Ds. R. Kattenberg - Lukas 23 : 23 - 24

Jezus te midden van Zijn vijanden

Lukas 23
Een vreselijke eis
Een toenemend geroep
Het oordeel van Pilatus

Lukas 23 : 23 - 24

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 58:1 en 2
Lezen : Lukas 23: 8 t/m 25
Zingen : Psalm 22: 6 en 7
Zingen : Psalm 82:1
Zingen : Psalm 149: 5

Gemeente, met de hulp van de Heere bedien ik u het Woord van God dat u kunt vinden in Lukas 23 vers 23 en 24. Ik lees u de tekst:

 

Maar zij hielden aan met groot geroep, eisende, dat Hij zou gekruist worden; en hun en der overpriesteren geroep werd geweldiger. En Pilatus oordeelde, dat hun eis geschieden zou.

 

Het thema van de preek is: Jezus te midden van Zijn vijanden.

 

Ik noem u drie aandachtspunten:

1. Een vreselijke eis.

2. Een toenemend geroep.

3. Het oordeel van Pilatus.

 

Ons eerste punt:

 

1. Een vreselijke eis

Gemeente, u kunt heel wat ten nadele van Pilatus zeggen, maar één ding niet: hij heeft alle moeite gedaan om de Heere Jezus vrij te spreken en los te laten. We lezen dat hij dat op verschillende manieren probeerde. Want voor Pilatus is duidelijk dat de Heere Jezus onschuldig is. Hij herhaalt meer dan eens: Ik vind geen schuld in dezen Mens (Luk.23:4).

Maar daarmee is de zaak dan toch duidelijk? Als je geen schuld in iemand vindt en je moet rechtspreken, dan is er maar één conclusie: vrijspraak.

Dit zégt Pilatus dan ook. Maar ja, het volk wil er niets van weten. De woorden van Pilatus maken geen enkele indruk. Integendeel: het geroep van het volk wordt steeds luider.

Pilatus probeert het nog eens… We lezen dat hij in vers 15 zegt: En zie, er is van Hem niets gedaan, dat des doods waardig is. Zo zal ik Hem dan kastijden en loslaten. Maar ook deze woorden hebben geen resultaat.

Dan is er misschien nog een lichtpuntje. Pilatus vindt het zelf een gelukkige vondst. Hij is namelijk gewend om met het Paasfeest iemand vrij te laten. Hij stelt een tweetal: Jezus en de moordenaar Barábbas. Als Pilatus zelf zou moeten kiezen, was de keuze snel gemaakt. Hij denkt bij zichzelf: ‘Dan kies ik natuurlijk Jezus.’ Ja, dat dacht hij. Maar de werkelijkheid pakt totaal anders uit. Het volk eist: ‘Laat Barábbas los en geef Jezus over om gekruisigd te worden!’

Maar Pilatus wil Hem juist loslaten. Het zal u misschien nog niet opgevallen zijn, maar hij gebruikt het woord ‘loslaten’ meer dan eens. Het woordje is in ons teksthoofdstuk een trefwoord; tussen de verzen 13 en 25 komt u het wel zo’n keer of zes tegen. Maar voor het volk en de overpriesters is dit precies het meest ongewenste woord dat Pilatus in de mond kan nemen. Jezus loslaten? Helemaal niet. Zeker niet!

Als we in gedachten dichterbij komen zien we wat er gebeurt: Maar zij – het volk – hielden aan met groot geroep, eisende dat Hij zou gekruist worden.

Nu is Pilatus in het nauw gedreven: ‘Pilatus, het heeft nu lang genoeg geduurd. Wij eisen Zijn dood. U moet toegeven, niet meer dwarsliggen. We eisen maar één ding: Jezus moet gekruisigd worden!’ Dit is de context van onze tekstwoorden.

 

We blijven in gedachten naar de Heere Jezus kijken; want om Hem gaat het!

We zijn dan geneigd om te zeggen: ‘Wat een zwaar lijden!’

Dat is waar, maar laten we, zeker in de lijdenstijd, voorzichtig zijn met onze woorden. In het spreken over het lijden van de Heere Jezus klinkt immers zo snel een toon van medelijden door. Wat is het toch erg dat de Heere zo de dood ingejaagd wordt!

Maar, gemeente, bedenk toch dat de Heere Jezus ook in Zijn lijden Koning is. Pilatus heeft dat heel nauwkeurig op het kruis laten schrijven: Deze is de Koning der Joden.

Daarom vraagt Zijn lijden niet om hoofdschudden, maar om een verbroken hart. U voelt wel aan dat dit heel wat anders is. Dit is geen medelijden maar geloof.

Gemeente, laten we dit moment eens beseffen dat we in dit gebeuren rond de Heere Jezus Christus onze zonde aflezen. Geseling, spot, hoon, smaad… en noemt u maar op. Al dit lijden onderging de Heere Jezus om de zonde!

Maar dan moeten we toch nadrukkelijk de vraag stellen: ‘Wat heeft Hij dan voor kwaads gedaan?’

 

Wel, de kinderen kunnen het ons vertellen: De Heere Jezus heeft mensen tot bekering geroepen. Hij heeft zieken genezen, doden opgewekt, blinden het gezicht gegeven. En vult u maar aan. Samengevat is het een roepstem uit de hemel; opdat mensen zich bekeren zullen tot de hoge en heilige God en hersteld worden in Zijn gemeenschap.

De Heere Jezus verricht in Zijn lijden het werk dat de Vader Hem heeft opgedragen. We zien Hem in gedachten voor de schare staan. We lezen dat Hij niet koel of afstandelijk was, maar met innerlijke ontferming bewogen is. Niemand van ons kan bevatten wat er dan omging in Zijn Middelaarshart. Dat wist alleen Jezus Zelf. Maar dat het heel indringend was, en welmenend, staat als een paal boven water: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient (Luk.19:42). Wat heeft Zijn hart daarin gesproken, wat heeft Hij het goede voor Zijn toehoorders gezocht! Als dát nu eens tot u doordringt, en u hoort in gedachten die mensen tot wie Hij dat Woord gepredikt heeft zo tekeer gaan, dan moet je toch zeggen: ‘Hoe is het mógelijk?’

David heeft er profetisch van gezongen in Psalm 22: ‘Honden, varren en stieren omringen mij.’ Het was voor David een stukje werkelijkheid. Maar de woorden uit Psalm 22 wijzen ook vooruit naar het gedeelte van het Woord van God dat we nú overdenken. Hier is de vervulling. Ze eisen dat hij gekruist zal worden.

 

De evangelist Johannes voegt er nog iets aan toe: ‘Pilatus, als je het niet doet, ben je de vriend van de keizer niet meer. Denk erom: je stadhouderschap en je naam staan op het spel!’

 

Gemeente, stelt u zich eens voor dat u in de plaats van Pilatus zou staan. U bent bevreesd in ongenade te vallen bij de keizer van Rome. Wat zou ú dan doen? U staat tegenover een opdringende menigte die erop aandringt dat Jezus veroordeeld moet worden. Ze zijn pas tevreden als Hij gekruisigd zal zijn. Wat zit daar nu achter?

Wel, ze willen allen ten diepste Zijn ogen niet meer zien. Ze willen Zijn stem niet meer horen. Zijn mond moet toegesloten worden en Zijn Woord moet niet meer tot hun oren kunnen doordringen. Dan hebben ze tenminste rust. Ze willen met rust gelaten worden. En daarom moet Jezus sterven! Dan behoeven ze geen rekening meer met Hem te houden, dan vormt Hij geen bedreiging meer. Kennelijk verstoren Zijn ogen en woorden hun valse rust. Dát willen ze niet!

Wat een goddeloze dwaasheid! Iemand Die alleen maar goed doet wijzen ze af… Wat een verblinding!

Maar hoe ligt dat met u?

Ja, we maken opeens een draai van 180 graden. We verkeren in gedachten bij die opdringende menigte, en dan staat u, dan sta jij ineens voor de vraag: ‘hoe is het nu met u, hoe is het nu met jou?’

Natuurlijk kunnen we ons hoofd schudden over die goddeloze verblinding van de mensen toen. Maar mag de Heere door middel van dit Woord heel direct vragen: ‘Wilt u in Jezus ogen zien? Wilt u, wil jij, dat Hij u en jou aankijkt?’

Doet Hij dat dan in de prediking?

Jazeker! Hij is hier, in de kerk. Hij wandelt onder ons in het gewaad van Zijn Woord. Een dienaar van het Woord is een middel in Gods hand. Het gaat om Hem, de Heere Jezus! Hij zoekt u, Hij zoekt jou! Hij wil Zijn Woord aan u en jou kwijt. Hij roept u tot Zich.

 

Maar gemeente, als u zich niet wilt laten verbreken? Als u uw leven in eigen hand wilt blijven houden? Als u nu voortgaat op uw zelfgekozen weg en u zichzelf handhaaft in uw onbekeerlijkheid en in uw ongeloof, wat is dat anders dan met de menigte meeschreeuwen: ‘Wij eisen dat Hij gekruist zal worden!’ Want Hij moet u niet te na komen; Hij moet niet te dicht bij uw hart komen; u wilt niet dat Hij Koning over u zal zijn. We zeggen het natuurlijk niet met die woorden, maar het is wel de praktijk van ons hart: ‘Weg met Hem! Kruist Hem!’

Maar tóch: de goede woorden die Hij sprak wil Hij desondanks ook vandaag nog herhalen: ‘Wie Mij nederig valt te voet, zal van Mij zijn wegen leren! Wie kiest o verdwaasden, voor het leven de dood?’

Of wilt u voor altijd buiten blijven staan?

‘Ja, maar mijn leven is zo verzondigd!’

Wel, Hij wil alleen in verzondigde levens binnenkomen. Niet om daarmee de zonde goed te praten, maar om het Evangelie te laten klinken, om te laten prediken dat er van Zijn kant geen hindernissen en beletselen zijn. Daarom gaat Hij de weg van het kruis.

Die kruisdood was een vreselijke dood van pijn, van angst en van engte. Nergens is iemand zo in de engte en in de angst van het hart, dan gehangen aan het kruis. De engte van het kruis; die dood moet Jezus sterven. Gemeente, zie toch hoe Hij dit alles op Zich neemt. Dat is nou liefde! Het is uit liefde tot Zijn Vader dat de Heere Jezus het recht van God gaat verheerlijken. Maar dat lijden gewillig ondergaan is ook liefde tot zondaren uit het menselijk geslacht.

 

Het behaagde de Heere Hem te verbrijzelen (Jes.53:10). Daarover gaat ook het gedeelte van het lijdensevangelie dat we nu overdenken. Het begint met een aanhoudend en groot geroep. En het neemt alleen maar toe; want we lezen: Hun, en der overpriesteren geroep werd geweldiger… Als u in gedachten even meeluistert klinken ten slotte die twee woorden: Kruis Hem, kruis Hem!

Misschien voelen ze aan dat ze terrein winnen. Pilatus is niet meer zo zeker van zijn zaak. Nu komt het eropaan!

Kinderen, jullie herkennen dit misschien wel: Je wilt graag iets hebben… Je vraagt het steeds weer. Maar je moeder zegt geen ja en ook geen nee. Maar je houdt aan. Totdat mama uiteindelijk zegt: ‘vooruit dan maar.’

Wel, dat doen die grote mensen ook. Pilatus geeft een beetje toe. De menigte voelt dat aan en hun geroep wordt steeds luider, steeds sterker! De radeloosheid van Pilatus wordt als het ware voelbaar. Wat moet hij doen? Hij hinkt op twee gedachten.

Is het eigenlijk geen spiegel? Hinken op twee gedachten… Als u in die spiegel kijkt, herkent u dan uzelf, herkennen jullie dan jezelf? Hinken op twee gedachten! Daar kom je een keer bedrogen mee uit.

Zitten er misschien mensen in de kerk die eerlijk moeten zeggen: ‘dat kan zo niet langer?’ Misschien ligt u er wel wakker van. Als u zoals u bent voor de Heere moet verschijnen, dan moet u toch zeggen: ‘Heere, zo kan ik niet sterven!’ Meisjes, jongens, ik hoop dat jullie daarvan ook iets weten in je jonge leven.

Maar, wat stappen we er soms gemakkelijk overheen! We gaan weer over tot de orde van de dag. Kijk maar eens naar Pilatus hoe gevaarlijk dat is. Levensgevaarlijk!

 

Pilatus staat als het ware op een tweesprong. U ook? Jij ook? Deze kant op of die andere? Dan zit je misschien niet zo rustig in de kerk. Dan is de duivel er ook. ‘Je moet niet luisteren naar wat die dominee zegt. Je hoort toch bij mij?’

Wat is de satan actief waar het Woord bediend wordt, en waar de genade van God gepredikt wordt. Zijn haan moet immers koning kraaien en zijn koninkrijk moet toch in je leven opgericht worden. Gemeente, wat is dat fataal! U komt ermee om!

Een vreselijke eis… Nu in de tweede plaats:

 

2. Een toenemend geroep

Het geroep van de menigte en van de overpriesters werd geweldiger. Steeds luider. Het Griekse woord voor ‘geweldiger’ komt ook voor in Mattheüs 16 vers 18, in die bekende tekst zegt de Heere Jezus: En de poorten der hel – de poorten van de dood – zullen Mijn gemeente niet overweldigen. Overweldigen, u hoort het. In onze tekst staat: geweldiger. In het Grieks is dat hetzelfde woord. Pilatus wordt overweldigd door het geschreeuw van de menigte. Het lijkt wel of de Heere Jezus overweldigd zal worden en dat de poorten van de hel het winnen zullen.

 

Kruist Hem! Het geroep van de vijand wordt steeds geweldiger. Maar doet God er niets aan? Kruist Hem! Grijpt God niet in? Nee, want juist zó zullen de poorten van de hel overwonnen worden. U mag verband leggen tussen het Griekse woord uit Mattheüs 16 en het woord uit onze tekst.

Waarom kunnen de poorten van dood en hel het Koninkrijk van God niet overweldigen?

Omdat Jezus alles wat de menigte Hem aandoet en dat geweldige geroep gewillig ondergaat als Borg. We zien hier Zijn borgtocht. U vindt in onze tekst het fundament van Zijn Koninkrijk. Aanstonds zal Hij overweldigd worden door de majesteit van de dood, maar zo zal Zijn Bruidsgemeente niet overweldigd worden. Er zal leven zijn tot in eeuwigheid. Zo staat de Heere Jezus in de vuurlinie van Satan.

 

U begrijpt wel, gemeente, jullie kinderen ook, de hel, de satan is hier op de been. Het geroep van de menigte en de overpriesters wordt geweldiger. Satan heeft zijn troepen gemobiliseerd. De Heere Jezus staat in de vuurlinie van de satan! We kunnen ons er nauwelijks iets van voorstellen wat dat voor Hem geweest is. De Heere Jezus, God én mens, in de vuurlinie van de duivel. ‘Ik wilde vluchten, maar kon nergens heen. Banden van de dood hebben Mij omvangen, en de angsten van de hel hebben Mij getroffen!’

U ondervindt misschien ook wel benauwdheid en droefenis. U weet niet hoe het verder moet.

Gemeente, er is een Naam. Eén Naam: Maar ik riep den Naam des Heeren aan, zeggende: Och Heere, bevrijd mijn ziel (Ps.116:4). Toen hoorde God!

U zegt: ‘hoe is dát toch mogelijk?’

Wel, dat is nu mogelijk om wille van Hem Die ons hier gepredikt wordt. Om Jezus’ wil. Deze ten dode gaande Jezus is het Fundament voor de verhoring van iemand die nergens terecht kan, en die nochtans hoopt op God. We zingen daarvan uit Psalm 116 vers 2 en 3:

 

Ik lag gekneld in banden van den dood;
Daar d’ angst der hel mij alle troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den Heer’ dus aan in al mijn nood:

 

“Och Heer’, och wierd mijn ziel door U gered!”
Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig;
De Heer’ is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt Zich op ’t gebed.

 

Gemeente, het geroep zwelt aan en een blinde haat openbaart zich. We zeggen wel eens dat het vat geeft wat er in zit, wel, dat is hier ook zo.

Maar hoe staat u nu persoonlijk tegenover heel dat gebeuren? Want, met de hand op het Woord, wat er hier nu zichtbaar wordt, leeft in ons aller hart. Dat is ons bestaan van nature. Als u goed kijkt, ziet u uzelf staan. Kruist Hem! U, jij en ik, wij schreeuwen ook mee! Hier komt aan het licht wie de mens is in zijn verzet tegen God! En de vraag is: zijn we het daar voor God mee eens geworden? Zijn we het eens met het vonnis van het Woord dat over ons leven wordt geveld?

Weet u wat buigen is voor God? Weet u wat het zeggen wil om de Heere gelijk te geven; als vanuit dit Schriftwoord uw beeld getekend wordt?

Wat wordt in het lijdensevangelie onze zonde blootgelegd en onze ongerechtigheden aan het licht gebracht! U kunt niet als toeschouwer aan de kant blijven staan. Dat willen we wel, maar u bent medeplichtig!

Ik hoor u zeggen: ‘Ik heb daar persoonlijk toch niet gestaan; ik heb dat toch niet gedaan?’

Dat begrijp ik. U hebt er inderdaad niet lijfelijk gestaan. De bekende prediker Mc Cheyne dacht dat aanvankelijk ook. Hij zegt in zijn gedicht: ‘Ik dacht er niet aan dat ik zelf door mijn schuld. Zijn kroon had gevlochten en Zijn beker gevuld.’ Maar dat wordt anders als de Heere werkt in uw of jouw leven. Dan blijf je niet op afstand staan, want dan zegt de Heere: ‘Ik zie jou daar ook staan!’ En dan zie je het: ‘Het is mijn schuld, o God; mijn ongerechtigheid!’

Gemeente, als u er persoonlijk bij betrokken raakt, dan gaat het  niet meer over schuld in het algemeen waarover de krant vol staat en waarmee we een hele avond kunnen vullen. Nee, als de Heere in ons werkt gaat het niet meer over de zonde in het algemeen, maar over uw eigen zonde, uw eigen schuld. Dát is het grote verschil! Daar werkt de Heilige Geest nu naartoe. Dat is nou de Blijde Boodschap van het lijdensevangelie. Hij wil u in de klem brengen, zodat u en jij het verliest voor God! Dus uw zonde is persoonlijk, maar Gods genade is ook persoonlijk nodig.

 

Dat persoonlijke geldt ook voor het volk. De overpriesters hebben het opgehitst. Ze hadden een voorbeeld moeten zijn, maar ze gaan voorop in het kwaad: ‘Kies voor Barábbas! Jezus moet gekruisigd worden!’ Ze gaan het volk voor in de verwerping van de Zaligmaker der wereld.

Wat is het een aangrijpend gebeuren. Het volk volgt hen: het geroep zwelt aan, het wordt geweldiger. Ze eisen Zijn dood. Stérven moet Hij! Ze gunnen zich geen tijd om te overleggen.

Maar, je zou toch zeggen dat er een wet is? Het recht moet toch spreken?

Gemeente, als het om Jezus van Nazareth gaat, is dat vandaag nog precies zo. Alles is immers geoorloofd? Wat mag er over Hem niet gezegd worden, en over Zijn naam, en over Gods Koninkrijk. Het gaat er niet om of wij nog protest aantekenen; we stellen slechts een stukje werkelijkheid vast. De realiteit van vandaag ligt heel dicht aan tegen de geschiedenis die in ons hoofdstuk beschreven staat. Want als je het de hedendaagse mens vraagt, dan zegt men: ‘Weg met God en alles wat met Hem te maken heeft, dan zijn we van Hem af.’ De haat en de hetze komt steeds meer openbaar!

U bidt misschien: ‘Heere, geef ruimte aan onze kinderen, en geef ontvankelijkheid voor Uw Woord!’

‘Ja’, zegt God, ‘maar bekeert u zich dan. Laat uw leven in het teken staan van Mijn dienst, opdat u een lichtend licht en een zoutend zout zult zijn in deze wereld!’

De werkelijkheid is echter dat het volk zegt: ‘Met het recht en met de wet hebben we niets te maken!’ Dat doet niet ter zake als het om Jezus van Nazareth gaat. Hij wordt terzijde geschoven. Straks zingen we erover uit Psalm 82.

 

Wat een lijden, wat een vernedering voor Jezus! Hij ondervindt geen medelijden, maar zie Hem toch deze weg gewillig gaan. Nooit heeft Hij ook maar één onrechtvaardig woord gesproken, nooit heeft Hij een onrechtvaardig oordeel geveld. Wat een weergaloze liefde drijft Hem om dit lijden te ondergaan. Zwijgend te ondergaan. Hij wil de weg gaan die de Vader Hem wijst.

Waarom? Het Avondmaalsformulier vat het in enkele woorden samen: ‘Ik voor u!’ We kennen die drie woorden. Meer zijn er niet nodig: ‘Ik voor u!’

Is Hij u dierbaar? Gaat uw hart uit vanwege Zijn spreken? Zegt u: ‘zonder Hem is het leven mij de dood?’ Hij Die uitgeworpen werd. Als we op Zijn lijden zien, moeten we zeggen: ‘Dat heb ik verdiend. Die kruisdood heb ik me waardig gemaakt. Ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen, en daarom ben ik Uw gramschap dubbel waardig!’

Maar Hij gaat de weg van het lijden! Pilatus is er direct bij betrokken, want de tekst zegt: En Pilatus oordeelde, dat hun eis geschieden zou.

Een oordelende stadhouder. Pilatus komt tot een uitspraak. Het één na het ander is mislukt. Het enige wat hij kan doen is het volk hun zin te geven. Hij spreekt zijn oordeel uit. Wat het volk heeft gevraagd, zal gebeuren.

 

Als we over de handelswijze van Pilatus nadenken – er ligt eigenlijk iets triests in – dan zouden we de vraag kunnen stellen: Als Pilatus nu toch eens aan Jezus’ voeten geknield had; als hij nu eens geknield had voor deze Koning; als hij nu eens gezegd had: ‘Vergeef mij al mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden; als hij nu eens net als de stokbewaarder had gezegd: ‘Lieve Heere, wat moet ik doen om zalig te worden?’

Ja, het is niet gebeurd. Maar we kunnen de lijn wel doortrekken naar mensen die we kennen, misschien naar onze kinderen die afgeweken zijn van de dingen van God en van Zijn Koninkrijk, kinderen die nergens meer aan doen. Dan zeg je toch: ‘Heere, als ze het nu eens van u mochten verliezen?’

Pilatus is zó dicht bij Jezus. En als je kinderen gewaarmerkt zijn met het teken van Gods verbond, wat heeft de Heere ze daarmee dicht bij Zijn Koninkrijk gebracht. En nu zo’n heilloze weg; een weg zonder heil, zonder verwachting? Maar als we nu eens zouden roepen om Gods genade; als uw kind de Heere eens nodig zou hebben, dan zou er hoop zijn!

Merkt u het op? Zó dicht bij de Heere Jezus, en toch niet voor Hem buigen. Pilatus heeft veel gedaan om Jezus vrij te krijgen. Maar nu laat Jezus zien wat Hij wil doen om zondaren vrij te krijgen. ‘Er is een weg, Pilatus, een weg van leven in Mijn dood!’

Pilatus heeft alles in het werk gesteld om Jezus vrij te kunnen laten; en Jezus stelt alles in het werk om zondaren los te kopen uit de macht van de vorst der duisternis. Pilatus is trouwens best wel onder de indruk geweest, want als de Heere Jezus Zich de Zoon van God noemt, dan grijpt hem dat aan; dan ontstaat er onrust in zijn hart. Maar wat is het aangrijpend dat hij daar overheen stapt en er geen acht op slaat!

Gemeente, meisjes, jongens, wees niet als Pilatus. Vraag aan de Heere of Hij dat verder uitwerkt in je leven. Want het is levensgevaarlijk als je Pilatus navolgt!

 

Tenslotte komt Pilatus dan tot een oordeel. Maar het is een beslissing om zichzelf te redden. Pilatus oordeelde dat hun eis geschieden zou. Daarmee kan hij blijven wie hij is; dan kan hij ook stadhouder blijven, dan hoeft hij er niets voor op te geven. Ook in dat opzicht houdt de Heilige Geest ons in Pilatus een spiegel voor.

Maar we zijn geneigd om te zeggen: ‘Ja, maar ik ben Pilatus niet!’ Dat moge zo zijn, maar als het gaat om de intentie van ons hart, dan lijken we als twee druppels water op Pilatus. En we vergeten dat de Heere Jezus heeft gezegd: Want zo wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal het behouden (Luk.9:24). Wanneer we onszelf overeind willen houden, dan gaat het uiteindelijk om ons eigen ik; dat willen we niet kwijt en we willen het niet kruisigen. Vandaar het verzet.

Gemeente, u wilt ook niet dat de Heere Jezus te dichtbij komt in de prediking; u vindt dat misschien wel vervelend, en dat terwijl Hij het goede voor u zoekt. We camoufleren het en we verpakken het met allerhande woorden, maar ondertussen volharden we in de strijd tegen de Heere en tegen het Koninkrijk van God. We verzetten ons tegen alles wat de wet van ons vraagt. Maar we verzetten ons bovendien tegen de nodigingen vanuit het Woord van God!

 

Sla toch acht op de stem van het Evangelie, ook op de stem van dit lijdensevangelie: Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? (Ezech.33:11). De Heere wacht om genadig te zijn. Ja, we zijn dood door onze misdaden en zonden. Maar God heeft in Zijn Woord een rijke belofte gegeven: Doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven (Joh.5:25). Er is geen grotere genade dan wanneer de Heilige Geest u door Zijn onweerstaanbare kracht van die Pilatushouding verlost.

Let daarom toch op het twisten van de Heilige Geest in uw hart als u werk maakt van uw zaligheid. Wat een genade als die Geest dat hinken op twee gedachten verbreekt en u het uiteindelijk verliest voor de Heere: ‘Wat heb ik toch altijd gedaan, o God? Wat heb ik U tegengewerkt, en wat heb ik mijn eigen zaligheid in de weg gestaan!’ Dan wordt het een Evangelie waarvan geschreven staat: ‘Vijanden worden met God verzoend! Goddelozen worden gerechtvaardigd om niet!’ Dat is nu de genade van God in Christus Jezus.

 

Voor we ten slotte het oordeel van Pilatus overdenken, zingen we het eerste vers van Psalm 82:

 

In d’ achtb’re Godsvergaderingen

Staat God, als Richter der gedingen;

Hij oordeelt over goed en kwaad,

In ’t midden van der goden raad.

Hoe lang zult gij van ’t richtsnoer wijken,

Een onrechtvaardig vonnis strijken,

En acht slaan op het aangezicht

Der goddelozen in ’t gericht?

 

Gemeente, nu ten derde:

 

3. Het oordeel van Pilatus

Lezen we nu het vierentwintigste vers: En Pilatus oordeelde dat hun eis geschieden zou… Als we de uitspraak van Pilatus overdenken, moeten we wel verder denken; want er zit een diepere betekenis in. We belijden iedere zondag dat de Heere Jezus heeft geleden ‘onder de stadhouder Pontius Pilatus’. Dat belijden we niet voor niets; want zijn wereldlijk ambt wordt genoemd, er wordt op zijn gezag gewezen. Die uitspraak komt uit de mond van een gezagsdrager, namens het bevoegd gezag. Alle eeuwen door worden mensen daardoor gewezen op het komende feit dat ze eens moeten verschijnen voor de Rechter van hemel en aarde. Meisjes, jongens, als dat werkelijkheid voor je wordt, als je daarmee in het nauw wordt gedreven, dan zeg je: ‘O God, hoe moet dat dan? Ik kan niet voor U verschijnen. Ik kan niet voor U bestaan!’ Als jij of u daarmee worstelt, wat is de veroordeling van de Heere Jezus dan van rijke betekenis. Want dan komt het Evangelie zo dichtbij.

Ik wil u iets voorlezen uit één van onze belijdenisgeschriften, een vraag uit de Heidelberger Catechismus: ‘Waarom heeft de Heere Jezus onder de rechter Pontius Pilatus geleden?’ Het antwoord is dan: ‘Omdat Hij onschuldig onder de wereldlijke rechter veroordeeld zijnde, ons daarmee van het strenge oordeel van God dat over ons gaan zal bevrijde!’ Kijk, dat is het nou. In Zijn veroordeling ligt de vrijspraak van al Zijn kinderen. Hij veroordeeld, opdat al de Zijnen vrijgesproken zullen zijn voor het aangezicht van God! Om Zijnentwil!

Is het Woord van God, het Evangelie, voor u al een blijde boodschap van verwondering geworden? Hebt u de man van smarten al liefgekregen; van ganser harte, van ganser ziele en met alle krachten? Dan kijkt u als het ware over Pilatus heen, naar God de Allerhoogste!

Pilatus oordeelde dat hun eis geschieden zou. Maar is met die inwilliging van hun eis de zaak ten diepste beslist? Ja? De eis van die menigte wel, maar niet de eis van het recht. Wat een schrijnend onrecht!

 

Zo valt Jezus in de handen van Zijn vijanden. Jezus te midden van de vijanden: een vreselijke eis, een toenemend geroep, en een oordelende Pilatus. Als we Hem zo zien gaan in onze gedachten dan gaat Hij die weg als Borg! Met andere woorden: Hij gaat die lijdensweg niet voor Zichzelf, maar voor anderen.

Gemeente, als u nu worstelt met de vraag hoe u voor God kunt bestaan, als u moet zeggen: ‘Ik kan niet voor God bestaan, de allerheiligste en de rechtvaardige God, als de Heere het gericht spant over uw leven, als er onder uw vele vragen ook de vraag is: ‘hoe ben ik nu rechtvaardig voor God, hoe kan het weer goedkomen tussen God en mijn ziel, let dan goed op! Het gaat over de eis van een oordelende Rechter (met een hoofdletter!). We zijn er zojuist door de Heidelberger Catechismus bij bepaald: Het is God! God spreekt in dit Evangelie. God Zelf velt hier een oordeel. God spreekt recht, de God van hemel en aarde eist de straf, de straf op de zonde. Hier staat de Zoon van God, de Borg van het verbond, de Middelaar Gods en der mensen!

 

Jezus buigt onder het strenge recht van God. De hoogste straf wordt geëist.

U zit dan met de vraag: ‘Ik heb tijdelijke en eeuwige straffen verdiend, maar is er nog een middel om die straf te ontgaan?

Ik antwoord: ‘Ja, want dáár is de Middelaar! Er is een weg ten leven. Voor Pilatus staat Iemand Die Zich Borg stelt, Die garant wil staan voor zondige mensenkinderen, die helemaal niets bezitten. Worstelt u met de vraag: ‘is er ontkoming?’ Hier is de Rechtvaardige, Die de weg gaat van onrechtvaardigen. Hier is de Heilige, Die de weg gaat van onheiligen. Hier is de Zondeloze, Die de weg gaat die zondaren uit het menselijk geslacht zouden moeten gaan!

Kijk! Barábbas gaat zo meteen naar huis, maar Christus de dood in. Barábbas mag leven! Ik zeg het nog eens: ‘Als de Heere Zijn eis van gerechtigheid op uw hart bindt, opent Hij ook een weg, wandel daarin.’ Dan gaat het zoals Luther het gezegd heeft: ‘Wat een zalige ruil! Hij, de Heere Jezus Christus: mijn zonden! En ik: Zijn gerechtigheid!’

Zegt u: ‘Ja, maar dat is toch veel te groot om te geloven?’

Gemeente, dat is het ook. In onze ogen misschien te groot om te ontvangen, maar voor God niet te groot om te geven. Dat is nou het zaligende werk van de Heilige Geest, als Hij het uit Jezus neemt, en als Hij het aan ons verkondigt, en als Hij het heiligt in onze harten. Hebben we geleerd om bij deze Koning te schuilen voor het vonnis over ons leven? Wat Pilatus hier onrechtvaardig doet, dat doet God rechtvaardig; namelijk het vonnissen van Zijn Zoon.

 

Gemeente, dan zie ik al de kinderen van God staan, van Adam af, tot de laatste die zalig zal worden toe. Kinderen, jullie kunnen denk ik wel veel namen noemen: Adam, David, en anderen. Adam moest de dood in. Maar hij leeft! David moest sterven: hij leeft! Salomo, Petrus, Jakobus, Augustinus, Luther… somt u ze maar op. Leven om Zijnentwil! Christus Jezus de dood, en zij het leven. Want er is een Lam; het Lam van God dat de zonde der wereld wegdraagt. Hij heeft Zich gegeven, vóór de tijden der eeuwen: ‘Vader, Ik kom. Ik draag Uw Heilige Wet, Die Gij de sterveling zet, in ‘t binnenst ingewand.’

God vervult Zijn Woord. Pilatus oordeelde dat hun eis geschieden zou… Maar als we nauwkeuriger kijken, blijkt het uiteindelijk de eis van God te zijn! Zó moest het gaan. Van ’s hemelswege.

De Heere Jezus is het daar ten volle mee eens. We lezen niet dat Hij iets zegt of Zich verzet. Nee, Hij zwijgt! En zo verschijnt Hij vandaag nog in de prediking. Een zwijgende Jezus! Ook al hebt u deze boodschap al vele malen gehoord, Hij wil door Zijn zwijgen nog steeds tot u spreken.

Ook al is uw hart door Zijn spreken nog nooit verbroken, dan klinkt nog steeds: Mijn zoon geef Mij uw hart! (Spr.23:26). Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer (Jes.45:22). En als Zijn spreken u niet tot bekering leidde, kan het dan misschien Zijn zwijgen zijn? De Heilige Geest wil u overtuigen, ook door een zwijgende Jezus.

 

Gemeente, meisjes, jongens, als uw, als jouw, hart niet breekt onder het zwijgen van de Man van smarten, als het niet breekt onder Zijn spreken, denk dan aan wat de apostel zegt: Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen (Hebr.2:3). Alles spreekt hier over Jezus’ onderwerping aan de wil van God. Hoe of de Heere Jezus in de lijdensgeschiedenis verschijnt, sprekend of zwijgend, de eer van God in het zaligen van zondaren staat op de voorgrond. Zodat de Kerk des Heeren kan zeggen: Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend (Hoogl.5:10,16). Uit de vloek die over Hem wordt uitgesproken, spruit de zegen voort, voor allen die in Hem geloven.

Tot slot, als we het lijdensevangelie overdenken, als het kruis in zicht komt, dan geldt: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid!

 

Amen.

 

Slotzang.       

 

Psalm 149 vers 5:

 

Zo zal de heerlijkheid der vromen
Op ’t luisterrijkst tevoorschijn komen;
Zo schenkt Gods goedheid hun begeren;
Lof zij den Heer’ der heren!