Ds. H. Brons - Genesis 9 : 17

Noach na de zondvloed

Gods zegen
Gods teken
Noachs leven

Genesis 9 : 17

Genesis 9
17
Zo zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 8: 1
Lezen : Genesis 9: 1 – 21
Zingen : Psalm 50: 1, 4 en 9
Zingen : Psalm 89: 15
Zingen : Psalm 4: 4

Gemeente, het Schriftwoord voor deze dankdag is uit Genesis 9. Ons uitgangspunt is het zeventiende vers:

 

Zo zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is.

 

In deze dienst staan we stil bij het thema: Noach na de zondvloed.

 

We noemen drie aandachtspunten:

 

1. Gods zegen. Een zegen die tegelijk een opdracht is. Dat lezen we in de eerste zeven verzen die aan onze tekst voorafgaan.

2. Gods teken. De Heere spreekt. Als extra vastheid verbindt Hij een teken aan het Woord. Dit teken staat ook in nauw verband met Gods verbond.

3. Noachs leven. Het thema is: ‘Noach na de zondvloed.’ Je komt dan vanzelf uit bij hoe dat leven van Noach eruitziet. Als Noach een nieuw begin mag maken is dat veelbelovend. Maar wat komt er in de praktijk van terecht? Met zo’n zegen, zo’n opdracht en zo’n teken?

 

1. Gods zegen

In dit eerste punt gaat het over Gods zegen die als een opdracht komt. Hij is verbonden met het teken van de regenboog. Wanneer heb je die voor het laatst gezien? Als we de regenboog zien, mogen we altijd ergens aan denken. In ieder geval aan Gods trouw. Maar het is ook zo dat als de regenboog zichtbaar is, de zon er is, dat er wolken zijn en dat er ergens regen valt. Die dingen samen maken het mogelijk dat er aan de lucht een regenboog verschijnt. Op die omstandigheden komen we terug. Eerst dit.

 

Er is veel om de Heere voor te danken. Veel blijdschap, veel verwondering mag er zijn. Maar we zien ook wel donkere wolken en dingen in de wereld om ons heen waar we ons zorgen over maken. Of dingen die de kerk, onze gezinnen en onze levens binnensluipen. U behoeft alleen maar te kijken naar de samenleving waar zich steeds meer een tweedeling aftekent en er ook een verharding van standpunten te zien is.

Daarbij is de vraag: hoeveel ruimte is er eigenlijk voor christenen? Ook op dankdag mogen we ons van die vraag bewust zijn. Dan danken we voor wat we hebben, voor wat we ontvangen hebben, wat we krijgen. Maar je kunt je tegelijkertijd ook zorgen maken over het nu, over straks, en wat daarna komt. En dan toch dankdag houden? Ja, toch dankdag. Want de Heere gaf de regenboog als een teken van Zijn macht en van Zijn trouw.

 

Noach mag onder die regenboog een nieuw begin maken. Wat is dat rijk. Een echte nieuwe start. Misschien denk je: ‘Ik ga ook een nieuwe start maken.’ Dat kan heel goed op een dankdag. Het is echt een heel mooi voornemen en dat hoef je niet te bewaren tot Nieuwjaar.

Een nieuw begin. In ons teksthoofdstuk ligt een Bijbels voorbeeld over hoe dat kan zijn. Wat de Heere ervan vindt en wat de Heere daarin ook meegeeft. Ook een voorbeeld van hoe een mens daarmee omgaat. Psalm 8 zegt: Een broze - een kwetsbare - mens. En dat zie je in deze geschiedenis ook: Noach is inderdaad broos en kwetsbaar. Laten we er eerst op letten hoe hij begint. Dat lezen we aan het slot van het vorige hoofdstuk.

 

We lezen daar hoe Noach de ark verliet.  Dat was met een hart dat nog steeds zondig was. Hij nam zijn oude hart mee naar de nieuwe wereld. En daarom moest hij offeren. De geur van dat offer was de Heere aangenaam, lezen we net hiervoor. Dat was niet om Noach, maar omdat de Heere in Zijn Zoon Christus een nieuw begin maakt. En Noach wist dat dit offer de Heere aangenaam was. De Heere heeft hem dat meegedeeld, en Noach later aan zijn familie. Zo heeft Mozes het kunnen opschrijven.

Dus wat de gedachten, de barmhartigheden en de voornemens van de Heere zijn, heeft Noach in zijn hart opgemerkt. Wonderlijk! Het is een wonder dat alleen de Heilige Geest kan doen.

 

En nu lezen we in dit hoofdstuk dat de Heere met mensenwoorden tot Noach spreekt. Die woorden gebruikt Hij om een zegen op Noach en op alle mensen na Noach te leggen, op alle levende ziel. Verschillende opdrachten worden eraan verbonden. Voorschriften die de Heere geeft voor het leven na de zondvloed.

 

Bij een opdracht denken wij al heel snel dat je iets moet. Voor Noach was er geen moeten, maar was er een mogen. Dat is een geheim van het leven met de Heere. Ken je dat geheim? De Heere neemt vrijwilligers in dienst. Dan zeg je: ‘Wie ben ik Heere? Doet U maar met mijn leven wat U wilt, wat U denkt dat goed is.’

Het is helaas wel zo dat Hij niet altijd alleen maar vrijwilligheid vindt. Dat is de erfenis van Adam. Dat is het oude hart van Noach. Maar toch, er is niet alleen dat oude hart in Noach, er is ook iets nieuws.

Dat gewillige moet wel van God komen. De Heere maakt gewillig. Hoe kun je het beste iemand gewillig maken? Met liefde toch? Niet met harde slagen, maar met liefde! De liefde en verwondering in Noach’s hart tot de Heere en zijn dienst maakt hem gewillig.

Wat is het een rijke dankdaggave als de Heere je zo’n hart geeft. Verwondering als Hij je dat al gegeven heeft en Hij het bevestigen wil. Het is wel verootmoedigend als je merkt dat er nog zoveel van het oude in zit, dat Noachshart, dat Adamshart. Dat leren we onder invloed van Gods levendmakende Geest. Dan zien we die boze gedachten… Maar tóch is er hier iets nieuws, iets van liefde. ‘Dat moet toch wel van U komen Heere? Hier ben ik. Spreek Heere.’

 

De Heere spreekt. In ons eerste punt is dat met een zegen waaraan een opdracht verbonden is en het is opmerkelijk hoe praktisch de Heere daarin is.

De Heere zegende Noach, kijk maar naar vers 1. Hij zei tot Noach en zijn zonen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde. Dat is een zegen. Welke zegen? Een zegen van de kinderen. Dat had je toen, de kinderzegen, maar dat is nog zo, toch? Ik ken iemand die sprak over kinderen nemen. Hij was niet heel jong meer. En ik dacht: ‘Ach, arm kind. Als daar inderdaad een kind komt.’ Want wanneer je de eerste, laat ik zeggen, dertig jaar van je leven in dienst stelt van je persoonlijke ontwikkeling en van je carrière. En als je dan zegt: ‘Nu is het tijd om een kind te nemen.’ Dan moet dat kind wel als een prins of een prinses zijn om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van vader en moeder. Kun je dan spreken van een kinderzegen? En dan nog: die zegen is er niet altijd. Maar hoe wonderlijk wanneer de Heere die wel geeft.

 

Hier, in deze geschiedenis worden kinderen inderdaad als een zegen gezien. De Heere geeft een opdracht die tegelijk een zegen is: Wees vruchtbaar en vermenigvuldigt u. Dit vervolgt met: en vervult de aarde. We kunnen ons voorstellen dat de cirkel rond de ark steeds groter werd. De aarde was aanvankelijk nog leeg, maar de mensen trokken steeds verder om de aarde te bewonen. Dan moeten er natuurlijk wel kinderen geboren worden.

Er zijn nu mensen die zeggen: ‘Ja, maar voor vandaag geldt dit niet meer; de aarde is nu vol. We moeten ervoor zorgen dat er niet teveel kinderen meer geboren worden.’ Of ze zeggen het anders: ‘Het komt me nu eigenlijk nu niet zo goed uit.’

Ik wil er dit in de eerste plaats over zeggen: kinderen zijn een zegen. Dat is hier het Bijbelse uitgangspunt. Kinderen, jullie zijn gewenst. De Heere geeft jullie als zegen.

Ik wil er wel iets bijzeggen. In het huwelijksformulier staat heel nadrukkelijk: ‘Gij zult met verstand bij uw vrouw wonen.’ De man wordt als het hoofd van het gezin aangesproken. Dat betekent niet dat het huwelijk er alleen maar voor de man is. En het mag ook niet zo zijn dat er jaar op jaar een kind komt en de gezondheid van de moeder ernstig verzwakt. Er zijn situaties waarin de moeder dat niet kan dragen. Daarnaast mogen we ook wel goed beseffen dat in het Bijbelse leven de moeders niet zo lang vruchtbaar waren als in onze tijd. Bijvoorbeeld omdat kinderen borstvoeding kregen, waardoor vruchtbaarheid langere tijd uitbleef. Er zat dan een natuurlijke langere tijd tussen de komst van verschillende kinderen.

De Bijbel geeft ons mee met verstand bij uw vrouw te wonen. In dit verband staat er heel Bijbels in de Éfezebrief dat we ‘het zwakke vat moeten eren’. Maar laat niet onze planning vooropstaan en ons idee van hoe wij ons leven in moeten richten en wanneer het ons past. De opdracht die de Heere geeft vraagt om een heel andere invulling. Laten we als de Heere ons verbindt in de band van een huwelijk de zegen als een zegen zien en als zegen ontvangen en ervaren.

 

De Heere spreekt verder: Ulieder vrees en ulieder verschrikking zij over al het gedierte der aarde en over al het gevogelte des hemels. Er zal vrees zijn, wat betekent dat? De leeuw is de ark uit gegaan en de vrouwtjesleeuw die zo sterk is, is ook meegegaan. In de ark hebben ze niets verscheurd.

Maar later zijn de leeuwen weer gaan jagen. En alle dieren van het veld zijn weer gaan doen wat ze daarvoor ook deden. Wolven eten andere dieren op. Maar, zegt de Heere hier, de dieren zullen schrikken voor de mens. Dat merk je in de natuur, de schepping van de Heere. De vogels schrikken van je. Dieren vallen je niet zomaar aan. Zelfs een roofdier kan bijvoorbeeld door vuur op afstand worden gehouden.

Daarin wil de Heere bescherming geven aan de mens als het kroonjuweel van de schepping, terwijl wij de schepping hebben laten vallen. In scherven. Waar wij dood, lijden en roofzucht in de schepping hebben gebracht, geeft de Heere hier Zijn belofte van bescherming. En Hij geeft er nog iets bij: Hij geeft ook de zegen van voedsel, vers 3, het goede van de schepping. We mogen groente eten – het groene kruid – alles wat daarvan eetbaar is. Maar ook dieren: Al dat levend is zij u tot spijze. Vlees eten mag wel. Maar dat betekent niet zonder maat. We mogen wel matig en sober leven.

 

Dat mag ons overigens ook in het omgaan met de dieren wel voor ogen staan. Sommige mensen zeggen: ‘Ik wil helemaal geen vlees eten.’ Dat kunnen we wel begrijpen als je ziet hoeveel impact vleesproductie heeft op het milieu. Maar het is geen wet vanuit de Bijbel. Die zegt niet: ‘je mag geen vlees eten.’ De Heere zegt hier dat  dat wél mag.  Hij zegt ook dat je het bloed niet mag eten. Dat laatste geldt nog steeds. In Handelingen 15 wordt dat herhaald. Waarom? In het bloed zit het leven. Met bloed moet je daarom voorzichtig zijn. Daar moet je op deze manier je respect voor tonen.

We hebben de aarde in bruikleen van de Heere: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde. Niet vervuil de aarde en niet verspil de aarde, dat is iets anders. En daarin mogen we best voor onszelf eens nagaan welke keuzes we maken. Daar kun je ook als gezin, als je die gelegenheid nog hebt, concreet over nadenken. Ik denk dat één van de problemen van de wereld waarin we leven niet zozeer de grootte van de wereldbevolking is, maar meer het probleem van het rijke Westen, dat meent de wereld tot zijn beschikking te hebben in plaats van in bruikleen.

 

Dan zegt de Heere hier verder nog, in vers 6: wat je niet mag doen, is een mens doden. Heel nadrukkelijk zegt de Heere hier: als een mens gedood wordt door een ander mens of door een dier, dan moet die mens, die moordenaar gedood worden. Dat is een belangrijke bepaling in de Bijbel. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat de Heere hiermee ook de doodstraf een Bijbelse grondslag geeft. Die straf moet altijd wel met heel veel zorgvuldigheid worden toegepast. Hier ligt de Bijbelse basis. Welke is dat? De mens is anders dan een dier, de mens draagt Gods beeld. Zo zijn wij geschapen. We hebben het wel bedorven, het beeld ligt wel in scherven, maar we dragen nog de resten van Gods beeld. En als wij Gods beeld aantasten, dan gaan we een grens over. Dan doden we een medemens; iemand die beelddrager is van God. Of het nu een ongeboren leven is, of het een leven is waarvan we zeggen dat het voltooid is, het mag niet.

 

Een samenleving die hiertegen ingaat rommelt aan de scheppingsorde. Aan de orde is hoe de Heere de samenleving bedoeld heeft. En dat heeft enorme gevolgen, dat zie je in de oude wereld. Waar iemand als Lamech zei: ‘Om een buil, een wondje dat per ongeluk is toegebracht, zal ik een kind slaan, ja, zelfs doden!’ Het is van kwaad tot erger gegaan. De hele samenleving van de wereld voor de zondvloed is weggespoeld toen de Heere de watermassa’s als een oordeel over de aarde liet gaan. De Heere kan het omkeren van Zijn scheppingsorde niet verdragen!

 

De Heere zegt: ‘Mijn scheppingsorde, die is heilig, die bescherm Ik. En Ik vraag jullie allemaal die scheppingsorde te eerbiedigen. Het is Mijn opdracht en Ik verbind er Mijn zegen aan. Ik zegen Noach als hij in die weg gaat. Ik zegen alle mensen na Noach als ze in die weg gaan.’

Het naleven van die orde is geen manier om de hemel te verdienen, maar het biedt wel een bescherming in ons leven. Het is echt waar: als je Gods scheppingsorde omkeert, leidt dat tot verharding in ons bestaan. Dan komt er eelt op je ziel, op je geweten. In Romeinen 1 zegt de Heere: ‘Laat je Mij los, Ik laat jou ook los. Ga maar dan!’ Dan is het oordeel van de verblinding er. Dan hoeven we echt niet zover te kijken om dat in onze samenleving te zien. Hoe er in het Westen een godloze maatschappij is ontstaan met allerlei goddeloze praktijken. En er is iets heel unieks in de wereldgeschiedenis gebeurd: er is een cultuur in het Westen ontstaan die met God wil afrekenen. Dat zie je niet in Afrika, niet in Azië, niet bij al de miljarden andere mensen. Dat roept naar de Hemel, zegt hier Genesis 9. Als we de orde omkeren dan wordt de zegen een vloek. Maar de Heere wil anderzijds Zijn zegen verbinden aan het leven naar zijn gebod. En Hij wil ons daarin versterken, dat is ons tweede aandachtspunt.

 

2. Gods teken

De Heere geeft een zegen. In vers 7 bevestigt de Heere het. De Heere weet met wie Hij te doen heeft: met ménsen! Ik vind dat zo’n zegen. De Heere weet wat van Zijn maaksel is te wachten.

Wat bedoel ik daarmee?

Hij ziet nauwkeurig in uw hart, bij jou vanbinnen, ook welke twijfel er leeft. Bij ons eerste punt kun je nog denken aan de wereld buiten ons. Ja, daar gebeuren vreselijke dingen en wij verheffen ons gemakkelijk erboven. Maar de twijfel, de aarzeling, zit hierin: heeft de Heere echt gesproken? Heeft Hij tot mij gesproken? Wil Hij in mijn leven komen? Ik ben zo vaak onwillig, zo eigenwillig. Ja, soms wel, soms wil ik van harte. Maar daarna is er weer zoveel strijd en vergeetachtigheid. Dat weet de Heere. En het is nou zo wonderlijk, dat je dat in dit hoofdstuk merkt. Want wat gebeurt er?

De Heere heeft Zijn gedachten bekend gemaakt in het hart van Noach. Maar nu doet de Heere nog iets: Hij bevestigt de woorden die Hij gesproken heeft.

Waarom doet Hij dat?

Wel, omdat mensenharten zo kunnen wankelen. Net als de ark op de golven van die woeste zee heen en weer geslingerd werd, kan het mensenhart ook heen en weer geslingerd worden. Noach is niet beter dan Abraham. De Heere had zulke wonderlijke dingen tot Abraham gesproken. En wat zei Abraham: ‘Waarbij zal ik het weten?’ Er was wel geloof, maar toch zei de Heere in de nacht: Abraham, kom uit uw tent en kijk eens naar boven. Die duizenden sterren in die sterrenhemel van het Midden-Oosten. Je ziet er veel meer dan bij ons.

Maar Abraham kon ze niet tellen, hij moest elke keer weer opnieuw beginnen. ‘Abraham, zo talrijk zal uw zaad zijn. Kijk maar omhoog. Ik spreek door Mijn sterren. Om u iets te vertellen over Mijn trouw en macht…

Precies dit gebeurt nu ook bij Noach. Het kan weer nacht worden. Noach kan weer heen en weer geslingerd worden. Daarom geeft de Heere een teken. In vers 9. ‘Ga naar buiten.’ Dan ziet u Mijn verbond. Kijk maar.  Dat wonderlijke woord: verbond. Ik richt mijn verbond op met u. Ik. In vers 9 staat het twee keer. Maar in het Hebreeuws staat het eigenlijk drie keer: Ik – ja, Ik – Ik! Hier spreekt de God die alle macht heeft. Hij, Die zo trouw is. ‘Noach, Ik wijs op Mijzelf!’

 

Een verbond wat is dat? Dat is een band. Het woord verbinding klinkt erin door. Ik verbind Mij met u, met jou, Noach en met mensen na u. Zo’n verbond is iets heel wonderlijks. Het is een band die de Heere aangaat. Die band is onverbrekelijk en vast!

Waarom is die band zo vast? Omdat God begint. Dat is nog zo. Het is bij de kinderdoop zichtbaar dat het genade is van de God van het verbond. ‘Ik, ja Ik, ja Ik, richt Mijn verbond op.

In onze tekst is sprake van wat we wel het ‘natuurverbond’ noemen. Je kunt het ook een ‘scheppingsverbond’ noemen, dat is een verbond over het beheer van de schepping. Het gaat over hoe je daarin mag leven. Ik zou willen dat dit Noachitisch verbond de uitkomst is van elke klimaattop. Dan heb je de Heere in dat opzicht mee.

Wanneer het dagenlang regent, denk je als kind wel eens: zal het ooit wel ophouden? Ja, het zal stoppen! Dat heeft de Heere beloofd. Hij bevestigt het aan Noach. Hij richt Zijn verbond op met Noach. In het elfde vers zegt Hij dat de wateren van de vloed, de watermassa’s, nooit meer de aarde zullen bedekken. Het zal niet meer gebeuren. Dat is in Gods gedachte geweest.

Nu spreekt God die gedachte uit tot Noach en verbindt Zich eraan met een woord van trouw. Dit verbond is het verbond van de natuur en heeft een doorwerking naar het rijk van Gods genade.

Hoe weten we dat?

Wel, de profeet Jesaja komt er wonderlijk op terug. Hij mag de mond van God zijn tot een volk dat niet verzwolgen is door water, maar wel door het oordeel van God heen zal gaan. Jesaja voorzegt in hoofdstuk 54: ‘U zult onder de roede van Mijn oordeel gaan en in de ballingschap gaan. Maar, Ik kan u toch niet loslaten. Het is Mijn verbond met Abraham.’ De Heere gaat verder in het rijk van de genade.

 

Gemeente, het is belangrijk dat het bestaan leefbaar is. Daar gaat het Noachitische verbond over: Het leven moet beschermd worden, het gezin moet beschermd worden. Het leven op de aarde moet in stand gehouden worden.

Maar het allerbelangrijkste is dat u, dat jij beseft dat je leeft voor altijd, voor eeuwig. En wat zegt de Heere dan door de mond van Jesaja? O, Hij ziet wel een wankelende Israëliet. Hij ziet nu zo’n jongen, zo’n meisje dat denkt: kan het echt voor mij? Hij ziet mannen en vrouwen in de kerk zitten die met raadsels bezet zijn. Misschien weet u nog: de Heere was zo dichtbij. Misschien hebt u ervan geproefd en er iets van ondervonden, maar zit alles nu onder het stof. Dat kan. Dan wankel je. Dan ben je zo’n ark op de golven. Maar wat zegt de Heere dan? Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach (Jes.54:9).                                                                   

Al die twijfel – ‘het zal Mij zijn als de wateren van Noach’. Toen de Heere bij zichzelf zwoer, dat de wateren van Noach nooit meer over de aarde zouden gaan. Alzo, zegt de Heere, heb Ik gezworen dat Ik niet meer op u toornen en niet meer op u schelden zal (Jes.54:9).

 

Wat is dat rijk! Dan kan de roede van het verdiende oordeel over Israël gaan. Maar Israël zal tóch niet vergaan. Dan zal Ik niet meer op u toornen. Dan zal het goed zijn. Wat is dat een rijke gedachte als je zoveel onwilligheid in uw hart ervaart. Als je worstelt met een Noachshart. Een hart dat u beschuldigt dat uw bestaan zó leeg is, dat je er niets heiligs in ontdekt. Maar dan zegt de Heere tóch: ‘Ik zal nooit meer op u toornen en op u schelden.’ Niet om uzelf, maar omwille van Mijn Naam. Omdat Ik, de Heere, het zeg. Omdat Ik het doe. Om Hem, staat er in Jesaja 53, die alle zonden, alle overtredingen van wankelende en zoekende zielen draagt. Een bewijs van Gods goedheid, van Gods trouw.

Dan zegt de Heere in Jesaja 54 vers 11: Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene. Je hebt geloofd met Noach in de ark te zijn. Maar nu: onweer en regen. Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste: Zie, Ik zal uw stenen sierlijk leggen.

 

Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen. Dat wijst op die die stad van diamanten met paarlen poorten. Waarvan de kunstenaar, de architect en de bouwmeester de Heere God zelf is.

Als u dan vaststaat in Zijn kracht dan wankelt u niet meer. U mag dan rusten in Zijn trouw, als u zien mag op wat Hij volbracht heeft. Zodra je daarvan afgaat, begeef je je op  glad ijs. Dan is het wankelen, dan is het omvallen, als u buiten die levende Steen, die levende Christus leeft.

 

Maar voor verloren mensenkinderen ligt het vast in Hem, wat de Heere zegt: Ik zal. Ik zal Mijn verbond vestigen en Ik zal mijn Zoon zenden. Al zo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft (Joh.3:16). En Ik zal, omdat de Heere Jezus dat alles gedaan heeft, uw stenen gans sierlijk leggen. Voor wat voor mensen? Door onweer voortgedrevenen. O, zou het dan voor u niet kunnen? Bent u in het onweer, verdrukt, benauwd. Zou het dan voor jou niet kunnen?

Zou je niet belangrijk genoeg zijn voor de Heere? De Heere ziet je! Hij ziet om naar een geknakte rietstengel, Hij zal die niet kapot maken. Hij ziet om naar wat nog een beetje rookt als een kaars die bijna uit is, dat lezen we ook in Jesaja. Hij zal hem niet uitblazen. Dat zal Hij niet doen. Hij zorgt er goed voor. En op Zijn tijd zal Hij erin blazen door de invloed van Zijn Heilige Geest. Die zal uit Christus nemen.  Opdat een in zichzelf verloren mensenkind eer en vrucht voortbrengt voor die grote Koning.

 

Laten we nu eerst samen zingen Psalm 89 en daarvan het vijftiende vers:

 

‘k Heb ééns gezworen bij Mijn eigen heiligheid,

            zo Ik aan David lieg’, zo hem Mijn woord misleid’;

Zijn zaad zal eeuwig zijn, zijn troon zal heerlijk pralen,

Zo duurzaam als de zon, zo glansrijk als haar stralen;

Bevestigd als de maan; en aan des hemels bogen

Staat Mijn getuige trouw te schitt’ren in elks ogen.”

 

Gemeente, jongeren, God heeft een verbond gemaakt met Noach en iedereen na hem. Dat verbond werkt ook door in het rijk van de genade. En nu zegt de Heere: Nu heb Ik zoveel gedaan. Ik heb gesproken en Ik heb gezegd dat het een verbond is, Mijn verbond met jou. Maar nu kun je nog twijfelen, nu kan het nog stormen en daarom doe Ik nog meer: Ik geef er een teken bij. Tekenen en zegelen van het genadeverbond kennen we, hier geeft de Heere de regenboog als een teken van dat scheppingsverbond.

De doop en het Heilig Avondmaal zijn sacramenten van het genadeverbond, maar wat is het teken van het scheppingsverbond?

Dat weet je toch wel? De Heere heeft toch tegen Noach gezegd: ‘Zie, kijk maar omhoog?’

Wat ziet Noach dan? Ik denk dat Noach wolken zag, en de zon. Want de Heere gaat het teken van de regenboog geven en die kan er alleen maar zijn, dat weten we, als er wolken zijn en zon.

 

Kijk eens omhoog Noach! Noach ziet wolken. Zal hij denken: ‘Alweer regen? Zal het ooit ophouden?’

Nu zegt de Heere: ‘Het zal ooit stoppen, dat beloof Ik u. Maar om u dat nog vaster te laten geloven zal Ik niet alleen Mijn Woord geven, maar ook een teken. Mijn boog zet Ik –

plaats Ik, zo zegt de Heere het –in de wolken. Ze zijn heel donker, maar juist tegen die achtergrond zet ik Mijn boog.’

Dat is waar! Hoe donkerder wolken des te mooier schittert die regenboogboog.

Dat is ook in het natuurlijke leven soms zo. Hoe moeilijker de omstandigheden, hoe groter het wonder van Gods genade en Gods trouw.

Is het ook niet zo in het geestelijke? Hoe onmogelijker voor een mens, hoe groter het wonder. Dat wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. ‘Kijk maar, Noach, Ik zet Mijn boog aan Mijn wolken. Waar jij zo bang van bent, van die wolken, daar zet Ik Mijn boog neer, als een getrouwe getuige. Kijk, daar staat Mijn getuige te schitteren voor uw ogen.’

 

De regenboog in zeven kleuren, dat heeft de natuurkundige Isaac Newton zo beschreven. Als je kijkt naar de regenboog van de genderbeweging dan heeft die zes kleuren.

De Bijbel zegt niet hoeveel kleuren die precies heeft. Wat mij betreft houden we het ook op die zeven van Isaac Newton. Maar laat dit vooropstaan, laten we het teken van Gods hoop en trouw, de regenboog, ons nooit laten afpakken. ‘Mijn boog aan Mijn Hemel. Op de wolken, daar plaats Ik hem. Kijk maar.’

En als Noach nu niet kijkt? Ja, zegt de Heere, dan kijk Ik wel. Vers 16: Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien. ‘Als u nou niet kijkt Noach, Ik wel. Om te gedenken aan het verbond dat Ik nu met u heb gesloten.’

Wonderlijk! Dat is ook zo in het verbond van de genade waar dit verbond ook in doorwerkt. We zagen bij Jesaja dat de Heere zelf spreekt: ‘Het zal Mij zijn als in de dagen van Noach.’ Dan mag je ook aan dat verbond denken bij de regenboog: het verbond dat God genadig wil zijn voor verloren zondaren. En als u niet durft te kijken, als u niet durft op te zien, als u denkt: alleen maar wolken, dan kijkt de Heere wel. Hij kijkt naar Zijn boog.

Wat gebeurt er dan?

Als de Heere iets ziet, dan gebeuren er wonderen. Welk wonder? Dan gedenk Ik, de Heere, aan Mijn eeuwige verbond. God is zo genadig. De Heere ziet die boog elke keer als de regenboog tegen de donkere wolken zichtbaar wordt.

 

Weet u, de regenboog komt vaker in de Bijbel voor. Ook in het laatste Bijbelboek. We lezen in het boek Openbaring dat er een boog is rondom Gods troon. Een regenboog rondom. Dus geen halve, maar een hele regenboogcirkel. Ononderbroken. Die is er altijd. Die boog heeft geen zes of zeven kleuren, hij heeft één kleur: jaspis, we mogen aannemen dat dat groen is. Groen is de kleur van de hoop, die ook zo schittert in de regenboog. Waarom we het ook een boog van hoop noemen. Er is hoop. Ook in het gewone leven in de schepping. God houdt zijn schepping vast. Er is hoop. Ook voor het leven na dit leven. God is genadig en Hij is zo getrouw als sterk. De Heere ziet vanaf de troon met de boog rondom voor altijd Zijn boog. Dan denkt Hij altijd aan Zijn trouw. Er gebeuren altijd wonderen waar Hij het nodig acht. Als u het niet kan zien, God wel. Als u het niet kunt bedenken, God gedenkt wel en Hij vergeet het nooit. Daar moeten we het op dankdag van hebben. Op dankdag mogen we alles van ons bij Hem brengen, opdat Hij ons leven zegent met wonderen van Zijn genade.

 

3. Noachs leven

Noach is een man met ervaring: hij heeft tientallen jaren lang gesproken. Hij heeft al die tijd aan de ark gewerkt. Hij is scheepstimmerman, een vakman, geweest. En nu blijkt dat hij ook verstand heeft van landbouw. Hij gaat de ark uit met zijn zonen: Sem, Cham en Jafeth en hun vrouwen.

En wat doet Noach, vers 20? Hij begint een bestaan als akkerman.

Hij daalt de berghellingen van de Ararat af tot hij een mooi plekje vindt aan de zonkant van de hellingen en daar begint hij een wijngaard. De oude wereld was een wereld die een hoog niveau van cultuur en technologie had ontwikkeld. Ook de kundigheid van de wijnbouw moet daar aanwezig geweest zijn. Noach heeft die gekend. En dat is een zegen. Wijn is een zegen en wordt ook bij het volk Israël vaak gebruikt als gewone volksdrank.

Maar, wat doet Noach met die wijn? Hij verandert de zegen in een vloek. Vreselijk hè? Een nieuw begin en hij verandert de zegen in een vloek. De Heere zegt dat het schepsel zich verheugen mag in de wijn. Psalm 104 zingt over de aarde die brood, olie en wijn voortbrengt. Maar wel met mate. Maar Noach is in dit hoofdstuk bandeloos, mateloos. Een van de uitleggers zegt: ‘Het zou zomaar kunnen zijn dat deze Noach in zijn hart een diep verdriet had. Een pijn die hij wilde wegdrinken.’ Dat weten wij niet. Dit weten we wel: hij valt in de zonde van het alcoholisme. Dat is erg als je alcoholist bent. Ik heb weleens iemand gesproken die zei: ‘Ik ben alcoholist.’ Ik vroeg: ‘Wat betekent dat?’ Hij zei: ‘Dat betekent dat ik geen druppel alcohol drink, want anders gaat het verkeerd. Eén druppel en dan ken ik geen grens, geen maat meer.’

 

Nu zijn we niet allemaal alcoholisten. Misschien zijn ze er wel in die zin, dat als je iets gebruikt dat het al snel teveel wordt. Maar het kan zijn dat je zo verslaafd bent aan een scherm, dat als je maar een minuutje zit het meteen uren worden. Wat moet je dan doen? Misschien net zo radicaal dus als die man die zei: ‘Ik ben alcoholist.’ Die moest een ontwenningskuur ondergaan. Dat gif uit zijn leven bannen, zodat het nooit meer kracht zou kunnen hebben. Een verplichte ontgifting. Dat kun je ook met sociale media doen. Dat je daar grenzen aan stelt en die samen ook bewaakt. Dat kan op zoveel manieren.

Ook geld kan je in de weg zitten: het kan je afgod worden. Ik heb iemand gesproken met wat aardse goederen en die zei: ‘Om te voorkomen dat ik er erg vast aan zit, geef ik maar zo veel mogelijk weg. Anders word ik zo hoogmoedig en gierig.’ Dat is ook een manier om je te beschermen tegen hoogmoed.

 

Misschien worstel je wel met een verslaving aan pornografie. Wat moet je dan doen om je te ontgiften? Je mag daarover spreken met een van de broeders van de kerkenraad of iemand anders die je vertrouwt. Want vaak is het iets wat je niet alleen kunt oplossen. Maar het is net als met die zonde van Noach: het kan je besmeuren, het kan je meenemen, het kan je vernederen. Niet alleen jou, maar ook die vrouw wordt vernederd in die beelden. Dat wil de Heere niet. Breek daarmee. Want het is kwaad, en voor je het beseft gaat het van kwaad tot erger. Geef die rommel in je hart geen plaats.

Noach werd dronken. Hij ging een grens over. Dat leidt meteen tot spot in dat gezin. Dat is vreselijk. En de Bijbel is er heel duidelijk over dat wat Cham dan doet heel kwalijk is. Het is waarschijnlijk Kanaän, de zoon van Cham, die dit heeft gedaan, maar wel met medeweten van Cham zelf.

Sommige mensen zeggen dat om die reden mensen met een donkere huidskleur onder de straf van God liggen, dat is on-Bijbels! Dat staat niet in de Bijbel. Dat is heel erg, dat mensen, zelfs kerkmensen dat weleens gezegd hebben. Dat mag je niet zeggen. Want hier staat dat het alleen om Cham en zijn zoon Kanaän gaat. En wie is Kanaän? Dat is de vader van de Kanaänieten. Van de volken die in het land Kanaän wonen en uitgeroeid moesten worden. Dat land heeft de Heere aan Abraham en zijn nakomelingen beloofd.

 

Kanaänieten moeten uitgeroeid worden zodra de maat van hun zonde vol is. Hier, in ons teksthoofdstuk begint al die straf over Kanaän. Waarom? Omdat Kanaän samen met zijn vader Cham de scheppingsorde van de Heere omkeert. Zijn eerste zonde is die tegen Gods gebod: ‘Gij zult uw ouders nederig eren.’ Dat wil niet zeggen: alles goedpraten van ze. Maar wel respect hebben.

Het geeft ook verantwoordelijkheden van ouders naar kinderen toe, ook daar gaan dingen soms over grenzen. Dat is heel erg. Dat mag niet van de Heere. Hier gebeurt het dus dat een kind die orde omkeert en met zijn vader gaat spotten. Het is erg dat Noach er aanleiding toe heeft gegeven. De zonde van Kanaän is dat hij zijn vader bespot.

Maar dan krijgen die andere zonen het ook te horen. Wat gebeurt er dan? Dan komen Sem en Jafeth met een kleed en dat leggen ze over hun vader heen, zodat zijn naaktheid bedekt is. Dat wordt tot later tot zegen voor Jafeth en Sem. Dat laten we nu rusten, laten we leren uit dat leven van Noach na de zondvloed.

 

Want als je in eigen kracht verdergaat, vergeet je al heel snel de zegen en Gods teken. Wanneer je niet omhoogkijkt en je er niet aan denkt en opgaat in het hier en nu. Dat ontvangen welvaart en luxe je verblindt. Je verdrinkt erin en je ziel verkommert. Dat is vreselijk. Maar wat een wonder dat er dan nog liefde is in de samenleving. Hier van deze twee zonen: want ze bedekken hun vader met een mantel van liefde. Maar daarmee is de zonde nog niet weg, gemeente.

 

Gemeente, jongeren, ik mag u wijzen op een kleed dat wel bedekt. En wat een nieuw begin maakt. Wat vast en zeker is. Dat is dat kleed, de mantel van gerechtigheid die de Heere Jezus gemaakt heeft. Je mag zeggen, geweven heeft, daar op Golgotha. Dat kleed is als een vlag; als een banier die blank en rood is. Blank en rood. Waarom? Omdat dat rode nodig is om de schuld van Noach en van al Gods kinderen weg te nemen. Ook als het zulke wankelende zielen zijn. Voor hen is dat kleed geweven. Dat kleed moet ook wit zijn. Waarom? Om je met reinheid te bekleden. Tot een nieuwe wandel te brengen, een nieuw begin.

 

Hoe krijg je zo’n nieuw kleed? In de weg van het genadeverbond. Door de God van dat genadeverbond. Hij geeft een nieuw hart. Hij ziet wel hoeveel kwaad er in je hart is, en geeft daar inzicht in. Dat geeft verdriet. Hij trekt ook naar Zichzelf toe. Dat geeft omgang met Hem. Het geeft een leven in tere vreze met Hem. O nee, niet als verdienste. Maar omdat God op die wijze Zijn belofte wil openen, wil bekendmaken en wil toepassen.

De Heere Jezus is altijd de inhoud van de belofte. Hij laat Zich kennen als een Persoon. Alléén in Hem is God een genadige en gaarne vergevende God. Hij wil u bekleden met die witte en rode mantel. Het is zo wonderlijk dat Hij dan getuigt in mensenharten: ‘Ik voor u, daar Gij anders de eeuwige dood verdient hebt. Noach, Ik voor u. Ik, de Heere, Ik, Ik sluit Mijn verbond. Ik zend Mijn zoon. Ik schenk Mijn kleed.’

Gemeente, jongeren, kijk maar omhoog. Nu zie je de regenboog misschien niet, maar kijk toch maar omhoog. Ook vandaag. Dat mag je biddend doen, je ogen omhoog naar de Heere. Daar is onze hulp en onze verwachting. Hoop voor de toekomst. Zolang deze aarde bestaat is er hoop voor Gods schepping. Ondanks ons mensen. Maar na dit leven is er een toekomst, daarvan spreekt die boog van Gods genadeverbond en Gods trouw.

Wendt u naar Mij toe, zegt Hij, kijk maar omhoog. Wendt u naar Mij toe, zie op Mij en wordt behouden, want Ik ben God en niemand meer (Jes.45:22).

 

Amen.

 

Psalm 4 vers 4:

 

Gij hebt m’ in ’t hart meer vreugd gegeven,

Dan and’ren smaken, in een tijd,

Als zij, door aards geluk verheven,

Bij koorn en most wellustig leven,

In hunnen overvloed verblijd.

Ik zal gerust in vrede slapen,

En liggen ongestoord terneer;

Want Gij alleen, mijn schild en wapen,

Schoon ’t onheil schijnt voor mij geschapen,

Zult mij doen zeker wonen, Heer’.