Ds. C.G. Vreugdenhil - Mattheüs 5 : 13 en 16b

De uitwerking van het zout

Voor jezelf
Voor je omgeving
Voor de Heere

Mattheüs 5 : 13 en 16b

Mattheüs 5
13
Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Gebed des Heeren vs. 1 en 2
Lezen : Mattheüs 5: 1-16
Zingen : Psalm 67: 1, 2 en 3
Zingen : Psalm 100: 1 en 2
Zingen : Psalm 72: 10 en 11
Zingen : Psalm 117

Gemeente, de tekstwoorden voor de prediking vindt u in de Schriftlezing: Mattheüs 5 vers 13 tot en met 16. We lezen vers 13, waar de Heere Jezus zegt:

 

Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen, en van de mensen vertreden te worden.

 

En dan volgen enkele beelden – het licht van de wereld, de stad op de berg, de kaars op de kandelaar, die één doel hebben. Dat lezen we aan het slot van vers 16:

 

Dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.

 

Het thema van de preek is: De uitwerking van het zout.

 

  1. Voor jezelf;
  2. Voor je omgeving;
  3. Voor de Heere.

 

Als eerste dus de uitwerking van het zout:

 

  1. Voor jezelf

Jongens en meisjes, in de vakantie, als het mooi weer is, ga je misschien wel eens met papa en mama naar het strand. Je wilt misschien wel graag zwemmen in de zee… Maar ja, als je nog geen zwemdiploma hebt en als je niet kunt zwemmen, dan ga je verdrinken. Dus: gauw leren zwemmen, hè?

Maar weet je, er is een plaats op aarde, waar je zó het water kunt induiken. En daar blijf je gewoon drijven. Daar zak je niet naar beneden.

Weet je waar dat is? In Israël. De Dode Zee. Die Dode Zee is zó zout: je kan niet zinken, je blijft drijven. Je kan op je rug in het water liggen en door het zoutgehalte blijft het grootste gedeelte van je lichaam gewoon boven water. Je kunt zelfs al drijvend een boek lezen.

 

Weet je dat die Dode Zee ook heel gezond is? Als je kleine wondjes hebt bijvoorbeeld, of kleine zweertjes op je been of op je arm, dan prikt dat bremzoute water wel erg, maar het is heel zuiverend. Mensen met psoriasis – een huidziekte – vinden er ook baat bij om in de Dode Zee te zwemmen.

Zout werkt zuiverend. Zout conserveert ook. En als je wat zout in je eten doet, wordt het heel smakelijk.

 

De Heere Jezus spreekt in de Bergrede tot Zijn volgelingen: Gij zijt het zout der aarde.

Ik heb daar expres ook vers 16b bij genomen. Want uiteindelijk heeft het onderwijs van de Heere Jezus in de Bergrede één groot doel. En dat is de eer en de glorie van God. Dat is het doel van ál Gods werken. Daar heeft de Heere ons voor geschapen. En daar wil Hij ons ook voor herscheppen, vernieuwen, tot bekering brengen. Dat betekent dat God in alles op de eerste plaats moet staan in ons leven.

Is dat nu ook zo voor jou? Waar leef je voor? Kun je zeggen: ‘Het belangrijkste in mijn leven is God, en de dienst van God.’ Kun je dat met de hand op je hart zeggen?

 

De Heere Jezus zegt vandaag ook tegen ons, zoals we hier vóór Hem zitten: Gij zijt het zout van de aarde.

Wie zijn die ‘gij’ eigenlijk? Die ‘u’, wie zijn dat?

Dat zijn niet alleen de twaalf discipelen van de Heere Jezus. Er waren heel veel discipelen, heel veel volgelingen van de Heere Jezus. Duizenden mensen. Ja, later zijn er weer duizenden afgehaakt. Maar toch, Hij zegt: Gij zijt het zout van de aarde.  

Zoals zout oplost als het gebruikt wordt, zo mogen wij ons leven als een levend dankoffer geven aan de dienst van God. Dat zout is allesdoordringend en heeft een verborgen werking.

 

We hoorden zojuist uit de Bijbel dat de Heere Jezus verschillende beelden gebruikt met hetzelfde doel. Denk bij ‘de stad op de berg’ aan het Oosterse landschap. Zo’n stad is van verre te zien; die witte huizen in het blakerende zonlicht.

De Heere Jezus spreekt ook over het ‘licht der wereld’: Gij zijt het licht der wereld. Hij bedoelt dan natuurlijk dat onze eigen duisternis moet zijn opgeklaard, vóórdat we Zijn licht kunnen doorstralen en doorspiegelen naar anderen toe. Hij is de Zon, de bron van licht. En wie de Heere liefheeft, is net als de maan. De maan heeft geen licht van zichzelf, maar weerkaatst het licht van de zon en geeft zó het licht door.

Of leeft u nog in de duisternis en de schaduw van de dood? Dan roept de Heere u tot bekering. Om u af te keren van de werken der duisternis en Hem te volgen. Dat blijkt niet alleen in onze woorden – want woorden zijn soms goedkoop – maar dat blijkt uit onze daden.

U bent het zout van de aarde. U bént… Hier gaat het nog niet over de daden van de discipelen, maar over wie ze zíjn; hun status. Ze zíjn het zout van de aarde. Later, in vers 16, spreekt de Heere Jezus over de goede werken, waardoor God verheerlijkt wordt. Maar eerst moet je zout zijn, voordat je in je levenshouding een zoutende werking kunt laten uitgaan op je omgeving. Gij zijt het zout der aarde. Bent u dat?

 

Gij zijt, u bent: wat is uw positie. Die is óf in Christus, óf in Adam. Geestelijk levend, óf geestelijk dood.

In onze kerk wordt wel gesproken over ‘staat en stand’. Dat is een hele zinvolle uitdrukking. Iets moderner gezegd: Je positie – dat is je staat; je conditie – is je stand. Gij zijt… Dat is je stáát, je positie. Je bent gered door het bloed van Christus, óf je bent nog verloren. Je stand, je conditie – dat wil zeggen hoe je op dat moment functioneert. Of u dicht bij de Heere leeft, of u veel van Hem uitstraalt óf dat u of jij nog in het donker leeft.

 

Laten we eens letten op de betekenis van het zout, voordat we de lijn doortrekken en de toepassing maken voor onszelf.

In de tijd van de Bijbel conserveerde men vlees of vis met zout. Wist u dat er in de tempel in Jeruzalem speciale opslagkamers waren voor zout? Dat was nodig om het offervlees langer goed te kunnen houden. Aan alle offergaven werd ook gereinigd zout toegevoegd.

Zout werd ook toegevoegd aan de olie voor de lampen. Dan ging de vlam feller branden. Nu begrijpt u ook, waarom Jezus van het beeld van het zout der aarde, overgaat op de brandende olielamp; de lamp die je niet onder de korenmaat maar op een kandelaar zet.

 

Zout heeft waarde. Ja, voor ons niet zó, want je kunt het vrij goedkoop in de winkel halen. Maar in de tijd van de Bijbel werden blokken zout zelfs als geld gebruikt. Een salaris werd soms uitbetaald in zout.

Op het zendingsveld deden we dat ook. Toen ik in Landikma mijn huis moest bouwen, trokken de Yali’s het oerwoud in om bomen om te hakken. Als ze dan met z’n allen met een zware boom kwamen aanzetten, dan betaalde ik ze allemaal met een lepeltje zout. Daar waren ze tevreden mee. Zeg dan niet: Dominee, je hebt ze afgezet. Want dat was helemaal niet zo. Ze vonden dat zout heel waardevol: een flinke schep zout vertegenwoordigde een dagloon.

 

Het gaat in ons eerste aandachtspunt over de uitwerking van het zout voor onszelf. De eerste vraag die vanuit onze tekst opkomt is: Hoe word ik een zoutend zout? Hoe leer ik God kennen? Hoe leer ik leven tot eer van Zijn Naam, vanuit het Woord en door de kracht van de Heilige Geest?

U bent het zout der aarde. Gemeente, dat kun je alleen maar zijn door de levende geloofsverbondenheid met de Heere Jezus. Het komt aan op het geloof in Christus en de overgave van ons leven aan Hem. Dan kunt u niet langer leven uit uw eigen bronnen; omdat je ontdekt hoe droog en hoe vuil die zijn, vanwege al je zonden. O, Gode zij dank, mogen we het Evangelie van Christus horen en wil de Heere door Woord en Geest ons hart openbreken en erin wonen.

Misschien ontdekte je dit toen je nog jong was. Of op tienerleeftijd, toen je ging zoeken en ontdekken: wat is waar en wat is niet waar? Of stond u al in de kracht van je leven? Hoe het ook zij, het heeft je aan de Heere verbonden. Je mocht Zijn offer zien, en op waarde schatten. Met al uw zonden en uw verloren leven ging u buigen aan de voeten van Hem, Wiens bloed reinigt van alle zonde. En nu mag u leven uit Hem. Vanuit Hem is er groeikracht en levenskracht en nu bent u onafscheidelijk verbonden met de Heere Jezus. Ingelijfd door het geloof in Hem. En zó ben je een zoutend zout.

 

Maar de Heere Jezus zegt ook dat er een smakeloos zout is. Er zijn volgelingen van de Heere Jezus die wel een zekere toewijding hebben om Hem te dienen, maar volgens het woord van de Heere Jezus smakeloos zijn; flauw, ernstig aan bederf onderhevig. Dan is er geen levende relatie met de Heere Jezus. Dan is er geen vrucht in uw leven tot eer van de Vader. Dan verkeer je wel in de gemeente, onder het Woord, je doet wel mee – misschien nog wel ijverig ook… En toch, geestelijk dood. Dat kan. Niet wedergeboren tot een levende hoop. Uw leven draagt geen vrucht voor God. Je kunt ogenschijnlijk netjes leven – en dat is natuurlijk goed - maar toch de levende geloofsrelatie met de Heere Jezus missen.

Van echte Christelijke liefde is dan geen sprake. Met liefdeloze roddel doe je soms onbewust mee. Wereldse, zondige dingen kunnen je zo maar meetrekken. Dan is het zout smakeloos.

 

Misschien zegt iemand: ‘Nou, dat snap ik niet; dat landt niet in mijn leven. Dat beleef ik helemaal niet zo.’ Of u zegt: ‘Dominee, ik heb juist smaak in mijn leven. Ik ben helemaal niet smakeloos. Ik geniet van alle mooie dingen die ik kan kopen: een mooie auto, lekker eten, een mooie dure vakantiereis.’

Of een meisje zegt: ‘Ik vind het leven eigenlijk best opwindend. Ik vind het helemaal niet flauw of smakeloos. Ik ga op vrijdagavond en zaterdagavond meestal stappen, en dat is geweldig spannend. Smakeloos? Hoe komt u erbij?’

Ja, maar blijft er van alle opwinding uiteindelijk niet een vieze smaak over in je leven? Een leeg gevoel? Het maakt je toch niet echt blij? Je krijgt er toch een kater van?

 

Smakeloos zout. De Heere Jezus houdt ons, in beeldend onderwijs, de spiegel voor. Niet met de bedoeling om ons af te schrijven. Want Hij is de gewillige Zaligmaker, Die Zijn armen uitbreidt tot het volk en altijd maar roept: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! (Luk.19:42).

Maar u mag de schuld van uw zouteloze leven aan Hem belijden en buigen aan de voeten van deze levende Zaligmaker, Jezus Christus. Zijn onderwijs is doorstraald van Zijn eeuwige liefde. Hij wil ook u en jou die levende geloofsverbondenheid met Hem schenken.

U bent het zout der aarde, zegt Hij vandaag tegen alle christenen hier in de gemeente. Want als u naar de kerk komt, dan is er toch een zekere gemeenschap met Christus? Je bent toch gedoopt en aangeraakt door de Drie-enige God? Je hoort bij de kerk en je komt naar de eredienst. De Heere gaf Zijn belofte, om in je hart te willen werken en vergeving van zonden te schenken. Dat is een groot wonder van Gods genade, dat Hij zo met het aanbod van Zijn genade, met Zijn Evangelie, tot ons komt. Een dode zondaar kan nog een levende discipel worden van Christus en vrucht gaan dragen voor God. Het is niet hopeloos!

 

Vrucht dragen is nodig om een zoutend zout te zijn in de samenleving. De buitenwacht let op onze woorden en op ons gedrag. Of je een positieve christen bent en tot doel hebt om God en je naaste te dienen. En zo God de eer te geven.

Denk maar aan de vrienden van Daniël. Heel de meute in het Dal van Dura boog voor het beeld dat was opgericht voor koning Nebukadnezar. Maar de drie vrienden bleven overeind. Nógmaals kregen ze de kans: Buig, als de muziek gaat spelen!

En wat deden ze? Ze bleven staande en werden voor straf in de vurige oven geworpen. Toch kwamen ze daar ongeschonden uit. Er hing zelfs geen brandlucht aan hun kleren. Hoe dat kan? Omdat er een vierde Man bij was: de Engel des Verbonds – Jezus Christus.

 

In de Bijbel wordt een eeuwig verbond ook wel een zoutverbond genoemd. Lees het maar na in Numeri 18 en 2 Kronieken 13. Het zout wijst op de duurzaamheid, het blijvende van het verbond. Van zó’n eeuwig verbond is de Heere Jezus de Middelaar. Hij heeft Zijn leven gegeven. In de vurige oven van Gods toorn over onze zonden is Hij verbrand en is Hij van God verlaten. Hij strekte Zijn armen gewillig uit aan het vloekhout van het kruis, doorspijkerd met de nagels van onze zonden. Van God verlaten, en nochtans biddend voor Zijn beulen. Zijn bloed gevend, met een hart vol offerende liefde. Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matth.27:46). Opdat u onder het Evangelie van Gods genade mag zitten.

Opdat u zou buigen aan Zijn voeten en zeggen: Heere, ík heb dat oordeel verdiend. Ik heb die vlammen van Uw toorn verdiend. Ik heb gezondigd en gedaan wat kwaad was in Uw ogen. Kan ik nog genade ontvangen? Is er nog een middel om de straf te ontgaan?

‘Ja’, zegt God: ‘die vierde Man in de vurige oven, de Heere Jezus, gaf Zijn leven voor Zijn schapen. En in Hem kunt u nog eeuwig zalig worden.’

 

Ben ik het zout? Bent u, ben jij, het zout der aarde? Toets uzelf eens aan een paar praktische dingen, die ik wil noemen.

Wat is het belangrijkste in je leven? De Bijbel? Je gebedsleven? De prediking van het Woord? Kom je graag naar de kerk, met honger en dorst naar God?

Of is nummer één uiteindelijk toch uw geld? Uw spaarrekening? Uw huis? Uw carrière? Je diploma’s? Je vakantie?

Hoe ga je in verkeringstijd met elkaar om? Hoe ga je in het huwelijk of als alleenstaande om met seksualiteit? Welke plaats heeft de dienst van de Heere in je relatie?

Gemeente, is de zondag voor u een oase? Heerlijk, een dag om over God te horen en alle tijd voor God te hebben? Goede gesprekken onder elkaar, als familie, als gezin. Hoe ga je met je tijd om? Zit je soms zomaar urenlang te surfen op het internet? En kijk je naar rijp en groen? Of besteed je je tijd aan het bestuderen van de Bijbel? Besef je iets van de heiligheid van God en het diepe respect dat Hem toekomt?

Jonge vrienden, hoe ga je om met social media? Hoe is je taalgebruik? Kom je in een bierkeet, of kroeg? En als je je opleiding met een diploma hebt afgerond, houd je dan in je beroepskeuze wel rekening met een stukje dienstbaarheid in het Koninkrijk van God? Een testcase om te weten of wij het zout der aarde zijn.

 

Dat was het eerste punt. Voordat we naar het tweede gaan, zingen we samen Psalm 100 vers 1 en vers 2:

 

Juich, aarde; juicht alom den Heer’;

Dient God met blijdschap, geeft Hem eer;

Komt, nadert voor Zijn aangezicht;

Zingt Hem een vrolijk lofgedicht.

 

De Heer’ is God; erkent dat Hij

Ons heeft gemaakt (en geenszins wij)

Tot schapen, die Hij voedt en weidt,

Een volk, tot Zijnen dienst bereid.

 

Gemeente, jongeren, het tweede punt gaat over de uitwerking van het zout:

  

  1. Voor je omgeving

Gij zijt het zout der aarde… De uitwerking van het zout. Hoe ligt dat in uw en jouw leven? Ben je echt zout?

Wat is de uitwerking van het zout op uw, op jouw, omgeving? Want mensen in je directe nabijheid merken het toch wel als je de weg van het Woord gaat en de Heere dient? Dan merken je vrienden dat, en je ouders en je kinderen en je collega’s en je medestudenten. Als je de Heere vreest, dan gaat er een zoutende werking uit van je leven. In je vriendelijkheid, dienende liefde en barmhartigheid, in je oprechte belangstelling voor je naaste. Je omgeving wordt er beter van.

Hoe gaat u met uw buren om? Met uw verre naaste? Hoe staat u in de gemeente? Dient u de Heere daar met de gaven die God u gegeven heeft?

Wat weten de mensen uit je naaste omgeving van uw diepste overtuiging? Ouders, praat u daar met uw kinderen over? Jongelui, zijn jullie in het gezin een voorbeeld voor je jongere broertjes en zusjes?

En hoe stel je je op in je werk? Loop je de kantjes eraf? Of moet je weer zo nodig salarisverhoging? En laat je anderen opdraaien voor de vervelende klusjes? Heb je een open oor en oog voor je collega’s, voor hun zorgen en hun noden?

Is uw vriendelijkheid bij alle mensen bekend? Kunnen ze zeggen: ‘Kijk, dat is nu een echte christen; die staat voor wat hij zegt?’ Kunnen ze jaloers worden en daardoor worden aangetrokken om ook eens in de Bijbel te lezen en God te zoeken?

 

Gij zijt het zout van de aarde. We moeten een bederfwerende invloed uitoefenen in de samenleving. We mogen het Woord en de Wet van God gestalte proberen te geven in ons leven. Anderen moeten het zout kunnen proeven.

De Bijbel zegt dat uw woorden met zout besprenkeld moeten zijn. Uw woord zij allen tijd … met zout besprengd (Kol.4:6). Een mooi beeld. Maar je moet niet te pas en te onpas met je getuigenis komen. Besprenkeld – je moet het juiste moment kiezen. Niet overdreven, niet sentimenteel over je geloof gaan spreken. Maar nuchter en pittig, gewoon ‘to the point’.

 

Vooral onze levenshouding is belangrijk. Dat je betrouwbaar bent. En echt. Geen toneel speelt. Maar staat in de liefde en in de waarheid. Zo ging dat in de vroegchristelijke kerk. Dat praktische christendom heeft veel buitenstaanders tot Christus getrokken en voor Hem gewonnen. Het léven van de christenen was de beste reclame voor het Evangelie. De buitenstaanders zeiden: ‘Ze delen alles met anderen, behalve hun bed’, hun huwelijk. En dat was opvallend in de decadente cultuur van die tijd. Ze deelden hun bezittingen met de armen. Ze begroeven de dode lichamen van mensen die door de pest waren omgekomen, met gevaar voor eigen leven. De eerste christengemeente was een zoutend zout, te midden van een maatschappij die onsmakelijk was geworden. Zedelijk, geestelijk en moreel bedorven.

Ook wij leven weer in zo’n decadente maatschappij. Wees eerlijk. Als je ziet wat er allemaal gebeurt. Laten we ook maar bidden of de Heere nog christenen in de regering geeft, om de verdere afbraak van christelijke normen en waarden tegen te houden. Want in wat voor maatschappij leven wij? Alles kan, alles mag. De grofste zonden zijn normaal geworden. De levenshouding van de mens zonder God wordt getekend door genotzucht, consumptiegerichtheid, secularisatie, welvaart en bedorven seksualiteit. Maar niemand is echt gelukkig.

 

In zo’n wereld moeten wij onszelf de vraag stellen: Ben ik een zoutend zout? Ben ik door mijn woorden en daden een smaakmaker voor mijn omgeving? Dat gaat niet vanzelf. Dat kost je alles. In eigen kracht gaat dat niet. Leg vooral je vragen maar in gebed aan de Heere voor. Heere, verlicht mijn ogen, zodat ik Uw weg mag gaan, en tot eer van Uw Naam mag leven. En de juiste beslissingen mag nemen. Op een goede manier naar mijn naaste reageer. Als een zoutend zout. Gij zijt het zout der aarde. Je bént het gewoon. Zonder dat je iets doet of zegt; als een christen...

Een naamchristen die alleen maar naar de kerk gaat en God níet liefheeft, straalt dát ook uit. Geen geur en geen smaak aan. Niet de moeite waard. Een echte christen, die in liefde met zijn naaste omgaat, die straalt uit wie hij is. En dat komt voort uit de relatie met de Heere Jezus.

 

Gij zijt het zout der aarde. De Heere Jezus Zelf is niet het zout der aarde. Net zo min als God de Vader en God de Heilige Geest. En ook niet de engelen. Maar gíj, u, jíj. Maar alleen, als je de Heere mag liefhebben. Dan ben je eigenlijk het góede zout van de aarde. Dat stelt ons heel erg verantwoordelijk. Want – ik zei het zojuist al – van nature zijn we helemaal geen zoutend zout. Dan zijn we smakeloos. En ook na ontvangen genade kán het zout smakeloos worden, door verachtering in de genade. De Heere Jezus zegt dan: Als het zout smakeloos wordt, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden.

 

Maar kan dan echt zout smakeloos worden? Zuiver zout verliest toch zijn kracht niet?

Inderdaad. Maar we hebben hier niet te maken met ons Jozo-zout, maar met ‘Palestijns zout’; door verdamping ontstaan in de Dode Zee en daar gewonnen.

Dat zout was samengesteld uit verschillende elementen vanuit de rotsachtige bodem. Daar zaten kalk en plantaardige resten in. Het moest droog en donker bewaard worden. Maar door ontbinding van de samenstelling, door vermenging met onzuivere elementen, kon het zout bitter en onbruikbaar worden. En dat noemt Jezus: smakeloos.

 

Nou, dat beeld is duidelijk. Als een vreemde leer, of wereldse elementen ons denken en leven infiltreren, dan gaan we steeds meer op de wereld lijken. Dan verliezen we persoonlijk, maar ook als gemeente onze werfkracht. Dan zeggen buitenstaanders: ‘Nou, die is net als de rest.’

Je kunt niet met één been in de wereld leven en met het andere in de kerk willen staan. En ik weet het, jonge vrienden, er wordt van twee kanten aan je getrokken. Maar je zult toch zelf een keus moeten maken. En je mag de Heere vragen om Zijn genade om de goede keus te maken.

Niet wat goed voelt, is de norm. Vandaag de dag mag iedereen zijn eigen waarheid en zijn eigen god hebben. Of je nu in de sterren gelooft, of in reïncarnatie… We hebben zogenaamd ‘ruimte voor gesprek’, maar in de praktijk valt dat altijd tegen. Je mag je eigen god wel hebben, als je anderen maar niet probeert te overtuigen van die ene Waarheid. Jezus – die ene Naam die onder de hemel tot zaligheid gegeven is. Dát mag je niet zeggen, dan word je af geserveerd.

 

Tegelijk zien we in deze maatschappij – vooral in de moderne media – dat de zonde voor het oprapen ligt. De gerichtheid op geld en goed, genot en seks wordt dichtbij gebracht. En gemeente, dat vindt aansluiting bij ons zondige hart. Daarom moeten we uitfilteren, wat uit te filteren is.

Kunnen anderen aan ons zien dat de Bijbel normatief is voor ons? Dat dit de maatstaf is voor onze keuzes? Leert u uw kinderen daar ook mee omgaan? Om de juiste keuzes te maken?

 

Zijn we een zoutend zout? Merken anderen dat? Die man, die vrouw, dat meisje, die is puur, die heeft een doel. Daar straalt de liefde van God af. Zomaar, zonder dat je dat speciaal bedoelt, heeft je leven een bepaalde uitwerking, een uitstraling. Als je een zoutend zout bent, dan heb je invloed op je omgeving. Als wíj onze omgeving niet beïnvloeden, dan is de kans groot dat de omgeving óns beïnvloedt.

Maar de opdracht van de Heere Jezus gaat natuurlijk verder dan uw eigen kring, dat snapt u wel. Er staat niet: U bent het zout van de Gereformeerde Gemeente. Er staat: U bent het zout van de aarde. En de Heere Jezus zegt: U bent het licht van de wereld. Voor de wereld om ons heen, de wereld zonder God. De maatschappij, waarin wij leven zou er wel eens heel anders kunnen uitzien als christenen een zoutend zout zouden zijn. De woorden van de Heere Jezus zijn niet bedoeld voor de enkeling, maar als een roeping voor de gemeente van Christus in deze wereld, waar u en ik onderdeel van zijn.

Die gemeente is het lichaam van Christus. En als iemand van buitenaf ons tegenkomt, dan moeten ze het lichaam van Christus zien. Zien ze Hem dan in ons? Merken ze aan onze woorden en zien ze in onze daden, dat we de Heere Jezus gelijkvormig zijn? Welke uitstraling hebben wij naar buiten, ook als gemeente?

 

Als het eten niet gezouten is, dan proef je dat. Als er teveel zout op gestrooid is, proef je dat ook. We moeten ons niet opdringerig opstellen. Ook niet als mensen die de waarheid in pacht menen te hebben. Laat onze woorden met zout besprenkeld zijn en onze daden daarmee overeenkomen. Dan gaat in vervulling wat Jezus zegt: Gij zijt het zout der aarde.

Hij zegt niet: U móet dat zijn… Voelt u het verschil? Jongens, meisjes, scherp elkaar op! Nee, er moet helemaal niets. Je bént het. En zoals je christen bent, zo kom je over naar anderen.

 

Wat een wonder om een stad op een berg te mogen zijn. En het licht der wereld. En het zout der aarde. Vanuit de liefde tot de Heere Jezus.

Herkent u dat? Jongelui, heb je de Heere Jezus lief? Word je door Hem beïnvloed? Sta je dagelijks met Hem in contact? Via de Bijbel? Hoor je Zijn stem? Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft. Kun je Hem niet meer missen? Kun je je Bijbel niet meer missen? O ja, je gaat voor de bijl, wat jezelf betreft. Heere, ik ben een zondaar, een niemendal. Maar U Heere Jezus bent het Eén en het Al voor mij. Wat is Zijn dienst heerlijk!

En de Heere heeft graag jonge rekruten in Zijn dienst. Ik kan het je zo van harte aanbevelen, om zo jong als je bent, je leven te geven in Zijn handen. Dan ben je echt gelukkig en daar is vreugde aan verbonden. Maar ook vrijmoedigheid om met je naaste om te gaan.

 

Dat was het tweede: de betekenis van het zout voor je omgeving. En ik sluit af met het derde.

 

Maar we zingen nog een keer. Nu Psalm 72 vers 10 en 11:

 

Dan zal, na zoveel gunstbewijzen,

’t Gezegend heidendom

’t Geluk van dezen Koning prijzen,

Die Davids troon beklom.

Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen,

bekleed met mogendheên;

De Heer’, in Israël geprezen,

Doet wond’ren, Hij alleen.

 

Zijn Naam moet eeuwig’ eer ontvangen;

Men loov’ Hem vroeg en spâ;

De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen

Met ‘amen, amen’ na.

 

Ten derde: een zoutend zout…

 

  1. Voor God

Gij zijt het zout der aarde. Het werkt iets uit voor jezelf en voor je omgeving. En nu: voor de Heere. Want we lezen in vers 16 dat de Heere Jezus zegt: Dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.

Dat is dus het doel: het verheerlijken van onze Vader, Die in de hemelen is. Door onze goede werken moet het beeld van God in ons te zien zijn. Hoe heilig Hij is, hoe rechtvaardig, hoe goed, hoe genadig, barmhartig, geduldig. Want zo wordt God verheerlijkt: als iets van Gods liefde in ons leven wordt gezien. U voelt wel aan hoeveel genade wij daarvoor nodig hebben. Hoe dicht je bij de Heere moet leven om Zijn beeld te kunnen uitstralen. Want we hebben altijd nog strijd met de oude mens. Maar dit is wel het uiteindelijke doel van God met ons leven. Dat het allemaal uitloopt op de eer van Zijn Naam en de lof van Hem. De Vader moet verheerlijkt worden.

 

Maar kan dat dan? Kan God nog meer eer toegebracht worden dan Hij al heeft? Nee, dat is de bedoeling niet. De bedoeling is dat die heerlijkheid van God in ons leven gezíen wordt. Het gaat hier over de heiligmaking, over de dagelijkse bekering, over de dankbaarheid. En daarom die goede werken. Onze catechisanten hebben geleerd uit de Catechismus dat die goede werken voortkomen uit een oprecht geloof en de gemeenschap met Christus. En dat die in overeenstemming zijn met Gods heilige wet. Dat is een liefdewet, want de hoofdsom van de wet is de liefde.

Dus de wet laat zien Wie God is. En wie volgens deze wet leeft, laat zien Wie God is. Diens goede werken zijn tot Gods eer. Dat is het doel van je levenswandel: Soli Deo Gloria!

 

Een mens is zo gauw geneigd om te denken: ‘O, als ze mij dit eens zien doen, dan zullen ze wel denken: Wat een goed christen is dat. Wat is hij ijverig voor de Heere. Kijk mij eens bezig zijn…’ Maar dat is tot eigen eer. Dit is een valkuil voor u en voor mij. Daar moeten we van afgebracht worden. Er moet een streep door ons eigen ik. Opdat Gods eer in het vizier komt.

Voor ons telt vaak het zichtbare, helaas ook in het geestelijke leven. En dat is niet goed. De Farizeeën lieten trompetten als ze een gift gaven, of als ze stonden te bidden. Die deden het tot eigen eer. Maar daar waarschuwt de Heere juist tegen, ook in het verband van onze tekst. In de Bergrede gaat de Heere Jezus hun schijnheiligheid, hun eigengerechtigheid en eigenliefde als het ware te lijf. Jezus vermaant Zijn kinderen om niet op de hoeken van de straten, maar in de binnenkamer te bidden, zodat niemand het ziet, alleen God…

Gemeente, bij een gift, bij een goede daad, moet je linkerhand niet weten, wat je rechter doet. Voor ons telt wat je ziet, maar voor God telt het ónzichtbare.

Het belangrijkste is onze vertrouwelijke omgang met de Heere. Dat is de Bron. In die omgang met God verandert Hij ons net zolang tot we aan het beeld van Zijn Zoon, Jezus Christus, gelijkvormig zullen zijn.

 

U bent het zout van aarde. Waar u komt, daar komt u namens Jezus. Leven we zó? Is ons leven aanleiding voor anderen om God te verheerlijken? Zijn wij wegwijzers voor onze naaste in hun nood en duisternis en geestelijke dood? Dat kan in het politieke leven, maar het is vooral ook bedoeld voor ons dagelijkse leven. Heel gewoon: stille Godsvrucht, warme, liefdevolle woorden, barmhartige daden, gemeende belangstelling voor de ander.

Jezus noemt dat wérken. Opdat uw wérken gezien worden. Want díe ziet de wereld. Buitenstaanders beoordelen ons niet op wat wij geloven, op onze verhalen en geestelijke ervaringen. Dat is voor hen helemaal verborgen. Maar onze daden spreken voor zich. Zo is iedere gelovige ook evangelist. Spreek gewoon goed van de Heere. Wees, wie je bent. Getuig van Gods genade voor zondaars. Laat het in je leven zien: Gij zijt het zout van de aarde.

 

U zegt misschien: Maar wat kunnen we nog verder doen voor onze onkerkelijke medemens? O, genoeg… In gebieden waar veel toeristen komen, organiseer je een vakantiebijbelclub; je kunt folderen; je kunt op de markt staan; je kunt Bijbels aanbieden met een gesprek erbij; je kunt hulpverlening bieden aan asielzoekers.

Maar vooral, gemeente, je kunt als christen midden in het sociale leven staan; en daar christen zijn. Dat is niet alleen voor ambtsdragers, maar voor ieder lid van de gemeente.
Zó breidde de oudchristelijke kerk uit: door het spontane getuigenis van de leden. Spreek goed van God! Dat is zoveel waard. Overwin de valse schaamte, want daar hebben we allemaal last van op zijn tijd. Laat u gebruiken als slijk in Gods handen.

 

Iedere echte christen is zout. Doe maar gewoon wat je hand vindt om te doen. Het is goed, ook voor je eigen geestelijke leven, als je getuigt naar anderen toe. Natuurlijk heb je je vragen. Daarmee wordt je weer teruggeworpen op God en op Zijn Woord en op het gesprek met elkaar.

Hoe meer parels er gehecht worden aan de Middelaarskroon van Christus, hoe meer die kroon zal schitteren. In de veelheid van de onderdanen ligt de heerlijkheid van de Koning.

 

Opdat zij uw goede werken mogen zien… Wat heerlijk als door onze levenswandel, door onze daden en woorden, anderen voor de Heere Jezus en Zijn dienst gewonnen mogen worden. Als je dat ziet, dan word je zo blij! Als je anderen mag meetrekken door je levenswandel. Dat maakt het geluk uit van hen die God vrezen. Dan is er blijdschap in het geloof. Een teer en nabij leven wordt door de Heere vaak gebruikt als middel in Zijn hand voor anderen.

Denk maar aan Ruth en Naomi. Ondanks haar heidense opvoeding en de afgoden van Moab, zag Ruth toch heerlijkheid in de dienst van God. Door haar omgang met Naomi. En zo komt ze tot die onberouwelijke keus: Uw volk is mijn volk en uw God mijn God (Ruth 1:16).

U hoeft niet allemaal op de preekstoel te staan, maar het is wel onze levensroeping om met onze levenswandel anderen voor Christus te winnen. Ook buiten de gemeente. Er zijn zoveel mensen in duisternis, in hopeloosheid. Ze tasten als blinden langs de wand. En als wij ze het Evangelie niet doorgeven, wie moet het dan doen?

 

Opdat ze uw goede werken mogen zien, en uw Vader Die in de hemelen is verheerlijken. Dat woordje ‘Vader’ staat hier voor het eerst in de Evangeliën. Hij is in Christus de Vader van Zijn volk. Daar zit de verzoening achter, daar zit het bloed van Christus achter. Daar zit de wedergeboorte achter. Daar zit het werk van de Heilige Geest achter. Die Vadernaam wil ook zeggen, dat Hij ons heeft verwekt. Geroepen uit de duisternis; wedergeboren tot een levende hoop.

 

Wat een troost! Uw Vader, Die in de hemelen is. Misschien zit u in een diep dal. Wel, dan zegt de Heere: ‘Uw Vader weet wat u nodig hebt.’ En dat mag u genoeg zijn. In die Vadernaam heeft de liefde van God Zijn toppunt bereikt. Daarin brandt al de liefde van Gods hart.

Gemeente, wat is dat een groot wonder! Mensen die van nature kinderen des toorns zijn, die het Vaderhuis hebben verlaten en tegen God gezegd hebben: ‘ik zeg U vaarwel’. Díe wil Hij nu uit pure genade aannemen, omwille van Zijn Zoon. Om het werk van Christus, wil Hij ze aannemen tot Zijn geliefde kinderen en erfgenamen.

Mag u dat nu weten voor uzelf? Als u zegt: ‘Nou, ik ben er eerlijk gezegd niet zeker van’, dan krijgt u vandaag huiswerk mee.

 

Vader in de hemel. Wat een rijke Naam. Dat spreekt over zorg, kastijding, liefde.

Uw Váder. Niet: je vriendje! Hij is hoog verheven. Hij is heilig. Van Zijn hemelse majesteit mogen wij niet aards denken. Maar van Zijn almacht mogen wij alles wat we nodig hebben voor lichaam en ziel begeren. Ook de genade om te getuigen en heilig voor Hem te leven.

 

Probeer het niet in eigen kracht, gemeente. Zeg niet: ‘We gaan er tegenaan en we zetten er de schouders onder.’

Weet u wat overblijft? Een arme zondaar. ‘Heere, als ik me toets aan het Woord, wat leef ik dan onder de maat. Wat kom ik dan tekort. En wat komt Uw eer tekort in mijn leven.’

Ga dan met die schuld van uw leven maar naar God toe. Buig u neer aan de voeten van de Heere Jezus. En zeg: ‘O, Zoon van God, maak mij toch Uw beeld gelijk.’ Je blijft bedelaar, gemeente, heel je leven. En je kan nooit eens van jezelf zeggen: ‘Wat heb ik het er nu goed van afgebracht.’ Maar als anderen maar zien dat ons leven Gode verheerlijkend is.

 

En de Heere geeft wat Hij vraagt. Hij geeft mét Zijn opdracht ook altijd een belofte. Gaat heen in de gehele wereld, predik het Evangelie (Mark.16:15). Dat is Zijn opdracht. Ik ben met u al de dagen (Matth.28:20). Dat is Zijn belofte. Je hoeft het niet zelf te doen; je hoeft het niet alleen te doen, je hoeft het niet in eigen kracht te doen – wij kunnen geen zondaar levend maken – maar: Ik ben met u.

 

En zo zal alles uitlopen op de eeuwige verheerlijking van de Drie-enige God. Dan heeft het zout zijn werking gedaan. Dan is er niets meer bedorven in de schepping. Dan heeft er niemand meer last van bestralingen, van chemo-kuren, van een prothese die altijd maar pijn doet, van … Noemt u het zelf maar op.

Dan ligt de nieuwe aarde te glanzen in het licht van Gods heerlijkheid. En dan zullen allen die hier getrouw geweest zijn aan hun roeping, de heerlijkheid van God uitstralen, naar de mate dat ze dat ook hier hebben gedaan. En dan mogen we het zingen, eeuwig zingen:

 

Zijn Naam moet eeuwig’ de eer ontvangen;

Men loov’ Hem vroeg en spâ.

De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen

Met ‘Amen, amen’ na.

 

Gij zijt het zout der aarde.

 

Amen.

 

Slotzang.

 

Psalm 117 – dat is maar één couplet:

 

Loof, loof den Heer’, gij heidendom;

Gij volken, prijst Zijn Naam alom.

Zijn goedheid is, in nood en dood,

Voor ons, Zijn volk, oneindig groot;

Zijn waarheid wankelt nimmermeer;

Zingt, Hallelujah, zingt Zijn eer.