Ds. D.W. Tuinier - Lukas 22 : 43
Hemelse versterking in de helse Hof van Gethsémané
Lukas 22 : 43
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 22: 10 | |
Lezen : | Lukas 22: 39 - 46 | |
Zingen : | Psalm 69: 4 en 13 | |
Zingen : | Psalm 62: 5 | |
Zingen : | Psalm 73: 1 | |
Zingen : | Psalm 34: 9 |
Gemeente, het Woord van de Heere komt vandaag tot ons en wel uit Lukas 22, de verzen 39 en volgende. Ik stel voor dat we alleen nu het 43e vers nog eens met elkaar lezen:
En van Hem (van Jezus) werd gezien een engel uit den hemel, die Hem versterkte.
Het thema van de preek is: Hemelse versterking in de helse Hof van Gethsémané.
We letten op drie aandachtspunten:
- Waarom is deze hemelse versterking nodig?
- Door Wie wordt deze hemelse versterking gegeven?
- Wat houdt de versterking in?
Hemelse versterking in de helse Hof van Gethsémané. Voelt u de tegenstelling aan? Hemelse versterking in de helse hof.
De drie aandachtspunten zijn eigenlijk drie vragen die uit de tekst opkomen. Waarom is deze hemelse versterking nodig? Door Wie wordt de hemelse versterking gegeven? Wat houdt deze versterking in?
We vragen eerst:
- Waarom is deze hemelse versterking nodig?
Gemeente, het is me nooit zo opgevallen, maar onze jaarlijkse biddag valt meestal in de lijdenstijd. Nu ook weer. Biddag in lijdenstijd. Een heel mooie, veelzeggende en treffende gedachte, vooral als het om bidden gaat.
Voor wat betreft uw, jouw en mijn gebed kunnen we heel veel leren van de Heere Jezus. Want als er Iemand een biddend leven heeft gekend en beoefend, is Hij het. Volkomen, volmaakt, altijd maar weer, beoefende Hij een verborgen omgang met Zijn Vader. Vaak in de eenzaamheid, in de stilte, in het verborgene, dikwijls in de nacht. We lezen van Hem in vers 37 van het vorige hoofdstuk de volgende woorden: En Hij vernachtte op de berg, genaamd de Olijfberg.
Een biddag in de lijdenstijd. In de omgeving van de Olijfberg heb je de Olijvenhof, de Hof van Gethsémané. We weten dat de Heere Jezus daar biddend lijdt en strijdt, worstelt, terwijl Zijn discipelen en wij slapen. En we worden juist geroepen om te waken en te bidden. Zo ziet u ook hier het eenzijdige; het komt maar van één kant, gelukkig maar!
Jongens, meisjes, de Hof van Gethsémané ligt in de buurt van de Olijfberg. De Heere Jezus is daar in die donkere nacht, in de stilte, in de eenzaamheid. De Hof van Gethsémané, denk eens even mee; aan welke hof denken we dan ook? Daar kunnen en mogen we niet omheen. Precies: de Hof van Eden, het paradijs. Zet die twee nu eens naast elkaar. De Hof van Eden en de Hof van Gethsémané, wat een ontzaglijk contrast, wat een tegenstelling. Want in het paradijs was alles licht. In de staat der rechtheid, voor Adams diepe val, was alles volmaakt, zonder zonde. Ik kan dat niet onder woorden brengen. Adam en Eva leefden volop in het licht, ze leefden uit God en door God, tot eer van God. God was er elke dag. Hij verscheen aan hen in de wind des daags. In de Hof van Eden was de hemel heel dichtbij en hier in de Hof van Gethsémané… Ik noem het niet voor niks in het thema van de preek. De helse hof van Gethsémané. Hier sluipt de duivel rond, hier is de hel actief. De hel heeft zich gemobiliseerd, hier is het donker, aardedonker, hier is de angst, de droefheid, de dood – door onze zonden, door onze ongehoorzaamheid aan God.
En nu gaat de tweede Adam, catechisanten, hier in de Hof van Gethsémané de weg banen, de weg openen, van de hemel naar de aarde. Opdat de rechterstoel van God de Vader een troon zal zijn van menigvuldige, overvloeiende genade voor de grootste van de zondaren. Maar daar gaat wel wat aan vooraf. We lezen het in de verzen 39 en 40.
De Heere Jezus gaat met Zijn discipelen naar de Hof van Gethsémané. Hij is mens en Hij is ook God, Hij is de Alwetende. Hij heeft geweten wat Hem zou overkomen. Hij weet wat er gaat gebeuren. Hij zal straks gevangengenomen worden. Ze zullen Hem arresteren, binden, meenemen, vals beschuldigen. Ze zullen Hem uiteindelijk ter dood veroordelen. Hij weet dat. Dat heeft Zijn droefheid, Zijn smart en Zijn lijden verzwaard. Hij weet dat Judas, één van Zijn volgelingen, inmiddels vertrokken is om Zijn verraderswerk te gaan doen. Toch heeft Hem dat er niet van weerhouden om te gaan bidden, juist nu: bidden. Hij slaat Zijn gebed juist in deze nacht, in de nacht waarin Hij verraden zal worden, niet over. Hij is bezig om de lijdensbeker die Zijn Vader gevuld heeft, tot op de bodem toe leeg te drinken. In de wetenschap van het diepe lijden en sterven dat voor Hem ligt, gaat Hij in gebed. U leest het in vers 41: En Hij scheidde Zich van hen af omtrent een steenworp afstand en Hij knielde neder en Hij bad.
Daar moet u eens over nadenken. Biddag in lijdenstijd. Wat stelt dit ons toch diep schuldig. Bij het minste of geringste laten wij het bidden afweten, we slaan het over, dan staat ons hoofd er niet naar, denken we dan. Wat stelt ons dit schuldig. Wij die niet weten te bidden zoals het behoort. Gods Zoon, de Heere Jezus Christus, in Zijn grote angst en benauwdheid en droefheid bidt! Hij bidt hier, u leest het in vers 42: Vader! Eigenlijk staat er papa, teerder kan niet. Hier blijkt de innige liefdesband tussen de Zoon en Zijn Vader. Papa, hier komt de Zoon tot Zijn Vader met alles wat op Hem afkomt. Wat Hij moeilijk vindt, waar Hij niet doorheen ziet. Hij schuilt als het ware weg bij Zijn Vader. Papa, zegt Hij eerbiedig.
Zullen wij dat ook doen? Vraag om eerbied en eenvoud, om de ware gebedsgestalte. Vader, of Gij wildet deze drinkbeker van Mij wegnemen. Wat is Hij hier uiterst kwetsbaar. Wat is Hij hier een heel klein mens. Wat buigt Hij diep, in Zijn diepste vernedering. Wat een grote tegenstelling, wat een enorm contrast, vormt dit gebed vergeleken met het Hogepriesterlijke gebed uit Johannes 17, dat Hij nog maar enkele uren geleden gebeden heeft en waarin Hij de meest innige gemeenschap met Zijn Vader heeft ervaren. Wat kan het toch dicht bij elkaar liggen, het Hogepriesterlijke gebed en hier de biddende, de worstelende, de lijdende Middelaar. De hel komt op Hem af en God de Vader stelt Hem hier als het ware voor Zijn rechterstoel en de Zoon ervaart hier in Zijn menselijke ziel het heilig ongenoegen, de ondeelbare toorn van God over de zonden. Hij Bidt: Papa, of Gij wildet deze drinkbeker van Mij wegnemen.
Ik ga m’n eerste punt afronden. Het is het uur van de duisternis, het is het uur van de inktzwarte nacht, lichamelijk, psychisch, geestelijk. Hier openbaart zich de strijd tussen het slangenzaad en het vrouwenzaad. De duivel heeft de hel gemobiliseerd en hij zal met al zijn macht en kracht losbreken en zich keren tegen Hem, Sions gezalfde Koning, Sions betalende Borg. Ja, ik las van de week: deze strijd is veel intenser en heftiger geweest dan de helse verzoekingen in de woestijn die 40 dagen duurden. Dit is nog veel heftiger. De Heere Jezus zegt het Zelf in vers 53, ziet u het staan? Hij spreekt over de ure en de macht der duisternis. Ik heb er geen woorden voor… Kunt u het onder woorden brengen? Vraag of God u er een indruk van geeft. Dat is zo hoogstnoodzakelijk! Heere, geeft U toch licht, leer me ook dit in de Hof van Gethsémané op een oprechte Godverheerlijkende wijze, Christocentrisch te overdenken, te bemediteren. Neem er ook de tijd voor. Biddend, in afhankelijkheid van de hulp en de leiding van Gods Geest, want dat is zo nodig. Er ligt immers zoveel onderwijs, zoveel troost in. Als de Heere Jezus het heeft over de macht der duisternis, dan ziet Hij er niet doorheen. Hij ziet alles op Zich afkomen.
Hoeveel mensen leven er vandaag niet in de macht van de duisternis. Die er ook niet doorheen zien. Die alles op zich af zien komen. Kent u ook een Gethsémané? Ik bedoel het eerbiedig, ik zeg het heel voorzichtig: ‘Kent u ook zo’n Gethsémané?’ Dan komt deze biddende en lijdende Borg wel heel dicht naar u toe. Als we Hem hier zo zien worstelen en bidden, zien lijden als mens, dan zien we dat Hij in álles mede verzocht is geweest. Er is niets, jongens en meisjes, waar jullie over tobben, waarvan je wakker ligt en denkt: ‘hoe moet het toch’, of de Heere Jezus heeft dat ook beleefd en doorleefd. Daar moet je aan denken! Hij was God en mens, Hij was zonder zonde. Wij zijn zondig, maar Hij niet. Alles grijpt Hem zo ontzaglijk aan, het is eigenlijk te zwaar voor Hem. Ja, want wat de Heere Jezus hier moet lijden, wat Hij moet ondergaan en ervaren, kan geen mens aan, ook Hij niet. Toch moet het, het kan niet anders. Er is geen andere weg, geen andere manier om de schuld van Zijn kinderen te betalen en een volkomen genoegdoening en zaligheid aan te brengen. De Heere Jezus moet lijden en sterven. Gods heilig recht eist dat. Met die nood komt Hij tot Zijn Vader, Hij stort Zijn hart uit voor God. Gemeente, als Hij het doet, dan moeten wij dat zéker doen. Straks gaan we het samen zingen: ‘Stort voor Hem uit uw ganse hart.’ Dat doet de Borg in deze hof.
Misschien heeft u het in de achterliggende week ook wel heel zwaar gehad en heeft u het nog heel moeilijk, nu hier in de kerk. Het leed gaat geen mens voorbij, echt niet. Er kunnen momenten zijn dat u denkt: ik ga eronder bezwijken. Zie hier de Heere Jezus, Hij weet wat u meemaakt. Straks dreigt Hij te bezwijken onder het zware kruis. Straks moet Simon van Cyrene worden gedwongen om Hem te ondersteunen. Om het kruis Hem na te dragen naar Golgotha.
Zie hier de Heere Jezus. Waar u ook over tobt, waarover u ook zorgen hebt, wat u ook terneerdrukt, zie de lijdende en worstelende Middelaar. Hij weet van uw lijden af en ik hoop van harte dat u vooral ook tobt en wakker ligt over de vraag met betrekking tot het heil van uw onsterfelijke ziel. Hoe moet het toch ooit goed komen tussen God en mijn ziel? Daarvoor ligt de Borg hier nu zo diep gebogen te worstelen, te bidden, te lijden.
Hij dreigt eronder te bezwijken. Tóch geeft Hij het gewillig over in de handen van Zijn Vader. U leest dat in vers 42: Doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede. Daar hebt u nu dat Borgtochtelijke, plaatsvervangende, daar hebt u die overgave. Hij onderwerpt Zich volledig aan Zijn Vader, juist in Zijn zwakheid, in Zijn kwetsbaarheid. Hij gaat Zijn kinderen, u ook, daar iets van leren. Hoe diep de weg ook is, hoe onbegrepen, dan zijn er toch momenten dat ze het eens worden met God.
Zijn leven is dienen, u ziet het hier. ‘Het gaat niet om Mij Vader, maar het gaat om U. Ik heb U toch beloofd in de stilte van de eeuwigheid, om die opdracht die U mij gegeven hebt te vervullen, te volbrengen. Dat is Mijn verlangen. Maar Ik heb het zo moeilijk, Ik heb het zo zwaar.’
De Heere Jezus worstelt als een worm en geen man. Straks lezen we dat Zijn zweet als grote druppels bloed op de aarde neervalt. Maar Hij geeft Zich over: Uw wil geschiede. In de diepste smarten geeft Hij Zichzelf over, vertrouwend op Zijn Vader.
Hoe doet Hij dat?
Door te bidden, door te strijden, te worstelen: Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede. ‘Ik ben gekomen om Uw wil en om Uw welbehagen te doen, o God, het gaat erom dat Úw naam geheiligd worde en dat Uw Koninkrijk kome en Uw wil geschiede.’ We gaan daar zo meteen over zingen.
Wat kunnen we hieruit veel leren. Juist op het moment dat de Borg Zichzelf volledig overgeeft in de handen van Zijn Vader: Hier ben ik.
Dat is in het geloof ook zo. Daar moet het naartoe in uw leven: je overgeven, je verlaten op de Heere. Dan gaat het niet meer om u, maar om Hem. Dan gaat het niet meer om uw naam maar om Zijn naam. Dan gaat het niet meer om uw wil, maar om Zijn wil. Op dat moment komt de hemelse versterking, dan gaat de Vader aan Zijn Zoon laten zien: Ik zal aan U gedenken. Dat is in het geloof ook zo: als u uw verzet opgeeft, als u het van God mag verliezen, dan gaat de hemel open. We gaan nu eerst zingen Psalm 62 vers 5:
In God is al mijn heil, mijn eer,
Mijn sterke rots, mijn tegenweer;
God is mijn toevlucht in het lijden.
Vertrouw op Hem, o volk, in smart,
Stort voor Hem uit uw ganse hart:
God is een toevlucht t' allen tijde.
Gemeente, we vragen nu:
- Door Wie wordt deze hemelse versterking gegeven?
Stort voor Hem uit uw ganse hart. Zult u het doen? We doen dat veel te weinig, we zijn van die doe-het-zelvers. We moeten het de dichter nazeggen: ‘Stort voor Hem uit uw ganse hart, God is een Toevlucht, t’ allen tijde’, altijd.
Het thema van de preek is: Hemelse versterking in de helse hof van Gethsémané. We hebben bij het eerste aandachtspunt gelet op de vraag waarom die versterking nodig is. Bij het tweede aandachtspunt gaat het om de vraag: door wie wordt die versterking gegeven?
Opeens wordt het licht, jongens, meisjes. Een engel verschijnt aan de Heere Jezus, een engel uit de hemel, een engel, één engel. Catechisanten, wat hebben jullie over engelen geleerd? Engelen zijn gedienstige geesten, zo schrijft de apostel in de Hebreeënbrief, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen (Hebr.1:14). Dat is een heel mooie definitie van engelen. Gedienstige geesten; daar zit het woordje dienen in, ze worden tot de dienst uitgezonden en dat voor degenen die de zaligheid beërven zullen. Hier is er Eén, Die de zaligheid gaat verwérven, gaat verdienen. In Psalm 103 worden engelen helden genoemd. Anders gezegd: Engelen zijn boodschappers en dienaren van God, die zich voor honderd procent onvoorwaardelijk overgeven aan de wil van God en Hem gehoorzamen, die doen wat Hij van hen vraagt. Ze zijn gehoorzaam aan het Woord van God.
Een dienaar van het Woord is ook een engel. Dat is geen verbeelding. Ik zou het niet van mezelf durven zeggen als het niet in de Bijbel stond. U leest dat in de brieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië in Openbaring 1 en verder: ‘Schrijf aan de engel van de gemeente te… Vult u maar wat namen in. Er wordt niets anders mee bedoeld dan de herder en leraar, de ambtsdragers. Dat zijn engelen. Zij worden uitgezonden om dienst te doen, om hun Zender onvoorwaardelijk te gehoorzamen, te doen wat Hij van ze vraagt. Ze zijn dienstbaar aan het Woord, ze komen om te dienen, zoals de engel in de Hof van Gethsémané.
Zomaar even tussendoor, wilt u dan ook uw voorgangers als een engel blijven zien en ook de kerkenraad? Hoewel we niet in de schaduw kunnen staan van deze hemelse engel. Ik durf me daar absoluut niet mee te vergelijken, maar de Bijbel geeft dat wel aan. U hoeft engelen niet te verafgoden, maar u moet wel beseffen, als u over een dienstknecht van God spreekt, hoe u over hem spreekt. Het is wel een engel, zoals Gabriël tegen Zacharias zegt: Ik ben Gabriël, die voor God sta (Luk.1:19). Ik spreek met autoriteit en volmacht. Ik sta hier niet op persoonlijke titel. Ik vind dat er tegenwoordig vrij gemakkelijk over de dienaren van het Woord wordt gesproken.
Ouders, u bent ook een engel. Net als docenten en leerkrachten. Engelen? Zijn ze engelen? Ja. Zij zijn als het goed is, dienstbaar aan het Woord van God en u hebt de oudertaak, de ouderplicht, dat heeft u beloofd bij de doop.
Leerkrachten, de onsterfelijke zielen van onze kinderen zijn aan u toevertrouwd. Hun bloed zal van uw hand worden geëist. Je zou toch sidderen, je zou toch beven: Heere, wie ben ik toch dat ik dat doen mag, dat ik dat doen kan? Engelen, dat bent u. Weer een boodschap vanuit de preek, neem het mee, deze week.
Zijn discipelen slapen. Daar moeten we het ook nog over hebben, dat verdient geen schoonheidsprijs. Dan gaat het over u, dan gaat het over mij. Terwijl Hij zo nadrukkelijk heeft gezegd in vers 40: bid dat gij niet in verzoeking komt, maar ze slápen. Ze laten het afweten met hun mooie praatjes, met hun mooie woorden, met hun mooie beloften.
We zullen dit en we zullen dat, wij zijn mensen van het verbroken werkverbond, van die doe-het-zelvers. We hebben ons verzet en onze vijandschap ook na ontvangen genade nog niet uit handen gegeven. We hebben nog zoveel op zak, maar we laten het afweten, dat is nu de mens. U moet maar geen hoge gedachten van uzelf hebben. Als u die wel hebt, dan hoop ik dat de Heere u dat afleert.
Laten we maar grote gedachten van God hebben, dan gaan we onszelf verootmoedigen en mishagen in de lijdensweken. Dan blijft er van u en van mij niks over. Opdat je je leven, je zaligheid búiten jezelf leert zoeken en vinden in die worstelende, in die biddende, in die strijdende Middelaar.
U weet net zo goed als ik dat een zieke, of een ernstig zieke, die in de terminale fase gekomen is, zijn laatste levensfase, het liefst heeft dat zijn of haar dierbaren en geliefden heel dicht bij hem of haar zijn. Ze willen niets liever dan een hand vasthouden. Dat is toch het eerste wat je bij een stervende zegt: ‘Ik ben er hoor! De kinderen zijn er ook! Ik ben gekomen met het Woord van God. We hopen, we bidden dat de Heere heel dicht bij je is.’ Gemeente, dat is toch heel menselijk? De discipelen, de Kerk, laat het hier afweten. Wat betekent dat? Schuld, alleen maar schuld. Alle reden om u te verootmoedigen.
Wat betekent nu dit alles? Het kan maar van één kant komen. Als er geen welbehagen was, dan kwam niemand er, dan slapen we in onze geestelijke doodsslaap verder, ook Gods kinderen na alle ontvangen genade. Hierin wordt ons beeld getekend. Van ons, zo toelevend naar Goede Vrijdag en Pasen, kan God niets, helemaal niets gebruiken, geen nagelschrapje zeiden ze vroeger. Het is eenzijdig, anders gezegd, catechisanten: wij kunnen niets aandragen als het gaat om onze zaligheid. Dan kan God niets van ons gebruiken. Er komt niets van jou en mij in aanmerking.
Weet je wat het hopeloze is? Dat we dat, ook na ontvangen genade, elke keer denken. Zo blind zijn we, zo dwaas zijn we. Dan denken we toch op de één of andere manier nog iets te kunnen bijdragen. Dat kan niet, dat mag niet en het hoeft ook niet, want alles, alles zal Hij gaan volbrengen, het komt van de andere kant.
Er komt een engel uit de hemel. Uit de hemel. Lees er niet overheen. Hier zien we niet dat de hemel opengaat, zoals we dat weleens eerder hebben gezien en dat er dan een bemoedigende stem komt van God de Vader. Bijvoorbeeld toen Zijn Zoon gedoopt werd in de Jordaan door Johannes de Doper. Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelken Ik Mijn welbehagen heb (Matth.3:17). Of op de berg der verheerlijking: Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem (Luk.9:35). Dit keer niet, nee, maar God de Vader laat Hem ook niet alleen. Hij stuurt wel een engel, één engel. Niet Mozes of Elia zoals op de Berg van de Verheerlijking, toen ze met Hem spraken over Zijn lijden en over Zijn gang naar Jeruzalem. Nee, geen Mozes, geen Elia, zij zijn er niet, geen bemoedigende stem van Zijn Vader. Wél slapende discipelen… Hij is hier alleen in de helse Hof van Gethsémané. Hij gaat nu in praktijk brengen waarover Elia en Mozes met Hem hebben gesproken op de Berg der Verheerlijking.
Maar dan komt er een engel. Wat wil dat zeggen? Ik lees u voor wat ik deze week las. Dat er een engel komt, predikt ons dat de Vader op dit moment nog niet het volle lijden op Zijn Zoon doet neerkomen. Ook al stelt Hij het Hem wel in het vooruitzicht. Op dit moment geeft de hemel hem nog versterking. Die verklaarder schrijft erbij: duidelijk is dat Jezus die versterking op dit moment ook echt nodig heeft. Anders houdt Hij het niet vol en zo vervolgt de verklaring: hierin zien we de diepe vernedering van de Heiland. Want het is niet Zijn Vader Die tot Hem komt, maar een boodschapper, een bode, een engel uit de hemel.
Hij, Die de Heere van alle engelen is, moet hier worden versterkt door één van Zijn engelen, één van de troongeesten. Dat gebeurt – het is een voorbereiding op wat komen gaat – als letterlijk alle hulp Hem ontvalt. Straks op Golgotha lezen we niet meer van een engel. Op Goede Vrijdag zullen we horen dat Hij van Zijn Vader is verlaten: ‘Mijn God, Mijn God, waarom verlaat Gij Mij?’ Drie uur lang. We belijden het in het Avondmaalsformulier: ‘Hij van God verlaten opdat wij tot God genomen en nimmermeer van Hem verlaten zullen worden.’ Dat is de troost. Dat is de zalige vrucht. Daar moet het naartoe, gemeente. Anders wordt het nooit Goede Vrijdag. Dit moet u persoonlijk leren kennen. Dat wonder, die zalige ruil, Hij in plaats van mij. Hij door God verlaten opdat Ik tot God genomen en nooit meer van Hem verlaten zal worden.
Weet u wat dan de vrucht is? Verbrokenheid, verwondering, grote blijdschap, diepe vrede, maar vooral verbrokenheid, verootmoediging, dat dát nu nodig was voor mijn zonden.
Hebt u dat geleerd? Spreekt u daarover met elkaar? We moeten elkaar opscherpen dat dat nu nodig was. Man, vrouw, kinderen, dat de Borg zich zo diep moest vernederen. Dat het goddelijke recht nu zo gestreng is, dat Hij onze zonden zo ernstig neemt dat Hij die straf op Zijn Zoon heeft doen neerkomen. Het wraakzwaard van Zijn recht was nodig. Dat deed Hij niet alleen voor anderen, dat deed Hij voor mij, voor mij! Dat is nu het wonder van Goede Vrijdag, de beste dag ooit in mijn leven. Goede Vrijdag, Hij doet dat voor mij, daar had ik moeten liggen, ik ben de straf waardig. Ik had moeten omkomen onder dat goddelijke recht, ik heb het verdiend en Hij doet het voor mij. Wat een verwondering, wat een blijdschap. Asaf zingt ervan in Psalm 73 vers 1:
Ja waarlijk, God is Isrel goed,
Voor hen, die rein zijn van gemoed;
Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen,
Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van 't spoor der godsvrucht afgegleên.
Gemeente, Het thema van de preek is: hemelse versterking in de helse hof van Gethsémané. Het eerste aandachtspunt was: waarom was deze versterking nodig? Het tweede aandachtspunt: wie geeft die versterking aan Jezus? En nu vragen we ten derde:
- Wat houdt die versterking in?
We hebben het gezien: geen legioen van engelen. Jongens en meisjes, de hemel gaat hier niet open zoals in de velden van Efratha toen de Heere Jezus geboren werd. Toen was er een hemels heer van legioenen engelen, troongeesten. Nee, één engel dient Hem hier. Een boodschapper? Nee, het is geen boodschapper, hij heeft geen boodschap. Wat doet hij dan wel? Hij versterkt Hem, anders gezegd: hij bemoedigt Hem. Letterlijk staat er: hij legt kracht in Hem. In het Grieks staat er een woord dat eigenlijk betekent: hij geeft Hem uithoudingsvermogen. Dat betekent het. Hij zorgt ervoor dat Jezus het volhoudt.
Jongens, meisjes, als jullie spelletjes doen of een wedstrijd hebben van de club of op school, dan vind je het ook fijn als je ouders komen of familie of je vriendjes om je aan te moedigen, toch? Aanmoedigen. Een supporter. Maar dat is een oneerbiedig woord in dit geval. Vergeef me het woord, gemeente, maar dan begrijpt u het. Dit is een engel die door God gezonden wordt om Hem aan te moedigen: ‘Hou vol! Ik kom uit de hemel, Uw Vader hoort U wel, Hij ziet Uw worstelingen! Hij is er voor U. Hij weet wat U nodig hebt!’
Een engel, hij versterkte Hem. U moet niet denken dat die engel tien procent van die volle toorn, van de last van de toorn van God tegen de zonde die Hem neerdrukt, van Hem overgenomen heeft. Nee. Jezus is een volkomen Borg, een volkomen Zaligmaker. De engel moedigt Hem aan.
De kanttekeningen verwijzen naar Hebreeën 12. Heel mooi, zoek het thuis eens op. De apostel wijst daar op de vreugde die Hem is voorgesteld. Voor de vreugde Hem voorgesteld, heeft Hij het kruis verdragen, de schande veracht.
Wat doet die engel? Hem wijzen op het loon dat Hij vanuit de stilte van de eeuwigheid van Zijn Vader heeft ontvangen. Het Middelaarsloon. Die engel, gemeente, is eigenlijk een mysterie, die engel bekrachtigt Hem. Die engel heeft misschien wel Jesaja 53 in Zijn oor gefluisterd. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer zal gesteld hebben, zo zal Hij zaad zien en Hij zal de dagen verlengen en het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan (Jes.53:10). Zo heeft die engel Hem bemoedigd en versterkt.
Die engel heeft, jongens en meisjes, in zijn oor gefluisterd, mag ik het zo zeggen, wat we lezen in Psalm 16 vers 10: Want Gij zult Mijn ziel in de hel niet verlaten, Gij zult niet toelaten dat Uw Heilige de verderving ziet. Maar je moet natuurlijk voorzichtig zijn dat je niet te veel gaat fantaseren. Het staat er eigenlijk niet hoe die engel het heeft gedaan, maar dat het gebeurd is, is zeker.
Calvijn schrijft ergens: Satan stuurt zijn dienstknechten, hij heeft ook dienaren, om mensen van het geloof af te houden en te ontnemen. God stuurt Zijn dienstknechten om hen op de weg te leiden, om hen op de weg te houden.
Wat een tegenstelling. Een engel zijn, daar ben je voor geroepen. Dominees, ambtsdragers, ouders, leerkrachten: we moeten de weg wijzen, ons houden aan hoofdzaken en laten we ons toch asjeblieft niet afleiden door zoveel minder belangrijke zaken. Brengen op de weg en houden op de weg, dicht bij het Woord blijven. U bent dienstbaar aan het Woord, dienaar van het Woord. Alles eromheen hoort er misschien wel bij, maar dat is toch maar bijzaak. Eén ding is nodig (Luk. 10:42) zegt de Heere Jezus. Deze versterking was nodig. Dat wordt ook zichtbaar want ik zou haast zeggen: het ergste komt nog. Er staat in vers 44: Hij bidt te ernstiger. Hij bidt niet meer: Vader, wilt U deze drinkbeker van Mij wegnemen. Maar in vers 44 bidt Hij te ernstiger. Hij is versterkt, Hij is aangemoedigd, Hij ziet de vreugde die Hem voorgesteld is. Hij zal het kruis dragen, Hij zal de weg gaan, Hij zal de beker leegdrinken. Hij is met Gods wil verenigd. De engel bemoedigt Hem, de engel geeft Hem kracht.
Ik las ergens: Als die engel er niet was geweest, dan had Hij het niet volgehouden. Ik heb mijn ogen even uitgewreven. Maar tóch is het waar. Die bijbeluitlegger heeft gelijk. Als die engel er niet was geweest, was Jezus bezweken. Met andere woorden, dan hadden wij hier niet gezeten, dan hadden wij geen Bijbel. Dan was het voor u en voor mij hopeloos. Dan was er geen zaligheid. Dus dat die engel er is en dat hij Hem bemoedigt, dat is Evangelie.
Dat lezen we ook in vers 44 en 45. De omstandigheden worden er niet gemakkelijker op. Vers 44 is een preek apart. Maar het wordt toch licht, licht in de helse hof van Gethsémané. Lees eens in vers 45, Hij staat weer op als Hij gebeden heeft. Dat betekent: de Paasklokken gaan luiden, ondanks die diepe weg. Die spot en die smaad, de laster en pijn, de kruisdood op Golgotha, hebben niet het laatste woord.
Leest u vers 45 eens mee. Als ik voor een catechisatiegroep had gestaan had ik gezegd: Pak je pen en onderstreept het eens. Jezus staat weer op! Straks, dit is een voorspel van de Paasmorgen: dan staat Hij op en dan klinkt er vanuit die andere hof, vanuit de hof van Jozef van Arimathea: Hij is hier niet, Hij is opgestaan! Hij heeft de dood, de hel en de straf verslonden tot een eeuwige overwinning. Hij is de Paasvorst. Wat is het ontzettend verdrietig, want Hij komt bij Zijn discipelen en Hij vindt hen slapend van droefheid.
En dan klinken de woorden: Wat slaapt gij? Hij is opgestaan en zegt tegen Zijn slapende Kerk: Jullie moeten opstaan. U ook. Ziet u hier het beeld? Achter Zijn lijden ligt de eeuwige heerlijkheid van Zijn kerk, achter Zijn dood het eeuwige leven. Het wordt Pasen. Daar moet u eens over nadenken. Als deze engel er niet was geweest, dan zou de Borg hier in Gethsémané bezweken zijn. Dan was er geen kruisevangelie. God zij dank, er is een welbehagen. God geeft Zijn Zoon, de Zoon geeft Zichzelf. Hier ziet u iets van de overwinning. Hij is gekomen om de machten en de krachten van de duisternis en de duivel en de dood te verbreken. Wij leven in een tijd van duisternis, in de nacht. Het lijkt erop dat de duivel het voor het zeggen heeft.
Maar nee, dat is niet zo. Dat ziet u hier in deze lijdensgeschiedenis. Jezus staat op, Hij regeert. Het wordt Pasen, Hij zegt tegen Zijn kinderen: Ontwaak gij die slaapt, sta op uit de dood (Ef.5:14). Dat zegt Hij ook vandaag, gemeente. ‘Ik ben gekomen om de werken des duivels te verbreken. Ik ben gekomen, niet om Uw ziel te verderven, maar om te behouden (Luk.9:56). U ziet Me hier strijden, u ziet Me hier lijden, maar Ik zal overwinnen. Ik ben Overwinnaar in de strijd en Ik geef Mijn volk de zegen. Al heb je het nog zo moeilijk, al is je hart nog zo hard.’
Een poosje geleden bezocht ik een oude vrouw. ‘Nu ben ik al zo oud, dominee,’ ze zei het met grote angstogen, ‘ik ben nog onbekeerd.’ Kijk, zulke bezoekjes, daar heb je wat aan. Aan zulke mensen kun je je boodschap kwijt!
Ik zei tegen haar: ‘We gaan bidden, we gaan lezen.’ Ik geloof dat ik wel twee hoofstukken gelezen heb, want ik dacht: Ik ben onmachtig om haar te bekeren maar er is een God in de hemel Die almachtig is. Het is een wenk van Zijn alvermogen. Dat zijn bezoekjes waarvoor heeft God me geroepen. Om het Woord te verkondigen, om zielen de weg te wijzen, onder andere naar de Hof van Gethsémané, want Gods kinderen gaan de voetstappen volgen van de Borg. Echt, maar ze gaan Hem ook volgen. Hoe zegt de apostel dat ook al weer? Ze worden Hem gelijk in Zijn sterven, maar ze worden Hem ook gelijk in Zijn opstanding. Daarom, het wordt al een beetje Pasen hier, licht in de duisternis.
Ik ben begonnen met biddag in de lijdenstijd. Ik eindig met biddag in de lijdenstijd. Ik vind het zo’n groot wonder. Want: Heere, ik kan niet bidden. Er zijn dagen dat ik niet eens kan bidden, dan ben ik biddeloos en behoefteloos en dan ben ik zo vol met van alles en nog wat.
Wat een genade is het dan dat er een biddende Hogepriester is en dat Hij de Weg is voor mensen die de weg niet meer weten. Dat Hij gebeden heeft voor een Petrus. Die levende Koning, Die zelfs voor Petrus heeft gebeden, Die wil dat ook voor u en jou doen. Petrus, wat heeft hij het er laag vanaf gebracht, de slechtste van de slechten. Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude (Luk.22:32). Wat een wonder, dat Hij er is. Zult u het van Hem verwachten? Biddag in lijdenstijd, dankzij de biddende Hogepriester.
Amen.
Psalm 34 vers 4:
Des Heeren engel schaart
Een onverwinb're hemelwacht,
Rondom hem, die Gods wil betracht;
Dus is hij wèl bewaard.
Komt, smaakt nu en beschouwt
De goedheid van d' Alzegenaar.
Welzalig hij, die, in gevaar,
Alleen op Hem betrouwt.