Ds. J.S. van der Net - 2 Samuël 17 : 23

Gods worsteling om het behoud van Achitofel

in de belijdenis van de zonde van David
in het opvolgen van de raad van Husaï
in het neerslaan van de opstand van Absalom

2 Samuël 17 : 23

2 Samuël 17
23
Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 62: 12
Zingen : Psalm 51: 1
Lezen : Psalm 111: 2, 3 en 6
Zingen : Psalm 139: 1
Zingen : Psalm 139: 14
Zingen : Psalm 32: 2

Het Woord van God dat ik u met de hulp van de Heilige Geest zou willen prediken, kunnen we vinden in het Schriftgedeelte dat we ook samen gelezen hebben, 2 Samuël 17: 23. We lezen daar het Woord des Heeren aldus:

 

Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij de ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.

 

Deze Schriftwoorden bepalen ons bij Gods worsteling om het behoud van Achitofel.

 

We zullen stilstaan bij drie gedachten:

 

1. in de belijdenis van de zonde van David;

2. in het opvolgen van de raad van Husaï;

3. in het neerslaan van de opstand van Absalom.

 

1. In de belijdenis van de zonde van David

David is koning van Israël. Als koning van Israël moest hij zich onderscheiden van de andere vorsten, die regeerden over de volkeren om Israël heen. Immers, die heidense koningen waren allemaal despoten. Bij die andere oosterse koningen was je nooit zeker van je leven. Maar zo mocht het bij David niet zijn. Eigenlijk was Gód Koning in Israël. David was Zijn plaatsvervanger. David moest regeren bij de gratie van God. David moest regeren in de Naam van de Heere. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat David als koning van Israël een herder moest zijn voor zijn volk. U en jullie weten wel dat een herder zijn schapen moet beschermen en leiden. Zo moest ook de koning van Israël het volk leiden en beschermen in de vreze des Heeren.

 

Om hem daarbij te helpen, had God aan David wijze raadsheren gegeven. We zouden tegenwoordig zeggen: ministers. Een van die raadsheren, een van die ministers, was Achitofel. Hij was begiftigd met een bijzondere wijsheid. Zijn raad, zijn advies had zoveel gezag dat het bijna op één lijn gesteld werd met een uitspraak van God Zelf. We lezen dat letterlijk zo: En in die dagen was Achitofels raad, die hij ried, alsof men naar het Woord van God gevraagd had. Het werd bijna gezien als een uitspraak van God. Zo veel gezag had deze wijze Achitofel.

 

Maar wat gebeurt er? Er is oorlog uitgebroken tijdens de regering van David tegen de Syriërs en de Ammonieten. Nu gebeurde dat wel meer, maar deze oorlog had toch wel een bijzonder tintje. Het was namelijk een strijd tegen de Syriërs en de Ammonieten, een strijd voor de eer van de Heere en de eer van Zijn volk. De gezanten van koning David waren door de Ammonieten namelijk vreselijk beledigd, en God was ook beledigd. Het was een oorlog om de eer van de Heere en Zijn volk. Maar wat gebeurt er? Hoewel David het anders wel deed, deze keer ging David niet met het leger mee; hij blijft rustig in Jeruzalem.

Dit heeft ons iets te zeggen. Daar blijkt een zekere zelfgenoegzaamheid uit bij David. Dat David eigenlijk vond dat hij wel genoeg macht had, dat hij het zeker wel zou winnen, hij hoeft er helemaal niet bij aanwezig te zijn, dacht hij.

Dat lijkt zo voor het oog maar een kleine zonde, maar hoe verschrikkelijk zijn hier de gevolgen. Immers, in deze oorlogsperiode bedrijft David de zonde met Bathséba. En als de gevolgen van deze zonde voor de dag dreigen te komen omdat Bathséba zwanger is van David, probeert David het donkere spoor van die ene zonde uit te wissen met een andere zonde. Ach, het is zo vreemd niet. Dat is toch zo vaak onze gewoonte, gemeente, meisjes en jongens? Dan proberen we zo de ene zonde weg te moffelen door een andere zonde. Hoe komt dat? Omdat we maar niet willen geloven dat alleen Jezus' bloed de sporen van de zonde volledig uitwist. Dat middel van Jezus' bloed wordt pas het allerlaatste ter hand genomen als het andere niet helpt en God Zelf ons op dit enige reinigingsmiddel wijst.

 

David probeert de ene zonde met de andere zonde recht te breien. Want wat doet hij? De man van Bathséba, Uria, wordt van het front teruggeroepen om deze schanddaad van de koning met zijn eigen naam te dekken, opdat het kind dat geboren zal worden toch op de naam van Uria zou komen te staan. Deze list lukt echter niet, ondanks het feit dat David zelfs zo ver gaat dat hij Uria dronken laat voeren om hem maar in bed bij Bathséba te krijgen.

Gemeente, het is een en al liederlijkheid wat hier gebeurt. Want als deze list niet lukt, gaat David het zwaard van zijn vijand gebruiken om de trouwe officier van zijn lijfwacht om het leven te brengen. Op een geraffineerde manier weet David Uria uit de weg te ruimen om straks zijn vrouw Bathséba als oorlogsweduwe te trouwen, als een heel edelmoedige daad van David. Uria krijgt een brief mee van David voor Joab. Hij wordt geplaatst op een van de vooruitgeschoven posten aan het front. De vijand zal de rest doen, want Uria sterft aan het front. Dat is nu David. Die vrome koning bij de gratie van God. Dat is nu David, de man naar het hart van God. Dat is nu David, die zulke prachtige, innige psalmen heeft geschreven, die we toch ook zo graag zingen?

 

Natuurlijk, Bathséba had ook wel schuld, maar dat neemt niet weg dat David zich in één woord schandelijk gedragen heeft. Hij was nog erger dan de oosterse despoten, want die waren in ieder geval nog zuinig op hun lijfwachten. Maar dezen waren bij David zelfs niet veilig. Vreselijk! Volgens de wet van God stond daar twee keer de doodstraf op.

 

Dit hofschandaal is niet verborgen gebleven. Paleispersoneel, de mensen in Jeruzalem, het is het gesprek van de dag geweest. En er is er één die zich wel heel erg gestoten heeft aan het gedrag van David, namelijk Achitofel. Met zijn grote verstand heeft deze minister gelijk ingezien dat de koning op deze manier zijn koningschap op een vreselijke manier misbruikt. David, koning bij de gratie van God, onderscheidde zich in niets meer van de heidense despoten. Hij was net zo wreed. Achitofel is diep geschokt.

Er was ook nog een ándere reden. Weet u welke? Wel, Achitofel was zelf, persoonlijk, in dit hofschandaal betrokken. Achitofel was namelijk de grootvader van Bathséba. Hij had een zoon, Eliam. Die maakte samen met Uria deel uit van de lijfwacht. Daar lag al een hele nauwe verbinding. Die Eliam was weer de vader van Bathséba. Eliam en Uria moesten waken voor het leven van David en de dood was de beloning. Dat was al een hele ontreddering. En Eliam was de vader van Bathséba, die weer getrouwd was met Uria. Bathseba was dus de kleindochter van Achitofel en Uria zijn kleinzoon. Wat moet dat voor Achitofel geweest zijn dat David zo met zijn kleinkinderen handelt. Het heeft hem tot in het diepst van zijn ziel gekrenkt. Er groeit wrok tegen koning David. Uiterlijk blijft hij een welwillend onderdaan, maar in zijn hart kropt de haat zich tegen David op.

 

Wees eens eerlijk, zou het bij u anders zijn? Je zult bijvoorbeeld maar in dezelfde kerk zitten met iemand die je kleinkind of je dochter seksueel misbruikt heeft. En die heeft misschien nog wel een positie in de maatschappij waar je tegenop moet zien. Of je zult maar in dezelfde kerk met iemand zitten of met iemand samen moeten werken, die door drankmisbruik ervoor gezorgd heeft dat een van je kinderen gestorven is. Noemt u maar op. Hoe zou u reageren? Dan is er toch ook een drang tot vergelding? Dan is er toch ook wrok in het hart? Veronderstel dat je dan nog in dezelfde kerk zit en dezelfde psalmen zingt en dezelfde belijdenis hebt. Zou het anders zijn?

 

Wat gebeurt er nu met David? God komt hem bezoeken in de persoon van Nathan, de profeet. Hij gaat voor David staan en wijst de koning op zijn schuld voor God. Het zesde en zevende gebod gaan als een wals over de ziel van David heen, zodat David ineenkrimpt en zijn zonden belijdt voor God en zodat hij in zondenood is gaan roepen: Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn. David smeekt om vergeving. Hij roept om de besprenging met het bloed van de Heere Jezus Christus. Hij rechtvaardigt God in Zijn oordeel over zijn leven, maar hij schreeuwt ook om genade.

En dan het wonder. God is een God Die de zonde vergeeft. David zingt het later ook: 'Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.' Die door-en-door slechte David wordt door God gerechtvaardigd. God ziet hem aan alsof hij nooit zonde gekend of gedaan had. Een diepe vrede komt in het hart van David en het geheim van Gods vergevende liefde wordt ervaren. Uit louter genade vergeeft de Heere de schuld.

Dat deed de Heere niet omdat David zo'n diep berouw had. Dat deed de Heere ook niet omdat David zijn zonde zo aangrijpend beleed. De Heere deed dat uit genade, uit soeverein welbehagen. David heeft van Gods vergevende liefde niet kunnen zwijgen. Dat was zo oneindig groot dat hij daarvan moest getuigen. Leest u het maar in Psalm 51: Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen. Getuigen van Gods goedertierenheid.

 

In dit getuigenis van David komt de Heilige Geest ook tot Achitofel. Ook in het hart van Achitofel zal er alleen maar vrede zijn als hij zich net als David leert verheugen over Gods genade. Genade bewezen aan de grootste der zondaren. Zo komt de Heilige Geest tot Achitofel met het getuigenis van David. Maar die wijze Achitofel wil er niets van weten. Hij kan zijn koning niet vergeven. Is dat nou recht? De doodstraf staat erop. Is dat nou een koning bij de gratie van God? Het kan niet, het bestaat niet. 'Ja maar, Achitofel, de Heere is zo overgekomen en de Heere heeft zijn zonden vergeven. Het is zo wonderlijk. Luister toch, Achitofel, naar die vergevende liefde van God!'

 

'Ja, ja, het zal wel. Ik merk het wel. Het is jouw kleinkind niet en jouw kleinzoon niet en jouw zoon niet. Het zal je eigen kind maar zijn. Het zal je eigen kleinkind maar zijn, dan piep je wel anders.'

'Ja maar, luister naar wat David zegt met tranen in zijn ogen.'

'O ja, ook dat nog. Tranen, is dat nou recht? Bestaat niet. God is rechtvaardig.'

Hier blijkt dat Achitofel zichzelf niet kent als zondaar ten opzichte van God. En wij? Bent u die Achitofel in uw eigen hart al tegengekomen?

Hoe kom je die tegen? Wel, als je van je eigen zonde niets wilt weten. Als je jezelf zo eerlijk en rechtvaardig acht en dan op een ander neerkijkt, die zulke vreselijke zonde gedaan heeft. Wat een ergernis kan er niet in je hart zijn als je sommige mensen hoort praten over genade. Nou, je weet genoeg van hun leven… en dan gaan ze nog aan het Avondmaal ook!

Dan mogen we voor het oog van de mensen evenals Achitofel veel beter lijken dan David, maar in de ogen van God zijn we niets beter. Als de Heilige Geest ons ontdekt aan onze zonden, gaan we ons ook niet boven David verheffen. Dan komt er een tijd in ons leven dat we naast David staan in diezelfde gebogen houding van 'Genâ, O God, genâ, hoor hoe een boeteling pleit'.

Wat kan het dan een troost zijn dat de Heere deze koning genadig is geweest. Dan krijgen we uit deze vreselijke geschiedenis toch hoop. Want dat is de boodschap hier voor ons en voor Achitofel: God is goed voor slechte mensen. Om te vergeven, neemt de Heere redenen uit Zichzelf, in Christus Jezus. Dan hoeft er van onze kant niets bij. Hoor je het getuigenis van Gods liefde bij David? Zo komen we bij ons tweede punt: 'In het opvolgen van de raad van Husaï'.

 

Maar laten we eerst samen zingen Psalm 139 vers 1:

 

Niets is, o Oppermajesteit,

Bedekt voor Uw alwetendheid.

Gij kent mij, Gij doorgrondt mijn daân,

Gij weet mijn zitten en mijn staan:

Wat ik beraad of wil betrachten,

Gij kent van verre mijn gedachten.

 

 

2. In het opvolgen van de raad van Husaï

Achitofel blijft zich verzetten tegen David. Hij dient de koning, maar er is geen vrede en vreugde in zijn hart. Hij kan ook niet begrijpen dat God deze man, die zoveel onheil in zijn familie heeft gebracht, nog langer op de troon kan dulden. Maar dan ineens flikkert de hoop van Achitofel op. Er schijnt toch een rechtvaardige God te zijn. Want wat gebeurt er? Er breekt een burgeroorlog uit. Veel mensen waren door de zonde van David toch wel in een soort anti-stemming tegen David gekomen. En Absalom, zijn eigen zoon, maakt daar gebruik van. Hij verzet zich tegen zijn vader, om zo zelf op de troon te komen. Vreselijk als je je verzet tegen je vader. En nog vreselijker is het verzet tegen God. Want Absaloms vader, David, is toch de gezalfde van God. Dat maakt het verzet zo verschrikkelijk. Maar Absalom geeft niets om de God van zijn vader, en daarom geeft hij ook niets om zijn vader. Hij weet de ontevredenen om zich heen te verzamelen en hij roept de revolutie uit.

 

En ... Achitofel verheugt zich, nu Absalom een greep naar de macht heeft gedaan. Eindelijk, eindelijk wordt David door God gestraft. Er is dus toch een God Die leeft en op deze aarde vonnis geeft. Is Absalom niet duidelijk een instrument van de allerhoogste Rechter, van God?

Wat doet Achitofel? Hij schaart zich aan de kant van de opstandelingen. Eindelijk zal hij zich op koning David wreken; en met raad en daad staat hij Absalom terzijde. Als David hoort dat Achitofel Absalom als raadsheer dient, slaat hem de schrik om het hart. Achitofel, zo'n wijs man met zo' n diep inzicht. Dan gaat David bidden: 'Heere, maak toch Achitofels raad tot zotheid. Heere, grijp toch alstublieft in en maak die raad van Achitofel tot dwaasheid.’

Wat adviseert Achitofel aan Absalom? Hij adviseert de achtergebleven vrouwen van David te nemen en dan met twaalfduizend man David te achtervolgen. Want mentaal is men er zo slecht aan toe en zo vermoeid, dat de overwinning zo maar voor het grijpen ligt. 'Als dit plan wordt uitgevoerd,' zegt Achitofel, 'is de overwinning voor jou, Absalom!'

 

Maar wat gebeurt er? De Heere komt tussenbeide. Husaï, Davids vriend, weet zich bij Absalom te voegen onder de schijn dat hij overgelopen is naar de opstand. En hoewel Achitofels raad in ieders ogen goed was, wilde Absalom ook de raad van Husaï weten. Husaï doorzag de bedoeling van Achitofel wel. David mocht geen enkele gelegenheid krijgen zich te herstellen. Daarom wendt Husaï al zijn welsprekendheid aan en adviseert hij een algemene mobilisatie uit te roepen. En toen zei Absalom: 'De raad van Husaï, de Archiet, is beter dan Achitofels raad.'

 

Hier, op deze vergadering, grijpt de Heere in! Anders had dit nooit kunnen gebeuren. Maar als die raad van Husaï wordt geaccepteerd in plaats van die van Achitofel, doet God dat niet om Achitofel te verderven, maar juist om hem te behouden. Het afwijzen van zijn goede raad is een roepstem van God. Zo laat de Heere aan Achitofel zien dat David niet mag verliezen. God wil David weer op de troon zetten in Jeruzalem. In zo'n koning wil de Heere Zijn genade verheerlijken. En uit deze koning moet de Christus, de Zaligmaker geboren worden. Als David niet weer op de troon zou komen en gedood zou worden, dan was de zaligheid afgesneden. Daarom, om Achitofel te behouden, snijdt God de weg van de wraak van Achitofel af.

 

Voor deze wijze raadgever is dat echter wel heel wat. Je kleindochter seksueel misbruikt, tot weduwe gemaakt, je kleinzoon vermoord, je zoon ontredderd. Wat een gekrenkt rechtsgevoel. Het is vertrapt bij hem. Er is zo'n verbeten woede in zijn hart dat er vergelding moet plaatsvinden.

Maar nu hij de gelegenheid heeft om zijn gekrenkte eer te wreken, grijpt God in. Achitofels goede raad wordt afgewezen. Zo dwingt de Heere Achitofel weer naar David terug. In dit afwijzen van zijn raad roept de Heere Achitofel toe: 'Achitofel, bekeer je, bekeer je. Val Mij te voet! Ik ben de God Die goddelozen rechtvaardigt. Val voor Mij in het stof te voet, dan zult ook u gered worden. Bekeer je, keer weder Achitofel. Buig onder Mij.’

 

Maar hoe meer de Heere worstelt om Achitofels behoud, des te meer komt er naar buiten wat er in zijn hart leeft. Eerst bleek deze wijze raadsheer alleen maar tegen David te strijden, maar nu komt ook voor de dag dat hij zich tegen God verzet. Hij vindt het niet goed wat God doet. Hij verdenkt God in Zijn liefde. Hij kan niet uitstaan dat God Zich over deze goddeloze koning ontfermt, die zo'n puinhoop van zijn familie had gemaakt. Achitofel verzet zich tegen Gods vrije genade. Hij verzet zich tegen Gods verkiezende liefde. Hij wilde maar niet inzien dat Davids behoud ook zíjn behoud was en dat Davids ondergang ook zíjn ondergang betekende.

Achitofel besefte immers heel goed hoe zijn raad wordt afgewezen. Dat is niet door Husaï, maar door God Zelf bestuurd. Het is God Zelf Die hier ingegrepen heeft. Wat zal Achitofel doen? Zal hij luisteren naar deze dringende roepstem van God? Zal hij zich bekeren tot de God van David?

Gemeente, wat is Gods liefde toch groot. Wat doet de Heere een moeite om Achitofel te redden. Wat spreekt God duidelijk in deze gebeurtenissen. Het is één grote dringende roepstem van God: 'Keer weder, wendt u naar mij toe.' Want de Heere laat deze Achitofel zien dat zondige, goddeloze mensen om niet gerechtvaardigd worden.

 

Maar deze wijze raadsheer is dwaas. Hij wil het niet zien. Hij kan niet uitstaan dat God David bij de hand neemt. De man die zijn kleindochter seksueel misbruikt heeft, een moord op zijn geweten heeft en nog veel meer.

Je ziet steeds weer dat het onbekeerde hart in verzet komt tegen Gods genade. Hoe meer de Heere Zijn liefde toont, des te feller wordt de tegenstand van de mens. Zo was het toch ook bij de Heere Jezus? Wanneer in de Heere Jezus Gods liefde vlees en bloed heeft aangenomen, stuit Zijn prediking af op het verzet van de Joden. Genade …, die hoeven ze niet. En hoe meer de Heere Jezus de genade en de ontferming van God verkondigt voor goddelozen, voor zondaren, hoe meer Hij Zich in laat met hoeren en tollenaren, des te meer komt de vijandschap naar boven, tot aan het kruis toe waar God Zijn onmetelijke liefde het heerlijkst openbaart.

 

De aanleiding tot Achitofels ergernis is Davids zonde. Dat is waar, maar de oorzaak moeten we zoeken in Achitofel zelf. Bent u deze Achitofel ook al in uw eigen hart tegengekomen? Dan hoef je nog niet eens een kind te hebben met wie incest is gepleegd  of dat misbruikt is, of noem maar op wat er allemaal gebeurd kan zijn. Zo is het immers met ieder wiens hart door zondekennis en schuldbesef niet gebroken is. Wanneer we onszelf rechtvaardigen, zijn we het met de manier waarop God rechtvaardig maakt helemaal niet eens.

Zo heeft de Heere Jezus het toch ook verteld in de gelijkenis van de verloren zoon? Bij de oudste zoon was ergernis, omdat de vader de jongste zoon ontving die alles met de hoeren had doorgebracht. Hij heeft het wonder van zijn vaders liefde niet geteld. Zo was het ook met Achitofel. Ondanks zijn wijsheid, ondanks zijn scherp verstand, was hij blind voor het wonder van Gods vergevende liefde. Daarom wordt in deze Achitofel de natuurlijke kerkmens getekend. De kerkmens die het geheim van Gods genade niet wil verstaan, namelijk dat mensen die wij ongeschikt achten, door God in genade worden aangenomen.

 

We moeten ons bekeren en smeken om Gods zaligmakende genade. Als die in ons hart verheerlijkt wordt en de liefde van God daarin wordt uitgestort en we onszelf zien in het juiste licht – dan wordt zonde tot zonde, en schuld tot schuld.

Als ik mezelf zie in de spiegel van Gods heilige wet, kom ik geen millimeter boven een ander uit. Dan kom ik erónder te staan. En als de Heilige Geest ons dan in de juiste houding tegenover Gods soevereine genade plaatst, worden we ten opzichte van Hem wie we werkelijk zijn: een rechteloze zondaar. Alle gronden waarop we zo graag willen staan, worden ons dan onder de voeten weggegraven. Dan is er geen kritiek meer op God. Dan zeg je: 'Hoe heb ik gedurfd?' Dan leer je met David pleiten op genade alleen. Genade in het bloed van Jezus.

In Jezus alleen heeft God Zijn liefde, die een liefde van het welbehagen is, zo rijk geopenbaard. Achitofel in ons eigen leven! Ook na ontvangen genade, hoor! Gods kinderen kunnen zó veel van Achitofel terugvinden in hun hart! Het is een zegen als God ons daaraan ontdekt en als we weer eens kopje onder gaan met alles van onszelf, opdat we heengedreven worden naar Davids grote Zoon, de Heere Jezus. Bij Jezus aan de voet van het kruis leren we het diepst van onze zonden en onze verlorenheid zien. Maar dan mogen we ook het rijkst de machtige liefde van God zien die eeuwig Hem bewoog om Zich over doodschuldige zondaren te ontfermen. Bij het kruis van Jezus komen we in de juiste verhouding te staan tegenover Gods eeuwige verkiezende liefde.

 

De raad van Husaï is dus ook een roepstem van God.

Ten slotte willen we nog stilstaan bij onze derde gedachte. Maar we zingen eerst nog Psalm 139 vers 14:

 

Doorgrond m', en ken mijn hart O, Heer'!

Is 'tgeen ik denk niet tot Uw eer?

Beproef m'. en zie of mijn gemoed

Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt,

En doe mij toch met vaste schreden

Den weg ter zaligheid betreden.

 

3. In het neerslaan van de opstand van Absalom

Gods soevereine liefde verdenken wanneer Hij Zich richt tot een ander, is heel erg. Maar nog vreselijker is het deze liefde te verachten als zij zich richt op onszelf. Dat is weer een stap verder op de weg der verharding. Zo is het ook in de gelijkenis van de verloren zoon. De oudste zoon kon ten eerste niet uitstaan dat zijn vader zich over zijn slechte broer ontfermde, wilde vervolgens niet naar binnen en maakte ten slotte zijn vader verwijten. Daarbij sloeg hij de nodiging van zijn vader af en wilde hij geen deel nemen aan het feest. Hetzelfde zien we bij Achitofel. Als Gods liefde zich tot David richt, de zondaar, dan is Achitofel allereerst vertoornd. Als de Heere met Zijn liefde tot Achitofel zelf komt, versmaadt Achitofel deze liefde vervolgens.

 

Immers, het is de Heere Die het zó leidt dat de raad van Achitofel bij Absalom geen gehoor vindt. Absalom moet ten val gebracht worden. God zal David weer op de troon zetten in Jeruzalem. Uit David zal de Messias geboren worden tot behoud van zondaren. Daarom snijdt de Heere hier Achitofel de pas af. En deze raadsheer met zijn scherpe verstand ziet het heel goed: nu zijn raad is afgewezen, zijn alle kansen voor Absalom verkeken. Dat betekent ook zijn eigen ondergang.

Wat is Gods geduld met Achitofel nog oneindig groot. Want nu alle deuren voor Achitofel zijn dichtgevallen, staat er nog één deur voor hem open. De Heere heeft hem aan alle kanten in het nauw gedreven, opdat hij door die ene deur zou gaan, de deur van de bekering, waar hij als een rechteloze zondaar het welbehagen van God erkent. Hier staat God nog met uitgebreide armen. 'Achitofel, bekeer je, kom, laat ons samen richten. Al waren je zonden als scharlaken, Ik zal ze maken als witte wol, al waren ze rood als karmozijn, Ik zal ze maken wit als sneeuw. Bekeer je, Achitofel'.

Wat zal Achitofel doen?

 

Toen hij zag dat zijn raad niet opgevolgd werd, verliet Achitofel de raadzaal. Hij zadelde zijn ezel en ging naar zijn huis in Gilo. Hij trof nog allerlei voorbereidingen. Hij heeft kennelijk heel kalm en overwogen alles gedaan. En daarna beroofde hij zich van het leven. Hij hing zichzelf op. David zal weer koning worden, maar hij wil met David niet meer leven. David in ballingschap en dood, dat scheen hem recht. David op de troon, dat lijkt hem het grootste onrecht.

Achitofel is te pletter gelopen tegen de onverzettelijke muur van Gods welbehagen. Zijn zelfmoord was een protest tegen God en de mensen. Het dode lichaam van Achitofel heeft daar gehangen als een protest tegen God en tegen David. Dat dode lichaam heeft daar gehangen als een fel protest tegen de troon boven in de hemel en de troon hier op de aarde. Hij is gestruikeld en gevallen over de steen des aanstoots waaraan allen zich ergeren die zich niet van harte willen bekeren: de verkiezing van God.

O, dat God zondaren vrijspreekt, dat God goddelozen rechtvaardigt, dat God een koning verkiest die zich te buiten gaat en speelt met het leven van zijn onderdanen en zijn kleinzoon gedood heeft – dat is te veel voor Achitofel. Hij kan niet uitstaan dat God een man die zijn familie te schande gemaakt heeft, weer in genade aanneemt. En toog naar zijn huis (…) en verhing hij zich. Achitofel grijpt naar de strop, omdat hij zich niet wilde bekeren. Hij kon Davids misdaad niet vergeven, omdat hij niet wilde geloven in de vergeving van God.

 

Nu zit er een man of een vrouw in de kerk die zegt: 'Allemaal mooi gepreekt, dominee, maar het zal je kind maar zijn. Het zal je zoon maar zijn, het zal maar in je familie gebeuren, die zal maar in dezelfde kerk met je zitten, en die lopen dan nog vroom te praten ook. En… had Achitofel dan geen gelijk? Het recht van God moet toch gehandhaafd worden, de doodstraf stond er toch op?'

Het antwoord op deze vragen geeft het Nieuwe Testament. Immers, de gebeurtenissen hier aan het hof van koning David vinden hun vervulling en hun verdieping in het Nieuwe Testament. Denk aan een andere zelfmoordenaar: Judas. De Heere Jezus Zelf heeft van Judas rechtstreeks een lijn getrokken naar Achitofel. Als Hij namelijk over het verraad van Judas spreekt, citeert hij Psalm 41. Een Psalm waarin David ook spreekt over het verraad van Achitofel.

 

Er zijn veel overeenkomsten tussen Achitofel en Judas. Achitofel was iemand uit de kring van de ministers. Judas was uit de discipelkring van de Davidszoon Christus. Zoals Achitofel heulde met Davids vijanden, zo was Judas ook overgelopen naar de vijanden van de Heere Jezus. Judas heeft ook zelfmoord gepleegd, want hij droomde van een aards Messiaans rijk, waarvan Jezus de Koning was. Maar toen de weg van de troon afboog naar het kruis, kwam er ergernis in Judas' hart. Hij wilde Jezus wel erkennen als Koning, maar hij weigerde Hem te erkennen als Priester, Die Zichzelf offert voor verzoening van de zonden. Uit protest tegen Jezus, Die gesproken heeft van kruis en lijden, keert Judas zich van Jezus af en hij verraadt zijn Meester aan de vijanden.

 

Er is echter ook verschil tussen Achitofel en Judas. Immers, als hij over David sprak, kon Achitofel volhouden: 'Ik heb verraden schuldig bloed.' Judas moest erkennen: 'Ik heb verraden onschuldig bloed.' Als dan door het verraad van Judas de Heere Jezus aan het kruis hangt, zien we dwars door deze duistere daden heen de wonderlijke harmonie van Gods verlossingswerk. Want Christus hangt daar aan het vloekhout om ook al de zonden van David, Zijn vader in het vlees, te verzoenen. Alle graven van Davids huis, van David tot en met de Heere Jezus, zijn gedolven tussen twee galgen. Maar er is maar één graf dat van binnenuit is opengegaan. Dat is het graf van de Heere Jezus, om Zijn kinderen, die niets anders zijn dan goddeloze zondaren, te rechtvaardigen. Want Jezus betaalt alles, ook wat David tegen Achitofels huis bedreven heeft. In het offer dat elke dag in de tempel gebracht werd, had Achitofel het kunnen zien. 'Gewis, er is een God Die leeft en op deze aarde vonnis geeft.' In dat offer, dat heen wees naar het kruis van Christus, had Achitofel vrede kunnen vinden, maar hij heeft niet gewild.

 

Daarom, als Judas de Achitofel-rol speelt tegenover Davids grote Zoon, de Heere Jezus, krijgt Achitofel voor altijd ongelijk. Judas’ verraad en zelfmoord stelt ons Achitofels daad in het juiste licht. Ook hier verklaart het Nieuwe Testament ons het Oude Testament. Judas geeft het bewijs dat alle Achitofels zich tegen David verzetten, ook al zou David geen enkel kwaad hebben gedaan. Want de dood van Achitofel vond wel aanleiding in de zonde van David, maar de diepste oorzaak lag in de raadsheer zelf.

Het was het protest tegen het Evangelie van vrije genade. Maar ook schittert hier de liefde van Christus om die te aanbidden. Vrijwillig offert Hij Zich tot in de dood, opdat alle zonden van David verzoend worden. Nu is het verwijt van Achitofels schuldig bloed tot in alle eeuwigheid gesmoord. Nu schittert Gods genade weer. Want dat wordt voor al Gods kinderen de wonderlijkste ontdekking: hoe God Zijn genade betoont met handhaving van Zijn heilig recht. Davids zonde is volkomen verzoend. Zo is Davids bloed tóch onschuldig bloed. En Achitofel en Judas zijn verwezen naar de buitenste duisternis.

 

Gemeente, wil toch niet stug gelijk een paard weerstreven. 'Ja ja,' zegt u, 'maar uiteindelijk was hij toch niet uitverkoren.' Maar dáárom is Achitofel niet verloren gegaan. En daarom zult u of zul jij ook niet verloren gaan. Beslissend in Achitofels leven was zijn houding ten opzichte van God en David. Beslissend in het leven van Judas was zijn houding ten opzichte van Jezus. En dat is ook het beslissende in uw en jouw leven: hoe staan we ten opzichte van Jezus? Wat dunkt u van de Christus? Want in Hem is Gods verkiezende liefde zo rijk geopenbaard.

En nu, op dit moment, net als bij Achitofel, staat de Heere Jezus weer voor ons in het gewaad van Zijn Woord. Hij nodigt u, Hij nodigt jou. Dan is niemand een te groot zondaar; niemand heeft te veel ongerechtigheden. Daarom, heden, zo gij Zijn stem hoort, verhard u niet, maar laat u leiden. En wat is het wonder dan groot, als onze zonden en ongerechtigheid op de Heere Jezus worden gelegd. Zoals Luther het zegt: daar liggen ze pas goed, die zonden en die ongerechtigheid, op Jezus. Want door Hem worden ze verzoend. En hoe meer we gaan zien dat er in ons geen goed woont, des te rijker glans krijgt voor ons het woord 'genade'.

 

Nu kan het ook voor u, voor jou en voor mij. Al waren we duizend keer zondiger dan David, dan kunnen we nog behouden worden. Kom, Gods liefde is een eeuwig oneindige liefde.

'Ja,' zegt u, 'maar ik voel me zo ontzettend slecht.' Doe niet als Achitofel, maar vlucht toch met al uw zonden tot Jezus. Ik kan u verzekeren: Hij zal u nooit, nooit afwijzen. Hij heeft het beloofd: 'Wie tot Mij komt, die zal Ik geenszins uitwerpen.' Misschien zegt u: 'Ik durf niet en ik kan het niet.' Bid dan maar met de bruid: 'Trek mij en wij zullen u nalopen.' Want door het geloof in de Heere Jezus leren we zingen hoe rijk Gods eeuwige verkiezing is: 'Hij schenkt uit goedheid, zonder peil, ons 't eeuwig, zalig leven.'

En wanneer we die vaste Rots van ons behoud kennen, gaan we ook die andere lijn zo duidelijk zien van onze verantwoordelijkheid. Om te getuigen van Jezus, om te roemen in vrije gunst alleen.

Amen.

 

Slotzang: Psalm 32:5

 

Wil toch niet stug gelijk een paard weerstreven,

Of als een muil door domheid voortgedreven.

Gebit en toom, door 's mensenhand bestierd,

Beteug'len 't woest en redeloos gediert'.

Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen.

Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen,

Maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen,

Ziet zich omringd door Zijn weldadigheên.