Ds. J.S. van der Net - Handelingen 24 : 25

Later

Paulus legt in zijn preek het vuur na aan de schenen
Paulus’ preek maakt diepe indruk
Het vreselijke antwoord op deze preek

Handelingen 24 : 25

Handelingen 24
25
En als hij handelde van rechtvaardigheid, en matigheid, en van het toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 1: 1 en 3
Lezen : Handelingen 24: 10-27
Zingen : Psalm 119: 30 en 32
Zingen : Psalm 95: 3
Zingen : Psalm 95: 4
Zingen : Psalm 73: 14

Gemeente, meisjes en jongens, deze preek gaat over een heel lelijk woord. Weet je welk woord? Dat lelijke woord is: ‘later’. Ik denk dat als deze kerkdienst voorbij is, jullie allemaal weten waar de preek over ging. En ik hoop dat jullie het nooit zullen vergeten: die ene preek over dat ene woordje 'later'.

Onze tekstwoorden voor de preek kunt u vinden in Handelingen 24 en daarvan het vijfentwintigste vers. Daar lezen we het Woord van de Heere aldus:

En als hij handelde van rechtvaardigheid en matigheid en van het toekomende oordeel. Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, ant­woordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen.

 

We schrijven boven de preek: ‘Later’

 

Er zijn dan drie hoofdgedachten:

1. Paulus legt in zijn preek het vuur na aan de schenen.

2. Paulus’ preek maakt diepe indruk.

3. Het vreselijke antwoord op deze preek.

 

1. Paulus legt in zijn preek het vuur na aan de schenen

 

Later! Inderdaad, als je erover nadenkt, besef je dat het een verschrikkelijk woord is. Het is ook een gevaarlijk woord. Later! Ik zal proberen enkele voorbeelden te geven.

Het gebeurt wel eens – misschien herkent u het uit uw eigen situatie of in uw familie – dat kinderen ruzie hebben met ouders. Soms kijken ze dan hun ouders een hele tijd niet aan. Als je er met hen over praat, zeggen ze: 'Later maken we het wel eens een keer goed.' Maar er kwam geen later. Een van de ouders of beide ouders stierven onverwachts, zonder dat het goedgemaakt was. 'Later' werd 'te laat'.

 

Ik zal nog een voorbeeld geven. Iemand is ernstig ziek en zegt: 'Later, als ik beter ben, dan zal ik meer in de Bijbel lezen, ik zal meer bidden, ik zal beter naar de preken luisteren.' Maar wat gebeurt er? Er komen complicaties. De ziekte wordt erger. Er komt geen later. 'Later' werd ook hier 'te laat'.

 

Het laatste voorbeeld. Als je jong bent, denk je dat misschien ook wel eens: ‘Ik ga eerst nog eventjes fijn dit doen, dat doen, ergens van genieten. Bekering, ja, dat is eigenlijk iets voor oudere mensen. Later zal ik me wel eens een keer bekeren.’ Maar je leest het vaak genoeg in de krant: een meisje of een jongen wordt, bijvoorbeeld door een verkeersongeluk, zomaar onverwachts weggenomen. Dan is het eeuwigheid geworden. Er kwam geen ‘later’. ‘Later’ werd ‘te laat’.

 

Gemeente, wat is 'later' dan ook een aangrijpend woord. Zo klonk het ook uit de mond van Felix, toen hij tegen Paulus zei: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegen tijd zal hebben bekomen – later – zo zal ik u tot mij roepen. Later mag u wel weer eens een keer preken voor mij en dan zal ik luisteren, Paulus. Later! Maar voor Felix is er geen later gekomen. 'Later' werd 'te laat'.

 

Laten we eerst eens naar Felix kijken. Felix was door keizer Claudius aangesteld tot stadhouder over Judea. Hij was getrouwd met Drusilla, maar Drusilla was al zijn derde vrouw. Deze Drusilla was eigenlijk een Jodin. Zij was een dochter van koning Herodes. U kent deze Herodes wel. Hij liet de apostel Jakobus doden en later werd hij door de wormen gegeten. Felix en Drusilla, twee mensen die in de zonde leefden. Flavius Josephus (dat is iemand die vroeger heel veel geschreven heeft over de Joodse geschiedenis) beschrijft de wreedheid van Felix. En Tacitus, ook zo'n oude historieschrijver, schrijft: 'Felix genoot van wreedheid en wellust.'

 

Drusilla, zijn vrouw, was al op veertienjarige leeftijd uitgehuwelijkt aan Asisus, de koning van Emeza. Dat gebied noemen we tegenwoordig Syrië. Asisus liet zich ter wille van Drusilla besnijden, omdat zij van oorsprong een Jodin was. Met behulp van een Syrische tovenaar werd Drusilla overgehaald haar man te verlaten en met Felix te trouwen. Samen kregen Felix en Drusilla een zoon, die later op een verschrikkelijke manier is omgekomen bij de uitbarsting van de Vesuvius.

 

Felix en Drusilla, twee mensen die in de zonde leefden en die zich door hartstochten en seksuele begeerten lieten leiden. Maar de Heere bracht ze in aanraking met de Waarheid. Hij liet aan deze twee goddeloze mensen Zijn Woord en Evangelie verkondigen. Want de Heere heeft geen lust in de dood van de goddeloze. Wat een wonder dat de Heere, Die de heilige, rechtvaardige God is, met slechte mensen te maken wil hebben. Hij wil vandaag ook met u te maken hebben. Hij wil ook met jou, meisje of jongen, te maken hebben. Hoe groot jouw of uw schuld ook is, hoe vreselijk ons leven ook is. Hij wilde zelfs te doen hebben met Felix en Drusilla. Ook tot deze twee mensen kwam het Woord van God.

 

We lezen in het voorgaande Schriftgedeelte dat Paulus in Jeruzalem was gevangengenomen. Toen de Joden in Jeruzalem een complot tegen hem hadden gesmeed, liet de Romeinse commandant van Jeruzalem, Lysias, hem overbrengen naar Cesarea. In Cesarea verbleef de stadhouder Felix. Felix heeft een eerste verhoor van Paulus laten plaatsvinden. Paulus werd aangeklaagd door Tertullus, als woordvoerder van de Joden. Na dit verhoor heeft Paulus zich op een indrukwekkende wijze verdedigd. Waarschijnlijk heeft de verdediging van Paulus velen overtuigd van zijn onschuld. Want we lezen dat Felix zich vriendelijker opstelde tegen Paulus. Hij gaf bevel om Paulus niet streng te behandelen. Paulus mocht zelfs bezoek ontvangen. Alleen, officieel deed Felix geen uitspraak over de onschuld van Paulus. Wel is op een bepaalde manier zijn belangstelling gewekt voor de prediking van Paulus. Daarom heeft Felix hem bij zich laten komen, zodat hij samen met Drusilla naar de prediking van Paulus zou kunnen luisteren. Zo zijn Felix en Drusilla in aanraking gekomen met het Woord van God.

 

Een mens kan op verschillende manieren in aanraking komen met het Woord van God. Jullie, meisjes en jongens, mogen opgroeien onder het Woord van God, maar je kunt bijvoorbeeld ook van buitenaf bij de kerk gebracht worden. Ook kunnen mensen door zendingswerk met het Evangelie in aanraking gebracht worden.

Paulus heeft aan Felix en Drusilla het Woord gebracht. Toen ze Paulus vroegen om te preken, heeft hij niet tegen Felix en Drusilla gezegd: 'Voor jullie heb ik geen boodschap; jullie zijn het niet waard; jullie hebben het niet verdiend.' Nee, een dienaar van het Woord mag nooit tegen wie dan ook zeggen: 'Ik heb voor u geen boodschap.' Hoe slecht, hoe hardleers, hoe onverbeterlijk de mensen ook zijn met wie hij in aanraking komt, ze zijn nooit te slecht om met God verzoend te worden. Ze zijn nooit te slecht voor die ene, volkomen Zaligmaker, Jezus Christus.

 

En dan lezen we in het vers ervoor, in vers 24, dat Paulus tot hen sprak over het geloof in Christus. Hoort u dat? Horen jullie dat ook, meisjes en jongens? Daar heeft Paulus over gesproken tegen Felix en Drusilla: over het geloof in Christus. Dat is toch het hart van de zaak? Daar gaat het toch om, om het geloof in Christus? Neem Christus Jezus weg, en u neemt alles weg! Die de Zoon heeft, die heeft het leven; die de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet. Wat is een bekering zonder Jezus? Dat is geen bekering! Wat is een preek zonder Jezus? Dat is geen preek! Jezus Christus is de grote inhoud van het Evangelie. Paulus had het zelf gezegd, dat hij niets anders wenste te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd. Daarom kon hij ook tegenover Felix en Drusilla niet zwijgen over Jezus, de Christus. Hij heeft hun Christus verkondigd.

 

Dan begrijpt u wel dat Paulus hun ook verkondigd heeft waaróm zij Christus nodig hadden. Paulus heeft dan ook niet gezwegen over onze verlorenheid. Hij heeft niet gezwegen over zonde en schuld. Paulus heeft evenmin gezwegen over Gods rechtvaardigheid en heiligheid. Maar daartegenover heeft hij ook gepreekt dat er in de Heere Jezus Christus een weg van verlossing, een weg van zaligheid is geopend. Hij heeft hun voorgesteld de noodzaak van het geloof in Christus. Hij heeft hun gepreekt: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Dat was de boodschap van Paulus: de noodzaak van het geloof in Christus.

 

Gemeente, dat is nog steeds de boodschap. Ook vandaag. Zeg het eens, hoe vaak hebt u dit al gehoord? Meisjes en jongens, ik denk als je zou gaan tellen, dat je de tel kwijt zou raken. En wat heeft het nagelaten? De noodzaak van het geloof in Christus. ‘Ja’, zegt er iemand, ‘u praat wel over Christus, maar de wet dan?’ Dacht u dat Paulus ook niet de wet had gepreekt? De wet, die duidelijk maakt wat dit geloof betekent in het leven van elke dag? Leest u maar wat er in onze tekstwoorden staat. En als hij handelde van rechtvaardigheid en matigheid en van het toekomende oordeel… Nee, Paulus heeft geen Evangelie verkondigd zonder de wet. Hij preekte het geloof in Christus, maar hij sprak ook over rechtvaardigheid, matigheid en het toekomende oordeel.

 

Laten we eerst eens een streepje zetten onder 'rechtvaardigheid'. Dat preekte Paulus. Nou, Felix was een ónrechtvaardig mens. Felix handhaafde het recht niet. Nota bene, Paulus was onschuldig, maar hij liet Paulus niet vrij. Bovendien was Felix ook gevoelig voor omkoping. We lezen dat ook in de volgende hoofdstukken. Hij hoopte dat Paulus hem veel geld zou bieden. Dan zou hij Paulus loslaten. Tegenover dat onrechtvaardige leven van Felix handelde Paulus over rechtvaardigheid.

 

Daarnaast sprak hij ook over matigheid; daar zetten we ook een streepje onder. Matigheid; je zou tegenwoordig zeggen: zelfbeheersing, ingetogenheid. Felix was een slaaf van zijn seksuele hartstochten en van zijn wreedheden. Felix leefde ook met Drusilla in overspel. Hij liet zich door zijn hartstochten meeslepen. Daartegenover sprak Paulus over matigheid, zelfbeheersing, ingetogenheid. Zo heeft Paulus in zijn prediking Felix schuldig gesteld en duidelijk gemaakt dat het leven van Felix en Drusilla in strijd was met de wil van God.

 

Tussen twee haakjes, niet alleen Felix en Drusilla worden schuldig gesteld. U ook, hier vandaag in de kerk. Jullie ook, meisjes en jongens. Ook wij worden door het Woord van God schuldig gesteld. Beseffen we dat eigenlijk wel? Het Woord van God klaagt ons aan. Het Woord van God stelt u en jou en mij schuldig. Dat Woord roept ons toe: U hebt gezondigd in uw leven en uw leven is in strijd met de wet van God!

Eerlijk waar, met deze God krijgen we allemaal te maken. Want Paulus spreekt niet alleen over rechtvaardigheid en matigheid, maar ook over het toekomende oordeel. Hij heeft het Felix en Drusilla voorgehouden: 'Het loopt uit op het oordeel! Jezus komt om de levenden en de doden te oordelen. En u kunt niet voor Hem bestaan als de boeken opengaan.' Zo heeft Paulus als het ware geprobeerd die twee mensen te bewegen tot het geloof, want hij wist van de schrik des Heeren. In zijn ernstige, indringende boodschap had Paulus niets anders op het oog dan hun welzijn en hun behoud. Hij heeft ze als het ware toegeroepen: Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen u tot het geloof. Laat u met God verzoenen!

 

Tot u en tot jou komt er geen andere boodschap. Ook met u handelt de Heere over rechtvaardigheid en over matigheid en over het toekomende oordeel. Ook u wordt toegeroepen: 'Wie leeft er die er voor deze heilige God kan bestaan?' U staat schuldig tegenover God. Daarom komt de Heere ook tot u en tot jou met de oproep tot bekering. Bekeert u, bekeert u! Ga zo toch niet verder! Ook ons wordt het geloof in Christus gepreekt.

Wat doet u ermee? Wat heeft het in uw leven uitgewerkt? Meisjes en jongens, je probeert toch wel te luisteren? Kennen jullie de Heere? Hebben jullie al een nieuw hart gekregen? Hoe vaak hebben jullie deze boodschap al gehoord? En wat heeft het in jullie leven gedaan? De Heere komt erop terug!

 

Dit was onze eerste gedachte: 'Een indringende prediking'. Dan in de tweede plaats: 'Een diepe indruk'. Maar laten we eerst samen zingen uit Psalm 95 het derde vers:

 

Zijn' is de zee, z' is door Zijn kracht

Met al het droge voortgebracht;

't Moet alles naar Zijn wetten horen.

Komt, buigen w' ons dan biddend neer;

Komt, laat ons knielen voor den Heer’,

Die ons gemaakt heeft en verkoren.

 

2. Paulus’ preek maakt diepe indruk

 

Wat heeft die preek nu gedaan in het leven van Felix? Wel, als we letten op dat ene woordje 'later', wordt duidelijk dat Felix dit niet alleen gezegd heeft bij een indringende preek, maar ook bij een diepe indruk. Want echt waar, u moet niet denken dat die boodschap van het geloof in Christus langs Felix heen is gegaan. O nee, dat woord van Paulus heeft diepe indruk op hem gemaakt. Het scherpe licht van het heilige Woord van God viel over zijn zondige leven. Dan slaat Felix de schrik om het hart. Nee, Felix spot niet met de boodschap van Paulus. Felix lacht er ook niet om. Hij neemt die boodschap ernstig. En hij neemt hem zó ernstig, dat hij er doodsbenauwd van wordt. Want we lezen dat Felix zeer bevreesd wordt.

 

Ik zou zeggen: Dat is toch een zegen, als het Woord niet altijd langs je heen gaat? Zeg nou zelf, is het geen zegen als het Woord van God je wel eens opschrikt en je wakker maakt en je heen en weer schudt? Het is toch een zegen als het Woord van God eens indruk op je maakt en als het je raakt tot in het diepst van je bestaan?

Hebben jullie dat wel eens gehad, meisjes en jongens, dat je in de kerk zat en dat een preek je zó raakte dat je voelde: Ik kan dit niet zomaar van me afschudden, ik kan dit niet zomaar naast me neerleggen? Dat je die preek meenam naar huis; je moest er aldoor aan denken toen je uit de kerk kwam. Toen je ging slapen 's avonds moest je er ook maar steeds aan denken. Toen heb je nog extra je handen gevouwen en nog maar een keer extra gebeden. Hebben jullie dat weleens gehad met een preek? Ouderen, heeft u dat ook weleens een keer gehad met een preek? Of gaat het Woord altijd maar weer langs u heen? Omdat we zelfs in de kerk nog bezig zijn met wat we deze week allemaal willen doen en moeten doen en wat we nog graag zouden willen. Dat is erg, als het Woord altijd maar langs je heen gaat.

Kijkt u dan eens naar Felix. Dat was bij Felix niet het geval! Felix werd zeer bevreesd. De rechtvaardigheid en de matigheid en het toekomende oordeel verschrikken hem in het licht van zijn zondige leven. Zijn ziel krimpt ineen als hij denkt aan het toekomende oordeel.

 

Je zou toch zeggen: ‘Die man is niet ver van het Koninkrijk van God. Hij is er dicht bij.’ Daar ben je toch blij mee, als je merkt dat de preken niet altijd langs de hoorders heengaan? Daar ben je toch blij mee, als je merkt dat de mensen weleens gegrepen worden en dat ze heen en weer geschud worden? Felix staat als het ware op een tweesprong. Wat zal hij nu zeggen? Hoe zal hij reageren?

Hoe zult ú reageren op de boodschap van het Woord van God? Hoe zullen jullie reageren, meisjes en jongens? Er zijn maar twee mogelijkheden: of u valt voor het Woord, of u verhardt zich. Het moet met u en met jou een bepaalde kant op. Ten opzichte van het Woord van God is neutraliteit een onmogelijkheid. Want het is niet waar wat sommige mensen wel eens zeggen: 'Ik ga de kerk weer uit zoals ik erin gekomen ben.' Dat is niet waar, want u hebt het wéér gehoord. Als je er niet voor valt en dus onbekeerd blijft, dan werkt dat verharding!

 

Jong en oud, ziet u Felix staan op deze tweesprong? Aangegrepen, verschrikt, bevreesd vanwege de boodschap van Paulus. Wat zal hij doen? Welke kant gaat het op? Ach, we zouden zeggen: 'Felix, val de Heere toch te voet! Eén knieval! Felix, bid uw Rechter toch om genade. Eén schreeuw tot God!'

 

Hoe is dat in úw leven? Zijn er in uw leven ook preken die u misschien nooit meer kunt vergeten? Hebben jullie ook, meisjes en jongens, preken gehoord waarin het zo dicht bij je kwam en het je niet meer losliet? Wat heb je toen gedaan? Ben je voor God gevallen? Of heb je jezelf er weer overheen gezet? Dat gebeurt toch zeker wel eens een keer, dat je 's avonds in bed ligt en dat je denkt: 'Ik moet de Heere straks ontmoeten en dat kan ik niet. Ik heb een boos hart, ik heb geen nieuw hart.' Dan lig je er in bed aan te denken – en dan ineens denk je misschien: ‘Hè, asjeblieft, wat een nare gedachte. Ik ga die gedachte maar wegdrukken. Ik ga aan veel leukere dingen denken. Dáár moet ik maar niet meer aan denken. Ik ga denken aan morgen. Morgen ga ik heel fijne dingen doen. M'n vader en moeder hebben dit beloofd en dat beloofd.’

 

Daar kan een kind al mee bezig zijn en een volwassene niet minder. Je drukt het weg en je leeft er overheen. Is dat bij u ook steeds gebeurd? Ik ben ervan overtuigd dat er hier in de gemeente mannen en vrouwen, meisjes en jongens zijn die net als Felix op een tweesprong hebben gestaan. Als het ware door God aangegrepen, door God heen en weer geschud. Dat kan zijn door een preek die u toen en toen gehoord hebt. Dat kan ook geweest zijn bij een aangrijpende gebeurtenis. U zag toen hoe betrekkelijk alle dingen van het leven zijn. Dat kan ook geweest zijn toen u bij een verkeersongeluk ontkwam en u misschien de auto een eindje verder stilgezet hebt en gezegd hebt: 'Wat een wonder dat ik er zo van afgekomen ben!' U voelde het: God zet me hier op een tweesprong. God is het Die mij in dit gebeuren aangrijpt. En… welke kant is het toen opgegaan?

 

Wees eens eerlijk. Want het is óf het één, óf het ander. Of u viel voor God, of u handhaafde uzelf. Kijk eens naar Felix. Bij Felix is het de verkeerde kant opgegaan. Er was wel vrees in zijn hart, lezen we, maar dat was een slaafse vrees. U weet wel, slaafse vrees is de angst voor het oordeel. Slaafse vrees is de angst voor de ontmoeting met God. Dat is geen kinderlijke vrees. Want waar die kinderlijke vrees in het hart komt, daar is Gods genade. Dan is er de liefde in het hart gekomen. Door die uitgestorte liefde is er heimwee naar God gekomen, een betrekking op God. Dan word je door de nood naar de Heere uitgedreven. O, er was bij Felix wel benauwdheid, maar er was geen droefheid zoals bij de psalmdichter: Ik was benauwd, omringd door droefenissen. U voelt het wel aan; als deze droefheid er is, dan is de liefde ook in het hart. Dan is er ook dat hartelijke belijden: Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd. Maar dan zal de Heere ook wonderlijk vertroosten.

 

‘Later!’ Gezegd bij een ‘diepe indruk' en ten slotte ook gebruikt in een ‘verschrikkelijk antwoord'. Maar we zingen eerst uit Psalm 95 en daarvan het vierde vers:

 

Want Hij is onze God, en wij

Zijn 't volk van Zijne heerschappij,

De schapen, die Zijn hand wil weiden.

Zo gij Zijn stem dan heden hoort,

Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord,

Verhardt u niet, maar laat u leiden.

 

3. Het vreselijke antwoord op deze preek

 

Ziet u Felix daar staan, op die tweesprong? Verschrikkelijk als wij zouden lijken op Felix, want Felix heeft geprobeerd de stem van zijn geweten het zwijgen op te leggen. En dan komt dat 'later', want Felix zegt: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen. Voor ditmaal ga heen! Eigenlijk staat er in het Grieks letterlijk: 'Voor het nu zijnde, ga weg!' Voor nu, voor dit moment, vindt hij het genoeg. Bij een volgende gelegenheid, als het er een geschikt moment voor is, dan zal hij Paulus nog wel eens een keertje laten komen en mag Paulus opnieuw het Woord brengen. Nu niet; later!

 

O nee, Felix wordt niet boos, want diep vanbinnen is hij ervan overtuigd dat Paulus de waarheid spreekt en dat Paulus zijn welzijn zoekt. Maar hij weigert zich gewonnen te geven. Nú heb ik geen gelegenheid. Nú heb ik geen tijd. Later! Echt, het komt nog wel. Later! Zo probeert hij zijn geweten gerust te stellen. Hij wordt niet boos, en wijst die oproep tot bekering ook niet bruut af. Hij schuift die naar later toe. Hij stelt het uit. Later! Daar heb je dat uitstel. Nu is hij er nog niet aan toe. Nu zijn er nog zo veel andere dingen. Maar later!

 

Er zit hier misschien wel een man of een vrouw in de kerk, een meisje of een jongen, die bij zichzelf denkt: 'Ja maar, dominee, geeft dat geen hoop?’ U zegt het zelf: Felix wijst die boodschap niet bruut af. Hij zegt niet tegen Paulus: ‘Paulus, wat je nu allemaal zegt, dat is klinkklare onzin!' En toch, wat een verschrikkelijk antwoord: 'Later!' Felix is verward in de strikken van de satan. Moet u het zich eens voorstellen: de Heere heeft een hand naar hem uitgestrekt in de prediking van Paulus. Maar Felix kruipt onder die uitgestoken hand van God vandaan. Hij wijst op een nette manier de bekering af.

 

Zeg het eens eerlijk tussen God en uw ziel, hoe vaak hebt u dat ook al niet gedaan? Want wij kunnen op zo'n nette en zo'n fatsoenlijke manier de prediking naast ons neerleggen. Dan gaan we de kerk uit en zeggen we: 'Het was een mooie preek', of: 'Het was een lichte preek', of: 'Het was een oppervlakkige preek', of: 'Het was een zware preek', of: 'Het was een indringende preek'. We hebben allemaal zo ons commentaar, maar intussen leven we weer rustig verder. We drinken straks ons kopje koffie en we gaan over tot de orde van de dag. Dan leeft u weer rustig verder. Nee, nú nog niet! Later! Nú nog geen tijd. Eerst nog zo veel andere dingen. Later! Dan maak ik wel uit wat de geschikte tijd is. Dat maakt Gód niet uit, maar dat maak ík uit.

 

Maar wanneer zal die gelegen tijd er zijn? Die was er vorig jaar niet en die was er vorige maand niet, en vorige week ook al niet. Die gelegen tijd is er nu ook niet, want u zegt: 'Nu niet, maar later.’ Echt waar, die gelegen tijd zal er volgende week niet zijn en die zal er volgende maand ook niet zijn. En die zal er volgend jaar ook niet zijn. Of denkt u soms van wel? Houd uzelf toch niet voor de gek. Al zou u nog twintig of vijftig jaar leven, dan zou u nóg zeggen: 'Nu nog niet; later!' Dat zit er zo ontzaglijk in bij u en bij mij. We stellen het maar uit en we schuiven het maar van ons af en we zeggen: 'Later!'

 

Wanneer is dan het geschikte moment? Meisjes en jongens, wat denken jullie? Wanneer is dat geschikte moment om bekeerd te worden? Weet je het? Weet u het? Dat geschikte moment is nú! Heden, zo gij Mijn stem hoort…  Verhardt u niet, maar laat u leiden! Heden, nu, niet later! Want morgen kan het te laat zijn. Nu is het de welaangename tijd, nu is het de dag der zaligheid. Nu staat de Heere nog te kloppen op de deur van uw hart. Als u de Heere netjes afwijst, dan komt er een moment dat Hij heengaat. Zoals Paulus ook heenging van Felix. Dan komt er een moment dat God je loslaat. En dan? Want Paulus sprak over het toekomende oordeel.

 

Jongeren en ouderen, we zijn op weg naar het toekomende oordeel. Wee ons, als we dan het Evangelie hebben versmaad. Wee ons, als we dat bloed van Jezus Christus, dat ons gepredikt is, onrein hebben geacht. Dan zullen we in het toekomende oordeel niet kunnen bestaan. Dan zal daar niet alleen de toorn van God zijn, maar ook de toorn van het Lam; van het Lam Dat ons gepredikt werd, ook in deze dienst. De toorn van het Lam, van het Lam Dat we versmaad hebben.

 

O, er zijn wat trouwe kerkmensen die altijd maar bezig zijn om de zaak van hun bekering uit te stellen. Later, later, later! Ze stellen maar uit, van de ene dag naar de andere dag, van de ene maand naar de andere maand, van het ene jaar naar het andere jaar. Steeds maar 'later', tot er geen 'later' meer is. Dan zal er wel een 'té laat' zijn. Je kunt zomaar ineens uit het leven worden weggerukt en dan is er geen ‘later’ meer.

 

Felix heeft ook geen gelegen tijd meer gehad. Natuurlijk, hij zal Paulus best nog wel eens een keertje ontmoet hebben, maar dat ging om geld. Toen de indrukken weer weg waren, heeft hij geprobeerd om door omkoping nog wat aan Paulus te verdienen. Felix heeft zijn geweten toegeschroeid. Hij is in zijn zonden gestorven. We weten dat Felix na twee jaar naar Rome werd teruggeroepen voor een proces over zijn eigen wanbestuur. Drusilla is met hem meegegaan. Om de Joden een gunst te bewijzen, liet hij Paulus als een gevangene achter. Felix werd later door de keizer verbannen en hij verloor zijn enige zoon bij de uitbarsting van de Vesuvius, 70 jaar na Christus. Volgens sommigen, onder wie Flavius Josephus, is ook Drusilla toen omgekomen in de kokende lava. Wat aangrijpend! De gelegenheid te hebben gehad ­– en maar uitgesteld. Altijd was er een 'later'. Totdat het te laat was.

 

Zeg, meisjes en jongens, snap je nu dat dat woordje 'later' inderdaad een heel lelijk woord is? Een verschrikkelijk woord! Later! Hoe vaak heb je het Evangelie al niet gehoord? Hoe vaak hebt ú de gelegenheid al niet gehad tot bekering? Altijd maar uitgesteld en niet gewild. Nóg staat de Heere Jezus in het gewaad van Zijn Woord wenend voor u en Hij zegt tegen u: Hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert, en gij hebt niet gewild. Dan, op een gegeven moment, is het te laat. Dan is daar het toekomende oordeel. Dan zal het klinken: Breng ze hier en sla ze hier voor Mij dood.

 

Jongeren en ouderen, laten Felix en Drusilla u tot waarschuwing zijn. Laat u gezeggen door het Woord van God. Stel het toch niet langer uit; want 'later' wordt 'te laat'. Uitstel wordt afstel. Bedenk toch wat tot uw eeuwige vrede dient. Wat kunt u erbij verliezen? Niets toch? We moeten tóch alles loslaten. Wat kunt u erbij winnen? Alles toch?

Er is geen zaliger dienst dan de dienst van God. Vraag het maar aan Gods kinderen. Geen zaliger dienst! Het is echt waar, meisjes en jongens. Dat kan ik nou nooit uitleggen, maar toch is het waar: Als de Heere gaat trekken met Zijn liefde, waardoor zonde echt zónde wordt in ons leven en we tranen gaan schreien over de zonde, dan ligt er in die tranen over de zonde al meer zoetheid dan heel de wereld geven kan. Nog zoveel te meer als de Heere komt met de blijken van Zijn liefde en genade in de Heere Jezus. Als ik alles verbeurd en verzondigd heb en moet bukken en buigen onder Zijn rechtvaardig oordeel. O, dan is één kruimeltje van Zijn tafel meer dan duizend werelden.

Jongelui, het is de moeite waard om de Heere te vrezen. Zijn dienst is een liefdedienst. Daarom: stel toch niet uit. Zeg toch niet: 'Later, later zal ik de Heere ernstiger zoeken.' Nu, heden, zo gij Zijn stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden!

 

Zeg het eens eerlijk, kinderen van God, hoe is het in uw leven gegaan? Dan gaat ons hoofd naar beneden en dan komen de tranen uit de ogen en dan moeten we zeggen: 'O, als het aan mij gelegen had, was het net als bij Felix gegaan. Dan was dat ‘later’ in mijn leven ook ‘te laat’ geworden. Maar wat een wonder: de Heere was de Eerste in mijn leven. Dat was nu Zijn vrije genade. En toen de Heere in mijn leven kwam, toen kon het niet meer. Toen kon ik niet meer zeggen: ‘Later!’ Toen drukte het gewicht van de eeuwigheid op mijn ziel. Ik was God kwijt door de zonde. De Heere overwon mij door Zijn kracht en toen kon het geen uitstel meer lijden. Toen werd het in mijn leven net als bij Christen uit De Christenreis.’

Hij ging uit de stad Verderf. Toen heeft Christen niet gezegd: ‘Later zal ik die stad ontvluchten.’ Nee, nu, nú! Hij vluchtte weg. Al zeiden zijn vrouw en kinderen: ‘Vader is niet goed bij zijn hoofd; hij is niet goed wijs.’ Nee, hij hield het geen ogenblik meer uit. Het moest nú gebeuren! Het werd een zich haasten en spoeden om zijns levens wil.

 

Zo gaat het nog, als God het op uw hart bindt in de waarachtige bekering. Dan zullen al Gods kinderen zeggen: 'De Heere was de Eerste. De Heere heeft al mijn tegenstand overwonnen. Hij heeft me onweerstaanbaar getrokken met koorden van eeuwige liefde, anders was ik doorgegaan, net als Felix. Dan was mijn ‘later’ geworden: ‘te laat’. De Heere heeft in mijn leven plaatsgemaakt voor Zijn lieve Zoon, Jezus Christus, die enige en volkomen Zaligmaker.'

 

Dan zal het toekomende oordeel een eeuwige meevaller zijn. De toekomende meevaller! Als Jezus tot ons zeggen zal: 'Kom in!' Ik hoop van harte dat dan niemand van u en van jullie gemist zal worden.

 

Amen.

 

Slotzang: Psalm 73: 14.

 

Wie, ver van U, de weelde zoekt,

Vergaat eerlang, en wordt vervloekt.

Gij roeit hen uit die afhoereren

En U den trotsen nek toekeren.

Maar 't is mij goed, mijn zaligst lot,

Nabij te wezen bij mijn God!

'k Vertrouw op Hem geheel en al,

Den Heer’, Wiens werk ik roemen zal.