Ds. C.G. Vreugdenhil - Lukas 24 : 34

De Heere is waarlijk opgestaan

Lukas 24
De hoorders van deze woorden
De belijders van deze woorden
De waarheid van deze woorden

Lukas 24 : 34

Lukas 24
34
Welke zeiden: De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 138:1 en 2
Lezen : Lukas 24:13 - 35
Zingen : Psalm 119:8
Zingen : Psalm 21:1, 6 en 13
Zingen : Avondzang:1 en 4
Zingen : Avondzang:5 en 6
Zingen : Psalm 97:7

Gemeente, de tekstwoorden vindt u in de Schriftlezing Lukas 24. Er staat hier veel in. Maar we nemen er één kort zinnetje uit: (vers 34)Welke zeiden: De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien.

 

Dat is de kernzin waar het over gaat. Deze woorden staan in een bepaalde context, een bepaald verband. En dat is de paasprediking:

De Heere is waarlijk (echt waar, werkelijk) opgestaan!

 

We letten op:

  1. De hoorders van deze woorden;
  2. De belijders van deze woorden;
  3. De waarheid van deze woorden.


De hoorders zijn de twee wandelaars op weg naar Emmaüs, die terugkeerden naar Jeruzalem. De belijders zijn de apostelen en de vrouwen die bij elkaar waren in een huis. De waarheid van de woorden is de tekst zelf. Het is echt gebeurd. De Heere is waarlijk opgestaan.

Als de Emmaüsgangers terugkeren, worden ze door de discipelkring ontvangen met de woorden: de Heere is waarlijk opgestaan. In de Oosters-Orthodoxe kerk worden deze woorden nog altijd gebruikt als paasgroet, maar wij zullen als Westers-Orthodoxe christenen dit niet zo snel doen. Toch is dit heel mooi. In Israël zeggen ze ‘Shalom’; dat is een Bijbels woord. Het zou echt niet verkeerd zijn wanneer wij een Christelijke groet gaan gebruiken. Boaz zei tegen zijn maaiers als hij op het veld kwam niet: ‘Hallo’; maar zijn groet was: De Heere zij met ulieden (Ruth 2:4) De werkers op het veld antwoordde als groet: ‘De Heere zegene u.’ Onze groeten zijn zo afgevlakt. Hallo, of als je weggaat: doei. Als God Abraham bij zijn naam noemt, dan antwoordt hij: Zie, hier ben ik (Gen. 22:1). De Heere Jezus groette Zijn discipelen met de woorden: Vrede zij ulieden (Lukas 24:36); Shalom aleichem. Dan is de paasgroet toch heel erg mooi: De Heere is waarlijk opgestaan.

 

 

1.         De hoorders van deze woorden

Tot wie worden deze woorden het eerst gesproken? Dat zijn de Emmaüsgangers. We zien dat ze op de late avond van Pasen zich haasten naar Jeruzalem. Ze spoedden zich voort onder de heldere oosterse sterrenhemel in het licht van de volle maan. En zo op het eerste gezicht zou je niet zeggen dat ze de afstand tussen Jeruzalem en Emmaüs voor de tweede keer afleggen. De eerste keer was de stemming zo totaal anders geweest. Daar hebben we over gelezen. Toen waren ze somber, bedrukt, naargeestig en neergebogen. Nu zijn ze opgetogen, dankbaar, vol van Jezus en van vurige liefde. Dan moet er heel wat veranderd zijn. Want de Heere Jezus zelf is tussenbeide gekomen en heeft alles goed gemaakt.

 

Als de Heere Jezus komt, gemeente, dan wordt alles goed. Weet u, daar hebben we om gevraagd, of Hij dat wil doen. Ik stond bij de deur en zei tegen een ouderling: ‘Mooi, als je al de mensen ziet zitten. En dat de Heere Jezus dan heeft beloofd: Ik ben in het midden (Lukas 22:27).’ Als Zijn paasevangelie klinkt, is Hij daar Zelf. De twee Emmaüsgangers zijn niet meer te houden. U begrijpt wel waarom. Toen ze eerder op de dag van Jeruzalem naar Emmaüs gingen, spraken ze over de Heere Jezus. Die ene Naam bond hen samen. Ze trokken op en wandelden met elkaar. Toen was een Vreemdeling naast hen komen lopen en sprak vanuit de Schriften over de Messias: dat Hij moest lijden, sterven en op de derde dag weer opstaan. Onder de verklaring van de Schriften gingen de harten van hen branden van liefde en verlangen om Jezus te zien.

Is uw hart ooit gaan branden van verlangen om Jezus te zien? Is uw hart vandaag gaan branden in Zijn opstandingsheerlijkheid en -werkelijkheid? Is er verlangen om in de kennis van Hem te mogen groeien? Verdieping van het geloof is zo belangrijk. Meer ontdekking aan wie jezelf bent, maar ook meer vertroosting vanuit het volbrachte werk van de Heere Jezus. Een hart vol brandend verlangen naar de Heere Jezus. Is daar je leven mee getekend? Dan gaat het goed worden, want Hij is er echt.

 

Er gebeurden bij de Emmaüsgangers in huis zoveel mooie dingen. Bij de breking van het brood zijn hun ogen geopend voor de Heere Jezus als de opgestane Zaligmaker. Eerst waren hun ogen gesloten gehouden, zodat ze Hem niet kenden, want ze moesten nog leren uit de Bijbel. Nadat Hij hen onderwezen had, dat Jezus niet alleen Koning is in de plaats van Koning David, maar priester was die de zonde van het volk moest dragen. Hij moest de verzoening aanbrengen. Als ze dit weten uit de Schriften, dan openbaart de Heere Jezus zich zodanig dat ze het niet meer kunnen loochenen. Hij is opgestaan! Als Hij dan uit hun gezicht verdwijnt, vragen ze zich niet af of het wel echt waar is geweest, maar ze zijn vol zekerheid en liefde en gunning om het aan anderen te vertellen.

 

Zo gaan ze op weg naar Jeruzalem. Die twee zijn niet meer te houden. Op dit ongewone uur willen ze hun broeders en zusters deelgenoot maken van hun blijdschap. De Heere is echt opgestaan! In Jeruzalem moeten de discipelen het ook weten.

 

U moet zich voorstellen dat die twee discipelen zich graag weer wilden voegen bij de gemeente in Jeruzalem. Dat hoort bij het discipelschap. Een discipel is een volgeling en daarom volgen ze Jezus. Discipel word je voor je hele leven. Voor Zijn dienst ga je met alles rekening houden in je leven. Uit alles blijkt dat de Heere Jezus leeft. Hij trekt die twee discipelen weer naar Jeruzalem toe om Zich nader aan hen te openbaren. Ze moeten daar zijn waar Hij weer komen zal. Kijk, daar gaan ze om hun blijdschap mee te delen aan de anderen. Liefde zoekt gemeenschap. Liefde zoekt de samenkomst van allen van wie het hart naar Hem uitgaat. Genade maakt mededeelzaam. Hier is de gemeenschap der heiligen. Ze hebben daar graag opnieuw tien kilometer lopen voor over.

 

Het is geen zware tocht met lood in de schoenen. Het is geen terugweg. Ze gaan voort, gedrongen door de liefde. Niets kan hen meer tegenhouden. Ze zeggen niet: ‘Het kan toch ook morgen. Laten we eerst eens op verhaal komen.’ Nee, onmiddellijk maken ze rechtsomkeert, zo staat het in het hoofdstuk. Ze moeten het goede nieuws kwijt. Van binnen brandt het vuur. Ze kunnen de gedachte niet verdragen dat zij blijdschap hebben, omdat Jezus leeft, en hun broeders en zusters in Jeruzalem nog bedroefd zijn. Zo kunnen ze niet de nacht in. Het staat ook opgetekend in vers 33: En zij opstaande te zelver ure. Ze staan op om te getuigen. De vlammen van de liefde slaan naar buiten. De liefde van de Geest zorgt ervoor dat ze deze nachtelijke tocht ervoor over hebben.

 

Zo is het toch, gemeente? We leven niet alleen op deze wereld. In de gemeente zijn er mensen die getroost moeten worden. Die hebben verdriet. En buiten de gemeente zijn er velen die de enige Naam niet zo kennen. Misschien als een vloek, maar niet in de kracht van Zijn opstanding. Zij moeten het ook horen. De twee broeders gaan vertellen wat ze ervaren hebben toen Christus de Schriften opende. Dat kun je Schriftuurlijke bevinding noemen. Toen Hij de Schriften opende, gingen hun harten branden. Hij liet de Schrift spreken: Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo tot Zijn heerlijkheid ingaan? (Lukas 24:26).

 

Hoe getuig je van Jezus in je gezin? Want die zijn toch het eerst aan de beurt? In de gemeente, onder je collega’s en daarbuiten? We voelen ons vaak zo geremd. Daar krijg je later spijt van. Kijk eens naar de Emmaüsgangers. Ze geven het nieuws van Pasen spontaan door. Ze redeneren niet, maar gaan gewoon. Wat wil je, als je hart in brand staat! Dan komt er vrijmoedigheid. Dat is het werk van de Heilige Geest. Andere mensen om ons heen zullen dat echt merken.

 

Daar gaan ze naar Jeruzalem. Wat zullen de broeders en zusters ervan opkijken. Wat zullen ze verrast zijn. Kijk, daar is de poort van Jeruzalem al en ze komen op de plaats waar hun broeders en zusters bijeen zijn. De eerste christelijke gemeente komt daar samen op de avond van Pasen. Wat heeft hen samengebracht? Dat was Jezus. Ze waren verstrooid toen de Herder geslagen werd, maar ze hebben elkaar weer opgezocht. Hun liefde tot Jezus verbindt hen aan elkaar.

 

Het aarzelend vragen en vermoeden dat verwekt was door de verhalen van de vrouwen die Jezus hebben gezien, is doorgedrongen en tot een blijde zekerheid geworden. Eerst hebben ze gezegd: ‘Dat is kletspraat.’ Maar ze zijn erachter gekomen, dat ze ongelijk hadden. Maria Magdalena had verteld over haar ontmoeting met de Heere Jezus in de graftuin. Johannes geloofde al in de opstanding bij het lege graf. Petrus had zich verwonderd, maar daarna had hij de Heere gezien, want Jezus had alles goed gemaakt. Het kan niet anders of de Heere is echt opgestaan en daarom kunnen ze ook niet gaan slapen. Ze willen zich samen verwonderen.

 

De onderlinge bijeenkomsten zijn belangrijk. Die moet je niet nalaten. Dat hebben we heel moeilijk gevonden in de corona-tijd. Nu is het weer heerlijk om samen te zijn en te vieren dat Jezus leeft. Dat mag onze vreugde en die van de kerkdiensten zijn. In de kerk ontmoeten we de levende Heere Jezus op een geestelijke manier. Samenzijn onder het Woord. En al veroordeelt dat Woord je, toch mag je wel eens iets proeven van Gods goedheid en van vreugde. Als je een glimp mag zien van de heerlijkheid van Christus en dat je een Borg nodig hebt voor je zonden. En dat God daarin voorziet. Je hart springt op van vreugde als je de Heere Jezus mag vinden in het gewaad van Zijn Woord. Dan voel je je zo verbonden met Hem dat je zegt: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte (Ps. 18:2). Je zal voor al het goud van de wereld niet meer terug willen naar het leven zonder God. De verborgen omgang met God wordt je hoogste verlangen. Je wilt Hem uitroepen als Heere en Koning over je leven. En als Hij Zich zo tot u en jou overbuigt in de breking van het brood, wat is dat dan heerlijk om aan Zijn tafel gemeenschap met Hem te mogen oefenen. Dat is een geestelijke werkelijkheid. Ja, de Heere is werkelijk opgestaan.

 

2.         Belijders van deze woorden

De Heere is werkelijk opgestaan. De hoorders van deze woorden zijn de twee wandelaars die terugkeren van Emmaüs. En nu het tweede: de belijders van deze woorden. Dat zijn de discipelen in Jeruzalem. De Emmaüsgangers kloppen op de deur. Nog voor ze iets kunnen zeggen, klinken de blijde, opgetogen stemmen van de anderen hen tegen. De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien (Lukas 24:34). Dit was een zo sterk argument dat ze het gingen geloven. Wat door de engelen in de vroege morgen al bij het graf werd verkondigd, mag vandaag weer klinken in de gemeente. Het is echt waar. Tegen alle twijfel en ongeloof in geldt, dat Jezus leeft. De strik om hun hart werd verbroken. De opgestane Heiland is er zelf aan te pas gekomen. De duisternis is geweken.

 

De Heere is werkelijk opgestaan. Eerst dachten ze van niet, maar het is wel waar. De Emmaüsgangers worden als het ware overspoeld met deze boodschap. Zijn ze nu teleurgesteld? Hoe reageren ze? Je zou je kunnen voorstellen dat ze zeggen: ‘Ach, ze weten het al. Zijn we dat hele eind voor niks komen lopen.’ Nee, de gemeenschap vindt plaats en verwondering vervult hen allen. Ze worden meegenomen door de heerlijke aanwezigheid van de opgestane Christus. Want eerst wilden de discipelen de verhalen van de vrouwen over de opstanding van Jezus niet geloven. Nu zeggen ze: ‘Het is toch waar. We dachten eerst van niet, maar Hij is wel opgestaan. Want Hij is aan Simon verschenen.’ Dit laatste is voor hen het sterkste bewijs dat het verhaal van de vrouwen op waarheid berust. Eerst hadden ze Maria Magdalena gehoord. Toen hadden ze gezegd: ‘Dat is ijdel geklap, echt vrouwenpraat.’ Ik wil u niet beledigen, gemeente, maar toen dachten ze anders over vrouwen. ‘Kletspraatjes!’ dachten ze. Maar als dan Simon Petrus binnenstapt, zwichten ze voor zijn getuigenis. Deze man was zo wanhopig en radeloos na de dood van Jezus. Na zijn verloochening kon hij het niet meer goed maken en tegen de Heere Jezus zeggen: ‘Ik heb er spijt van.’ Maar nu is alles anders. Voor het getuigenis van Simon zwichten ze.

 

De nadruk in de grondtaal valt op het woord waarlijk. Het staat aan het begin van de zin. Achter dat woord gaat een hele wereld schuil. Een wereld van twijfel, ongeloof en verwarring. Tevens valt bij het lezen van het paasevangelie op, dat de opstandingsdag voor Jezus’ volgelingen bepaald niet hooggestemd begonnen is. Daar hing zo’n dichte mist om hen heen. De zon van het Heil wilde niet doorbreken. Daar leek het op en dat is te begrijpen. Het gaat op Pasen immers om ongehoorde en ongelofelijke dingen. Maar er wordt gelijk op gewezen dat er bij de vrouwen en de discipelen sprake was van ongeloof. Hadden ze maar acht geslagen op de woorden van de Heere Jezus en op de Schriften. Dan was die geestelijk duisternis niet nodig geweest.

 

In ons tekstgedeelte is de mist Gode zij dank helemaal opgetrokken. Als uit één mond klinkt die blijde jubel: De Heere is waarlijk opgestaan. Waarlijk, het is echt gebeurd. Geen twijfel mogelijk. Een dikke streep onder het paasevangelie. Via de paasgroet van de discipelen wordt ons verzekerd dat de Heere werkelijk is opgestaan. Met dat ene woord reikt de Heilige Geest een wapen aan tegen iedere vorm van twijfel en tegen de influisteringen van de duivel. Opstanding? Dat kan toch niet. Zou het wel waar zijn? Wat zie je ervan in de wereld om je heen? Wat merk je ervan in je eigen leven en in de kerk?

 

Dat paasgeloof kan zo aangevochten worden. En gemeente, laat niemand daarboven staan. Het zou een bewijs zijn dat je daar nooit mee geworsteld hebt. Wie zijn we zelf eigenlijk? We weten het allemaal beter dan deze mensen. Wij staan achter Pasen en Pinksteren. We hebben het Oude én het Nieuwe Testament. We weten van het kruis van de verzoening en dat het geen vergissing was. Laten we ons maar spiegelen aan het verdriet en verlangen van de discipelen. Hun hart was gebroken omdat ze de Heere Jezus niet meer konden missen. Ze hadden Hem hartstochtelijk lief. Wij moeten ons schamen, omdat wij Hem niet zo liefhebben. Of omdat onverschilligheid en dorheid ons leven is binnengekomen. Zijn we achterop geraakt in de genade en niet meer zo ijverig bezig in de dienst van de Heere?

Misschien herinnert u zich blijde dagen van liefde en tere omgang met de Heere Jezus door het geloof. De tijd van de eerste liefde. Maar het enthousiasme ebde weg. Er kwam lauwheid tegenover getrouw zijn. Jezus raakt uit het gezicht. Er kwam ongeloof en opstand. Je kunt er niet meer inkomen. Je bent weggezakt en ver van de Heere afgeraakt. Het lijkt wel of de levende geloofsband met Christus verbroken is. Kunt u dat volgen? En als ze aan je vragen: ‘Wie is nu de Heere Jezus voor jou?’, dan kun je er amper iets over zeggen. We proeven geen brandend verlangen en vurige liefde in ons hart. Met de discipelen was het veel beter gesteld. Eerst waren ze bedroefd. In echt doorleefd liefdesgemis verlangden ze naar Jezus. Maar nu zijn ze vol van Hem. Ze spreken goed van de Heere. Hoe Hij hun hart opende voor het Woord, toen Hij onderweg alles uit de Schriften verklaarde. Nu is dit de troost voor u en mij, want het kan voor ons ook. Voegt u bij de Godgezinden, u zult er Jezus vinden of hervinden. De Heere is waarlijk opgestaan.

 

Je kunt opgestaan ook vertalen met opgewekt. Het is allebei waar. Beide woorden geven kort en bondig de betekenis van Pasen weer. Ze betekenen: dood en graf konden Hem niet houden. De sterke Held overwon de dood. Maar Hij is ook opgewekt. Dan benaderen we Pasen vanuit de Vader. Het gaat om een samenspel tussen Vader en Zoon. Door Zijn Zoon op te wekken uit de dood heeft God de Vader laten zien dat Hij het offer van Christus op Goede Vrijdag volledig heeft aanvaard. Het is genoeg. God is tevreden met het volbrachte werk aan het kruis. De schuld van de kerk is betaald en de straf is gedragen. Aan Gods recht is voldaan en Zijn toorn is gestild. Al die zinnen maken duidelijk dat de verzoening een feit geworden is.

 

De boodschap dat de Heere waarlijk is opgewekt, verkondigt ons vergeving en vernieuwing. We hoeven niet met de last van de zonden rond te blijven lopen. Zult u dat niet doen? Want dat wil de Heere niet. Hij zegt: Komt herwaarts tot Mij (Math.11:28). U mag al uw zonden bij de Heere kwijt raken. Belijd ze maar. Bij Hem is nieuw leven te krijgen. Hij deelt Zijn opstandingsleven met zondaren. Heeft Hij het niet gezegd: Want Ik leef en gij zult leven (Joh. 14:19)? Door Mij, maar ook voor Mij. Dat was ons tweede aandachtspunt. De belijders van dit Woord. Voor we nog iets zeggen over het derde punt gaan we zingen uit de Avondzang, de verzen 5 en 6.

 

Bescherm ons, in de bangen tijd

Van zielsverzoeking en van strijd;

Laat nooit den bozen vijand toe,

Dat hij ons enig’ hinder doe.

 

Behoed het ganse Christendom;

Geef dat in kruis Uw vreugd weerom;

Vertroost het neergebogen hart,

En heel in gunst der kranken smart.

 

3.         De waarheid van deze woorden

De Heere is werkelijk opgestaan. De hoorders van deze woorden zijn de Emmaüsgangers. De belijders hiervan zijn de gemeente in Jeruzalem. Nu de waarheid van deze woorden. Want is dit werkelijk waar? Hoe kun je het objectief bewijzen?

 

We hoeven ons op dit punt niet mee te laten sleuren door een stroom van twijfel en ongeloof. Zeg maar tegen jezelf en anderen: Het is echt waar! Het is echt gebeurd. Christus heeft de dood overwonnen. Als de duivel je niet loslaat, slinger hem weg met dit Woord. Zoals het steentje in de slinger van David weggeslingerd werd en de reus Goliath gedood heeft.

 

Tijdens de catechisatie is mij (en de ouderlingen zullen dit misschien herkennen) deze vraag gesteld: ‘Is het echt waar? Hoe kan ik nu weten of dit echt gebeurd is? We belijden dat de Heere waarlijk is opgestaan. Kun u dit bewijzen?’ Ja! Er zijn echte bewijzen voor. Dat kan ons helpen wanneer we door twijfel of aanvechtingen worden besprongen.

Er zijn zelfs wetenschappelijke bewijzen. Er zijn ongelovigen die het hebben onderzocht en tot de conclusie zijn gekomen: Het moet echt waar zijn. Ze zijn ook tot geloof gekomen. Ze hebben daar zelfs een boek over geschreven.

 

Ik noem nog een paar dingen. Een heel sterk bewijs heeft te maken met de handschriften van de Bijbel. Waarom is het Nieuwe Testament betrouwbaar? Omdat er weinig tijd ligt tussen het schrijven en het eerste manuscript dat gevonden is. Gemiddeld ligt dat bij oude boeken zo tussen 800 en 1000 jaar. Nu krijgen we het Nieuwe Testament. De evangeliën zijn geschreven tussen 60 en 80 na Christus. Het eerste manuscript dateert al uit 125 na Chr. Dat is maar een verschil van 60 jaar. Hierin kan nooit mythevorming hebben plaats gevonden. Er is geen enkel boek dat zo goed is overgeleverd als het Nieuwe Testament. Dat is een bewijs. De Heere is echt opgestaan.

 

Een tweede bewijs heeft te maken met ooggetuigen. Hebben Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes het misschien niet verzonnen? Was het teleurstelling, omdat Jezus stierf en het afgelopen was? Nee, want ook de wetenschap zegt: Het klopt. Jezus heeft geleefd en had discipelen. Hij deed wonderen en is gekruisigd. En er zijn historische bewijzen van Zijn opstanding. Markus begon al te schrijven in het jaar 60 na Chr., toen de mensen nog leefden, die het meegemaakt hadden.

 

De evangelisten begonnen met het schrijven omdat zij de oor- en ooggetuigen waren. Straks gaan wij sterven en wie weet dan het verhaal van Jezus nog? Natuurlijk zijn ze ook gaan schrijven onder aandrang en inspiratie van de Heilige Geest. Maar ik zeg het nu gewoon menselijk, zoals het onderzocht kan worden. Critici zeggen dat ze Jezus hebben opgehemeld. Ze hebben Hem groter gemaakt. Ik heb gezegd, dat mythevorming niet kon plaatsvinden. Want de oor- en ooggetuigen leefden nog toen het geschreven werd. Dit argument gebruikt Paulus ook in de brief in 1 Korinthe 15. Hij zegt: Als je het wilt navragen dan moet je bij die 500 mensen zijn, aan wie de Heere Jezus Zich heeft geopenbaard op één dag. Het merendeel is nog in leven. Je kan ze vragen hoe dit is gebeurd.

 

Nog een punt, dat te maken heeft met interne bewijsvoering. Jezus is gestorven. De discipelen zijn weggevlucht. Deuren zijn gesloten uit vrees voor de Joden. Ze zijn bang dat ze ook gepakt en gekruisigd zullen worden. Dus de zaak van Jezus is mislukt. Wat gebeurt er dan een aantal dagen later? Dezelfde mannen staan op de Pinksterdag in Jeruzalem vrijmoedig te getuigen van de opgestane Heere. Ze zijn nergens meer bang voor. Petrus moet naar de gevangenis en dat maakt hem niet uit. De volgende dag zal hij berecht worden, maar hij ligt heerlijk te slapen. De engel wekt hem op om weg te gaan. Daar is dus iets gebeurd. De enige verklaring is, dat ze de opgestane Heere ontmoet hebben. Ze hebben Hem gezien. Anders is er geen verklaring mogelijk voor het feit dat die twaalf angstige mannen een poosje later al hun vrees kwijt zijn. Want ze liepen het risico om gedood te worden, dat ze opgepakt konden worden. Op Pinksteren staan ze enthousiast te getuigen: Namelijk dezen Jezus dien gij gekruisigd hebt (Hand. 2:36)

 

Nog een ander feit is, dat de vrouwen genoemd werden. Ze zagen Jezus na de opstandig als eersten. Dat is een heel belangrijk argument, want een vrouw telde niet mee in die tijd. Wat een vrouw zei, was onzin. Het zou nooit geloofd worden. Toch hebben ze het opgeschreven. De vrouwen waren ooggetuigen bij het graf en ze hebben als eersten gesproken van het nieuwe evangelie van Jezus’ opstanding. Dat is een ontzettend belangrijk argument voor de waarheid. Het waren de feiten.

De evangelisten moesten opschrijven wat er werkelijk gebeurd was. Anders zouden ze gelijk gecorrigeerd worden door de ooggetuigen.

 

Het derde argument is dat de discipelen nooit zouden sterven voor een zelfverzonnen leugen. Ze zijn ervan beschuldigd, dat ze de opstanding hadden verzonnen: ze hebben het lichaam weggehaald. Een aantal van hen is zelfs de marteldood gestorven. Zou iemand sterven voor een zelfbedachte leugen? Denkt u dat? Stel je voor, ze zitten bij elkaar en zeggen: ‘We gaan nepnieuws maken door te verkondigen dat Jezus is opgestaan.’ Dat kun je wel een tijdje volhouden. Maar op het moment dat de Romeinen je hiervoor gaan martelen, zeg je: ‘Nee, we hebben het verzonnen.’

 

Het is geen verzonnen verhaal, want ze wisten dat de ooggetuigen het konden controleren. Zie je wel dat het waar is, jongelui. De Heere is werkelijk opgestaan. Gemeente, de vraag is dan: Wat doet dat in uw en jouw leven? Om het zo eens te zeggen: Is het in je ervaring - bevindelijk - Pasen geworden doordat we met Christus zijn opgewekt? Hoe gaat dat? Door ons aan Hem gewonnen te geven. Want in onszelf zijn we geestelijk dood. Actief in zonden en misdaad, zoals de Bijbel zegt. Maar de Heilige Geest beschikt over een levenwekkende kracht en Hij put uit de opgestane Levensvorst. Hij kan de doodsheid aan. Er is in Christus meer leven dan dat er dood is in ons.

 

Ik zei net al, dat we misschien geestelijk een dorre tijd hebben. Vroeger is dit anders geweest. Kan het weer goed komen? Ja! De Heilige Geest weet het ingezonken geloof nieuw leven in te blazen. De Geest doet niets liever dan ons verbinden aan de opgestane Levensvorst. Hij wekt door Zijn kracht in ons de Heere Jezus op, tot een nieuw leven. Al is er nog zoveel voorgevallen in je leven. Om Jezus’ wil is de Heere van harte bereid om genade en vrede te schenken. Om je aan te nemen tot Zijn kind. Laten we vluchten tot Hem. Buiten de opgestane Jezus is er geen leven en geen toekomst. Nu moeten we ook zeggen: Het is echt waar dat je zonder Christus verloren gaat. Terwijl dat niet hoeft. Dat laat de paasgroet van de discipelen ons weten.

 

Als je goed luistert naar deze woorden: De Heere is waarlijk opgestaan, dan hoor je daar een jubelende toon in. Hier is nieuw leven en een nieuwe kijk. Er is een nieuw geloof en meer kennis. De dood is overwonnen. Daardoor is alles veranderd. Het kruis is geen symbool van wanhoop, maar van hoop. Het wordt een voorwerp van heerlijkheid.

 

Er zijn weleens jongeren, en ouderen trouwens ook wel, die dragen een kruisje. Daar heb ik geen bezwaar tegen. Zelfs niet als je er één aan de muur hangt. Het is wel een kwestie hoe je erover denkt. Jezus hangt er niet meer aan. Draag je dat kruisje wel bewust? Betekent het: Ik ben met Christus gekruist en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij (Gal. 2:20)? Dan is het een symbool van hoop.

 

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden (1Petr. 1:3). Mocht u Hem zo ontmoeten? Misschien was het een zien van verre. Soms een glimp van Hem, maar je kreeg hoop. Heere, ik laat U niet los, tenzij ik in de ruimte word gezet. Misschien had je te weinig contact met de Heere via de Bijbel en is het zo lang geleden dat je Hem ontmoet hebt. Voeg je bij de paasgemeente in Jeruzalem op eerste paasdag. Daar was vreugde en gemeenschap met Christus. Daar was het klinkklare, heldere geloof: De Heere is werkelijk opgestaan. In de samenkomst van de gemeente laat Hij zich nog steeds ontmoeten. Ook bij u thuis als u meeluistert of als je van de week de Bijbel nog een keer open doet en je de paasgeschiedenis leest. Dan kan het zo maar zijn, dat de Heere opeens heel dichtbij is en in de geest ziet wat je leest. Dan ben je weer bij Hem en is het goed. Je zegt het na: De Heere is waarlijk opgestaan. En Hij is ook door mij gezien.

 

Amen.

 

Psalm 97: 7

 

Gods vriend’lijk aangezicht,

Heeft vrolijkheid en licht

Voor all’ oprechte harten,

Ten troost verspreid in smarten.

Juicht, vromen, om uw lot;

Verblijdt u steeds in God;

Roemt, roemt Zijn heiligheid;

Zo word’ Zijn lof verbreid

Voor al dit heilgenot.