Ds. C.G. Vreugdenhil - Kolossenzen 1 : 3-5a
Paulus schrijft aan de gemeente van Kolosse
Kolossenzen 1 : 3-5a
3 Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende; 4 Alzo wij van uw geloof in Christus Jezus gehoord hebben, en van de liefde, die gij hebt tot alle heiligen. 5 Om de hoop, die u weggelegd is in de hemelen.
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 92:1 | |
Lezen : | Kolossenzen 1:1-14 | |
Zingen : | Psalm 92:7 | |
Zingen : | Psalm 9:1, 2, 10, 18 | |
Zingen : | Psalm 149:1, 5 | |
Zingen : | Psalm 133:1, 2 | |
Zingen : | Psalm 73:13 |
Gemeente, we hebben samen gelezen uit hoofdstuk 1 van Paulus’ brief aan de gemeente van Kolosse. We willen stilstaan bij de verzen 3 en 4 en het eerste stukje van vers 5.
Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende: Alzo wij van uw geloof in Christus Jezus gehoord hebben, en van de liefde, die gij hebt tot alle heiligen. Om de hoop, die u weggelegd is in de hemelen.
Paulus schrijft aan de gemeente van Kolosse, vier punten:
1. Dankbetuiging van Paulus;
2. Geloof in Christus Jezus;
3. Liefde tot al de heiligen;
4. Hoop die is weggelegd.
Dus vier trefwoorden: Dank, geloof, liefde en hoop.
1. Dank
Jongens en meisjes, gemeente, als er een brief op de mat valt dan zijn we wel nieuwsgierig naar de herkomst. De brief waar je lang naar hebt uitgezien, maak je snel open. Wat zou erin staan? Als er soms wel tien, of dertig mailtjes binnenkomen, dan kijk je eerst naar de afzender. Is het een goede bekende? Voor deze mail neem je de tijd om te lezen. Weet je niet van wie, dan komt het later wel.
Toch komen de belangrijkste brieven niet binnen via mail of post. Deze kun je vinden achter in je Bijbel. Dit zijn de 21 brieven in het Nieuwe Testament waarvan Paulus de meeste geschreven heeft.
Het is zomaar een vraag: Zijn we ook zo nieuwgierig, om te weten wat daarin gezegd wordt? Wie kent de brieven uit z’n hoofd? Leest u er wel veel in? We pakken vaak ‘een Psalmpje’ bij het eten, want we hebben haast. De bus vertrekt bijna. De kinderen maken er een grapje van: ‘Lees maar Psalm 117 of 119.’ Maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Lees maar vaak in de brieven van het Nieuwe Testament en dan niet één hoofdstuk. Zo lang zijn de meeste brieven niet. Lees je weleens een brief uit als je jouw stille tijd houdt of gaat slapen? Neemt dan de tijd voor de vier hoofdstukken uit Kolossenzen. Lees er veel in en lees hem uit. Dit is heel belangrijk, omdat er verband in zit. Je kunt er veel uit leren.
Deze brief van Paulus ligt nu voor ons open. De oude stad Kolosse lag in het Klein-Aziatische Frygië aan een bekende karavaanweg van Efeze naar het oosten. Tegenwoordig heet dit land Turkije. Laodicéa ligt vlakbij deze weg en Kolosse. Vandaar schrijft Paulus, dat zij deze brief ook moeten lezen. Naast de oorspronkelijke bevolking woonden er veel Griekse kolonisten en Joden afkomstig uit Mesopotamië.
Paulus is nooit in Kolosse geweest. De gemeente van Christus is daar ontstaan door het werk van Epafras, een medewerker van Paulus. Uit Paulus’ mond heeft hij het Evangelie gehoord en hij is teruggegaan naar zijn geboorteplaats. Hij kon het evangelie niet voor zichzelf houden en daarom heeft hij het daar verkondigd. Zo is er een christelijke gemeente ontstaan. Prachtig is het om te evangeliseren vanuit de rijkdom van het Woord dat je zelf mocht doorleven. De Heere gaf vrucht op dit werk. Uit heidenen en Joden kwamen er mensen tot het geloof. Er ontstonden huisgemeenten. Zij hielden hun samenkomsten bij een zekere Nimfas en Archippus.
God is nog Dezelfde. Hoeveel allochtonen hebben we niet in Nederland? Wat een kansen zijn dit voor de kerk om het Evangelie door te geven. Er zou zomaar een huisgemeente kunnen ontstaan. Wij willen die mensen natuurlijk in de kerk hebben. Ik zeg niet, dat u dit niet moet doen, maar het is niet eenvoudig. Als er nu een plaats is waar iemand zijn deur openzet en die leiding kan geven; samen de Bijbel leest en met hen uitlegt, dan kan dit groeien naar lidmaatschap van een kerk.
Paulus heeft de gemeente dus niet zelf gesticht, maar is er wel mee begaan. Hij is benieuwd naar de ontwikkelingen in die gemeente, terwijl hij zelf in de gevangenis zit te Rome. Kunnen jullie dit invoelen, jongens en meisjes? Wij zouden zeggen: Het is vreselijk, dat Paulus in de gevangenis zit. Er zitten heel wat boeven in de gevangenis, maar ook mensen om hun geloof. Denkt u veel aan ze in de gebeden?
Paulus zit ook om zijn geloof in de gevangenis. Maar hij is niet vol met zelfbeklag. Hij stuurt geen brief met: O, mensen, denk aan mij, arme ik. Ik zit hier onschuldig. Nee, hij denkt aan anderen. Hij voelt zich gedrongen om een brief te schrijven als hij hoort hoe het in daar de gemeente van Kolosse gaat. Hij is begaan met de jonge christenen, over wie Épafras hem verteld heeft.
Mooi is dat. Meeleven met de broeders en zusters. Makkelijker is het natuurlijk als u de gemeenteleden dichtbij en veraf wél kent. Aan de Thessalonicenzen schrijft Paulus dat hij zonder ophouden aan hen denkt. Aan de Filippenzen schrijft hij dat hij echt verlangt om hen te zien. Of aan Timotheüs, dat die dag en nacht in zijn gedachten is. Dat is een stuk meeleven! Kan iemand van ons dat nazeggen? We kunnen daar veel van leren. Leven wij met elkaar mee in ziekte, zorg, eenzaamheid en rouw in de gemeente? Leven wij mee met degenen die op het zendingsveld zijn? Met de vrijwilligers die in de wijk van onze stad bezig zijn met kinderwerk, marktwerk onder mensen die met het Evangelie niet bekend zijn, en asielzoekerswerk? Leven we mee? Bidden we voor hen?
Zijn we betrokken bij het wel en wee van de kerk in ons vaderland? Al die verdeeldheid, en kerkmuren, al die moeiten en zorgen die een scheuring met zich meebracht? Dat lijden door dienaren van het Woord, gemeenteleden, maar ook gezinnen die daardoor gescheurd zijn. Zijn de vensters van ons kerkelijk leven zo beslagen dat het uitzicht naar buiten belemmerd is?
Of zijn we misschien te druk met onze eigen zorgen en vragen? Het gaat maar om één ding en dat is de komst van het rijk van de Heere Jezus Christus en de verheerlijking van God.
Laten we maar een voorbeeld nemen aan Paulus in de gevangenis en aan de eerste christenen. Bij hen was er ook zo’n oprecht meeleven dat zich uitte in een hartelijke belangstelling over en weer. Door het schrijven van brieven, elkaar bezoeken en opdragen aan de troon van Gods genade.
Die betrokkenheid van Paulus blijkt vooral uit zijn indringend gebed voor de gemeente van Kolosse. Wij hebben al twee keer over gebed gelezen in het kleine stukje van de Schriftlezing. Als je jouw Bijbel pakt, dan lees je in vers 3 en 9: Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende en Waarom wij ook van die dag af niet ophouden voor u te bidden. Als je dat kunt zeggen: altijd voor iemand biddende, meeleven in de gebeden. Bidden is de aller diepste vorm van meeleven. Of je echt van iemand houdt, blijkt toch vooral hieruit of je voor die persoon bidt.
Paulus vouwt zijn handen en buigt zijn knieën voor die jonge christenen in de grote stad Kolosse. Niet zo nu en dan, maar voortdurend, altijd volhardend: altijd voor u biddende.
Nu is er iets opmerkelijks, waar we goed op moeten letten. Vanuit dit Schriftwoord kunnen we iets leren. Paulus begint voor alle goede dingen in Kolosse te danken. Niet voor hun kwaliteiten en capaciteiten, maar Paulus dankt God, de Vader van de Heere Jezus voor Zijn eigen werk. Er is in Kolosse een gemeente ontstaan.
Blijkbaar is er bij die jonge christenen in Kolosse genoeg aanleiding om te danken. Veel mensen zeggen, dat dit vandaag in een doorsneegemeente van ons niet meer het geval is. Misschien zit er wel zo iemand in de kerk die er zo over denkt. Er zijn ook veel mensen geneigd om de doodsklok te luiden over de kerk. Het gaat ook niet best in Europa. Er is echter nog nooit een tijd geweest in de geschiedenis van het christendom dat de kerk zo groeit als vandaag. Alleen moeten we andere landen noemen.
Dan moeten we inderdaad zeggen: in Europa gaat het niet goed; het christendom is op zijn retour. Maar dat wil niet zeggen dat de Heere niet doorgaat met Zijn werk! Ook in uw gemeente, ook onder onze jongens en meisjes, ook onder de catechisanten. Denk erom dat God jullie niet vergeet en dat Hij jullie behoud op het oog heeft. Dat Hij bij je wil zijn en het werk wil zegenen. Wordt niet pessimistisch, want de Heere gaat door en zorgt voor Zijn eigen werk en Kerk.
Misschien heb je wel moeite om God te danken voor dingen die je tegenkomt in de gemeente. Als je teleurstellingen moet ervaren: lauwheid, sleur, gemakzucht, kilheid, en eenzaamheid. Sommigen zien alleen maar de schaduwkanten en komen aan dankzegging niet meer toe. Of zitten vol met kritiek op voorgangers, ambtsdragers of gemeenteleden. Als u zich hierin herkent, dan moet u goed luisteren naar de kern van de boodschap in deze brief.
In de gemeente van Kolosse was het niet beter dan bij u. Het was geen modelgemeente. Vergeet het echt maar. Paulus weet maar al te goed wat er aan de hand is. Daarom schrijft hij juist een brief. Hij wil ze vermanen. Hij heeft heel wat op zijn hart om tegen hen te zeggen. Daarom schrijft hij steeds: altijd voor u biddende, voor de dingen die daar veranderen moeten. Hij weet van zonden, misstanden, ketterijen en van dwaalleraren die zijn binnengeslopen. Laten we kijken naar hoofdstuk 3 vers5. Daar heeft hij het over hoererij, onreinheid, kwade begeerlijkheid en gierigheid. In vers 8 spreekt hij over gramschap, boosheid, kwaadheid, lastering en vuil spreken uit uw mond. Als u zo doorleest in de vermaningen die hij daar geeft, dan zeg je: in Kolosse was het uiteindelijk ook niet beter dan hier in de gemeente.
Paulus verzwijgt de dingen niet. Hij zegt wel: Begin niet met kritiek en de dingen die moeten veranderen. Dat is ook niet tactisch. In plaats daarvan begint hij met dank. Een kritische noot is alleen opbouwend als die gepaard gaat met dankbaarheid voor datgene wat er wel mag zijn. Daarom zegt Paulus (en we mogen het navolgen): Je moet God eerst danken voor wat er aan goeds is en daarna pas je bezwaar kenbaar maken.
Doen wij dat ook? Als je iemand moet vermanen, dan begin je toch niet gelijk van de bovenste plank, maar met: ‘Joh, dat doe je goed en daar ben ik blij mee en zus en zo.’ Uiteindelijk komt de aap wel uit de mouw. In de gemeente moet je eerst God danken. Zou u weten waarvoor u kunt danken bij onze gemeente in ons geseculariseerde vaderland? Maak eens een lijstje en leg dat eens op de tafel. Als ik dit mee naar huis zou nemen, dan heb ik veel dingen te lezen.
Doet u dit zelf thuis? Bespreek het eens in uw gezin. Jongens, laten we eens opnoemen: waar kunnen we in onze gemeente en de situatie waar we in leven God voor danken? Er is hier toch een gemeente van Christus? Wij worden niet vervolgd omdat u de naam van Christus belijdt. We mogen lid zijn van de gemeente. Iedere zondag staan de deuren van Gods huis open. Er komt geen politieagent binnen om de voorganger te arresteren en mee te nemen naar de gevangenis. Ik ben daar eerlijk gezegd niet bang voor geweest toen ik de kerk binnen stapte. Hier mogen de Schriften opengaan. De heilige God wil tegenwoordig zijn en tot uw hart spreken. U mag luisteren naar het hoog-heilig Evangelie. U mag meezingen, meebidden, en offeren voor de doelen die belangrijk zijn als kerk in de wereld en voor de dienst van de Heere God.
Het werk onder jongeren en ouderen gaat voort op de Bijbelkring en op de vereniging. Mensen worden aangeraakt door het Woord. De broeders zullen op huisbezoek ook horen dat de Heere doorgaat met Zijn werk. Gelukkig dat het Woord nog vruchten draagt. Herkent u het? Je kunt het lijstje uitbreiden. Wat hebben we redenen om de Heere te danken. Ja, jonge mensen, pubers, dan weet je welke leeftijd ik bedoel… wist je dat het voor jullie de meest geschikte leeftijd is om tot bekering te komen? Juist als je bezig bent met zinvragen of de Bijbel wel waar is en waarom de Koran niet. Of God spreekt en het echt is wat er verkondigd wordt. Of Hij wel leeft en er is. Vraag maar door en zoek maar door, want de Heere zegt: Wie zoekt, die zal Mij vinden.
Reden genoeg om God te danken. Dat is het eerste. We gaan ervan zingen, Psalm 149 vers 1 en 5.
Looft, looft den HEER’, Dien, onbedwongen,
Een nieuw gezang zij toegezongen,
In 't midden Zijner gunstelingen,
Die Hem ter ere zingen.
Dat Israël, met blijden klank,
Zijn milden Schepper loov' en dank';
Dat Sions kroost, met lofgejuich,
Zich voor zijn Koning buig'.
Zo zal de heerlijkheid der vromen
Op 't luisterrijkst te voorschijn komen;
Zo schenkt Gods goedheid hun begeren;
Lof zij den HEER’ der heren!
2. Geloof
Dank is het eerste trefwoord en het tweede is: geloof. Kijk maar naar vers 4: Alzo wij van uw geloof in Christus Jezus gehoord hebben. Waar dankt Paulus nu vooral voor in onze tekst? Het antwoord is samen te vatten in die bekende drieslag: geloof, hoop en liefde. Hier even in een andere volgorde maar wel in dezelfde samenhang. Het zijn bekende Bijbelse kernwoorden die iedere christen kent en moet kennen. U denkt misschien aan ellende, verlossing, dankbaarheid uit de catechismus, hier is het geloof, hoop en liefde. Dat zijn toch dé kenmerken van een christen.
Sommige jongeren en misschien ook wel ouderen hebben daarvan een mooi kettinkje met drie symbooltjes. Er is vast wel iemand in de kerk die zoiets draagt; het kruisje, ankertje en hartje. Ik heb er geen bezwaar tegen, maar je kunt natuurlijk zo’n kettinkje om je nek hebben en niet geloven in de Heere Jezus, niet al de heiligen liefhebben en geen hoop hebben op de heerlijkheid.
Dan mag je, als je zo’n kettinkje draagt, wel bedenken wat de bedoeling is. Het kan ook een gedevalueerde, uitgesleten vorm zijn. De symbolen zijn mooi: Een levend geloof in de Heere Jezus. De vaste hoop op de eeuwige toekomst. Ons leven is zo kort, maar straks komt de Heere Jezus, dan is er de erfenis en vurige liefde tot elkaar. Het is de moeite waard om te kijken naar de woorden zoals Paulus die invult in de gemeente en waarvoor hij de Heere echt dankt.
Eerst het kruisje: Alzo wij van uw geloof in Christus gehoord hebben. Hoe weet Paulus dat? Dat heeft Epafras hem verteld. Het staat in vers 8. Hij noemt dat als het belangrijkste voor een christen in het koninkrijk van God. De andere zijn er een gevolg van. Dit is het geheim en de diepste kern van het bestaan van de gemeente van Christus in deze wereld.
Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen (Hebr. 11:6).
Er kunnen in de gemeente heel wat activiteiten zijn. Mensen kunnen ijverig, op en top rechtzinnig en zwaarwichtig zijn. Alle regels en vormen kunnen keurig worden nageleefd, maar als het geloof er niet is, dan ontbreekt het meest wezenlijke.
Niet voor niets schrijft Paulus over het geloof in Christus Jezus. Dat is het ware geloof. Er is ook schijngeloof of wat wij noemen het historisch geloof. De meeste belijders geloven wel dat God bestaat en dat de Bijbel van kaft tot kaft waar is, maar je kunt een kerkbank versleten hebben en toch niet het ware geloof in je hart hebben. Je bent lid van de gemeente, gedoopt, en naar de catechisatie gegaan. Misschien heb je wel belijdenis gedaan. Daarmee heb je een keus uitgesproken. Is er dan toch nooit iets veranderd in je leven? Is je leven nooit radicaal op z’n kop gezet? Nooit eens je leven op een ander spoor gekomen zoals de wissel een trein op een ander spoor zet?
Wat is dan het echte geloof? Hoe kan ik dat weten? Dat kan een vraag zijn, zeker aan het begin van je geestelijke leven. Dat je soms denkt: Als ik mijn hart ernaast leg, dan heb ik het niet. Wat is dat dan? De kern staat hier: uw geloof in Christus Jezus. Dat ‘uw’ is persoonlijk. In Christus Jezus, wijst op een persoonlijke relatie met Hem. Dan is Hij het voorwerp van je geloof en leef je uit, met, en voor Hem. Je bent ingelijfd in Hem door het geloof, met Hem verenigd.
Dus is de vraag: Heb jij de Heere Jezus ook echt in je leven persoonlijk leren kennen? Kreeg Hij waarde voor je in Zijn gewilligheid en Zijn diepe zondaarsliefde? Daar hangt het mee samen. Werd Hij onmisbaar voor jou als Borg en Zaligmaker?
Om je schuld bij God te verzoenen zodat het weer vrede mag worden tussen God en je ziel. Dat is de kern van het ware geloof. De kanttekening wijst bij dit gedeelte, direct op de vergeving van zonden en de belijdenis doet dat ook. We moeten dit vasthouden!
De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt in artikel 29: Het geloof waardoor wij aangenomen hebben de enige Zaligmaker, Jezus Christus. Of in artikel 22: De Heilige Geest ontsteekt in ons hart een oprecht geloof, hetwelk Jezus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt.
Dan ontsteekt de Geest het geloof door het Woord. Je voelt iets van de warmte en het verlangen om Hem te kennen. Het gaat branden vanbinnen. Maar ook van liefde om Hem béter te leren kennen. Verlangen naar de gemeenschap en vrede met God. Het woordje ‘omhelzen’, dat Guido de Bres gebruikt, wijst op de kennis van liefde. U begrijpt dit wel, ook als je geen groot gelovige bent. Wie omhelzen we? Val je een wildvreemde om de hals? Nee, je omhelst je ouders of je kinderen.
Jongelui, als je verkering krijgt, is dat zo’n mooie tijd. Handje in handje wandelen. Het gaat helemaal door je heen en dan die eerste omhelzing, ik zal het nooit vergeten. Dat heeft te maken met liefde, met genegenheid in je hart. Dus, als het over het geloof gaat, is dit direct vastgekoppeld aan het hebben van een relatie. Een wildvreemde ga je niet omhelzen. De persoon moet je toch langzamerhand hebben leren kennen. Een bruid omhelst haar bruidegom of andersom.
Dat geldt ook voor de kleinen in de genade. Misschien zit hier iemand die zegt: Ík kan
niet zo uit die zekerheid spreken, en toch. Jongens en meisjes van klein tot groot: Jullie omhelzen toch je eigen vader en moeder? Een ander voorbeeld: Je loopt samen door het park en dan komt er ineens een grote loslopende hond. Je bent er bang voor en dan vlieg je naar je moeder en slaat de armen om haar heen. Dan omhels je haar ook.
We mogen ons ook in het toevluchtnemend geloof vastklemmen aan de beloften van het Evangelie. Het omhelzen wijst op de toe-eigening van de verdiensten van de Heere Jezus. Ziet u het gebeuren? Je slaat de armen om iemand heen. Je haalt die persoon naar je toe, en drukt die tegen je aan. Dan is er de ervaring van de liefde en is het goed. Wat is het heerlijk om zo het geloof in de Heere Jezus te mogen beleven. Hem te mogen omhelzen, Die voor zondaren aan het kruis gestorven is. Alleen in Zijn offer kunnen we voor God bestaan. Wat een eeuwig wonder is het, dat er zo vrede kan komen tussen God en ons.
Als u Hem ziet en het bloed dat Hij stortte. De kracht van de Heilige Geest brengt het geloof in je hart. Dan mag je zeggen: ‘O God, wat bent U goed, nu heb ik voor al mijn zonden een Middelaar gevonden. Om mijn zonden moest Hij de dood in, maar in Zijn veroordeling ligt mijn vrijspraak. Dank u Heere, dat U mijn zonden vergeven wilt om het bloed van Uw Zoon. Zo wil ik voor eeuwig de Uwe zijn. Begrijpt u dat Paulus daarvoor dankt? Dat hij mag weten dat er in de gemeente van Kolosse zijn die in de Heere Jezus geloven?
Wordt dit geloof dan nooit bestreden? Want ik beleef dat niet altijd zo optimaal en intens. We hebben met de zwakheid van ons geloof en de boze lusten van ons vlees te strijden. Daarom hebben we versterking van ons geloof nodig door het zitten onder het Woord en zijn de sacramenten gegeven.
Er is klein geloof. Het ongeloof kan tegen je opklimmen. Maar nu gaat het niet in de eerste plaats om de zekerheid van ons gelóóf, maar om de zekerheid van Gods beloften. Het gaat om de zekerheid die met de armen en de handen van het geloof mag worden omhelst. Want tot wie moeten we anders heengaan dan tot Hem? Hij heeft de woorden van het eeuwige leven.
Ik denk aan de bloedvloeiende vrouw die heel schuchter bukt en de zoom aanraakt van het kleed van de Heere Jezus en genezen wordt. Niet in de volle zekerheid van het geloof Hem omhelzen, maar de zoom van Zijn kleed aanraken. Maar we zoeken wel de zaligheid buiten onszelf in Christus Jezus. Is het u om Hem te doen? Dat is het belangrijkste. Het aannemen van de Heere Jezus als de Zaligmaker. De aanbieding van Christus komt tot ons. God biedt met Zijn eigen hand Hem aan in de belofte van het Evangelie en het geloof mag Hem daarom aannemen. Waar nu die aanbiedende hand van God en de aannemende hand van het geloof samenkomen, daar geschiedt de daad van de aanneming en mag u het zeggen: ‘Hij is mijn Liefste.’
Paulus zegt: De inhoud van het geloof is dat al mijn zonden om het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus vergeven zijn. De belofte is zeker. Het enige wat we als arme zondaren moeten doen, is ons overgeven aan Hem. Dat is nu geloof. Vertrouwen op Hem is capituleren. Een streep zetten door al onze pogingen en de teugels van de leiding van je leven in Zijn handen geven. Niet op eigen mogelijkheden vertrouwen, maar op Jezus’ volbrachte werk. Dat moet je hoe langer hoe meer leren. Het begint vaak heel zwak, maar de Heilige Geest leert om te vluchten tot Christus. Dan hoef je niet af te wachten of het misschien wel waar is. Het levende geloof is zeker. Het steunt niet op theorieën, maar op de meest betrouwbare Persoon Die er ooit in de wereld gekomen is: de Heere Jezus. Hij is de Waarheid Zelf. Hij bezegelde de belofte met Zijn dood. Wie op Hem vertrouwt, wordt
niet beschaamd. Hij heelt gebrokenen van harte en Hij verbindt ze in hunne smarten, die
in hun zonden en ellenden tot Hem Zich ter genezing wensen.
Kent u dat levende geloof in de Heere Jezus? Want als dat niet zo is en Hij woont niet in uw hart, dan kan er veel godsdienst zijn, zoals in Sardis, maar dan zegt de Heere Jezus: Ik weet uw werken dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood (Openb. 3:1). De vraag is: Is Christus ons leven? Wordt Hij gediend en ook verheerlijkt?
Als u twijfelt aan uzelf, dan wil ik u nog deze goede raad geven vanuit de namen die Paulus hier noemt: Christus, Jezus. Christus betekent Gezalfde en Middelaar. Dus u mag tót Hem gaan. Jezus betekent Redder of Zaligmaker, wat Zijn roepnaam is. Deze Naam mag je aanroepen en daar hoort een machtige belofte bij: Want eenieder die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden (Rom.10:13). Niemand zal tevergeefs een beroep op Hem doen. Bartiméüs roept: Jezus, Gij Zone, Davids ontferm U mijner (Mark. 10:47). De mensen zeggen: Man, hou je mond, Hij is in gesprek, Hij luistert niet naar jou. Maar Jezus staat stil. Hij luistert wel en Bartiméüs wordt geholpen. Roep dan maar! Want het geloof in de Heere Jezus is onmisbaar. Dat was het eerste trefwoord, het kruisje.
Nu blijven nog het hartje en ankertje, maar we gaan nog een keer zingen over het hartje en over de liefde: Psalm 133 vers 1 en 2
Ai ziet, hoe goed, hoe lief'lijk is 't, dat zonen
Van 't zelfde huis, als broeders, samenwonen,
Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd;
't Is als de zalf op 's hogepriesters hoofd,
De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
Die door haar reuk het hart verblijdt.
Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen,
Als d' olie, die, van Arons hoofd gedropen,
Zijn baard en klederzoom doortrekt;
Z' is als de dauw, die Hermons kruin bedekt,
Die Sions top met vruchtbaar vocht besproeit,
En op zijn bergen nedervloeit.
3. Liefde tot al de heiligen
Paulus dankt voor het geloof maar ook voor de liefde, waar we samen van gezongen hebben. Dit staat in het tweede stukje van vers 4: en van de liefde die gij hebt tot al de
heiligen. U ziet hoe het in Kolosse gegaan is. Ze hebben het Woord der waarheid gehoord, en zijn tot geloof gekomen. Dat bracht hen op een totaal ander spoor. Christus heeft hen losgemaakt uit de ban van het egoïsme en de afgodendienst. Dat was natuurlijk te zien en te merken aan die mensen. Nu heeft Paulus niet alleen gehoord van hun geloof, maar ook van hun liefde tot al de heiligen.
De liefde tot God is eerst en het gevolg is de liefde tot al de heiligen. Dat is ook een item waar Paulus de Heere voor dankt. Want het geloof komt toch uit in de liefde tot de broeders en tot al de heiligen. Het geloof is de wortel en de liefde is de vrucht. Het geloof is door de liefde werkende en is niet los van elkaar te verkrijgen.
Je kunt je wel beroemen op geloof, zegt Paulus, maar als de liefde er niet is, dan ben je een klinkend metaal of een luidende schel. Je hoort dat gerinkel soms. Rechtzinnige beschouwingen, maar liefdeloos gedrag. Dat is niet uit God. De Heilige Geest werkt liefde in je hart tot God en van daaruit de liefde tot al de heiligen. Dat is geen praatliefde maar daadliefde, die zich richt op broeders en zusters binnen de gemeente. Sympathiek of niet, dat doet er niet toe. Het geloof zonder de werken van de liefde is dood. De liefde geeft het handen en voeten.
De christelijke liefde is niet een beetje zweverig. Die blijft niet steken in warme woorden en goedbedoelde opmerkingen. Het is ook niet sentimenteel doen over de nood om ons heen. Van de eerst christenen lezen we dat ze hielpen in situaties waarin niemand wilde helpen. Bij pestepidemieën waren zij het die de doden begroeven met gevaar van eigen leven.
De eerste christenen bezochten gevangenen en zagen om naar ellendige mensen. De liefde is zelfverloochening, jezelf wegcijferen; niet heersen, maar dienen. Niet de meeste willen zijn, maar de minste. Niet roddelen of kwaadspreken over de ander, maar er willen zijn voor elkaar. Niet de oren wassen, maar de voeten.
Wat vindt u van uzelf en wat vind jij? We leven in een maatschappij waar alles daar haaks op staat. In onze wereld wordt gezegd: ‘Zorg dat je aan je trekken komt, doe wat lekker is, en bevrediging geeft. Kom op voor jezelf en laat iedereen maar voor zichzelf zorgen.’
De Bijbel wijst ons de weg van de liefde. Laat de gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was. Heeft Hij Zichzelf gezocht? Nee, met een hart vol liefde heeft Hij Zichzelf overgegeven tot de bittere vloekdood aan het kruis. Hij kwam niet om gediend te worden maar om te dienen. Wie Hem nu lief krijgt, die wil Hem toch navolgen in dat spoor van de liefde, van het dienstbetoon?
Dan is er heel wat te doen voor al de heiligen. Bezoek een bejaarde, bied een helpende hand in een gezin waar moeder ziek is, een luisterend oor waar iemand in de knoei zit, geef van je overvloed aan mensen die het moeilijk hebben of arm zijn. Liefdewerk genoeg, als je het maar ziet en bereid bent om je geloof door de liefde werkzaam te laten zijn.
Niets is er mooier dan de liefde. De liefde is ook de vervulling van de wet, van Gods van geboden. God is liefde. De Bijbel zegt dat de Thessalonicenzen navolgers zijn geworden de gemeenten Gods (1 Thess. 2:14). Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe (Joh. 3:16). Dat was het trefwoord liefde. We sluiten af met het vierde: het ankertje, de hoop.
4. Hoop die is weggelegd
Dat is het eerste stukje van vers 5: om de hoop die u weggelegd is in de hemelen. Het geloof richt zich op het verleden, het kruis van Christus, het kruisje. De liefde richt zich op het heden: het hartje. De hoop richt zich op de toekomst: het ankertje. De apostel dankt God ook voor de hoop van de Kolossenzen. Dat is de weggelegde erfenis die in de hemelen bewaard wordt. Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis waar Petrus over spreekt in 1 Petr. 1:4. Hij kan geen woorden vinden om die rijkdom uit te drukken.
Een machtige toekomst staat te wachten als u God vreest en in Christus gelooft. Hebt u die hoop ook? Jongens en meisjes, mag je het weten, als je er straks niet meer bent? Bespreekt u trouwens met uw kinderen, wat ze dan op uw kaart moeten zetten? Of er mag staan: in de hoop van het eeuwige leven? Spreekt u over die hoop en toekomst? Buiten Christus is niets te hopen. Draag je daarom dat ankertje? Omdat je daarmee belijden wilt: na de dood is het leven mij bereid, Hij neemt mij op in Zijn heerlijkheid?
Je kunt het mooiste huis hebben, de rijkste baan, de beste aandelen en noemt maar op. Zonder deze hoop is ons huis gebouwd op zandgrond. Denk eraan, dat ons leven broos is.
Vandaag komt de vraag van Paulus op ons af: Wat is de inhoud van onze hoop? Als je toch dit geloof, deze hoop en liefde mist en de Heere Jezus niet kent als je leven moeilijk is. Dan is Gods leiding onbegrijpelijk. De dood kan je huis binnenkomen, maar de christelijke hoop reikt over dood en graf heen. De heerlijkheid wenkt. Dat deze heerlijke troost toch op de bodem van je hart mag liggen.
Veel mensen vinden dit maar een luchtkasteel. Misschien heeft u collega’s op uw werk die daar minachtend over doen en zeggen: ‘Het gaat over het hiernúmaals. Er is nu eenmaal geen leven na de dood.’
De Bijbel spreekt over de christelijke hoop en kweekt geen kluizenaars of een ziekelijk hemelverlangen. Die geeft ons dat we trouw zijn in ons dagelijks werk. We mogen genieten van al die goede dingen die de Heere ons geeft. Dank de Heere ervoor. Maar zie wel de betrekkelijkheid van alles in. Je gaat er niet meer zo in op, want je weet één ding: de wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, maar de hoop is eeuwig. De erfenis, die in zicht komt, vergaat nimmermeer. Daarom is de hoop op de toekomst zo belangrijk. Die kan ons leven kracht en steun geven. Zonder dit houdt het geloof het niet uit. Zonder anker zwalkt het schip in de storm heen en weer op de zee. De hoop kan u bewaren voor moedeloosheid en sterken in de aanvechtingen van de satan. Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen (1 Kor. 15:19). Maar dat waren de gemeenteleden van Kolosse niet. Ze hadden het soms wel moeilijk en werden verdrukt. Juist dan werd de hoop levend. Het komt goed!
Er was een venster waardoor ze naar boven mochten zien en het hemelse licht van de toekomst hun aardse leven ging overstralen. Ze zagen uit naar de komst van Christus uit de hemel en ze verwachtten nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Ze wisten: dan zal ons vreemdelingschap vergeten zijn en zijn we in het vaderland. Nu kunnen we er nog niet bij, maar satan ook niet. Gelukkig mogen wij er weleens iets van zien. Dat doet met vreugde verlangen.
Komt u weleens bij een bejaarde op bezoek, die bij de afbraak van het lichaam soms
zeggen mag: ‘Mijn kind, het beste moet nog komen’? Dat is de rijkdom van de hoop. Straks zullen we de Koning aanschouwen en zijn we in het land van Immanuël. Die hoop doet al het leed verzachten. Kom, reisgenoten, ‘t hoofd omhoog!
Wat vindt u van deze drie wezenskenmerken van een christen en de gemeente van Christus? Het kruisje, het ankertje en het hartje. Geloof, hoop en liefde, niet één schakel mag ontbreken, want dan leven we onder de maat. Vooral de liefde zal het zo aantrekkelijk maken. Paulus zegt: De meeste van deze is de liefde (1 Kor. 13:13). Eens zal het geloof overgaan in aanschouwen en zal de hoop in vervulling gaan. De liefde echter blijft eeuwig.
Paulus vermaant aan het slot van vers 6 de Kolossenzen, maar eerst heeft hij God gedankt voor hun geloof, hoop en liefde. Ze hebben de genade van God bekend, beleefd en ervaren.
Dit leidde tot verootmoediging. Met een gebroken hart hebben die mensen leren strijden tegen de zonde, want dat komen we nooit te boven. Maar hun kennis is verdiept; hun geloof is versterkt; hun liefde is aangewakkerd. De liefde ging branden in hun hart, wat genade is van God. Die hebben ze bekend en daarom konden ze zingen: Zo reizen we getroost onder het heiligend kruis naar het erfgoed daarboven, in het Vaderlijk huis.
Kunt u het meezingen? Dan kent u iets van de dank, het geloof, de hoop en de liefde. Mijn Jezus geleidt mij door de aardse woestijn. Gestorven voor mij, dat zal mijn zwanenlied zijn!
Amen.
Psalm 73 vers 13
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.