Ds. J.S. van der Net - Markus 14 : 50 - 52
Jezus alleen
Markus 14 : 50 - 52
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 25: 8 | |
Zingen : | Psalm 18: voorzang | |
Lezen : | Markus 14: 43-52 | |
Zingen : | Psalm 69: 4 en 14 | |
Zingen : | Psalm 118: 3 en 4 | |
Zingen : | Psalm 22: 13 |
Gemeente,
Onze tekstwoorden voor de bediening van Gods Woord kunt u vinden in het Bijbelgedeelte dat we samen gelezen hebben: Markus 14 en daarvan de verzen 50 t/m 52, waar we Gods Woord en onze tekstwoorden aldus lezen:
En zij, Hem verlatende, zijn allen gevloden. En een zeker jongeling volgde Hem, hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte lijf, en de jongelingen grepen hem. En hij, het lijnwaad verlatende, is naakt van hen gevloden.
Gemeente, het thema van de preek is: Jezus alleen.
De preek is verdeeld in 3 hoofdpunten. Dat Jezus alleen is,
1. is een bron van diepe smart;
2. is naar de raad des vredes;
3. is de bron van de ware gemeenschap.
1. Een bron van diepe smart
Gemeente, meisjes en jongens, kinderen, fijn dat jullie er ook weer zijn. Toen ik vroeger voor de klas stond, is het een keer gebeurd dat we op schoolreisje gingen. Met de trein vanuit Den Haag helemaal naar Zuid-Limburg, naar Valkenburg. En daar in Valkenburg heb je heel diepe grotten. Honderden kilometers lange gangen onder de grond. Als je daar verdwaalt, kunnen ze je bijna nooit meer vinden. Wij gingen ook met de klas zo’n grot in. Met een gids natuurlijk, die een lamp bij zich had en ons voorlichtte om ons van alles te laten zien. Prachtig. Toen we uit de grot kwamen, telde ik mijn klas of ze er allemaal waren. En weet je wat er toen gebeurde? Ik kwam een leerling tekort. Eén kind was er niet. Die was kennelijk achtergebleven in die grot.
Wat een schrik, verschrikkelijk natuurlijk! Toen zei die gids: Ja, er zit niets anders op dan dat u met me mee gaat en dat we opnieuw die grot ingaan en dat ik dan met mijn lamp ga kijken of we hem misschien toch nog ergens kunnen vinden. Nou, zo ging ik alleen met de gids die donkere grot in. En weet je wat er toen gebeurde? Die gids volgde natuurlijk dezelfde weg die we gegaan waren En op een zeker ogenblik vonden we die jongen. Die jongen was daar blijven staan. Op een gegeven moment was de gids een hoek van een gang omgegaan en toen was het ineens donker geworden. Hij had nog staan kijken, maar iedereen was weg. Hij was daar blijven staan, want zei hij, er moet hier toch wel weer een gids of een groep langskomen. Dat was heel wijs van die jongen. Wat waren we blij dat we hem gevonden hadden.
Toen we buiten kwamen, vroeg ik: Was je bang? Hij zei: Nee, eigenlijk niet zo, want ik dacht: Er zal vast wel iemand komen. Op dat moment brak er iets in die jongen. Hij begon te huilen. Hij zei: Maar ik was zo alleen. Dat was het ergste, dat ik zo alleen was. Geen geluid, niemand meer met wie ik kon praten. Helemaal alleen in de duisternis.
Nou, kinderen, meisjes en jongens, dat kunnen jullie wel begrijpen, hè? Misschien ben je ook wel eens een keer alleen geweest. Dat je papa en mama kwijt was of dat je op de een of andere manier verdwaald was. Dat is erg, hè? Dan is het niet zozeer dat je bang bent, maar het ergste is dat je alleen bent. Dat er helemaal niemand bij je is.
Nou, daar gaat het in de preek ook over. Over de Heere Jezus Die alleen was. Maar dat de Heere Jezus alleen was, heeft een bijzondere betekenis. Voor jullie, kinderen, en ook voor je papa en mama en voor de ouderen. We gaan erbij stilstaan. Want we gaan in onze gedachten naar de hof van Gethsémané.
Het is midden in de nacht en de Heere Jezus heeft zojuist een bittere zielenstrijd doorstreden. Tot drie keer toe heeft Hij gebeden: Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. En direct na die bange gebedsworstelingen komt er een grote groep mannen de hof binnen. Gewapend met zwaarden en stokken, ze hebben fakkels bij zich. Het zijn Romeinse soldaten. Er zijn ook leden van de tempelwacht bij. En kinderen, meisjes en jongens, het zijn niet zomaar een paar mannen, drie of vier; het moeten er wel een paar honderd geweest zijn. Voor al die soldaten uit loopt een man in een gebogen houding. Jullie weten al wie dat is. Dat is Judas.
Judas heeft tegen die troep soldaten gezegd: Die ik zal kussen, die is het. Grijp Hem. Daarom doorzoeken ze met hun lantaarns en fakkels de hof om Jezus te vinden. Ze hoeven niet lang te zoeken. Want daar komt een klein groepje mannen onder de bomen van de hof tevoorschijn. De Heere Jezus treedt uit dat groepje mannen naar voren en komt in het licht van de fakkels. Moet u zich even indenken. Daar wordt de Heere Jezus door fakkels en lantaarns verlicht. De Heere Jezus Die gezegd heeft: Ik ben het Licht der wereld.
Jezus treedt naar voren. We lezen in het Evangelie naar Johannes: Jezus, wetende alles wat over Hem komen zou, ging uit. Inderdaad, de Heere Jezus wist alles wat over Hem komen zou. Hij wist dat Hij door het Sanhedrin zou worden bespot. Hij wist dat het Sanhedrin Hem zou overleveren aan de heidense Pilatus en de heidense Herodes. De Heere Jezus wist dat Hij gemarteld en aan het kruis gehangen zou worden. En dat vóór de nacht weer over Jeruzalem zou dalen, Zijn graf met een grafsteen gesloten zou worden. Ondanks dat de Heere Jezus dit allemaal wist, deinst Hij toch niet terug, maar Hij treedt vrijwillig naar voren om dit alles te ondergaan.
Gemeente, dringt het tot u door? Wat een liefde van de Heere Jezus. Wat een liefde. Hij geeft Zich vrijwillig over. Hij is bereid, gewillig, om Zaligmaker te zijn, ook al betekent dat Zijn dood. Wat een liefde. Jezus, dan wetende alles wat over Hem komen zou, ging uit.
Gemeente, de Heere Jezus is de tweede Adam. Toen de Heere bij de eerste Adam kwam in de hof na de zondeval, vroeg Hij: Waar zijt gij? Toen kroop Adam weg achter struikgewas. Maar hier komt God naar de tweede Adam; Die verbergt Zich niet zoals de eerste Adam. Hij treedt naar voren: Vader, hier ben Ik om Uw wil te doen en Mijn gemeente te redden en te zaligen. In vrijwillige liefde geeft de Heere Jezus Zich over. En dan vraagt Hij: Wie zoekt gij? Ja, Wie zoeken jullie nou eigenlijk? Gemeente, als de Heere Jezus dat nu op dit moment aan U vraagt? Als de Heere Jezus dat nu op dit moment aan jou vraagt, meisje of jongen, wie zoek jij, wie zoeken jullie nou eigenlijk? Wat antwoord je dan?
Waarom zit u eigenlijk hier in de kerk? Ja, omdat het zondag is, omdat het zo hoort en het zit zo in mijn systeem van leven om zondags naar de kerk te gaan. Maar waarom? Wie zoekt u? Zeg het nou eens. Kunt u eerlijk zeggen dat u de Heere Jezus zoekt? Nee, niet dat u de Heere Jezus zoekt zoals die bende daar in de hof. Maar dat u de Heere Jezus zoekt als uw Zaligmaker. Om door Hem vergeving van uw zonden en vrede met God te vinden. Zoekt u de Heere Jezus? Wie zoekt gij?
Zit hier een man of een vrouw in de kerk die Hem zoekt? Is hier iemand die verlangt naar de gemeenschap met de Heere Jezus, Die alleen het leven is? Zit hier nou iemand die in zijn zielsverlangen naar de Heere Jezus stilletjes in zijn hart bidt: O, Heere Jezus, openbaart U Zich toch aan mij, dat ik U mag kennen. U zoekt mijn hart, mijn oog blijft op U staren. Zitten hier zulke mensen? Wel, dan mag ik u zeggen: Gij die Hem zoekt, in al uw zielsverdriet: Houd aan, grijp moed, Uw ziel zal vrolijk leven.
Ja, Jezus vraagt: Wie zoeken jullie nou eigenlijk? En dan antwoorden ze in die hof: Jezus, de Nazarener. De Nazarener? Dat is die man uit Nazareth. Nou, dat klinkt niet goed. Dat klinkt heel verachtelijk. Erg hè, meisjes en jongens? Dat ze zo over de Heere Jezus spreken – de Nazarener. Nazareth, daar komen alleen maar boeven vandaan. Erg hè? En toch, gemeente, wees maar niet te snel met uw oordeel om die bendeleden te verachten. Want als u hier onder de prediking niet zit met het verlangen om Hem in waarheid te leren kennen, als u niet naar Hem hongert en als u aan Zijn grote liefde voorbij leeft – dan bent u geen haar beter dan de leden van deze bende. Dan verwerpt u Hem in ongeloof. Dan veracht u Hem ten diepste ook.
Ze antwoorden: Wie we zoeken? Jezus, de Nazarener. En dan zegt de Heere Jezus: Ik ben het. Nog een keer treedt de Heere Jezus naar voren. Tijdens Zijn omwandeling heeft Hij gezegd wie en wat Hij is. Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Ik ben de Deur, Ik ben de Goede Herder, Ik ben het Brood des Levens. En nu vat de Heere Jezus het allemaal samen en zegt: Ik ben hét. Ik ben alles. Ik ben de Enige Zaligmaker. Ik ben hét. Zo komt de Heere Jezus ook nu in de prediking tot u en jou in het gewaad van Zijn Woord. Hij treedt naar voren en zegt tegen u en jou: Ik ben hét. Buiten Mij is er geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Ik ben het.
Wat staat de Heere Jezus hoog boven al die gewapende soldaten. Vol schaamte kunnen ze die zwaarden en knuppels wel achter hun rug houden. En als de Heere Jezus dan zo vol majesteit zegt: Ik ben het – dan straalt er in Zijn woord zoveel majesteit door, dat al die bendeleden achteroverslaan op de grond. Daar ligt voor deze mannen een waarschuwing in. Deze waarschuwing: Jullie denken dat je je aan Mij kunt gaan vergrijpen, maar denk na over wat je doet. Een waarschuwing.
Maar ze gaan gewoon door. We lezen in de Bijbel: Hoewel aan de goddeloze genade wordt bewezen, evenwel leert hij geen gerechtigheid. Ze gaan gewoon door. Ze krabbelen weer overeind. En als Jezus dan weer hetzelfde vraagt, gaat het weer op dezelfde manier: er volgt hetzelfde verachtelijke antwoord. Daaruit blijkt dat ze er niets van geleerd hebben. Niets geleerd van die waarschuwing.
En u gemeente? De Heere laat het ook in uw leven niet aan waarschuwingen ontbreken. De ziekte die u hebt, uw kind waar het zo moeilijk mee is. De tegenslag die u hebt, dat sterfgeval waar u zo onder lijdt. Waarschuwingen. En hoe is het dan vaak? Even onder de indruk. We roepen in onze nood, we leggen beloften af. Maar het is vaak zó weer over. Dan gaan we toch weer over tot de orde van de dag. We hebben er niets van geleerd, net als die bende. Gemeente, laat het ons gebed zijn: Heere, bearbeid mij door Uw Woord en Geest, dat ik acht mag geven op de lessen in mijn leven en dat ik uit die roepstemmen en waarschuwingen wat mag leren. Heere, breek mijn harde hart. Deze mensen hebben er niets van geleerd.
De Heere Jezus zegt, en daarbij wijst Hij op Zichzelf: Indien gij Mij zoekt – dan wijst Hij op Zijn discipelen – laat dezen heengaan. Dat is nu liefde, in de volle en rijke zin van het woord. Hij is de Goede Herder, Die Zijn leven stelt voor Zijn schapen. Hij denkt niet in de eerste plaats aan Zichzelf, Hij denkt aan de Zijnen. Indien gij Mij zoekt, laat dezen dan heengaan. Hij bedingt de vrije aftocht voor Zijn discipelen. Daarop treden de soldaten toe. De Heere Jezus wordt gebonden. En dan komen we bij het zwarte woord van onze tekst.
En zij, dat zijn de discipelen, Hem verlatende, zijn allen gevloden. Jezus blijft alleen achter. Dat is het thema van de preek: Jezus alleen.
Het eerste punt van de preek is: het alleen zijn voor de Heere Jezus is een bron van diepe smart. Want de Heere Jezus was ook echt mens. Als echt Mens had Hij behoefte aan gemeenschap. Hij had in de hof van Gethsémané gesmeekt in Zijn gebedsworsteling: Waak met Mij! Elk mensenhart is aangelegd op meeleven. We kunnen niet alleen zijn. Dat denken we wel eens, maar een mens is geschapen voor de gemeenschap. Zo was het ook bij de Heere Jezus. Hij is werkelijk mens. Juist Zijn diep menselijke ziel die niet door de zonde is afgestompt zoals onze ziel, heeft gehunkerd naar meeleven; Zijn ziel heeft gehunkerd naar gemeenschap. Die gemeenschap had Jezus juist nu zo nodig. Nu, in deze stervensnood.
En wat zien we dan gebeuren? Als Zijn gezegende handen door de soldaten gebonden worden, rennen ze allemaal weg. Al Zijn vrienden nemen de benen. Daar gaan ze: Jakobus, Petrus, Johannes, Thomas. Er blijft er niet één bij de Heere Jezus. Dat is wat! Dat zijn nu de mensen die met zo’n grote mond gezegd hadden: Al moeten wij met U sterven, wij zullen U geenszins verlaten. Nou, ze nemen niet eens afscheid van de Heere Jezus, terwijl dit toch het laatste moment is dat ze met Hem samen zijn. Ze lopen allemaal weg! Halsoverkop. Doodsbenauwd. En zij, Hem verlatende, zijn allen gevloden. Zo blijft de Heere Jezus alleen over tussen die ruwe soldaten die Hem haten. Alleen.
Hé, wat zie ik daar? Wat is dat? Hij is tóch niet helemaal alleen, de Heere Jezus. Op een kleine afstand blijft er iemand staan. Het is een jongen. Die jongen staat daar in zijn nachtkleding. In zijn pyjama, zouden we tegenwoordig zeggen. Hij vlucht niet, zoals de andere discipelen. Het lijkt wel alsof hij niet van Jezus kan scheiden. Wie is deze jongen? Wel gemeente, er wordt altijd aangenomen dat het de evangelist Markus zelf is. Het staat niet in de andere evangeliën, maar alleen in het Markusevangelie. De Heere Jezus had die avond Pascha gevierd in het huis van de vader en moeder van Johannes Markus. Waarschijnlijk was hij er op enige afstand getuige van geweest hoe de Heere Jezus met Zijn discipelen samen geweest was en wat er zich in die zaal had afgespeeld. ’s Avonds laat was de Heere Jezus bij hen weggegaan, over de beek Kedron, naar de Olijfberg.
Johannes Markus was aanvankelijk naar bed gegaan, maar hij kon niet slapen. Hij werd opgeschrikt door herrie. Hij hoort lawaai. Als hij goed kijkt, ziet hij lichtflitsen, in de verte ziet hij fakkels, hij ziet soldaten. Hij neemt niet eens de tijd om zich goed aan te kleden. Hij loopt in zijn nachtgoed de straat op. Lijnwaad, dat is kostbare stof, dat over het naakte lichaam werd gedragen als nachtkleding. Alleen rijke mensen konden dat betalen.
Daar staat die jongen in zijn nachtgewaad bij de Heere Jezus. Hij vlucht niet zoals de andere discipelen. Hij staat hier in plaats van de discipelen die de moed niet hebben om bij Hem te blijven. O, zegt er nu iemand, wat is dat mooi voor de Heere Jezus. Toch nog iemand. Wat moet de ziel van de Heere Jezus de nabijheid van deze jongen toch geproefd hebben. Wat moet de liefde van deze jongen de Heere Jezus hebben gesterkt, nu ze Hem allemaal alleen lieten. Die ene mens, die ene jongen, schijnt voor de Heere Jezus de smart van de verlatenheid te breken.
Maar gemeente, het gaat zo anders. Ook deze laatste lichtstraal wordt voor de Heere Jezus gedoofd. De soldaten grijpen die jongen. Er komt een worsteling en de jongen weet zich los te wringen, hij glipt uit zijn nachtgewaad, zodat hij naakt kan wegvluchten. Nu is het alleen zijn van de Heere Jezus volkomen. Nu staat Hij – weerloos gebonden – in deze hel van haat. Nu moet Hij net als die man die 38 jaar lang ziek was, klagen: Ik heb geen mens. Voelt u het, gemeente? Wat een bron van smart voor de Heere Jezus dat ze Hem allemaal in de steek lieten.
We gaan nog een stapje verder. Want wat is nou de diepste smart van dat alleen zijn voor de Heere Jezus? Waarom zijn de discipelen gevlucht? Weten jullie dat, meisjes en jongens? Zeg het eens! Waarom zijn de discipelen gevlucht? Uit angst, hoor ik daar iemand zeggen. Je hebt gelijk, inderdaad. Maar gemeente, er is nog meer. Niet alleen uit angst, ze zijn ook gevlucht uit ergernis. Wat zijn ze diep teleurgesteld in de Heere Jezus. Even hadden ze de hoop gehad dat de Heere Jezus Zich zou rehabiliteren, toen die troep soldaten daar achteroverviel. Maar kijk eens, de Heere Jezus laat Zich tóch binden. Dat is hun ergernis. Nou, als de Heere Jezus dan niet anders wil en als Hij daarvoor kiest, waarom zouden ze dan hun leven in de waagschaal stellen? Ze vluchten, want ze zijn blind voor Zijn Borgwerk.
De discipelen hebben niet geloofd wat Jesaja had geprofeteerd: Hij is om onze overtredingen verwond. De discipelen hebben niet geloofd dat de Heere Jezus om hun zonden moest lijden en sterven. Daar waren ze blind voor. Dat is de diepste smart voor de Heere Jezus geweest – dat de discipelen Hem niet kenden in Zijn grote zondaarsliefde, en dat ze blind waren voor Zijn Borgwerk. De Heere Jezus had gezegd: Indien gij Mij zoekt, laat dezen dan heengaan. Maar heengaan is iets anders dan vluchten! Heengaan heeft iets koninklijks. Dan ga je daarheen waar je wilt dat je naartoe gaat. Maar vluchten is iets anders. Als ze echt de Heere Jezus gekend hadden als Borg, hadden ze geloofd dat heel die bende hen niets had kunnen doen buiten de wil van de Heere Jezus. Dan waren ze bij elkaar gebleven. Dan hadden ze koninklijk de aftocht geblazen. Maar nu vluchten ze alle kanten op. Ze zagen meer de kracht van de vijand dan Jezus. Dat komt nog voor. Zo vluchten ze weg uit angst en ergernis. Blind voor het Borgwerk van Jezus.
En zo komen we bij ons tweede punt. Maar eerst gaan we samen zingen uit Psalm 118: 3.
Ik werd benauwd van alle zijden,
En riep den HEER ootmoedig aan.
De HEER verhoorde mij in 't lijden,
En deed mij in de ruimte gaan.
De HEER is bij mij, 'k zal niet vrezen;
De HEER zal mij getrouw behoên;
Daar God mijn schild en hulp wil wezen,
Wat zal een nietig mens mij doen?
2. Naar de raad des vredes
Het thema van de preek is: Jezus alleen. Het eerste aandachtspunt was dat dit een diepe smart voor de Heere Jezus was. Nu gaan we een stapje verder. De zonde wordt hier, in haar ontzettende karakter, gestraft in Gods lieve Zoon. Meisjes en jongens, weten jullie wat het karakter is van de zonde? Je moet goed onthouden wat ik nu zeg en daar moet je thuis nog maar eens over doorpraten. Weet je wat het karakter is van de zonde? De zonde brengt scheiding. Scheiding tussen God en de mens. Maar zonde brengt ook scheiding tussen mens en mens. De zonde maakt de mens alleen. Dat is het vreselijke karakter van de zonde. Scheiding.
Gemeente, gaat u maar na wat een egoïsme er onder ons mensen is. We zitten allemaal op een eilandje en op dat eilandje wordt het lied gezongen van “ik, ik, ik”. Wat een miskenning van elkaar. Elkaar beoordelen en elkaar veroordelen. Wat is er een bitterheid onder de mensen; en ook onder Gods kinderen is dat vaak zo. Wat zijn er vaak diepe geestelijke kloven tussen Gods kinderen. Elkaar niet begrijpen, finaal langs elkaar heen praten als het over geestelijke dingen gaat. Dan wordt het soms zo waar wat in de Bijbel staat: Ze zoeken allen het hunne. Zonde brengt scheiding.
En nu moet de Heere Jezus voor die liefdeloosheid, voor die vijandschap van al de Zijnen boeten. Hij moet de scheiding die de zonde teweegbrengt, tot in de diepste diepten als Borg doorworstelen. Daarom blijft er hier voor de Heere Jezus geen lichtstraal van vriendschap over. Hij hield niemand over, alleen vijandschap. Ze hebben Hem allemaal verlaten. Ook degenen die Hij hier gaat kopen met Zijn dierbaar bloed. Allemaal gevlucht. Zelfs die ene jongen. Uiteindelijk koos hij liever voor de schande van het naakt wegvluchten dan zich met Jezus in het gevaar storten. De Vader gaat de Heere Jezus alles ontnemen. Door de scheiding die de zonde heeft teweeggebracht, moet de Heere Jezus alléén overblijven. Ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen van U.
En dat is naar de raad des Vredes. Jezus is door iedereen verlaten. Zelfs geen blik uit een vriendelijk oog mag Hem troosten. Hij moet de pers alleen treden. Hij Die in de raad van de vrede gezegd heeft: Ik zal doen wat naar Uw welbehagen is. Ik draag Uw heilige wet, die Gij de sterveling zet, in het binnenste ingewand.
Gemeente, nooit is de Heere Jezus zo alleen geweest. Hij ziet Zijn kerk niet meer; de kerk, dat is Zijn lichaam. Hij ziet Zijn bruid niet meer voor wie Hij bezig was Zijn leven te geven. Allemaal weg. Maar Hij ziet nog wel Zijn vader, Die Hem Zijn zwarte bruid in de armen heeft gegeven, in de stilte der eeuwigheid. Daarom laat de Heere Jezus Zich naar de slachtbank leiden. Hij blijft de Goede Herder, terwijl de schapen verstrooid zijn. Hij gaat heen om straks het absolute isolement in te gaan. Nu is Hij verlaten door Zijn vrienden, maar straks komt Hij in het absolute isolement. Dan wordt Hij ook verlaten door Zijn Vader. Dan roept Hij uit: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Hij is bereid om de scheiding die de zonde heeft veroorzaakt, alléén te doorworstelen en te verzoenen.
En zo komen we bij ons derde aandachtspunt.
3. De bron van de ware gemeenschap
We hebben nagedacht over het alleen-zijn van de Heere Jezus. Dat is het thema van de preek. In de eerste plaats is dat een bron van diepe smart. Het is ook naar de raad des vredes. En in de derde plaats is het alleen-zijn van de Heere Jezus de bron van de ware gemeenschap.
Want nu kan de Heere Jezus Zijn hand tot de kleinen wenden. Die kleinen hadden verdiend om eeuwig alleen gelaten te worden door God en mensen. Maar Jezus verwerft door Zijn offer het beschikkingsrecht om hen te vergaderen door Zijn Heilige Geest uit alle talen en natiën en ze te brengen tot Zijn gemeenschap. Omdat de Heere Jezus hier alleen achterblijft, straks in het volstrekte isolement – daarom mag Johannes schrijven: Opdat onze gemeenschap zij met de Vader en met Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus.
Kijk, dat is nu de vrucht van het alleen-zijn van de Heere Jezus. Omdat Hij verlaten werd, kan er voor ons weer gemeenschap zijn met God door het werk van de Heere Jezus. Daardoor kan er ook weer gemeenschap zijn onder Gods kinderen. Dat is de echte gemeenschap, wáár ze ook vandaan komen. Dan begrijpen ze elkaar. Dan spreken al Gods kinderen één taal. In welk werelddeel je ook bent, in welke cultuur, met welke huidskleur – ze spreken één taal. Al komen ze uit verre landen, hun harten smelten samen ineen, heeft Groenewegen gedicht. Dan is er onder Gods kinderen een ware gemeenschap. Een ware eenheid in de smart over de zonde. Er is onder Gods kinderen een ware eenheid in het veroordelen van jezelf, maar er is ook een ware eenheid in de liefde tot Christus. Een ware eenheid ook in de strijd tegen de zonde, de duivel en de wereld. Maar het is ook een eenheid in de hoop! Dan is er gemeenschap. En die gemeenschap – die wordt straks volkomen.
Johannes zegt ergens: Hieraan kennen wij dat wij uit God geboren zijn, zo wij de broeders liefhebben. Dat is een teken van bekering: je broeders en zusters liefhebben. Dat is de gemeenschap die Christus verworven heeft.
We zullen eerst daarvan nog samen zingen uit Psalm 118: 4.
De HEER is aan de spits getreden
Dergenen, die mij hulpe biên;
Ik zal, gered uit zwarigheden,
Mijn lust aan mijne haat'ren zien.
't Is beter, als w' om redding wensen,
Te vluchten tot des HEEREN macht,
Dan dat men ooit vertrouw' op mensen,
Of zelfs van prinsen hulp verwacht'.
Jezus alleen – een bron van diepe smart, naar de raad des vredes, en de bron van de ware gemeenschap.
Weten jullie het nog, kinderen, meisjes en jongens, wat ik net zei? Wat is het karakter van de zonde? Weet je het nog? Zonde maakt scheiding. Scheiding tussen God en de mensen. Scheiding tussen mens en mens. Ja, gemeente, dat zie je hier op aarde om je heen. Wat is er veel eenzaamheid onder de mensen. Mensen in grote flatgebouwen. En achter veel van die deuren mensen die alleen zijn, die eenzaam zijn. Ook wij kunnen ons eenzaam voelen, als we niet met een ander kunnen delen wat ons bezig houdt en welk verdriet we hebben.
Gemeente, wat is er een eenzaamheid onder de meisjes en jongens, onder de oudere jeugd en ook onder oudere mensen. Eenzaam achter het scherm van je computer. En dan maar allerlei dingen opzoeken die misschien op dat moment nog even wat vreugde geven. Maar die je uiteindelijk innerlijk kapot maken en je nog eenzamer maken. Zoveel mensen die eenzaam zitten achter hun scherm om naar pornografie te kijken. Eenzaam achter hun scherm om zoveel mogelijk vrienden bijeen te verzamelen op Facebook. Het zijn geen echte vrienden, want één klik op de knop en je bent weer afgedankt als vriend.
Maar ook in gezinnen kan er zoveel eenzaamheid zijn. Ik was pas met mijn vrouw ergens gaan eten; we zagen aan een tafel een man, een vrouw en twee kinderen. En die zaten allemaal met hun mobieltje in de hand. Ze wisselden geen woord met elkaar. En ook tijdens het eten ging dat nog door. Alle vier hadden ze hun eigen leven. De maaltijd, die een moment van gemeenschap met elkaar had moeten zijn, is een moment geworden van isolement.
Gemeente, wat is er veel alleen-zijn. Misschien bent u het ook wel. En jij misschien ook wel eens, meisje of jongen. En ik weet het wel, door Gods algemene genade is het nog weleens anders. Er zijn toch nog goede gezinnen en er zijn er nog goede huwelijken. Ook zijn er nog goede vriendschappen en goede relaties. Maar toch, als je onbekeerd bent, dan ben je ten diepste alleen, zonder God. En dan eenmaal eeuwig alleen. Eeuwig verlaten van God.
Maar gemeente, ik mag u en jou een goede boodschap brengen. Het kan nog anders worden. Ik heb u de Heere Jezus mogen preken. Hij is alleen geweest. Hij heeft de vloek als Borg doorworsteld, opdat er door Zijn werk weer ware gemeenschap zou zijn met God en met elkaar. En ik mag u verkondigen: door deze Jezus kunt u zalig worden. Dan zullen we niet eeuwig alleen zijn. Dat geldt ook voor jullie, meisjes en jongens. Ik heb het voorbeeld genoemd van die jongen in de grot, hè. Dat het zo erg was om alleen te zijn. Misschien ben jij ook wel eens alleen. Maar wat zal het vreselijk zijn om eeuwig alleen te zijn.
En daarom, laat deze liefde van Jezus Die als Borg de eenzaamheid heeft doorworsteld, ook uw hart en jouw hart mogen doordrenken. Meisjes en jongens, dan mag je in de kerk stilletjes bidden onder de preek: Heere, trek mij met de koorden van Uw liefde, dat ik mag worden als een van Uw kinderen. Dat ik de gemeenschap met God mag leren kennen, maar ook de ware gemeenschap met elkaar.
Echt waar, Hij is de bereidwillige Zaligmaker, Die ook voor u en jou nu gepreekt wordt. Hij wil Zijn hand nog wenden tot de kleinen.
Er zijn ook nachtdiscipelen. Die zijn hier toch ook? Net als die jongen, die het midden in de nacht niet kon laten om tot Jezus te komen. Van die nachtdiscipelen, die misschien ’s nachts wel eens liggen te huilen omdat ze zo alleen zijn. Niet alleen omdat ze geen vriendjes of vriendinnetjes hebben, maar omdat ze God missen. God kwijt door de zonde. En door niemand geholpen kunnen worden.
Gemeente, zulke nachtdiscipelen mogen in hun nood tot Jezus vluchten, net als deze jongen. Hij had niet eens tijd om zich behoorlijk aan te kleden. Als de bloedwreker je op de hielen zit, heb je geen tijd meer om je netjes aan te kleden. Die jongen verspeelt zelfs zijn nachtgewaad, zijn pyjama. In de nabijheid van de Heere Jezus raak je alles kwijt. Ook jezelf. Maar als je dan bekleed mag worden met de mantel van Zijn gerechtigheid – dan word je zalig. Niet als een verlatene, maar als een verlater. Nee, niet mijn komen tot Hem geeft de zaligheid, maar: Mijn God, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan. Zo vergadert Christus Zijn kerk door Zijn hand tot de kleinen te wenden.
Gemeente, die kleinen worden steeds kleiner in zichzelf. De Heere Jezus wordt steeds groter en dierbaarder voor hen. Zo ontstaat de echte gemeenschap. Kent u die wonderlijke trekking tot hen die de Heere vrezen? Die eenheid? Die band? Ja, gemeente, je ontmoet soms mensen die maar een paar woorden hoeven te zeggen. Dan voel je het, dat is er een van. Dat is die wonderlijke eenheidsband die door het alleen-zijn van de Heere Jezus is verworven. Je kunt ik weet niet hoeveel vrienden en kennissen hebben, maar bij de dood raak je ze allemaal kwijt. Eenmaal eeuwig alleen. Maar in het deelhebben aan Christus is er die ware geloofsgemeenschap. Doordat Hij Zich liet binden, heeft Hij voor ons gemeenschap verworven.
Ik weet het wel, de zonde kan nog zoveel scheiding teweegbrengen. Maar omdat Jezus alleen was, zag Johannes op Patmos toch een grote schare die niemand tellen kan. De smart van het alleen-zijn van Christus draagt veel vrucht. Als ik daarnaar kijk, gaat het weleens zingen in mijn hart: Ik, Heere Jezus, ik heb verdiend om eeuwig alleen te zijn. Maar omdat U alleen bent geweest, daarom hoef ik niet alleen te zijn. Dan zal het straks toch zijn: Ik loof eerlang U in een grote schaar. Zult u er ook tussen staan? En jij?
Amen.
Samenzang: Psalm 22: 13.
Ik loof eerlang U in een grote schaar,
En, wat ik U beloofd' in 't heetst gevaar,
Betaal ik, op het heilig dankaltaar,
Bij die U vrezen,
't Zachtmoedig volk zal rijk verzadigd wezen,
Ten dis geleid.
Wie God zoekt, zal Hem prijzen.
Zo leev' Uw hart, door 's hemels gunstbewijzen,
In eeuwigheid!