Ds. C.G. Vreugdenhil - Romeinen 11 : 26
De toekomst van Israël
Romeinen 11 : 26
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 48: 1 | |
Zingen : | Psalm 48: 4 | |
Zingen : | Psalm 122: 1 | |
Lezen : | Romeinen 11: 14 - 36 | |
Zingen : | Psalm 105: 4 | |
Zingen : | Psalm 124: 1 | |
Zingen : | Psalm 69: 14 |
Gemeente, vanmorgen gaat de leerdienst, zo zal ik het maar noemen, over Israël. En wel vanuit Romeinen 11, het gedeelte dat we gelezen hebben over de toekomst van Israël.
Het gaat over vers 17 tot en met 26.
Ik lees vers 26. Dat is één van de hoogtepunten in dit hoofdstuk.
En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.
Het thema van de preek is:
De toekomst van Israël
We letten op drie aandachtspunten:
- Israël als teken van Gods trouw aan zijn belofte;
- De olijfboom als teken van Gods verbond met Israël;
- Een aantal lessen voor ons, voor u en voor mij.
1. Israël als teken van Gods trouw aan Zijn belofte
Jongens en meisjes, Israël, waar denk je dan aan? Aan oorlog natuurlijk! Aan duizenden raketten die afgeschoten zijn richting Israël vanuit Gaza. En aan bommen die op Gaza geworpen zijn als antwoord van Israël. Oorlog is vreselijk; altijd sterven er mensen. Bloed wordt vergoten. Gelukkig is de oorlog daarna even stopgezet. Er is een staakt-het-vuren in Israël. Israël is eigenlijk levenslang onder druk en dreiging van oorlog geweest. Hun bestaan is steeds bedreigd, waar ze ook heen vluchtten in de wereld.
Er zijn hele nare dingen gebeurd. Een actueel onderwerp, bijna dagelijks in het nieuws: Israël en de Palestijnen. In die dorpen waar Joden en Palestijnen met elkaar samenleefden in vrede, waar ze samen in de supermarkt stonden, is opeens vijandschap gekomen. Een soort burgeroorlog lijkt het wel. Palestijnen en Joden die niet meer in vrede met elkaar samenleven.
Hoe moet dat in de toekomst? Wat een ellende. En dat tussen twee broedervolken. Want die Palestijnen zijn ook kinderen van Abraham: de Arabieren. De Joden zijn ook kinderen van Abraham, via Izak, en de Palestijnen via de lijn van Ismaël. Wat een verwarring is er gekomen. Hoe komt dat ooit goed? De Palestijnen zullen de staat Israël niet erkennen. Dat willen ze niet. En Iran wil het liefst en zo snel mogelijk Israël gewoon van de kaart vegen. Hoe moet dat toch? Nou, er is een God. En dat is de God van Abraham, Izak en Jakob. En die heeft beloofd dat hij voor Israël zal zorgen. Dwars door alles - oorlog en strijd en ongeloof en verharding - heen.
Velen van u zullen wel eens in Israël geweest zijn, denk ik. En als je er nog niet geweest bent, moet je er zeker eens heen. Dat is een goed bestede vakantie in een prachtig land, het land van Jezus. Maar ook van Abraham, Izak en Jakob. Als je in Jeruzalem tegenover de Knesset bent, staat daar een standbeeld: een heel grote menorah, een zevenarmige kandelaar. En op de grote armen van die menorah staat heel de geschiedenis van Israël uitgebeeld. Vanaf de uittocht uit Egypte, de richterentijd en de koningentijd. Prachtig als je met je fototoestel close‑ups maakt van al die geschiedenissen die daarop staan. En onderaan op die menorah staat het geheim van Israëls kracht, en het geheim van Israëls bestaan, dat Israël weer opnieuw in de geschiedenis als het ware uit het niets is herrezen. Op de menorah staat namelijk de tekst uit Zacharia 4 vers 6: ‘Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden.’
En dát is het geheim van Israël, gemeente. Niet door kracht en geweld. Niet door oorlog. Niet door bommen. Niet door raketten. Maar door Mijn Geest zal het geschieden. Als Israël en de Arabische bevolking de Heere Jezus aanvaarden als de Messias, zal er vrede zijn. En Jezus is de Koning. Daar is het wachten op, het uitzien naar, en het gebed voor. Want God hééft Zijn volk niet verstoten, zegt Paulus in Romeinen 11.
Israël is eigenlijk het belangrijkste teken van God in de geschiedenis en van Zijn trouw aan de mensheid. Mensheid, zeg ik. Want tegen Abraham heeft God gezegd: ‘In u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.’ En de terugkeer van Israël naar het land van de belofte heeft ook een plaats in het plan van God. Het is een teken voor de volkerenwereld dat God zijn plannen volvoert en Zijn belofte uitvoert. Het is een groot wonder. Het feit dat Israël er nog is, is een teken waar heel de wereld getuige van is. Dat teken is er ook voor ons. Ook voor ons, christenen, is dat van belang. Want God is geen man dat Hij liegen zou, of een mensenkind die berouw hebben zou. God beloofde in Zijn Woord dat Israël zou terugkeren naar het land van de belofte. Niet alleen na de ballingschap, maar ook na de diaspora.
We kunnen in het Oude Testament al lezen over het nieuwe verbond van God, met Israël én de heidenen, maar het nieuwe verbond begínt eigenlijk bij het Nieuwe Testament. Denk aan Jeremia 31. In het Oude Testament lezen we over het nieuwe verbond en in ónze tijd gaat dat in vervulling. Omdat God betrouwbaar is. Het Woord van God was gericht aan de Joden, aan Israël. En later, bij de verwerping van Jezus, ging het naar de heidenen. En als de volheid der heidenen ingegaan is, komt Israël tot bekering en dan zal de gemeente uit Israël én de heidenen een geweldig effect hebben op heel de wereldbevolking. Dat staat allemaal in de Bijbel.
Dat tot op de dag van vandaag Israël nog bestaat, dat het niet is ondergegaan in alle aanvallen die in de loop van de eeuwen op haar gericht zijn geweest, is een wonder van God. Israël heeft Jezus als de Messias verworpen. Ná de verwoesting in 70 na Christus onder Titus moesten ze zelfs weg uit Kanaän. Ze werden verstrooid onder de volkeren. Ze kwamen onder het oordeel van verblinding en verharding. Maar, zegt Paulus: Israël is niet definitief verworpen, God heeft zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij van tevoren gekend heeft.
In verschillende kerken heerste - en soms heerst het nog een beetje - de gedachte dat na Pinksteren Israël voor God heeft afgedaan. En dat de beloften die God aan Israël had gegeven, nú slaan op de kerk van het Nieuwe Testament uit Joden en heidenen. U weet wel, die opvatting wordt genoemd: de ‘vervangingstheologie’. Dat wil zeggen dat de kerk van het Nieuwe Testament in de plaats van Israël gekomen is. Verschillende Bijbelteksten over Israël worden dan vergeestelijkt. De kerk van het Nieuwe Testament wordt dan gezien als het geestelijk Israël. En toch, bekende theologen uit de Nadere Reformatie zoals Udemans, de gebroeders Teellinck, Brakel, Smijtegelt, Justus Vermeer, Comrie en anderen waren deze mening níet toegedaan. Zíj geloofden dat er voor Israël nog onvervulde beloften waren. En we hebben het gelezen in de Bijbel in Romeinen 11 vers 24. Het komt weer goed! En het standpunt dat daar beschreven staat, zou je kunnen noemen de ‘entingstheologie’. De natuurlijke takken (de Joden) én de wilde takken (de kerk uit de heidenen) worden in de goede olijfboom, het verbond van God, waarvan Christus de Middelaar is, ingeënt.
Was het in onze kerk lange tijd de gewoonte om de vervangingsleer aan te houden, later werd door voortschrijdend inzicht, Israël weer gezien als de ‘beminden om der vaderen wil’.
Aan de ene kant heeft de vervángingsleer in de gereformeerde kerken veel kwaad gedaan, maar aan de andere kant zijn er met betrekking tot de toekomst van Israël in Evangelische kringen, de opvattingen doorgeslagen. Alles in de christelijke kerk wordt dan verbonden met Israël. Mensen gaan de feesten van Israël weer vieren. Ze gaan Pesach vieren en het Loofhuttenfeest. Volgens hen is de Nieuwtestamentische gemeente een ‘interim-periode’.
Ze zeggen: “God is met Ísraël begonnen en nú, in het tussentijdperk, is er de gemeente (de Nieuwtestamentische kerk). Ze zeggen dat God in de laatste periode van de wereldgeschiedenis het volk Israël zijn centrale positie weer terug zal geven die het in het Oude Testament had. De tempel zal weer herbouwd worden. De offers zullen weer gebracht worden….” Ja maar, lieve mensen, die offers… het voorhangsel is toch gescheurd? Chrístus is toch de vervulling?
Men antwoordt: ”Ja, maar dán zien we terug. De Joden in het Oude Testament zagen vooruit. De vervulling van de offers die in de tempel geslacht werden, wezen op Christus. En als de tempel weer herbouwd gaat worden en de offers weer gebracht worden, dan zien we terúg op het offer dat de Heere Jezus gebracht heeft.”
Aardig bedacht, maar je vindt het in ieder geval niet in de Bijbel.
Het strijdt met wat Paulus leert in Efeze 2. Als het gaat over de gemeente van het Nieuwe Testament, die bestaat uit Joden en heidenen die één zijn in Christus. Daar staat: God heeft ze beide één gemaakt door het kruis. En de heidenen worden in de stam van de olijfboom van het verbond van God met Israël ingelijfd. Snapt u nu waarom ik altijd bij een doopdienst Psalm 87 vers 4 laat zingen? Natuurlijk, ‘Dat ‘s Heeren zegen op u daal’, is ook mooi. Maar dat heeft eigenlijk niets met de doop te maken. Maar Psalm 87 vers 4 heeft wél met de doop te maken: de heidenen komen erbíj! Ze worden in Israël ingelijfd. Ze zullen niet langer meer vreemdelingen en bijwoners zijn, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten van God. De scheidingsmuur tussen Jood en heiden is afgebroken.
Wel is duidelijk dat Israël nog tot bekering zal komen en dat dat een geweldige uitstraling zal hebben naar de heidenen toe. Zodat ook de volkeren dóór Israël tot bekering komen. Ik denk aan vers 15. ‘Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal dan de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?’
Daar hebt u het. Het gaat God niet om twee volken. Enerzijds Israël en anderzijds de gemeente uit de heidenen. Dát leren de aanhangers van de ‘bedelingenleer’. Maar het gaat God om één gemeente uit Joden én heidenen. Dat zegt Efeze 2. En die gemeente zal God voor eeuwig groot maken.
We moeten dus oppassen voor twee uitersten. Enerzijds de vervangingstheologie en anderzijds de bedelingenleer. En als we de gedachte afwijzen dat de Nieuwtestamentische gemeente slechts een zijspoor is, een interim-periode in de komst van Gods koninkrijk, dan wil dat natuurlijk niet zeggen dat er geen verwachting is en geen toekomst voor het volk van Israël.
De rol van Israël in het heilsplan van God is nog niet uitgespeeld. Israël staat niet op één lijn met de volken uit Papoea-Nieuw-Guinea, of uit Afrika, Nigeria, Bolivia of willekeurig land dan ook. Er zijn Oudtestamentische profetieën en Nieuwtestamentische tekstgedeelten die duidelijk spreken over de toekomst van Israël. Denk aan Hosea, Zacharia, Ezechiël en Jeremia. In het Nieuwe Testament noem ik Mattheüs 23, Lukas 21 en natuurlijk Romeinen 11 waar het vanmorgen over gaat. Profetieën en beloften die nog niet ten volle vervuld zijn. Ook zogenaamde ‘restbeloften’, waar nog een toekomstige laag in zit, die de Heere vervullen zal.
Ik denk aan het gezicht van de dorre doodsbeenderen in Ezechiël 37. U kent die geschiedenis. Het gaat over Israël en het herstel van Israël. Die beenderen komen door de profetie eerst tot elkaar. Eerst wordt vervuld dat die beenderen - uit het slagveld van heel de wereld - tot elkaar komen en samen geraamten gaan worden. Daarna komt de levensgeest erin. En zo stellen velen het zich voor: het herstel van Israël in twee fasen. Eerst het nationale herstel: ‘Ik zal u brengen in het land op de bergen van Israël’, staat er in Ezechiël 37. En daarna (en dat moet dus nog komen) komt het geestelijke herstel: ‘Ik zal Mijn Geest in u geven’, de Geest van Christus. Ze zullen Jezus als de Messias erkennen. Het ene volk uit de twaalf stammen van Israël, het hele zaad van Abraham zal delen in de trouw van Gods heilsbelofte. Zo onderwijst Paulus dat in Romeinen 11. En zo komen we op het beeld van de olijfboom.
Maar we zingen eerst uit psalm 105 vers 4:
Gij volk, uit Abraham gesproten,
Dat zoveel gunsten hebt genoten,
Gij Jacobs kind'ren, die de HEER
Heeft uitverkoren, meldt Zijn eer.
De HEER is onze God, die d' aard'
Alom door Zijn gericht vervaart.
2. De olijfboom als teken van Gods verbond met Israël
Vers 12: En indien hun val de rijkdom is der wereld, en hun vermindering de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid!
Vers 15: Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?
En vers 26: En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.
Ik zal voor u de kanttekeningen eens opslaan. Misschien heeft u wel zo’n Bijbel bij u waar de kanttekeningen bij de tekst staan. Bij vers 12, bij het woordje ‘volheid’, staat: Dat is, wanneer de Joden met grote hopen en menigte het evangelie zullen aannemen. En bij vers 15, bij ‘de aanneming van Israël’, zegt de kanttekenaar: Namelijk tot de gemeente van Christus wanneer de Joden met grote menigte zich tot Christus zullen bekeren. En vers 26: ‘Geheel Israël zal zalig worden’. Dat is: Niet enige weinigen, maar een zeer grote menigte, gelijk als de ganse Joodse natie. Dat is duidelijke taal en ook een duidelijke visie.
In de eerste vijf verzen van Romeinen 11 noemt Paulus twee bewijzen dat God Zijn volk niet verstoten heeft.
Het eerste bewijs is Paulus zelf. Hijzelf behoort immers tot Israël, over wie Gods verkiezing gaat. En zijn bekering is er het bewijs van dat God Zijn trouw aan Israël niet heeft opgezegd, wat hij is zelf een Jood. En natuurlijk kun je ook de andere apostelen noemen en die groep discipelen en discipelinnen van de Heere Jezus. Dát zijn de eerstelingen. En bij eerstelingen moet je altijd denken: er komt dus nog een volle oogst. Dat is het eerste bewijs: Paulus.
Het tweede bewijs van Gods trouw over Israël dat hij noemt, is de geschiedenis van Elia.
Elia werd moedeloos en hij dacht: Ach, er is niemand meer die de Heere dient. En je kunt misschien vandaag zeggen: Hoe weinig Joden zijn er die in Jezus geloven? Maar de Heere zegt tegen Elia: Er zijn er nog zevenduizend overgebleven die de knie voor Baäl niet gebogen hebben. In die donkere tijd was de Heere trouw aan zijn verbond met Abraham en zijn nageslacht.
‘Ja maar’, zegt iemand, ‘hoe zit het dan met de verharding van Israël? Daar gaat het ook over in Romeinen 11. Ze hebben toch de Messias verworpen? En ze hebben toch geroepen: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen? Daarom zijn er natuurlijk zes miljoen Joden vermoord in de Holocaust.’
Dan heb je het echt mis!
Ten eerste: Het was maar een heel klein groepje Joden die dat toen riepen. Het waren farizeeën, sadduceeën en een klein groepje Joden. Heel Israël was daar niet bij. Heel Israël heeft dat niet geroepen. Dat heeft maar een klein groepje geroepen.
In de tweede plaats: in 70 na Christus is Jeruzalem gevallen, onder Titus. Als je dan dat wil laten slaan als straf op het volk Israël, zou je dát misschien (ik wil voorzichtig blijven) kunnen noemen. Toen zijn er miljoenen Joden gestorven. Maar je moet die lijn niet door gaan trekken door heel de geschiedenis, door alles wat er gebeurd is bij het volk van Israël. Tot en met de Shoa, toen zes miljoen Joden zijn vermoord. Je kunt wél met Paulus zeggen: als gehéél heeft Israël de Messias niet aangenomen, maar verworpen. Maar die verwerping diende ook het raadsplan van God, zegt Paulus. Want daardoor opende God de weg voor het Evangelie naar de heidenwereld. Vers 11 en 12: ‘Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid tot den heidenen gekomen.’
En dan komt dat beeld van de olijfboom in Romeinen 11. Paulus spreekt over het verbond van God met Israël. Hij gebruikt hiervoor het beeld van de olijfboom. Zo’n boom is goed geworteld, wijd vertakt en kan heel oud worden. Er zijn nu nog olijfbomen uit de tijd van Jezus, 2000 jaar oud. Op gezette tijden zijn ze met vruchten beladen, maar de tuinman breekt of snoeit er wel eens takken tussenuit: het dorre hout, het dode hout, het onvruchtbare uitspruitsel. Dat moet weg. Maar daarmee is de olijfboom niet met wortel en tak uitgeroeid. Geen denken aan. De boom is goed, alleen dat dorre hout moet eruit. Die onvruchtbare takken moeten eruit.
En soms ent de tuinman ook nieuwe takken in de boom tussen de andere takken in. Hij gebruikt dan de takken van de wilde olijfboom, en die trekken voedingrijke sappen uit de vette wortel van de goede olijfboom. Ze groeien, bloeien en dragen vrucht. Dankzij die goede olijfboom en die vette wortel. Dat is het beeld.
Israël is het volk van God, het volk van Gods verbond. De vette olijfboom. Of liever, de gezonde olijfboom met de vette wortel. En God dénkt er niet aan om die boom met wortel en tak uit te roeien. Wel zijn er énige, lét daarop, énige van de takken afgehouwen. Zo zegt Paulus het in vers 17. Niet allemaal, want er is wel heel wat gebeurd na Pinksteren. Drieduizend Joodse mensen gedoopt, daarna vijfduizend en er kwamen er nog duizenden bij. Veel priesters en heel veel Joden uit Jeruzalem, Judea en Samaria. En ook tijdens de zendingsreizen van Paulus waren er altijd ook Joden. Hoe akelig ze ook deden tegen Paulus als het over Jezus ging, maar er zijn toch veel Joden tot bekering gekomen. Dus daarom is Paulus in zijn tijd al heel voorzichtig. Énige der takken zijn afgehouwen. Ja, wie in ongeloof volhardt en wie Christus, de Christus der Schriften verwerpt, wie geen vruchten van geloof en bekering voortbrengt, die wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Dat is een waarschuwing voor ons allemaal.
Als Hij een tak uit de goede olijfboom afsnijdt, óók uit de stam van Israël, is dat een onvruchtbare tak. Johannes de Doper heeft zoiets ook al verkondigd bij de Jordaan. Hij wees op Christus. Takken worden afgehouwen. De boom blijft staan.
God gaat door met Israël, vanwege Gods trouw aan Zijn verbond met Abraham en Israël. Hóé gaat God dan door? Dat zegt Paulus tegen de Romeinen: Hij neemt u, Romeinse christen die eerst heiden was, hij neemt u (Paulus gebruikt de tweede persoon enkelvoud) dus hij spreekt heel persoonlijk), Hij neemt u, hoewel u een tak bent van de wilde olijfboom en uw vruchten niet te genieten zijn, Hij neemt u weg uit die vreselijke goddeloze cultuur. Hij hakt u uit uw heidense levensstam en zet u, tégen nature in, in de goede olijfboom. En daar mag u dan de sappen uit trekken van de vette wortel van de goede olijfboom. En goede vruchten dragen tussen al die andere takken in. Wonderlijk. Dat een wilde tak voor God vruchten kan voortbrengen. Goede vruchten. Maar, zegt Paulus, als u géén goede vruchten voortbrengt, moet u vooral niet denken dat u er níét voor in aanmerking komt om afgehakt te worden. Want als zelfs de natuurlijke takken die geen vruchten dragen niet gespaard worden, hoeveel te meer zult ú dan niet gespaard worden. Dat is gelijk een waarschuwing tot bekering.
Draagt u vrucht? Jongelui? Dragen jullie vrucht? Als je geen vrucht draagt, word je verbrand.
Dan hoor je eigenlijk niet bij het Koninkrijk. Voelt u hoe ernstig dat ook op ons afkomt?
Ik lees nog even vers 16; ‘Indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken heilig’. Een tak op zich is niets. Als de wortel goed is, en de stam, dan mag er ook alle verwachting zijn voor de takken. Als de wortel heilig is, dan zijn ook de takken heilig. Alles in dit beeld van de olijfboom wijst op het plan van God. Dat Hij Israël niet opgeeft en de heidenen toebrengt. De heidenen komen na Pinksteren tot bekering in grote getale, en daarná Israël in groten getale, als de volheid der heidenen zal zijn ingegaan. Dán zullen er nog vele heidenen aan de gemeente (die bestaat uit Jood en heiden) toegevoegd worden. Dat hebben we gelezen in vers 12. Prachtig beeld van die olijfboom. Om het goed te begrijpen verdiep ik een paar dingen.
De olijfboom die verbonden is aan Israël, én daarna ook aan de heidenen … het líjkt er vandaag niet op! Maar toch… al vallen er rakketten of al is er burgeroorlog en haat tussen de broedervolken, toch is er nog een geweldige toekomst aanstaande. Want God volvoert zijn plan, zegt Paulus.
Het Koninkrijk komt en God zal tot in eeuwigheid verheerlijkt worden door Jood én heiden.
Israël wordt afgebeeld als de goede olijfboom, de tamme olijfboom. De heidenvolken als de wilde olijfboom. Wij christenen uit de heidenen, zijn afgehouwen takken uit die wilde boom. Niet om weggeworpen te worden, maar om tegen nature ingeënt te worden in de goede boom van Gods verbond met Israël. Dat vieren we bij de doop. Ingelijfd in Israël.
De goede olijfboom was door God geplant om vrucht te dragen. Dat is altijd het doel van Gods verkiezing: vruchten dragen voor Hem. Maar Israël heeft die roeping verwaarloosd. Ze hebben Jezus niet aangenomen en ze hebben het licht van het Evangelie niet laten schijnen onder de heidenen. De apostelen hebben dat wél gedaan. Maar niet Israël als volk, als geheel.
De apostelen zijn de eerstelingen, de eerste schoven. De oogst volgt. God heeft natuurlijke takken van de stam van de olijfboom afgebroken en wilde takken van de volkeren op de stam ingeënt.
Dan staat er iets in uw Bijbel, wat eigenlijk niet klopt. Goed bedoeld. Maar de vertaling is niet goed. Vers 17: ‘En zo enige der takken afgebroken zijn, en gij, een wilde olijfboom zijnde, in dezelve plaats zijt ingeënt.’
Staat in uw Bijbel dat woordje ‘plaats’ met schuine lettertjes of tussen haakjes? Dat betekent; het woordje ‘plaats’ staat niet in de Griekse grondtekst. Het is toegevoegd door de vertalers. Dáár is de fout ook vandaan gekomen van de vervangingstheologie! Dat de heidenen ‘in plaats’ van Israël en de wilde takken ‘in plaats’ van de goede takken gekomen zijn. Maar dat stáát er niet. In dezelfde bóóm, dáár gaat het om. Letterlijk staat er: ingestoken ónder hen of tussen hen.
Hier gaat het niet over de vervangingstheologie. De heidenen komen niet in de plaats van Israël, maar tússen al die plaatsen waar de edele takken gezeten hebben. De stam van de boom wordt niet ter discussie gesteld. Wat Hij wel doet is de ondeugdelijke takken afbreken, de ongelovige Joden. En de takken uit de wilde stam inenten, de gelovige heidenen. De wortel van Gods verkiezing en de stam van Gods verbond blijven intact.
God gaat tijdelijk aan Israël voorbij en Hij keert zich tot de heidenen. En dat doet Hij om hen jaloers te maken. Ook weer zoiets. Heel veel mensen denken: wij christenen, wíj moeten de Joden jaloers maken. Bent u weleens in Israël geweest en heeft u wel eens een gesprek gehad met rabbijnen? En met gewone Joden? Heeft u ooit één Jood jaloers kunnen maken op het christendom? Echt niet. Wij zijn gewoon vijanden voor hen. Ze hebben een gloeiende hekel aan de Naam van de Heere Jezus. Ze hebben daar ook een vloek voor, een spotnaam. Jullie christenen, jullie zijn toch van de kruistochten? Toen zijn veel Joden vermoord. Jullie christenen, jullie zijn toch van de pogroms? In Spanje moesten de Joden kiezen: gedoopt of gedood, één van de twee. En de getto’s en de sjoa, de holocaust. U snapt toch wel dat geen Jood het Evangelie aanneemt van een christen? Dat moet God Zélf doen. Dat dóét Hij ook. Hij geeft soms een droom waarin Yeshua de opdracht geeft om het Nieuwe Testament te lezen. En dat gebeurt. Ze komen tot bekering. Zó werkt dat wel. Maar Wie moet nu eigenlijk Israël jaloers maken? Want dat gaat ú niet lukken en mij ook niet. Maar dat doet God zelf, en dat zal de bedoeling wel zijn. Niet wij moeten Israël jaloers maken, maar God doet dat. Net zoals een man zijn eigen vrouw bewust jaloers maakt als hij, expres, heel even, heel aardig is tegen een andere vrouw. Ik zou dat niet moeten proberen. Dan zou mijn vrouw gelijk reageren. Dan is ze natuurlijk jaloers, en dat ís in een goed huwelijk zo.
En zo is het ook hier. Israël is de bruid van God. En nu gaat God het met de heidenen aanleggen. Ze komen tot bekering. De heidenen worden Zijn bruid. En dát moet Israël jaloers maken: ‘Wij, Israëlieten, waren toch de bruid van God?’ En daar zit Christus tussen, Die Zijn Vader verlaten heeft om op deze aarde vlees en bloed te worden en de bruid van Zijn kerk te worden. Christus en Zijn bruid. En het komt met die takken ook weer goed. Als de volheid de heidenen zal zijn ingegaan, komt opnieuw de aanneming van Israël. Dan zullen de Joden als natuurlijk takken weer ingeënt worden in de edele olijfboom van het verbond. Veel van die takken liggen nu nog op de grond, wereldwijd verspreid. God heeft ze afgebroken, ze zijn verstrooid in de diaspora. Iedereen kan er op trappen en dat wordt ook gedaan. Overal is het antisemitisme. Je moet maar eens een artikel lezen van christenen voor Israël waar heel concreet alle vormen van antisemitisme genoemd worden. En wat is dat in de geschiedenis ook vaak gebeurd. Maar in onze tijd is God bezig om die takken op te rapen. Er worden al enkelingen ingeënt in de olijfboom van Gods verbond waarvan Christus de Middelaar is. In Israël wonen zo’n 15.000 Messiasbelijdende Joden. Dat is toch een mooi begin!
We gaan Psalm 124: 1 zingen:
Dat Israël nu zegge, blij van geest:
Indien de HEER, die bij ons is geweest,
Indien de HEER, die ons heeft bijgestaan,
Toen 's vijands heir en aanval werd gevreesd,
Niet had gered, wij waren lang vergaan.
3. Een aantal lessen voor ons, voor u en voor mij.
Wat zitten er veel lessen in onze tekst. Er is al veel over gezegd, maar ik zal nog een paar dingen noemen.
Ik wil eerst vers 26 met u lezen: ‘En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.’
Alles loopt uit op vers 26. En daarná kun je zeggen: alles loopt uit op de eer van God. Dat is het laatste vers van dit hoofdstuk. Alzo, alzo zal geheel Israël zalig worden. Als de volheid der heidenen zal zijn ingegaan, alzo (langs díe weg, op díe manier, in díe tijdsorde) zal Israël zalig worden. Geheel Israël. Vandaar dat ik begon met de kanttekeningen. Daar spreken ze steeds over een grote menigte van Joden. En wie is Israël? Dat is Israël. Dat is niet de kerk uit de heidenen. Ook niet de kerk uit Jood en heiden. In vers 25 gaat het over Israël. Zou het dan in vers 26 ineens níet letterlijk over Israël gaan, maar over een geestelijk Israël? Dat is echt niet aannemelijk. Zo zal geheel Israël zalig worden. En dat zal zo’n geweldig gebeuren zijn, dat daardoor de hele wereld dit als een onbegrijpelijk wonder zal zien. Want Paulus heeft gezegd: ‘Als hun val de rijkdom van de wereld betekent, hoeveel te meer hun volheid.’ En dan komt de verborgenheid (het ‘mysterie’ staat er letterlijk) het geheimenis openbaar. Namelijk het zal zijn als het leven uit de doden, als Israël tot bekering gekomen is en als Jood en heiden één gemeente zijn. Dan zal dat zo’n aantrekkingskracht hebben op de wereld dat het zal zijn als een opwekking, een opleving. Leven uit de doden. Misschien heeft Paulus het beeld van Ezechiël 37 wel voor ogen gehad.
Vers 26 zegt dat de Verlosser uit Sion zal komen. In Jesaja 59 vers 20 staat: de verlosser zal tot Sion komen. Er naar toe. In het Hebreeuws ‘le tsion’.
Als Paulus en de apostelen citeren uit het Oude Testament doen ze dat meestal niet uit het Hebreeuwse Oude Testament maar uit de Septuaginta , de Griekse vertaling van het Oude Testament. Wat zegt de Septuaginta? Die gebruikt het woordje voor: vóór Sion. In het belang ván Sion.
Waarom gebruikt Paulus dát woord niet? Paulus verandert dat gewoon. Hij zegt ‘ex Sion’: úit Sion. Zo citeert hij het in Romeinen 11 vers 26. Dat gebeurt meer, hoor, dat teksten geciteerd worden en net een klein beetje veranderd worden, aangepast aan de context. Een gevaarlijk onderwerp, daar ga ik verder niet op in. Maar Paulus doet het wel, want Paulus is de heidenzendeling. En Paulus gaat de wereld in om de heidenen het Evangelie te verkondigen. Hij heeft er gewoon van gemaakt: úít Sion zal Christus, het Evangelie, zullen de apostelen en de boodschap uitgaan naar de heidenen, úít Jeruzalem. Paulus verandert dat omdat hij apostel der heidenen is en daarmee de heidenzending verdedigt. Christus en het Evangelie van Christus komen úít Jeruzalem en gaan naar Rome.
Nog even heel persoonlijk gemeente. Als God de natuurlijke takken niet spaart bij gebrek aan vrucht, dan spaart Hij zeker de wilde takken niet: de heidenen, de volken die geen vrucht dragen voor hem. Neemt u die waarschuwing mee? Verspreiden wij het Licht van Christus? Kunnen mensen aan ons zien dat we van Jezus zijn en dat we het lichaam van de Heere Jezus zijn? Daarom roept Paulus ook op tot zelfbeproeving. Vers 18 en 20. Hij zegt: Wat ik nu allemaal vertel is niet om jullie op de borst te laten slaan. Zo van: ‘Nu zijn wij het! En die Joden niet.’ Nee. Wees niet hooggevoelende, maar vrees! Onderzoek jezelf.
God zal Zijn Geest geven. En Israël (wat botten en schedels) zal weer leven. In een droog karkas zit geen leven, maar daar komen vlees en beenderen op, en een huid en zenuwen. Aan de buitenkant kan het heel wat lijken. De hele vallei was ermee bezaaid maar ze verroerden geen vinger. Dode rechtzinnigheid is geen leven. De Geest moet erin komen. De profetie, het Woord, de Heilige Geest in je hart. En dan gaat het branden van liefde en van verlangen. Dat is Pinksteren: en gij zult leven, leven voor God uit de Geest. In de heerlijke wetenschap: Ik ben Zijn eigendom, gered door het bloed van de Heere Jezus; we zijn kinderen van Abraham. Dán ben je een echte Israëliet. Galaten 3.
Wie uit het gelóóf van Abraham is, is een kínd van Abraham. En Abraham heeft Christus van verre gezien, geloofd en omhelsd. En dat heeft u nodig, gemeente, jongelui: Christus zien. En dat hoeft niet eens van verre hoor. Want bij Abraham zat daar 2000 jaar tussen. Maar wij hebben de Bijbel, de uitleg, Golgotha, de hof van Jozef, de hemelvaart. Als je uit het geloof van Abraham bent, dan ben je een zoon van Abraham. Maar bén je dat? Want het gaat over Israël, maar het gaat ook over u en over mij en de hele wereld. Is de Heere Jezus je dierbaar? Vlucht u steeds weer tot hem met al uw zonden en gebreken, en ongeloof, en onbewogenheid over Israël of over de heidenen? Een kind van Abraham heeft het geloof van Abraham. Alles loopt uit op de lofprijzing van God in het eind van dit hoofdstuk.
Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen.
Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Amen
Slotzang: Psalm 69: 14
Gij hemel, aard’ en zee, vermeldt Gods lof;
Laat al wat leeft Zijn trouw en goedheid prijzen;
Want God zal aan Zijn Sion hulp bewijzen,
En Juda’s steên herbouwen uit het stof.
Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad;
God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen;
Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad,
Zij die Zijn Naam beminnen, erf’lijk wonen.