegt Jezus Zelf, als Hij in Johannes 17 bidt met Zijn discipelen. In dat Hogepriesterlijke gebed dankt Jezus voor degenen die de Vader Hem gegeven heeft. Ze zijn van Hem. En de volgende dag zal Hij hen kopen met Zijn hartenbloed. Die koop is bezegeld en is vast en voor eeuwig. Die koop komt op uit de Vader en de Zoon bevestigt die. Wie ín Christus is, zal daar nooit meer uitvallen.

Als er eenmaal iets geweest is in uw leven en als dat nu niet meer klopt, betekent dat niet dat het nooit heeft geklopt. Dat is een influistering van de duivel. Wat betekent het snoeien dan wel? Veel uitleggers – en ik met hen – geloven dat de Heere Jezus hier op twee dingen wil wijzen. Hij heeft een indringende en ernstige boodschap, maar ook een heel rijke, evangelische boodschap, tot heiligmaking.

De ernstige boodschap is deze: bij de snoei aan het begin van het voorjaar beoordeelt de Landman de ranken. Hij ziet welke rank wel en welke geen vrucht zal dragen. Hij knipt en Hij snoeit. Dat lees je in vers 2: alle rank die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg.

De discipelen zullen er later vaak aan teruggedacht hebben, dat één van hen opstond van het avondmaal om Jezus te gaan verraden. Judas was een rank die dicht bij Jezus was, maar niet werkelijk in Hem. Hij heeft nooit vrucht gedragen. Van hem heeft Christus moeten zeggen: Uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid. Judas is uitgenomen en verdord en – zie vers 6 – in het vuur geworpen. Wat een verschrikkelijke, eeuwige werkelijkheid. Als je nooit vrucht voor God hebt gedragen, dat ook niet hebt gewild en alleen voor jezelf hebt geleefd – dan is dat je toekomst. Het is de ernst van het Evangelie: er zijn maar twee wegen. Er is een weg die naar de dood gaat, die leidt tot eeuwig omkomen. Daar moet ik u en jou nu ook voor waarschuwen. Als u op die weg bent, gemeente: bekeert u! En dat kan! Want er is een andere weg.

 

Daarvan spreekt de tweede, rijke betekenis van deze gelijkenis. Er zijn twee soorten ranken. Een rank die geen vrucht wíl dragen en alleen voor zichzelf wil leven; Die neemt Hij weg. Maar die andere is een rank die vrucht draagt en die méér vrucht zal dragen. Zo’n rank reinigt Hij.

Dan komt de landman in de nazomer, zo rond augustus/september, met zijn fijne mesje. Daarmee reinigt Hij de rank. Maar niet alleen met het mesje. We lazen in Johannes 14 vers 20 dat Christus in de Vader is. De Vader reinigt ook door middel van levenssappen, dat is het kostbare bloed van Zijn Zoon. Daar kom ik straks op terug.

 

De Landman reinigt met een mesje, zoals Hij doet in Johannes 21. Daar zit Petrus op het strand. Hij is daarvóór al opgezocht door de Heere Jezus. Maar nu stelt Jezus de indringende vraag: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij liever dan dezen?

Wie Jezus bedoelt met ‘dezen’? Je kunt denken aan de andere discipelen die wat verderop op het strand zitten, of aan de vissen die Petrus die nacht op aanwijzing van de Heere heeft gevangen. Jezus bedoelt: al de dingen van deze aarde. Wat is je daarvan het allerliefst? Wie is je het allerliefst? Is dat de Landman? Is dat God? Dan komt het mesje en snijdt in die levende rank, omdat er stukken zijn die weg moeten. Die staan de volle groei en bloei en de vrucht voor de hemelse Landman in de weg.

Wat kan er weggeknipt worden? Alles, ook het allermooiste, het allerbeste wat je dacht mee te kunnen brengen naar de tempel in Jeruzalem. Je hebt er zo heel erg je best op gedaan. Je zou het wel het bij de ingang van het Heilige willen hangen. Maar die plannen raken in één keer in de war. Er is niets wat lukt. Want God snijdt en reinigt in het leven van Zijn kinderen.

Soms zegt de Landman: Ik begeer al vroeg een rijpe vrucht. Hier op aarde zijn er dan alleen vragen, als we vanuit onszelf denken, als we zo verlangen, als we zo in verwarring zijn. Als er een jong leven wordt weggenomen of een moeder uit een gezin. Dan weten wij geen antwoorden, als de Heere zegt: Ik begeer een vroegrijpe vrucht. En Ik reinig, opdat wat hier op aarde is meer vrucht zal dragen.

Daarvoor zijn geen gemakkelijke antwoorden in het pastoraat, gemeente. Het gaat door de worsteling heen, het doet pijn. Maar het is wel het snoeimes van de Landman.

 

Het snoeien – de evangelische heiligmaking – kan zo’n pijn doen. Evangelische reiniging, evangelische beproeving, loutering en zuivering kan zo pijnlijk zijn. Het kan zó pijnlijk zijn dat je zegt: ‘O Heere, moet ook dit nog weg?’ En dan komt toch dat snoeimes. ‘Ja, want Ik wil vrucht voor Mij,’ zegt de Landman. Kijk maar naar Gideon. Hij houdt bijna niets over om te strijden tegen de Midianieten.

Toch is het mesje niet het enige waarmee de Landman reinigt. Hij doet het ook met Zichzelf, met Zijn levenssappen. Daar hopen we zo op verder te gaan.

We zingen eerst uit psalm 65 vers 2 en 3. Vers 2 zegt hoeveel er weg moet uit ons leven. Zoveel zonden, zoveel ongerechtigheden, zoveel weerspannig overtreden. De Heere weet wat er weg moet. Maar we zingen ook vers 3 over het smaken van het goede van de Koning.

 

Een stroom van ongerechtigheden
Had d' overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G' uit al 't aards gedruis
Doet naad'ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.

 

Daar zal ons 't goede van Uw woning
Verzaden, reis op reis,
En 't heilig deel, o grote Koning,
Van Uw geducht paleis.
Gij, Gij zult vreselijke dingen
Ons, in gerechtigheid,
Doen horen, en ons blij doen zingen
Van 't heil, voor ons bereid.

 

Gemeente, we staan in deze dienst stil bij de Wijnstok en de vrucht. We hebben gelet op de ware Wijnstok. We hebben gelet – en vervolgen dat nog even – op de reine rank. Daarna volgt ons derde punt: de werking van het Woord.

 

Er zijn twee soorten ranken, hebben we gezien. We gaan verder met de reine rank. Deze wordt op twee manieren gereinigd. Het snoeimes knipt de zonde eruit. Maar dat is niet de enige manier waarop de Landman reinigt.

We merken nu dat de uitleg van de gelijkenis hier verder gaat dan het beeld zelf. Een boer, een landman kan nooit sap geven aan zijn druiven. Dat moet de wijnstok doen. Maar dit is wat God de Vader wél kan. Hij kan door Zijn Zoon levenssap geven aan de Kerk van Zijn Zoon. Daarom is Johannes 14: 20 zo belangrijk. Daar kun je zien dat het met elkaar in nauw verband staat. Ik in Mijn Vader, gij in Mij, en Ik in u.

God de Vader is betrokken bij de evangelische heiligmaking, door Zijn Zoon Jezus Christus. Niet alleen tot doding en uitroeiing van de zonde, maar ook tot leven. Want hoe is een mens aangenaam voor God? Als alleen de zonde wordt weggesneden, is een mens nog niet aangenaam voor God, want er is nog geen vrucht.

Uw vrucht wordt uit Mij gevonden, zegt de Heere Jezus. Ik ben de ware Wijnstok en uit Mij vloeit het levenssap. Wie in Mij is en als een reine rank met Mij is verbonden, die ontvangt zijn levenssap uit Mij, en hij zal vrucht dragen. Het is Mijn levenssap, Mijn bloed dat reinigt en zuivert van zonde. Mijn bloed dat steeds weer opnieuw levend maakt. Het is door Mijn levenssap dat u ervaart met Mij verbonden en verenigd te zijn. Het is door het geloof en door een nieuwe geboorte dat u in Mij bent. En het is door het levenssap dat u met Mij bent verenigd. Zo bent u één plant met Mij. In Mijn sterven, morgen op de tijd van het avondoffer, bent u één met Mij. Maar ook zondag als ik opsta; en veertig dagen daarna, bij Mijn hemelvaart; en vijftig dagen daarna, met Pinksteren. Dan bent u één met Mij. In Mijn sterven, in Mijn opstaan, in Mijn leven en in Mijn zegen.

Dat is rijk hè? Wie leeft er vandaag zo rijk? Hoe vaak leeft u onder uw stand? Bedenk dan: deze God werkt nog steeds. Dat is ons derde punt.

 

  1. De werking van het Woord

De Vader zoekt vrucht. Voor die vrucht zorgt Hij Zelf, door Zijn Zoon. De Vader is de Landman, Hij heeft een wijnstok geplant. En Jezus zorgt, uit Naam van Zijn Vader en tot eer van Zijn Vader, voor alles. De Heere Jezus geeft in vers 3 een uitleg aan de gelijkenis. Gijlieden zijt nu rein om het Woord dat ik tot u gesproken heb.

Misschien is dit een punt in de preek, waarvan u moet zeggen: Ik kan de Heere Jezus lang volgen, maar hier niet meer. Wat zegt de Heere Jezus hier? Gijlieden zijt nu rein. Tot wie zegt Hij dat? Tot elf discipelen, want één was er weggelopen om Hem te verraden. Dan zijn er nog elf over, en één ervan zal Hem in diezelfde nacht verloochenen. En de andere tien? Ze zullen allen van Hem wegvluchten. Noem je dat rein? Het lijkt er niet op. Goed, ze hebben zo-even met Hem de lofzang gezongen, het hallel. Maar alles daarna strijdt ertegen, dat vloekt ermee. Kun je zulke mensen rein noemen? Toch zegt Jezus het hier.

 

In hoofdstuk 13 heeft Jezus tegen Petrus gezegd: ‘Ik moet je voeten wassen, Petrus. Je moet toestaan dat Ik kniel en je voeten reinig, dat Ik ze droog maak met een doek. Dat moet je toestaan. Je hoeft niet helemaal gewassen te worden, maar alleen de voeten, want gij zijt rein.’ Het gaat langs de weg dat Jezus bukt. Hij Die de hoogste hemelse eer waardig is, heeft Zich als de geringste onder de struiken vernederd. Als een wijnstok die zich uitspreidt over de grond, tenzij de Vader hem verhoogt. Op Wie getrapt wordt en Die veracht wordt. Niemand ziet Hem. Maar juist zó dient en bedient Hij, ook Petrus. Juist zo, en zo alleen.

Daarom ben je nu al rein, Petrus. Weet Petrus dat? Op dat moment zelf wel. Hij zal er wel voor zorgen dat Jezus niet hoeft te sterven. Dat is helemaal niet nodig. Maar de haan kraait straks driemaal en dan klopt er niets meer in het leven van Petrus. En toch, ook dan geldt het: je bent rein! Hoe kan dat? Om het Woord dat Ik tot u gespreken heb. Daarom.

Het is altijd door het Woord, gemeente. Door het Woord en de daaraan verbonden Geest. We verwachten vandaag de komst en de werking van de Geest, voor het eerst of bij vernieuwing. De Geest Die Zich bij het Woord voegt, zodat het Woord reinigt. Waar Gods Woord met kracht komt, daar worden doden levend. Johannes heeft mogen opschrijven: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven (Joh.5:25).

Dat gebeurt ook opnieuw als er niets meer op lijkt. Dan maakt de Geest opnieuw levend. Dan komt er levenskracht uit het Woord. Als een kracht Gods, zegt Paulus in Romeinen 1. Een kracht als dynamiet. Die kracht verandert levens op een beslissende wijze, maar werkt ook steeds door. De Geest neemt het uit Christus en leidt naar de schatten van Christus.

Hij is tot verzoening en tot zuivering. Daarvan zongen we uit Psalm 65. Hij verzoent en zuivert ons weerspannig overtreden, ons zondigen tegen God met een gebalde vuist. Daar kun je achteraf alleen met veel verdriet op terugzien. Als je dan je zonden aan Hem belijdt en niet meer weet hoe het moet, verzoent en zuivert Hij. Maar dat niet alleen. Hij knipt veel weg, maar geeft ook nieuw leven. Door de bediening uit Hem, in een weg van heiligmaking, ontvang je verzekering van het aandeel in Christus. Van de gerechtigheid, die Hij verdiend heeft.

 

Gijlieden zijt rein. Vind je dat niet wonderlijk? Het is het allergrootste wonder dat God met mensen gemeenschap wil hebben. Dat kan alleen omdat het Woord werkt, omdat het Woord reinigt. Vanwege het Woord dat Jezus nog steeds spreekt.

Iedere zondag, iedere keer als je Bijbel opengaat, heb je een ontmoeting met de Heere Jezus. Dan zegt Hij: Ik wil, word gereinigd.

Stefanus zegt tegen de mensen die hem gaan stenigen: Gij wederstaat altijd de Heilige Geest (Hand. 7: 51). Maar Jezus is de Machtige. Hij kan alle tegenstand breken. Hij zegt: Ik wil, word gereinigd. Het Woord is hier het wondermiddel, voor het eerst of bij vernieuwing.

Ja, ook bij vernieuwing. De Geest dringt tot geloofsvereniging met de levende Christus. Om uit Hem te ontvangen en uit Hem bediend te worden. Hij verwacht vrucht van wie in Hem is, vrucht die aangenaam is voor God. Hij verwacht het van ons allemaal!

Het wonderlijke is dat Hij bij de nieuwe geboorte niet alleen het geloof geeft, maar ook het levensvermogen schenkt. En waar Hij dat geloof plant, verwacht Hij niet alleen vrucht, maar schenkt Hij die ook. Hij geeft de kracht om te geloven en alles uit Jezus te ontvangen.

Dat is wat de Landman wil. Dat is wat de Wijnstok wil. Dat is wat Jezus wil. Dat je vrucht draagt voor God!

Daarom is de vraag belangrijk: Wat neem je mee voor God? Hij wil het, Hij wil echt dat je tot Zijn eer leeft. Hij geeft er ook een waarschuwing bij. Die staat ook in Johannes 15. Als je, ook na ontvangen genade, niet dicht bij de Heere Jezus leeft, komt er afstand. Dan komt er verwijdering, zoals een lied zingt: De rank die U ontvalt, verdort... Zeker, als je in Jezus bent, kun je nooit meer afvallen, maar je kunt het wel heel koud maken. Daar ben je zelf bij. Dan laat je het Woord niet werken, en dat schept een grote verantwoordelijkheid.

 

Er zijn mensen in de kerk, die daar zo mee worstelen. Zij moeten zeggen: Dicht bij Jezus leven? De zonde laten? Het is weer niet gelukt. Dan kun je vaak denken dat het voor jou nooit meer kan. Weet dan dat de Heere in de beproeving kan leiden, op de proef kan stellen en ook in de strijd kan brengen. Wat voor ons een weg van strijd is, is voor Hem een weg om ons te louteren en te reinigen, opdat we vrucht zullen dragen, al kun je dat zelf niet zo zien.

We zongen uit Psalm 32 van een zomerzonnebrand die op een wijnstok valt, waardoor het sap bijna geheel is opgedroogd. Zeker in het subtropische klimaat kan de brandende zon op de wijnstok schijnen. Dan verleppen de ranken. Ik heb gehoord van iemand die verstand heeft van druiven en van wijn, dat dat vaak de beste wijnjaren zijn! Hoe meer de rank wordt beproefd, het kleine beetje sap dat hij heeft, zal hij nog aan de druiven geven. Dat maakt de wijn uiteindelijk heerlijker, voller, krachtiger.

Wij weten niet op alle dingen een antwoord, maar de Landman wel. En de vrucht is voor Hem. Het vraagt wel om een toegenegen leven. Dicht bij de Heere, elke dag weer. Aan het begin van de dag en tussendoor maar steeds met een kort gebedje. Aan het einde van de dag mag je die dag teruggeven aan de Heere. Maar hoe zou je een dag terug kunnen geven als je die niet eerst van God hebt ontvangen? Bewust ontvangen, bewust weer teruggeven.

Daartussen ligt Galaten 5:22: Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Een vrucht met allemaal partjes, net als een sinaasappel.

Elke dag mag je vragen: O God in de hemel, wilt U door Uw Zoon, door Jezus Christus, mij bedienen uit Zijn volheid? Wilt u mij bedauwen met vruchten uit de hemel, met vruchten van blijdschap, geloof en matigheid? Wilt U geven dat ik als een pelgrim door dit leven ga?

Reinig mij maar, knip maar wanneer er iets te veel is. Heere, geeft U me ook blijdschap, vrede en vreugde in het geloof. En mag ik ook uitdelen tot eer van Uw Naam?

 

We kijken nog even terug op deze preek. Hebt u het er thuis maar over, straks bij de koffie, of later nog, want een preek stopt niet bij het ‘Amen’.

We hebben het gehad over de Wijnstok en de vrucht. Met de Wijnstok – en dat is Evangelie! – wordt niet meer alleen Israël bedoeld. Jezus zegt: Ik ben de Vervulling, Ik ben de ware Wijnstok, Ik alleen draag vrucht. Ik ben de Vervuller van de Tien Geboden en van alles wat de Vader rechtmatig eist en blijft eisen. Hij is God, heilig en rechtvaardig. Ik ben de enige, de echte Wijnstok. Jullie zijn de ranken.

Het is wel beslissend welke soort rank u bent. Bent u, ben jij echt in Hem? Bent u oppervlakkig of met een levende, vruchtdragende verbinding aan Hem verbonden? Het grote wonder is dat Hij levend kan maken wat nu nog dood is. Het is Pinksteren geweest. God Geest werkt, Gods Woord werkt, krachtig en onweerstaanbaar!

Is het je diepe verlangen om vrucht te dragen? Dat is een groot en goed verlangen. Zoek het dan maar waar het écht te vinden is. Je hoeft het niet in jezelf te zoeken, want als je steeds maar alles bij elkaar moet schrapen, kom je daar vroeg of laat niet meer mee uit. Dan kom je erachter: het klopt niet, ik heb me misrekend.

De Heere is het waard om te kijken of je iets hebt wat Hem behaagt, wat goed is voor Hem; maar ik mag je een veel rijker Evangelie verkondigen: Uw vrucht wordt uit Mij gevonden. Mij: dat is de Wijnstok waar nog steeds levende ranken in zijn. Mij: dat is ook de Wijnstok waarin nog steeds ranken worden ingeplant.

Hij werkt door Zijn Woord en Geest. Hij zegt: Kom maar. Ook als je ervaart zover van Hem weg te zijn. Wendt u naar Mij toe en wordt behouden. Word levend, word verzoend, word gereinigd.

Amen.

 

 

Zingen: Psalm 80 : 9

 

Keer weer, o God der legermachten,
Tot ons, die op Uw bijstand wachten;
Zie uit den hogen hemel neer;
Herstel Uw wijnstok als weleer,
Den stam ter liefd' Uws Zoons geplant,
Dien Gij gesterkt hebt door Uw hand.