Ds. C.G. Vreugdenhil - Handelingen 18 : 24 - 28
Apollos, een pionier in de vroege kerk
Handelingen 18 : 24 - 28
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 27:6 | |
Lezen : | Hand. 18:24 – 19: 8 | |
Zingen : | Psalm 32: 1 en 3 | |
Zingen : | Psalm 119: 17 en 32 | |
Zingen : | Psalm 106:26 |
Gemeente,
Het tekstgedeelte dat onze aandacht vraagt in de verkondiging van het Evangelie, is het stukje dat we lazen uit Handelingen 18: het slot van Handelingen 18, de verzen 24 tot en met 28. De verzen komen straks nog nader aan de orde.
Het gaat hier over: Apollos, een pionier in de vroege kerk.
Gemakshalve letten we op drie aandachtspunten:
- de prediking van Apollos;
- het onderwijs van Aquila en Priscilla;
- de zegen van God.
- De prediking van Apollos
Jongens en meisjes, weten jullie wie Apollos was? Apollos is een soort zendingsarbeider in de vroege kerk, net zoals Barnabas en Timotheüs en andere werkers van het eerste uur in de Nieuwtestamentische kerk. Apollos is een rondreizend prediker, die reist van stad tot stad om het Evangelie te verkondigen aan de mensen. Met grote gedrevenheid spreekt hij de mensen aan.
Er worden veel dingen genoemd, waarvan wij veel kunnen leren! De Bijbel zelf zegt ons wie Apollos is. Dat lees je in vers 24 en 25: En een zekere Jood, met name Apollos, van geboorte een Alexandrijn, een welsprekend man, kwam te Efeze, machtig zijnde in de Schriften. Deze was in den weg des Heeren onderwezen; en vurig zijnde van geest, sprak hij en leerde naarstiglijk de zaken des Heeren, wetende alleenlijk den doop van Johannes.
Apollos is dus een Jood, die oorspronkelijk uit Alexandrië komt. Alexandrië is in die tijd de hoofdstad van Egypte, een stad die wereldberoemd is, het centrum van wetenschap en cultuur. De bibliotheek van Alexandrië in die tijd heeft wereldbekendheid, wereldnaam en -faam. Daar wonen grote geleerden, zoals Philo, de Joodse filosoof. Later komen er grote theologen vandaan. Clemens en Origenes – misschien kent u die niet – maar één kent u natuurlijk wel: Athanasius. Van hem hebben wij nog een belijdenis. In Alexandrië is een Joodse gemeenschap. Uit die gemeenschap is Apollos afkomstig. Hij is niet zomaar een Jood, maar – en dat is eigenlijk heel bijzonder – hij gelooft in de Heere Jezus. Hij is een Messiasbelijdende Jood.
Nu lezen we in de tekst dat Apollos is onderwezen in den weg des Heeren. Dat wijst op het heilsplan van God, zoals dat in het Oude Testament geopenbaard is, met betrekking tot de Messias, Die komen zal en de verlossing teweeg zal brengen.
Trouwens, dat is een mooie uitdrukking voor het geloof: ‘de weg des Heeren’. Daarmee wordt in ieder geval bedoeld dat het niet maar alleen gaat om een bepaalde leer. Natuurlijk, dat ook! Maar als er staat ‘de weg des Heeren’, betekent het dat het ook gaat over ons leven. Het is de weg die God heeft aangewezen naar de zaligheid. Dat is niet alleen maar de leer, maar het is ook dat je leeft naar Gods geboden. De weg des Heeren, dat is de weg die je gaat als christen. Onder het juk van Christus, naast Hem: Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart (Matth.11:29). Dat heeft alles te maken met onze levenswandel, gemeente.
De oosterling bedoelt met de uitdrukking ‘de weg des Heeren’ aanschouwelijk onderwijs te geven over leer en leven. Het gaat over een weg; je gaat ergens naar toe. Een weg heeft een doel. Wat is het doel? Je kunt zeggen: dat je zalig wordt. Dat is belangrijk. Maar eigenlijk gaat het om de verheerlijking van God en de dienst aan de naaste. Daar heeft God de zaligheid aan verbonden! Dit is de weg, zegt de Bijbel, wandelt in denzelve (Jes.30:21).
In die zin komt ‘de weg’ verschillende keren voor, ook in het boek Handelingen, als het gaat over het christelijk geloof. Ik zal een voorbeeld noemen. In Handelingen 9 vers 2, waar Paulus, de vervolger, wordt getekend, staat dat hij de mensen vervolgde die van dien weg waren, de weg van Christus. In Handelingen 16 vers 17ontmoeten Paulus en Silas een vrouw met een waarzeggende geest, en dan zegt die vrouw: ‘Deze mensen verkondigen ons den weg Gods, den weg der zaligheid.’ Hier, in ons teksthoofdstuk, komt het nog een keer voor, in vers 26: Aquila en Priscilla leggen aan Apollos de weg van God nauwkeuriger uit.
Dat is vandaag nog actueel, gemeente! Wij vinden het geloof, het christelijk geloof, vaak alleen maar een leer. Dan zeggen wij: Als de leer maar zuiver is! Ja, maar het gaat om ons leven. Het gaat Gód om ons leven, natuurlijk vanuit de rechte leer. Maar het gaat Hem niet om een rechtzinnig hoofd, maar om een godvrezend hart.
Daarom is dat woordje ‘weg’ zo mooi voor het christelijk geloof. Het gaat om een leven dat verbonden is met de rechte leer, de ware godsvrucht voor Gods aangezicht. Want, gemeente, er is een groot gevaar in onze kringen, namelijk dat je heel orthodox bent, maar dat je de Heere Jezus niet lief hebt en niet weet van een godzalig leven. Dat is niet goed, want wat heb je dan nog?
We moeten ons laten gezeggen door de tekst. Alleen al heel simpel door de woorden: ‘de weg des Heeren’. Het gaat om onze levenswandel, onze levenshouding, om het stuk van de dankbaarheid. Daar gaat het God om in het leven van Zijn kinderen.
Dan mag ik u toch wel vragen, en ook aan de jongelui mag ik dat vragen: ‘Wandel jij, wandelt u op de weg van de Heere? Handelt u net als Hij? Leeft u net als Hij? Lijken we op de Heere Jezus? Komt God ook aan Zijn eer in ons leven, doordat wij het beeld van de Zoon van God gelijkvormig zijn?’ Veel uitdrukkingen in de Bijbel hebben te maken met het leven voor Hem. Denk eens aan Paulus, als hij aan de Kolossenzen schrijft: Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen (Kol.2: 6). Dat is belangrijk. Dat moet u doen, hoor. U moet de Heere Jezus aannemen, zegt de Bijbel. Maar dat is niet alles. Hij zegt: Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem. Daar komt onze levenswandel in beeld, de weg des Heeren.
Hoe kwam Apollos aan het christelijk geloof? Hoe kwam hij aan zijn onderwijs? Blijkbaar is hij in Alexandrië, in zijn woonplaats, discipelen van de Heere Jezus tegen gekomen, mensen die in Alexandrië zijn komen wonen. Dan wordt die Joodse leraar bekeerd. Zeg maar: hij wordt zelf leerling op de school van vrije genade. Hij wordt gezocht en gevonden door de Goede Herder. Door de genade van God krijgt hij zelf die noodzakelijke, persoonlijke, bevindelijke kennis van de weg des Heeren. Er is een wereld voor hem opengegaan. Hij ziet dat de Schriften van het Oude Testament vervuld zijn in Christus. Daar is hij helemaal door gegrepen.
Jongens en meisjes, ik moet jullie nog iets zeggen over het woord ‘onderwijzen’. Apollos is, ik denk al vanaf zijn jeugd, onderwezen. Dat staat in de Bijbel. In de grondtaal staat daarvoor het woord ‘catechisatie’. Dat is mooi, hè?
Gaan jullie graag naar de catechisatie? Weet je wat het doel van de catechisatie is? Op de catechisatie heeft Apollos de Heere Jezus leren kennen. Dus de catechisatie is niet alleen maar om de Catechismus uit je hoofd te leren en je vragen te maken, dat ook. Maar het doel van de catechisatie is: de Heere Jezus te leren kennen. Ik zou geen ander doel weten van het onderwijs in de christelijke gemeente aan de jeugd. Zo wil de Heere Zich openbaren.
Apollos heeft catechisatie gehad. Toen is in zijn hart de goede keus ontstaan. Hij wordt gedoopt en gaat behoren tot de gemeente van de Messiasbelijdende Joden in Alexandrië. Het is een man die zijn geloofsovertuiging niet onder stoelen of banken heeft gestoken. Hij gaat met dat Evangelie de wereld in.
Gemeente, wie door Gods genade iets van de rijkdom van het Evangelie van Jezus Christus mag leren kennen, wil dat toch ook graag doorgeven aan anderen? Zeker aan mensen die Hem nog niet kennen. Daar moet u uzelf maar aan toetsen. Hoe ligt dat in uw leven?
Daarna worden er veel positieve dingen van Apollos gezegd, van deze Alexandrijnse Jood. Hij heeft een goede, wetenschappelijke vorming gehad. Hij is vlot in het spreken. Hij is geoefend in denkkracht. Hij was machtig in de Schriften – machtig in de uitleg van de Schriften. Het gaat hier niet alleen maar over verstandelijke kennis van de Bijbel en van het Oude Testament, maar het gaat over het verstaan van binnenuit. Hij kent de kracht en de werking van het Woord van God. De verstandelijke kennis, de uitleg van de Schriften, gaat bij hem gepaard met de persoonlijke, bevindelijke kennis, de toepassing van de Schriften in zijn hart. Wij zouden zeggen: Apollos was een knap theoloog, maar wel één die de Heere vreesde.
‘Machtig in de Schriften‘ kan ook betekenen: ‘bekwaam’, ’ervaren’. De kennis van de Schrift is de wapenrusting geworden van Apollos. Hij is erin doorkneed. Dat blijkt ook wel uit vers 28, als hij voor de Joden uit de Schriften bewijst dat Jezus de Messias is.
Ik denk dat velen van ons jaloers kunnen zijn op de Schriftkennis van Apollos. Dat is heel belangrijk. Kennis van de Bijbel behoedt ons voor dwaalleer. Dat is vaststaan in het geloof. Hosea heeft geschreven: ‘Mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft.’
Nu hoeven we natuurlijk niet allemaal theologie te gaan studeren, maar wij mogen er best veel voor over hebben, gemeente, om de kennis van Schrift en belijdenis te verdiepen in ons leven. Daar is tijd voor nodig en die moet je er ook voor over hebben. Er worden in deze tijd heel wat aanvallen gedaan op ons, christenen. Daarom moeten we gefundeerd zijn in de Schriften.
Neem er de tijd voor om je de inhoud van de Schrift eigen te maken. Daar hebben wij veel middelen voor. Daarin zijn wij zo gezegend. Je weet niet half, hoe geweldig het is bij de gemeente van Christus te mogen horen. Er zijn gemeenteavonden, er is verenigingsleven, er is Bijbelstudie, prediking, catechisatie, de christelijke school. Wat is de Heere goed! Laten wij het gebruiken en elkaar stimuleren. Het is broodnodig in onze tijd om weerbaar te zijn naar de vijand toe.
Apollos is ook vurig van geest. Er gaat veel van hem uit. Door zijn enthousiasme spreekt hij de mensen aan. Hij legt beslag op de harten van de hoorders. De Heere komt daarin mee. Hij is een echte propagandist, die voor honderd procent achter zijn overtuiging staat. Wat een temperament, wat een aard!
En hij leerde naarstiglijk de zaken van de Heere Jezus, staat er. Herhaaldelijk spreekt hij, doceert hij, onderwijst hij, in overeenstemming met zijn intellectuele ontwikkeling en begaafdheid. Alles wat hij van de Heere Jezus weet, vertelt hij door aan de mensen. Hij laat zien: het is in het Oude Testament al voorzegd. Hij haalt al die bewijsteksten aan. Hij weet echt de mensen te overtuigen. Hij brandt van ijver om te werken en weet niet van ophouden. Altijd maar opnieuw is hij bezig in de dienst van Gods Koninkrijk. Wat een levende zaken allemaal, gemeente. En Hij doet dat niet uit eerzucht.
Wat ook belangrijk is: zijn vurigheid van geest brengt geen twistingen en scheuringen teweeg. Wat zijn er een twisten gevoerd in de kerk over allerlei dogmatische onderwerpen. Bijvoorbeeld over de roeping, over het aanbod van genade en over voor wie de beloften zijn en noem maar op. Heel vaak is het: hete hoofden en koude harten. Maar zo is het niet bij Apollos.
Uit alles blijkt dat Apollos een bijzonder begaafd man is. Machtig in de Schriften, vurig van geest, ijverig in het onderwijzen. Zelf onderwezen in de weg des Heeren. Dat is toch het belangrijkste. Anders praat je er alleen maar óver, niet eruít.
We lezen ook dat Apollos een welsprekend man was. Dat betekent: hij kan zijn diepe gedachten goed formuleren. Hij is geoefend in denkkracht, naar de trant van de Hellenistische wijsbegeerte in die tijd. Je zou zeggen: de mensen hangen aan zijn lippen. Als Apollos ergens spreekt, kun je een speld horen vallen, zo stil is het. Als hij ‘Amen’ zegt, zeggen de mensen: Is het nu al tijd? Zó spreekt Apollos. Hij is een begaafd iemand.
Dat is toch geweldig, gemeente, als zulke mensen mogen dienen en werken in de kerk. Hoeveel mensen zijn er niet die met hun begaafdheid de wereld ingaan om daar carrière te maken. Maar zo is Apollos niet. Hij wil met zijn gaven de Heere Jezus dienen.
Dat moet u ook doen. Dat moeten jullie ook doen, jongelui. De kerk heeft jullie nodig. Er zijn hier vast wel jongelui die geslaagd zijn voor het examen van de middelbare school. Je hebt natuurlijk bedacht: wat ga ik nu verder studeren? In de keus van je beroep moet je kijken naar de gaven die de Heere je heeft gegeven. Maar je moet ook kijken: waar kan ik dienstbaar zijn, op welke plaats in Zijn Koninkrijk, met mijn opleiding?
Wij komen in het Woord van onze tekst over Apollos ook nog dit tegen: een zekere Jood, met name Apollos kwam te Efeze. Vers 26 zegt: En hij begon vrijmoediglijk te spreken in de synagoge. Hoe hij daar gekomen is, weten we niet. De andere apostelen zijn uitgezonden vanuit Jeruzalem – één vanuit Antiochië – maar Apollos komt helemaal uit Egypte. Hij preekt in dezelfde synagoge waar Paulus nog kort tevoren het Woord heeft verkondigd, volgens vers 19.
In één opzicht zullen de mensen misschien meer voor Apollos gekozen hebben dan voor Paulus, namelijk vanwege de gave van zijn welsprekendheid. Misschien hebben die mensen hen wel met elkaar vergeleken en een voorkeur gehad voor Apollos.
Zo gaat ook Apollos naar zijn volksgenoten, naar de Joden in de synagoge van Efeze om hen ervan te overtuigen dat Jezus de Messias is. Zo zien we hem zitten op het preekgestoelte met een geopende boekrol van het Oude Testament in zijn handen. Hij onderwijst de aanwezigen met veel vuur. Hij brandt van verlangen om aan anderen het Evangelie van de Heere Jezus bekend te maken. Hij wil niets liever dan dat de mensen komen tot hetzelfde geloof als wat hij ontvangen heeft door Gods genade.
Hij heeft ontdekt dat het Oude Testament vol staat met profetieën over de Heere Jezus. Hoe meer hij de Schriften leest, des te rijker ze voor hem worden. Alles stroomt over van het heil. Wat een wonder dat het zover mocht komen in het leven van Apollos.
Hier zie je, gemeente, jongelui, dat de Heere Jezus onderwijs en opvoeding wil zegenen. Apollos heeft catechisatie gehad. Wat een heerlijke vrucht is daar het gevolg van. Wat is de alwetende God wijs in het leiden van Apollos’ leven, dat hij nu net precies in Efeze terechtkomt. Wat hem daarheen gedreven heeft, weten we ook niet, maar God heeft hem daar gebracht.
Want u gelooft toch ook wel dat God ons leven leidt? Stel je voor dat je dat niet gelooft… Dan ben je maar in een wereld van toevalligheden geworpen. Wat heerlijk, om als christen te mogen weten: de Heere leidt mijn leven.
In Efeze zal hij iets vinden wat hij nog niet heeft. Daar zal hij onderwezen worden in iets wat hij nog niet weet. Dat heeft geweldige gevolgen gehad, voor hemzelf en voor zijn prediking. Je zou bijna zeggen: dat heeft een tweede bekering tot gevolg gehad. Maar misschien is het Bijbelser om te zeggen: hij is gekomen tot groei in de genade. Dat is ons tweede aandachtspunt.
- Het onderwijs van Aquila en Priscilla
Onder het gehoor van deze vurige, innemende prediker, zit ergens in een hoekje van de stampvolle zaal een eenvoudig, gelovig echtpaar. Het zijn Aquila en zijn vrouw, Priscilla. Ze komen uit Rome. Daaruit zijn ze verdreven onder de vervolgingen van keizer Claudius. Ze zijn in Korinthe terechtgekomen en daar hebben ze ook de gemeente gediend. Ze zijn vluchtelingen om hun geloof.
Ze hebben een tijdlang met Paulus opgetrokken in Korinthe, want Paulus is tentenmaker, en zij zijn ook tentenmakers van beroep. Dan voel je elkaar gauw aan. Ze hebben met elkaar opgetrokken. Ze hebben heel veel van Paulus mogen leren. Ze zijn vrienden van de apostel mogen worden. Christenen die de Heiland bijzonder lief gekregen hebben. Ze zijn net in Efeze als Apollos daar ook is en in de synagoge de Schriften van het Oude Testament ontvouwt.
Aquila en Priscilla. Later zijn ze trouwens weer teruggegaan naar Rome, waar ze onderdak gevonden hebben in één van de christelijke huisgemeenten te Rome. Toen had je nog niet van die mooie kerken zoals hier. Er waren huisgemeenten. Daar hebben zij onderdak geboden aan zo’n huisgemeente.
Prachtig, zo’n mobiel echtpaar: Rome, Efeze, Korinthe, terug naar Rome. Net zoals God het leidt, net zoals de Heere het van hen vraagt. Ze vullen elkaar geweldig aan, die twee en ze hebben een positieve invloed op hun omgeving.
Wat kun je als man en vrouw, als christelijk gezin, veel betekenen voor een ander. Voor de voortgang van het Evangelie. Hebt u zich dat weleens afgevraagd? Als u getrouwd bent bijvoorbeeld, is uw huwelijk dan ook dienstbaar aan het Koninkrijk van God? Biedt u gastvrijheid waar dat nodig is? Wilt u gaan naar de plaats die nodig is? Wil je je leven in dienst stellen van…? En, vraag je dat af: Hoe kunnen wij samen de Heere dienen? Misschien wil de Heere u daar vandaag op attent maken. Wees maar bereid om de Heere te volgen, waar Hij roept. Als je maar dienstbaar kunt zijn in het Koninkrijk van God. Dat kun je natuurlijk niet alleen als getrouwde. Dat kun je ook als alleengaande. Het geldt ieder mens. De Heere vraagt van ieder mens: Geef Mij uw hart (Spr.23:26). Dien Mij, waar Ik een plaats voor je heb.
Aquila en Priscilla hebben oren aan hun hoofd. Want na afloop van de dienst praten ze met elkaar. Zeker, ze vonden het een fijne dienst. Maar toch zeiden ze tegen elkaar: Die Apollos, die weet nog niet alles! Hij weet het nog niet allemaal. Hier ontbreekt nog iets belangrijks! Ze missen iets in die preek. Ze hebben al zoveel van de gave van de onderscheiding der geesten, dat ze ook wel weten waar het aan schort. Het is niet onwaar wat hij zegt, maar het is beperkt. Er is veel meer! Dat moet hij toch weten. Een man die zoveel invloed heeft in de kerk met zijn prediking. Wat zullen wij doen?
Zullen ze weglopen onder zijn prediking? Zullen ze eens haarfijn aan de mensen gaan vertellen dat Apollos eigenlijk ‘een man van niks’ is? Wat is er soms scherpe kritiek op de prediking van de dienaren des Woords. Dat is een les.
Ze gaan niet achter zijn rug om erover spreken. Nee. Weet je wat ze doen? Ze zoeken contact met hem. Ze bidden voor hem. En ze dóen ook iets: Ze nemen hem tot zich. Ze nemen hem in huis. Ze sluiten vriendschap met hem. Als Apollos zich dan bij hen thuis voelt, vragen ze op een gegeven moment om een preekbespreking.
Apollos, het evangelie is eigenlijk nog rijker dan dat jij preekt! Er zijn nog meer dingen te vertellen over de Heere Jezus, die jij blijkbaar nog niet weet. En dan vertellen die twee in al hun eenvoud, wat ze van Paulus geleerd hebben. Nog niet zo lang geleden wisten ze niets meer dan Apollos. Maar nu hebben ze van Paulus onderwijs gehad. Hun eigen geloofservaring spreekt daarin mee, want zo kennen ze ook zelf Christus.
Dat is mooi, gemeente. Soms hoor je kritiek van mensen, wat ze allemaal in de preek missen, maar ze hebben er zelf geen kennis aan. Dat kan natuurlijk niet. Dat werkt ook niet. Dat is de omgekeerde wereld. Dat heeft ook geen gezag.
Maar die Aquila en Priscilla leggen de weg van God nauwkeuriger, aan hem uit. En hoewel Apollos een gevierd prediker is, voelt hij zich niet te groot om door hen onderwezen te worden. Zo mag hij door Gods genade komen tot een rijkere en vollere kennis van Christus.
Nog kort tevoren waren Aquila en Priscilla zelf ook dwalende schapen geweest. Maar zij zijn door Paulus terecht gebracht. Dat mogen zij op hun beurt hier doorgeven aan deze Alexandrijnse Jood.
Weet je wat ook zo mooi is? Apollos wordt niet boos. Hij ziet hierin de leiding van de Heere. En, gemeente, dat zijn toch vruchten van Gods genade. Ootmoed is vrucht van de Meester, Die gezegd heeft: Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart (Matth.11:29).
Wat ontbreekt er dan aan de prediking van Apollos? Pak de Bijbel maar, het staat in er slot van vers 25: Wetende alleenlijk den doop van Johannes. Apollos blijft steken bij de leer van Johannes de Doper. Hij leerde, dat de mensen zich moesten bekeren. Hij preekte: Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt (Joh.1:29). Maar Johannes was gestorven vóór het Kruis, vóór Golgotha en vóór de opstanding op de Paasmorgen, en vóór Pinksteren, toen de Geest is uitgestort. Dus hij heeft de volle betekenis – van hoe alles vervuld is in Christus – niet geweten. Daar stond hij nog vóór.
Johannes had gezegd: Ik doop u wel met water (…), maar Die na mij komt (…), Die zal u met den Heilige Geest dopen (Matth.3:11). Johannes doopte op twee gronden. De ene grond was: berouw over de zonden en de tweede was: geloof in de Messias, de kómende Messias. Dat heeft Apollos overgenomen. Mensen, het gaat om Jezus!
Maar hóe de Heere Jezus aan het kruis gestorven is – dat de spijkers door Zijn handen zijn gegaan en dat Hij heeft uitgeroepen: Het is volbracht (Joh. 19:30) – weet Apollos zó, op die manier niet.
Apollos moet nader onderwijs ontvangen. Apollos heeft het onderwijs van Johannes de Doper overgenomen. En de berichten, hoe het verder is gegaan – Golgotha, Pasen, Pinksteren – zijn nog niet tot Alexandrië doorgedrongen, vóórdat Apollos daar tot bekering komt en uitgegaan is als prediker.
Dus Apollos verkondigt wél de Heere Jezus, maar dan op de manier zoals Johannes de Doper dat deed: Bekeert u. Want Jezus is gekomen als het Lam van God. Zeker, daar zit Jesaja 53 achter. Het is wel rijk, maar het gebrekkige is, dat hij alleen de bekering preekt en niet de volle rijkdom, de vervulling in Christus’ kruis en opstanding en ook niet de uitstorting van de Heilige Geest.
Apollos is dus, ondanks zijn geweldige kennis van de Schriften, nog niet helemaal op de hoogte geweest van de rijke vervulling in Christus. Nog niet volgroeid in het geloofsleven.
Hij is, staat er, op de weg van de Heere gekomen, op de smalle weg. Hij is door Gods genade weggeplukt van de brede weg en gezet op de smalle weg die ten leven leidt. Hij is een discipel van Jezus, een volgeling van Jezus.
Gemeente, laten we nu eerst de lijn maar doortrekken naar onszelf. Nergens leert de Bijbel dat je helemaal volgroeid moet zijn in het geloof, voordat je een taak ter hand mag nemen in het Koninkrijk van God, in de christelijke gemeente. Ook in ons leven kan het geloofsleven nog in ontwikkeling zijn. Dat is toch altíjd in het leven van Gods kinderen? Dat het groeit. Het begint toch niet met gelijk volleerd te zijn en alles te weten? Ook in ons leven kan die ontwikkeling er zijn. Maar dat betekent dan niet dat je niet dienstbaar kunt zijn in het koninkrijk van God.
Je kunt het vergelijken met de discipelen rondom Goede Vrijdag, of daarvóór. Waarom moest Jezus lijden en sterven en opstaan? Wat betekent het persoonlijk voor je eigen hart en leven dat Jezus plaatsvervangend de straf gedragen heeft? Dat heeft Paulus altijd zo benadrukt: Hij is opgewekt om onze rechtvaardigmaking en Hij is overgeleverd om onze zonden (Rom.4:25). Dat ligt niet zo helder in de prediking van Apollos.
Ze hebben gezegd: Apollos, jij weet de doop van Johannes. Maar je weet niet wat er daarna gebeurd is. Dat moeten we je echt vertellen! Toen is het kruis gekomen. Gethsémané. De Heere is gebonden. Hij heeft op Zijn knieën in het stof gelegen. Hij heeft geschreeuwd: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan (Matth.26:39). Maar Hij heeft Gods wil gedaan. De beker van Gods toorn over de zonde is over Hem uitgestort.
Apollos, wat jij weten moet en wat jij moet preken, dat is het kruis. Dat de Heere Jezus uit diepe zondaarsliefde Zijn armen gewillig heeft uitgestrekt aan die ruwe kruisbalk en dat ze doornageld zijn met de spijkers van onze zonden, Apollos. Maar Hij heeft ook uitgeroepen: Het is volbracht (Joh.19:30). Alles wat de Schriften voorzegd hadden.
Jij bent zo goed thuis in de Schriften. Lees Jesaja 53: Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld (Jes.53:5). Hij heeft alles volbracht. Hij is gestorven, maar God heeft Hem opgewekt uit de dood. Hij heeft Zijn discipelen opgezocht en Hij is verschenen als de Levende, de Opgestane uit de doden.
Ze zullen hem verteld dat de Heere Jezus ten hemel gevaren is, om daar aan de rechterhand van God de grote Hogepriester te zijn, de Voorspraak bij de Vader. En dat het Pinksteren geworden is. Dat God Zijn Geest heeft uitgestort om dat heil toe te passen in de harten van mensen.
Juist dat Pinksterelement wordt heel duidelijk beschreven in het stukje dat we gelezen hebben in hoofdstuk 19. Van Pinksteren heeft Apollos echt niet geweten. Het staat in vers 2. Paulus komt daar later en die ontmoet daar twaalf mannen. Zij zijn zogenaamd allemaal bekeerd. Zij dienen de Heere. Maar Paulus mist iets. Hij denkt: het zit niet goed. Hij zegt: ‘Hebt gij de Heilige Geest wel ontvangen, toen gij tot het geloof kwam?’ Zij zeggen: ‘Maar wij hebben helemaal niet gehoord dat er een Heilige Geest is.’ ‘Wat?’ zegt Paulus, ‘hebben jullie niet gehoord dat er een Heilige Geest is? In Wiens Naam zijn jullie dan gedoopt? Jullie zijn toch christenen?’ Dan zeggen ze: ‘Wij zijn gedoopt met de doop van Johannes.’
U hebt gelezen hoe het verder ging. Paulus legt hun de handen op en ze ontvangen de Heilige Geest. Ze ontvangen ook de gaven van de Heilige Geest.
Hieruit blijkt ook, als je die twaalf mannen ondervraagt die door Apollos onderwezen zijn: zó priester, zó volk. Zó dienaar, zó gemeente. Als dingen in de prediking niet aan de orde komen, kan het tot schade zijn van de gemeente. Daarom is juist de functie van eenvoudige gemeenteleden die de genade van God hebben mogen leren kennen, zo belangrijk. Ze spreken ook met de dienaren, zodat er overeenstemming is en de volle waarheid in Christus, de raad van God, verkondigd mag worden.
Heerlijke uren zijn dat geweest in het huis van dat echtpaar! Ze leggen hem de weg van God nauwkeuriger uit. Ze zeggen: Het is volkomen waar, wat je verkondigt. Maar er is nog meer! Het heil in Christus is nog veel rijker! De gevolgen daarvan voor onze hoop en voor onze toekomst zijn nog veel rijker. Je zou kunnen zeggen: bij Apollos is het geloof in de knop aanwezig, maar hij moet nog opengaan, nog uitbotten tot de bloem, in al zijn luister en schoonheid. Daarvan zien we iets in onze derde gedachte.
Maar we gaan eerst zingen uit Psalm 119, de verzen 17 en 32.
Leer mij, o Heer’, den weg, door U bepaald;
Dan zal ik dien ten einde toe bewaren;
Geef mij verstand, met Godd’lijk licht bestraald;
Dan zal mijn oog op Uwe wetten staren;
Dan houd ik die, hoe licht mijn ziel ook dwaalt;
Dan zal zich ’t hart met mijne daden paren.
Ik ben een vriend, ik ben een metgezel,
Van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen,
En leven naar Uw Goddelijk bevel.
O Heer’, hoe wordt Uw goedheid ooit volprezen!
Gij doet op aard’ aan alle scheps’len wel;
Och, wierd ik in Uw wetten onderwezen!
Apollos, een pionier in de jonge kerk. We hebben gelet op de prediking van Apollos, het onderwijs van Aquila en Priscilla. En nu volgt het derde.
- De zegen van God
Met open mond van verbazing heeft Apollos naar die twee mensen zitten luisteren. Een nieuwe wereld gaat voor hem open: Golgotha, het kruis, Pasen, Pinksteren. Hoe is het mogelijk dat hij dat nu horen mag! Hij ziet hoe rijk God alles geschonken heeft in de Heere Jezus. Ook wat nog verwacht mag worden voor de toekomst.
Het vergaat Apollos alsof plotseling de zon door de nevels heen breekt! Dit heeft hij nog nooit gehoord. Nu worden hem nog meer dingen helder. Hij wordt helemaal overweldigd. Wat is dat rijk! Wat is God goed dat hij deze mensen mocht ontmoeten. Hij heeft al veel liefde voor de Heere Jezus, en dat is wederliefde tot Hem – want anders kan het niet – maar nu wordt die liefde verdiept, omdat hij ziet dat de liefde van de Heere Jezus tot zondaren nog veel dieper is. Hoe dat vervuld is aan het kruis, met Pasen, met Hemelvaart en met Pinksteren. Zo gaat het geloof bij Apollos groeien, toenemen. Het wordt rijper, het wordt rijker. De Heilige Geest werkt in zijn hart en maakt plaats voor Zijn gaven en Zijn vruchten.
Met hem gebeurt net zoiets als met de discipelen in hoofdstuk 19, die twaalf mannen. Als Paulus hun de handen oplegt, worden ze vervuld met de Heilige Geest. Zo komt het ook in het leven van Apollos tot de kern van het Evangelie: de vrucht van kruis en opstanding; en dat in zijn persoonlijke leven.
Gemeente, laten we de lijn doortrekken. Met het kruis en de opstanding hangt de vergeving van zonden samen: Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking (Rom.4:25). De verhouding met God komt weer goed. Mag u daarover spreken? En jullie, jongelui? Want als je zonden niet vergeven zijn, ga je verloren. Geloof je dat, gemeente? Dat is heel belangrijk. Dat is de kern van het geloof. Natuurlijk, ook de heiliging. Maar als je nog onder de last van je eigen zonden loopt, als Gods toorn op je rust, ben je dan wel een christen? We hebben toch beleden met de Twaalf Artikelen: ‘Ik geloof de vergeving der zonden’? Gelooft u het ook door Gods genade: Mijn zonden zijn vergeven?
Natuurlijk, wij zijn in een andere situatie dan Apollos. Zijn beperkte kennis had te maken met de tijd waarin hij leefde. Hij had alleen het Oude Testament, wij hebben ook het Nieuwe Testament. Wij kennen de prediking van Paulus en de apostelen en wij hebben de brieven van de apostelen. Dus dat is een groot verschil.
Maar toch kunnen er overeenkomsten zijn. Want het geloof in de Heere Jezus als de Zaligmaker, kan wel heel beginnend in iemands leven aanwezig zijn, terwijl het nog moet opbloeien en open bloeien. Er is soms nog zo weinig zekerheid over de toe-eigening van het heil. De nevels moeten nog optrekken. Het zicht op het kruis kan verduisterd zijn. Misschien herkent iemand dit.
Het is al een wonder, gemeente, als je hart geopend mag worden, zodat je het Woord van God gaat verstaan. Want van nature heeft niemand dat geloof. Ook niet het geloof in de knop, zoals ik dat zojuist noemde bij Apollos. Van nature viert het ongeloof in ons leven hoogtij. Dan is er verzet en vijandschap tegen God. In de Bijbel staat: Er is niemand die God zoekt (Rom.3:11). Dat is het beeld van ieder mens van nature.
Maar als je door de genade van God op de weg van de Heere mag komen, als je wordt wedergeboren, als je een nieuw hart krijgt, als je God niet meer kunt missen en je voelt je afhankelijk van de Heere en je hart gaat uit naar de Heere en je raakt bedroefd over je zonden, en je gaat ze belijden voor de Heere en je ziet heerlijkheid in de verlossing die in Christus Jezus is – dan wordt het alles anders! Dan mag je toch zeggen: Ik weet dat mijn Verlosser leeft (Job 19:25). Ik weet, dat mijn zonden vergeven zijn.
De Heere wil Zijn kinderen niet aan het begin van de weg laten staan, maar Hij wil ze voort leiden op de weg van de genade. Hij wil dat ze verder komen, meer inzicht in de Schrift krijgen, meer geloof en vertrouwen in de Heere.
Soms kan iemand weleens tot ruimte komen door een bijzondere gebeurtenis: door een ziekbed of een sterfbed of een ongeluk. Maar dat is niet de normale manier. De meest normale manier is dat het geloof groeit onder de bediening van het Woord.
Daarom is het zo fijn dat u hier bent. Want hier werkt God. Dit is de werkplaats van de Heilige Geest. Als het goed is, hebt u daarvoor gebeden. Of de Heere wil zalven met de bediening van Zijn Geest, opdat het Woord gesproken mag worden ‘in betoning van geest en van kracht’ (1Kor.2:4). Opdat de Heilige Geest in uw hart komt en uw hart opent. Uw stenen hart – als u dat nog hebt – wegneemt en een vlezen hart schenkt. Een hart dat gevoelig is voor de indrukken van Gods liefde, van Gods heiligheid, van je eigen kleinheid, van je zonde. Wat is dat belangrijk!
Maar de Heere wil dat wij weten dat onze zonden vergeven zijn. Dat dierbare kruis moet centraal komen te staan in ons leven. Dat is de kern van het christelijk geloof. Dan werkt het ook door in je leven: heiliging in je levenshouding. Apollos is in die weg onderwezen.
Als er geen groei is, is het niet goed. Dan klopt er iets niet. Groei in de diepte: ootmoed, zelfverloochening, dienstbaarheid. God wordt groot en ik word kleiner. Hij wassen, ik minder worden. Niet meer ík, maar Híj! Groeien in het geloof doet altijd pijn. Want dan moet je alles loslaten wat geen Jezus is. Dan moet je alles loslaten wat geen fundament is. Dan word je uitgeschud. Dan zeg je: Heere, nu blijft er niets meer van me over. Nee, zegt God, dat is nu precies wat Ik wil. Je leven verliezen, om het in Mij te vinden.
Daarom, gemeente, het moet toch komen in uw en jouw leven tot de overgave aan Christus. Een andere weg naar de zaligheid is er niet. Hij is de Weg tot God; dat heeft Hij Zelf gezegd. Waarom zou u zich nu niet overgeven aan Hem? Probeer daar een antwoord op te bedenken. U wordt ertoe geroepen. Dan zijn we gered. Als we ons helemaal overgeven aan Hem – dat is geloof. Geloof in den Heere Jezus, zegt Paulus tegen de stokbewaarder, en u zult zalig worden.
Maar wat is dat geloof? Niet: geloven dat Jezus er ís. Maar dat Hij aan het kruis voor míjn zonden gestorven is. Overgave aan Hem. Waarom zou u dat niet doen? U mag het nu doen. Wat weerhoudt ons nu als we het moeilijk hebben? Weet u wat ons weerhoudt? Dat we onszelf niet willen verliezen. Dát weerhoudt ons: dat we onszelf niet willen verliezen. Want dat gaat samen, gemeente. De Heere Jezus zegt dat toch, en dat is een diepe les: Wie zijn leven zal verliezen… (Mark.8:35). Niet meer in eigen hand houden, alles uit handen geven. Heere, ik ben voor U verwerpelijk. Zondig, schuldig, onvolkomen. U alleen bent de Levensbron. U bent liefde, genadig. U bent barmhartig. Ik kan U niet missen, Heere. Ik kom tot U, zondig en onrein. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart. Dat is overgave aan Hem. Als u dat mag doen door Gods genade, bent u gered.
De oude mens moet sterven en de nieuwe opstaan. Dat is de weg van God met al Zijn kinderen. Op die weg wordt Hij steeds méér heerlijk en begeerlijk en wij steeds minder. Als je dat mag leren, ga je ook getuigen van Gods genade. Stilstand is niet goed. Wast op in de genade en in de kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus (2Petr.3:18).
Dat is te zien in je leven. Dat is te merken. Dan straalt er iets van je uit, van de nabijheid van de Heere en van de Heere Jezus. Het is te zien als we met Jezus mogen wandelen. Het geloof rijpt. Kruis en opstanding krijgen meer betekenis voor je. Maar ook het leven uit de verhoogde Heere Jezus in de hemel, en Zijn priesterlijke voorbede die Hij doet voor Zijn kinderen tot de Vader. Niet alleen de verzoening dóór Hem – dat is belangrijk! – maar ook het leven uít Hem en het leven vóór Hem. Zo komen we tot de volheid van de kennis van Christus. Waar Hij alles wordt en wij niets.
Dat ben je zomaar niet. Maar naar de mate waarin we voor God vrucht mogen dragen, naar die mate groeit en openbaart zich de kracht van Christus, in de zekerheid van het geloof, en in de vrijmoedigheid om erover te spreken en te getuigen, en in de heiligheid van onze levenswandel. Dat is de weg van de Heere.
Wie is er volleerd? U niet, en ik niet. Apollos niet, en Paulus niet. Paulus zegt: Ik heb ernaar gegrepen. Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn dood gelijkvormig wordende (Filipp.3:10). Dat is de weg van de heiliging. Paulus zegt: Ik ben ook nog maar halverwege. We zijn er nog lang niet. Maar de Heere drijft er ons toe aan. De geschiedenis van Apollos mag ons daartoe aansporen, omdat bij Hem zoveel rijkdom te verkrijgen is, gefundeerd op de ene Rots van behoud.
Er is, gemeente, nóg een goede les uit deze geschiedenis te leren. Wat een fijne mensen zijn er in die gemeente van Efeze: Aquila en Priscilla. Zulke mensen zijn een geschenk voor de gemeente. Hun handelwijze dwingt respect af. Wat een tact en wat een fijngevoeligheid, waarmee ze Apollos onderwijzen.
Maar ook de houding van Apollos dwingt respect af. Want hij zegt niet: Ja, maar hoor eens hier, Aquila en Priscilla, ik ben theoloog. Ik weet het toch veel beter dan jullie. Nee, hij buigt aan de voeten van die eenvoudige, maar wel van God geleerde mensen, en hij neemt het onderwijs aan. Apollos blijft leerling, al is hij leraar.
Gemeente, zulke mensen zijn geschenken van de Heere, zoals dat echtpaar en zoals Apollos. Dienaren, ambtsdragers, gemeenteleden kunnen door hun dienst gezegend worden. Net als Apollos later in de gemeente van Korinthe, waar hij naar toe gaat.
We lezen ten slotte samen nog vers 27: En als hij wilde naar Achaje reizen, de broeders, hem vermaand hebbende, schreven aan de discipelen, dat zij hem ontvangen zouden; welke daar gekomen zijnde, heeft veel toegebracht aan degenen die geloofden door de genade.
Paulus had al bij zijn afscheid gezegd, dat hij naar Efeze zou terugkeren. Uit het oogpunt van bescheidenheid vindt Apollos het nu beter om zelf te vertrekken. Zeker nu blijkt, dat hij het Evangelie onvolledig heeft gepreekt. Zijn verandering zal aanleiding kunnen zijn tot twist. Het is beter dat hij gaat. Waarheen?
Daar heb je ze weer, Aquila en Priscilla. Ze geven hem goede raad. Ze zijn zelf in Korinthe geweest. Ze kennen de nood van de gemeente daar. Ze zeggen: Apollos, de gemeente van Korinthe heeft leiding nodig. Paulus heeft daar geplant en Apollos mag daar nu nat gaan maken. Hij krijgt van zijn geestelijke vader lastbrieven mee – aanbevelingsbrieven – want er reisden nogal wat predikers rond. Er waren ook allerlei valse profeten onder. Maar op deze manier mogen de broeders in Korinthe weten dat ze te doen hebben met een betrouwbare man. Gemeente, dat is mooi, dat het zo eindigt.
Er staat, dat de Heere veel zegen gegeven heeft op het werk van Apollos. Er staat: Hij heeft veel toegebracht aan degenen die geloofden, door de genade. Naar de mate van de genade die hij zelf ontvangen had, zegende God zijn werk in Korinthe. De gemeente is gebouwd in geloof, gefundeerd in de Schriften. Er kwam opwas in de genade, tot eer van God.
Zo mag Paulus later zeggen: Ik heb geplant, de beginselen van het Evangelie verkondigd; Apollos heeft natgemaakt – wij zouden zeggen: de nazorg verzorgd – maar wat het meest onontbeerlijk was: God heeft den wasdom gegeven (1Kor.3: 6).
Je leest ten slotte in vers 28: Want hij overtuigde de Joden met groten ernst in het openbaar, bewijzende door de Schriften, dat Jezus de Christus was. Daar gaat het om! Die beloofde Messias, Die Apollos kent vanuit de Schriften van het Oude Testament, is de Gekruisigde, de Opgestane en Hij Die ten hemel gevaren is. Hij gaat de Joden overhalen tot het geloof in de Heere Jezus. Dat is het doel van de prediking.
Dat is nog steeds het doel van de prediking. Gelooft u het al voor uzelf? Jezus is de Christus, de Gezalfde, door God aangesteld tot Profeet, Priester en Koning. Bent u ervan overtuigd, dat de Heere Jezus ook voor u is aangesteld tot de Gezalfde Gods? Hebt u Hem zo leren kennen? Mag u zitten aan Zijn voeten om onderwijs te ontvangen? Mag u weten dat Zijn handen gebloed hebben voor uw zonden? Is Hij Koning in uw hart?
Gemeente, onze God is nog Dezelfde. De boodschap van het Evangelie is nog dezelfde. Als u zalig wilt worden, is er maar één ding: Zie, het Lam Gods. Geef u over aan Hem, want Hij is het door God gegeven Lam, Dat de zonde der wereld wegneemt. Gode zij dank.
Amen.
Zingen: Psalm 106:26.
Geloofd zij Isrels grote God.
Zijn gunst schenk’ ons dit heilgenot;
Zo zullen wij Zijn goedheid danken.
Dat al wat leeft, Hem eeuwig eer’!
Al ’t volk zegg’ ‘Amen’ op mijn klanken;
Juich, arde, loof den Opperheer.