Ds. P. van Ruitenburg - 2 Petrus 3 : 17 - 18

De planten van het geloof

uitgerukt
de groei door genade
de bloei tot Gods eer

2 Petrus 3 : 17 - 18

2 Petrus 3
17
Gij dan, geliefden, zulks te voren wetende, wacht u, dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid;
18
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 72: 4
Lezen : Johannes 15
Zingen : Psalm 19: 7
Zingen : Psalm 52: 6
Zingen : Psalm 32: 5

Gemeente, het tekstwoord kunt u vinden in de tweede brief van de apostel Petrus, het derde hoofdstuk, de verzen 17 en 18:

 

Gij dan, geliefden, zulks tevoren wetende, wacht u dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt en uitvalt van uw vastigheid.    
Maar wast op in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Amen.

 

Gemeente, in ons tekstwoord gaat het over de planten des geloofs. Met de hulp des Heeren wil ik drie gedachten aanreiken:

1. uitgerukt;

2. de groei door genade;

3. de bloei tot Gods eer.

 

Uitgerukt door de verleiding. Gij dan, geliefden, zulks tevoren wetende, wacht u dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt en uitvalt van uw vastigheid.

De groei door genade. Maar wast op in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.

De bloei tot Gods eer. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Amen.

 

1. Uitgerukt

Gemeente, in tuinbouwgebieden heb je heel veel kassen, waar planten gekweekt worden. Maar, voordat zo’n plant groot genoeg is om opgeleverd en verkocht te worden, wordt er een zaadje in de grond gedaan of een stekje geplant in een potje. Er moet water bij, niet een keer, maar altijd opnieuw. Zonder water kan zo’n plantje niet groeien en overleven, want dan verwelkt het en gaat het dood. Er is licht nodig en mest. Soms moeten er bloemetjes uitgeknepen of uitgedund worden om de plant te laten vertakken. Soms moeten die planten verder uitgespreid worden, want ze worden groter en hebben meer ruimte nodig. Het heeft heel wat voeten in aarde! Maar ten slotte zien die planten er perfect uit.

Ik ben weleens in zulke kassen geweest en dan kijk je langs de rijen en dan zie je eigenlijk geen plant die het verkeerd doet. Allemaal fris en groen en bloeiend en perfect.

 

Hoe zit dat met de plant des geloofs? We lezen in Mattheüs 15:13 Maar Hij antwoordende zeide: Alle plant die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. Of denk aan een tekst als: Ik heb geplant, Apollos heeft natgemaakt, maar God heeft den wasdom gegeven (1 Kor. 3:6). Dat plantje krijgt dus levenskracht en kan groter worden. Zo is dan noch hij die plant iets, noch hij die natmaakt, maar God Die den wasdom geeft (1 Kor. 3:7).  

Als we in de kassen naar de planten kijken, zo keurig verzorgd, allemaal in rechte rijen, zijn die dan bijna volmaakt? Staan de geestelijke planten van Gods kinderen er ook zo goed bij? Kun je daar ook van zeggen: ‘Kijk eens wat een prachtige plant van het geloof. Ongelooflijk, er zit geen geel blaadje aan’?

Zulke planten zijn er helaas niet. Gods kinderen zijn geplant en worden verzorgd door de Heere, maar het zijn vaak armetierige plantjes. Ze hebben vaak gele bladeren. Er zit vaak niet zoveel wasdom in. Onze Heidelbergse Catechismus zegt dat de heiligste van Gods kinderen maar een klein beginsel heeft van die nieuwe gehoorzaamheid. Dus zelfs de meest gevorderde christen ziet er niet uit als een prachtig opgegroeide plant. Er wordt nog zo ontzaglijk veel gemist!

 

En daarom zegt de apostel Petrus: Gij dan, geliefden. Hij spreekt tot Gods kinderen. Zij zijn die geliefden. Kijk maar in het eerste hoofdstuk: Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben (2 Petr.1:1). Hij zegt daarna in onze tekst: zulks dan tevoren wetende. Wat wetende? Wat er eerder in het hoofdstuk beschreven staat over de wederkomst. Christus zal wederkomen op de wolken des hemels. Het schijnt lang te duren, maar Zijn komst is nabij.

Wacht u dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt – het plantje verlept dan en verwelkt – en uitvalt uit uw vastigheid.  Het plantje komt los uit de bodem waarin het was geplant.

 

Laten we in de eerste gedachte langer stilstaan op welke manier Gods kinderen gele blaadjes vertonen. In de tweede gedachte zien we wat er dan moet gebeuren, of en wat de remedie is. Maar eerst kijken we hoe slecht die plantjes eruit kunnen zien. Dan zeggen Gods kinderen wellicht: ’O, ik dacht, dat ik er vast niet bij hoor, maar deze tekst geeft me moed. Want ik kan niet zulke hoge gedachten van mezelf hebben. Nu zie ik het, dat de Heere ook nog van die kleine plantjes wil hebben met gele bladeren, die ik ook altijd bij mijzelf zie.’

 

Dus nogmaals, ik neem er even de tijd voor om het te laten inzinken hoe armetierig Gods kinderen, de planten van Gods kinderen vaak zijn. Ik denk aan de geestelijke doofheid van hen. Ach kom, Gods kinderen doof? Ze hebben toch oren gekregen! Ze horen wat de Geest tot de gemeente zegt. Ze hebben het Woord van de levende God gehoord; dat heeft hen diep in het hart geraakt. Hun verstand is verlicht, ze horen dingen die anderen niet horen. Zeker. En toch mankeert er nog zoveel aan. De apostel Paulus schrijft over Melchizedek. Hij heeft mooie dingen over hem gezegd, maar moet tegen zijn lezers toch zeggen: Van denwelken we hebben vele dingen, en zwaar om te verklaren, te zeggen, dewijl gij traag om te horen geworden zijt (Hebr.5:11). Gods kinderen, planten van God, geloofsplanten, zijn traag in het horen geworden. Ze horen het niet meer, of erg weinig. Hoe kan dat toch?

 

Gods kinderen zijn vergeetachtig. Het is niet zo mooi wat ik allemaal ga zeggen. Het is om verdrietig van te worden, maar het is de waarheid.  Het is goed om dit onder ogen te zien. Men heeft vergeten wat de Heere gedaan heeft. Een wonder in Egypteland, uitgeleid door een machtige, sterke Hand en geleid door de woestijn. Er is zó voor hen gezorgd. Wat een volk, om te durven klagen tegen de Heere. Vergeetachtig dat de Heere Jezus tweemaal een grote schare van mensen te eten gegeven had. Hoe staat het in Gods Woord? Hoe verstaat gij niet? (Matth.16:11). Heb ik dat al niet eerder gezegd? Wat bent u vergeetachtig, kind van God.

David dacht ook eens terug hoe de Heere hem gered had uit de klauwen van de beer en van de leeuw. Hij dacht aan vroegere genade. Laten Gods kinderen ook niet vergeten wat de Heere gedaan heeft.

 

Wat zijn Gods kinderen vaak dwaas. Ze zijn verstandig geworden en toch zulke dwazen van hart gebleven. Of ze zijn teruggevallen in dwaasheid. Was het zo niet met Kleopas en zijn vriend uit Emmaüs? Ze liepen naast de Heere Jezus.  Ze begrepen er niets van en de Heere moest zeggen: O, onverstandigen en tragen – ziet u het plantje? –van hart om te geloven al hetgeen dat de profeten gesproken hebben (Luk.24:25). Dus hoe doof, hoe vergeetachtig, hoe dwaas kunnen ze zijn.

 

Soms vallen Gods kinderen in zonde en willen ze die niet eens belijden. Ja, dat kan! U zegt: Dat komt bij Gods kinderen toch niet voor? O jawel. Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag (Ps.32:3). Gods kinderen kunnen in zonde vallen, en in donkerheid terechtkomen. Het plantje verwelkt en gaat bijna dood. Op sterven na dood! En ze belijden hun zonden niet. Ze zitten vastgezogen in de zonde, misschien wel een verslavende zonde.

Toen ik zweeg – David klemde zijn lippen op elkaar – werden mijn beenderen verouderd. Het plantje veroudert. In mijn brullen, vanbinnen, de ganse dag.

 

Soms zijn ze zo traag in het gevecht tegen de zonde, de duivel en de wereld. Dan vechten ze wel een beetje, maar zo flauwtjes en niet ten bloede toe.

In de herfst moet je bladeren vegen. Als je dat een uurtje doet, heb je al blaren en staat het bloed soms in je handen. Zo zegt de Heere dat Gods kinderen ten bloede toe moeten strijden tegen de zonde, maar vaak doen ze dat niet.

Dit heb ik tegen u: En gij hebt vergeten de vermaning die tot u als tot zonen spreekt (Hebr.12:5a). Wat een dwaasheid. Als het niet goed gaat in het leven, als er dingen mislopen en als verdriet en de gevolgen van de zonde me opstandig maken. Had je dat van Gods kind gedacht? Opstandig en boos op God worden?

 

Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijk niet als gij van Hem bestraft wordt (Hebr. 15:5b). Ziet u dat plantje? Soms zijn Gods kinderen in zo’n grote verwarring dat de apostel Paulus zegt dat ze betoverd zijn. Hij heeft Christus voor hen uitgestald en geschilderd in de prediking van het Woord. En kijk eens wat het gevolg is: O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren geschilderd geweest is, onder u gekruist zijnde? (Gal.3:1).

De gekruisigde Christus gezien – en ondanks dat toch ongehoorzaam en betoverd worden. Terugvallen in de wet, alsof er geen Evangelie meer is. Dit alleen wil ik van u leren: Hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen hebt, voleindigt gij nu met het vlees? (Gal.3:2,3). Wat heeft de Heere te klagen over Zijn volk. Er is zoveel mis. Er zijn zoveel bladeren aan de plant die gemist worden.

 

Je zou denken dat de discipelen de Zaligmaker op kritische momenten, als Hij het zo moeilijk had, toch niet alleen zouden laten. Hij zweette druppels bloed in de hof, maar zij gingen proberen nog wat te slapen. De Heere bestrafte Petrus: Kunt gij dan niet één uur met Mij waken? (Matth.26:40). Dat was vreselijk, en het zou niet meer gebeuren…, maar ze vielen weer in slaap.

 

Ziet u, dat is Gods kind. Ziet u het plantje? Ik zie in de kassen prachtige planten, in allerlei kleuren, zo goed verzorgd; er mankeert niets aan. Maar ik zie ook de Kerk van God, die vreselijk is om aan te zien. Ja, het is Gods werk, de Heere is begonnen. Maar de heiligste heeft slechts een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? (Rom.7:24).

 

Waar is de liefde? Zeker, er is liefde in de harten uitgestort door de Heilige Geest. Zonder deze liefde zijn ze een klinkend metaal en een luidende schel. Er is liefde én leven. Er is wat groen, en groei. Maar toch, die eerste liefde, toen dat plantje nog jonger en zo groen en fris was, hebben ze verlaten. Die eerste liefde ging niet weg of werd niet van hen afgenomen, maar zíj hebben de eerste liefde zelf verlaten. Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten (Openb.2:4). Daarom lezen we ook: Gedenk dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert (Openb. 2:5).

 

Gemeente, we zijn nog niet klaar, en gaan nog een klein stukje verder. Wat dacht u van het ongeloof in tijden van moeite en zorg? Je zou verwachten dat Gods kinderen in het dagelijkse leven wat meer vertrouwen en hoop hadden. Je zou denken dat ze alles gemakkelijk konden overgeven in de handen van God. Ze zijn toch Gods kinderen? Van hen mag je toch verwachten dat ze op de Heere hopen en op Hem vertrouwen? En zie, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep. En Zijn discipelen bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan. En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte (Matt.8:24-26).

 

Het is zelfs zo erg dat Gods kinderen de Heere tegenwerken. Ook als het gaat over de kennis en de genade van de Heere Jezus Christus. Kijk maar naar de discipelen. De Heere Jezus bereidde hen erop voor dat Hij overgeleverd, gekruisigd en gedood zou worden. Dat gaat niet gebeuren, zei Petrus: Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen Desgelijks zeiden ook al de discipelen (Matt.26:35). En ook: Heere, zijt u genadig; dit zal U geenszins geschieden. Maar Hij Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn (Matt.16:22,23). Of: Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geërgerd worden in dezen nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal ik u voorgaan naar Galiléa. Doch Petrus antwoordende zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden (Matt.26:31-33).

 

Denk aan de tijd dat ze door Samaria gingen in de richting van Jeruzalem. Ze vroegen om onderdak in een van de Samaritaanse plaatsjes. Er was niemand gewillig om hen te ontvangen, omdat hun aangezicht was ‘als reizende naar Jeruzalem’. De discipelen, zelfs Jakobus en Johannes, zeiden: Heere, wilt Gij dat wij zeggen dat vuur van den hemel nederdale en dezen verslinde, gelijk ook Elía gedaan heeft? (Luk.9:54). Dit gaat alle perken te buiten! En de Heere Jezus Zich omkerende bestrafte hen en zeide: Gij weet niet van hoedanigen Geest gij zijt (Luk.9:55).

 

We kunnen de lijst nog heel wat langer maken met allemaal negatieve dingen over Gods kinderen. Want het ziet er echt niet zo mooi uit. Je zou je afvragen: Is dat een kind Gods? Moet je dit nu verwachten van een geliefde des Heeren?

Het ziet er allemaal niet mooi uit, maar toch is de Heere Dezelfde, en laat niet varen de werken van Zijn handen (Ps 138:8). Ondanks alles wat we tot nu toe gezegd hebben houdt de Heere Zijn Kerk vast, en gaat het plantje niet dood. Het blijft in leven, want het is Gods werk.

Het is waar dat het er niet zo mooi uitziet, maar het is toch Gods kind. En wie Zijn kinderen aanraakt, raakt Zijn oogappel aan! En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen. En niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders (Joh.10:28,29).

 

We gaan naar de tweede gedachte.

2. De groei door genade

Er is groei door genade. De Heere houdt Zijn Kerk vast. Wij lezen hier in Gods Woord: Maar wast op in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. ‘Wast op’ is een bevel. Het is geen gebed. Je mag er ook voor bidden, maar hier is het een bevel. Was op, plantje, was op in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus. Opwassen, opgroeien klinkt in mijn oren vreemd. Kunnen Gods kinderen groeien? Dat klinkt verdacht. Maar het echte groeien van Gods kinderen is niet dat ze sterker worden of méér hebben, hoger staan en méér aankunnen. Het echte groeien is minder worden – dan wast, dan groeit de Heere Jezus in hun leven. Dan ontvangt Hij meer dierbaarheid en wordt Hij meer benodigd.

De Zaligmaker wordt belangrijk in hun leven; en dan wordt dat plantje groener, er komt meer leven en groei. Daarvoor gebruikt de Heere Zijn Woord en de sacramenten.

 

Ik zal het u voorlezen uit de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 5, paragraaf 14. Een prachtig artikel: Gelijk het God nu beliefd heeft dit zijn werk der genade door de prediking des Evangelies in ons te beginnen, alzo bewaart, achtervolgt en volbrengt Hij het door het horen, lezen, en overleggen daarvan, mitsgaders door de vermaningen, bedreigingen, beloften en het gebruik der heilige sacramenten.

De Heere begint en gaat door met Zijn Woord en komt ook met de sacramenten. Want de Heere wil dat begin bewaren, achtervolgen, niet loslaten, en erbij blijven. De Heere wil het tot verdere groei brengen, ja, tot volmaaktheid. En daarvoor gebruikt God dus het horen, lezen, overleggen van en mediteren over het Woord. In het Woord vinden we vermaningen, bedreigingen en beloften.

Daarnaast is ook het gebruik van de sacramenten nodig. De Heere wil dus dat het geloof groeit, dat er opwas is in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus, tot eer van de Vader en tot de zaligheid van zondaren. Zo gaat de Heere dóór met Zijn werk.

 

In het groeien van het geloof hoort ook dit: Gods kinderen moeten er altijd weer aan herinnerd worden dat er maar één Zaligmaker is en één Offer voor de zonde. Hij heeft Zijn bloed gestort op Golgotha en gezegd: Het is volbracht (Joh.19:30). De Doop, het Heilig Avondmaal en de prediking wijzen op het volbrachte offer van Christus. Hij moet wassen, toenemen in uw leven.

Daarom staat er ook: Wast op in de genade en kennis. Hoe kan de genade wassen, toenemen? De genade kan dat helemaal niet. Hoe kan genade groter worden? Kan de zee groter worden? Kan de verdienste van Christus groter worden? Die is al zo oneindig groot tot verzoening van de zonde van de gehele wereld. Dus de genade wordt niet groter, maar Gods kinderen wassen op in genade. Ze gaan er méér gebruik van maken, en vinden er meer troost in.

 

Wast op in de genade en kennis. Het gaat daarbij niet zozeer over verstandelijke kennis, dus kennis óver Christus, maar het gaat om het komen van een persoonlijke verhouding met Hem. De vraag ‘Kent u iets van de Christus?’ wordt vaak verstandelijk uitgelegd. Ja, ik weet iets van Zijn geboorte, kruisiging en opstanding. Ik ken de feiten. Sommige zijn ook best belangrijk voor me.

Maar daar gaat het niet over. Het gaat om de persoonlijke kennis, zoals je je vrouw, je man, je vrienden of je ouders kent. Het gaat hier om een relatie, een persoonlijke verhouding.

Wast op in de genade en kennis, door de persoonlijke omgang met God. Gods verborgen omgang vinden zielen waar Zijn vrees in woont (Ps.25:7ber.). Gemeente, sta naar méér van deze verborgen omgang.

 

Wast op in de genade en kennis van onzen Heere Jezus Christus, schrijft de apostel Petrus aan de gemeente. Gods kinderen moeten heiliger gaan leven. Wilhelmus à Brakel schrijft in een brief aan jonge christenen dat ze méér moeten staan naar heiligmaking dan naar troost. Gods kinderen willen troost hebben. Die is voor henzelf, maar ze moeten toch veel meer naar heiligheid staan! Daarmee eren ze de Heere.

Het gaat dus om een heiliger leven, een volharden in de genade om méér verbaasd te staan, en tijd te hebben voor de stille omgang met Christus. Tijd nemen om meer te bidden en te mediteren. Afhankelijker zijn, meer verzekerd zijn. Niet van zichzelf, maar van de Heere.

 

Ik zal u laten zien uit Gods Woord wat die groei is. Ik lees in Efeze 3: Opdat Christus door het geloof in uw harten wone en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt (Ef.3:17). Het is een verschil of iemand ergens logeert of woont. Zo is het de bedoeling dat Gods kinderen niet soms een keertje Christus ontmoeten, maar dat ze wonen in Hem. Opdat Christus door het geloof, het heiligend geloof, in uw harten wone.

Hij woont in hen, als zij bereid zijn Hem te ontvangen en ook te koesteren. En gij in de liefde geworteld – ziet u het plantje? – en gegrond zijt. Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen welke de breedte en de lengte en de diepte en de hoogte is, en bekennnen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods (Ef.3: 17b,18,19). Zo zijn er veel teksten die gaan over de opwas in de genade en kennis van Christus, om tot volheid te komen.

Johannes schrijft er ook over in het evangelie (Joh.16:24): opdat uw blijdschap vervuld zij.  De Heere ziet Zijn kinderen graag opwassen in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus, hun Heere en Zaligmaker. Hij heeft hen immers verlost van het grootste kwaad en gebracht tot het hoogste goed.

Christus is ook de Hoeksteen. Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem, geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve met dankzegging (Kol.2:6,7).

 

Als je deze teksten op een rij zet, voel je jezelf zo klein worden. Dan denk je: Wat ken ik ervan? Waar is mijn liefde, en opwas? Waar is het wonen van Christus in het hart en het geworteld zijn in Hem? Waar is het overvloedig zijn in de dankzegging? Als het er meer zou zijn, dan is het ook voor anderen aanlokkelijker…

Gemeente, daar gaat het om – en dat geldt zeker ook in onze tijd – dat Gods kinderen opwassen in de genade van Christus. Ze moeten minder van zichzelf denken, een nabijer leven hebben bij de troon van Gods genade en hun Zaligmaker de hoogste eer toebrengen.

 

Hosea schrijft over de dauw. In een woestijnklimaat is de dauw belangrijk, om in plaats van regen in de morgenuren druppeltjes te hebben die de grond en de kleine plantjes van water voorzien.

Wat is de dauw waar Hosea over spreekt? Ik zal het voorlezen uit Hosea 14 vers 6 en 7: Ik zal Israël zijn als de dauw, hij zal bloeien als de lelie; en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. Zijn scheuten zullen zich uitspreiden, en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms; en hij zal een reuk hebben als de Libanon (Hos.14:6,7).

Het opwassen in de genade is niet: sterker staan in eigen schoenen; het is niet: meer van jezelf denken. Nee, het is de sapstroom ontvangen uit de Wijnstok Christus. In Hem zijn en in Hem blijven.

Efeze 4 past hierbij: Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid om listiglijk tot dwaling te brengen; maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus (Ef.4:14,15).

 

Ik zou zeggen: neem de concordantie ter hand en zoek de teksten over ‘opwassen’ op en vraag jezelf eens af: Wat ken ik daar nu van? In de eerste plaats moet er natuurlijk leven zijn om op te wassen. Als er geen plantje is, kan het niet opwassen, niet groeien. Blijft in Mij en Ik in u (Joh.15:4). Blijft in Mij, ga niet weg! Dan blijf Ik in u. O, dwaalziek volk, verlaat Mij niet steeds opnieuw!

Dat is de wens van de Heere Jezus Christus, maar ook Zijn bevel: Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in de wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft (Joh.15:4). Indien gij Mijn geboden bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven, gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb en blijf in Zijn liefde (Joh.15:10).

 

Opwassen. Het staat er voortdurend. Wat zou dat tot eer van God zijn, wanneer het er meer mocht zijn. Opdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking voor onzen God en Vader, in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen (1 Thess.3:13).

Nog één tekst, dan gaan we naar de volgende gedachte. Als Christus wast, groeit in uw leven, zijn er gevolgen. Lees Filippenzen 3:8: Ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen (Fil.3:8). Als iemand opwast in de kennis en genade van Christus, zijn andere dingen heel onbelangrijk.

Maar we gaan nu naar de volgende gedachte, en zingen eerst uit Psalm 52:6.

 

Maar ik zal als d’ olijfboom groeien

In ’t huis des groten Gods.

Ik zal in eer en godsvrucht bloeien;

God is mijn steun en Rots

Op Zijne gunst mij toegezeid

Vertrouw ‘k in eeuwigheid.

 

3. De bloei tot Gods eer

Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Gemeente, in het laatste zinnetje van 2 Petrus 3 gaat het over de eer van God. Over de prijs en roem van Zijn genade. Wat heeft dat met het onderwerp te maken? Waarom eindigt hij dit hoofdstuk, nadat hij gesproken heeft over de opwas in de genade en kennis, daarmee? Wat is de verbinding tussen die twee?

Laat ik het zo zeggen: hoe meer Gods kinderen vinden in Christus, hoe dierbaarder, liever en hoe meer de Heere verheerlijkt wordt. Hoe meer ze Hem nodig hebben en zich in Hem  verblijden, hoe liever het de Heere is! Want als Gods kerk verblijd is, is dat in de Heere.

Laat ik een voorbeeld geven voor de kinderen. Je moeder heeft mensen uitgenodigd om de maaltijd mee te maken, en ze is de hele dag bezig met het eten klaar te maken. Het wordt een geweldig lekkere maaltijd. Ze dekt de tafel keurig netjes. De gasten zijn er en het eten staat op de tafel. Maar de een zegt: ‘Ik heb eigenlijk niet zo’n honger.’ En een ander: ‘Ik mag dit eigenlijk niet.’ Er wordt maar een klein beetje van gegeten. Er blijft zoveel over. Maar ja, het is niet anders. Je moeder is natuurlijk niet blij! Ze had er zo haar best op gedaan. Moeder is heel teleurgesteld, want de gasten hebben haar eten eigenlijk afgekeurd!

 

En als de Heere de tafel van vrije genade dekt – ik heb het nu niet over het Heilig Avondmaal – staan het meest heerlijke voedsel dat Hij bereid heeft voor Zijn Kerk. Als dan de een zegt: ‘Ik heb niet zo’n honger’ en een ander: ‘k Heb pas gegeten’ – is dat tot eer van God?

 

Stel je voor dat een van de gasten aan moeders tafel zegt: ‘Het was zó heerlijk, mag ik misschien nog eens opscheppen?’ Dan moet je eens naar het gezicht van moeder kijken. Het is één en al glimlach, omdat de gast het zo heerlijk vindt.

God krijgt de eer en heerlijkheid als Zijn kinderen met genoegen eten van het Brood des levens en drinken van het Water des levens – om niet. Zou de Heere er geen genoegen in hebben als zondaren opwassen in de kennis en genade van Hem? Ja toch! Hoe meer ze Hem liefhebben, hoe meer ze zich in Hem verheugen, hoe liever Hij het heeft!

Daarom staat het hier: Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Maar de Heere krijgt ook de eer, omdat Hij Zelf begonnen is. Daar schrijft de apostel Paulus over in de Efezebrief. Efeze 1:5 en 6a zijn prachtige en heel belangrijke teksten: Die ons tevoren verordineerd heeft – in de eeuwigheid – tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil. En waarom heeft de Heere Zijn Kerk uitverkoren: tot prijs der heerlijkheid Zijner genade.

 

Vrije genade om niet is heerlijk. Die genade proeft zo bijzonder dat Gods kinderen zeggen: ‘Ik prijs de genade, omdat ze zo heerlijk is.’ Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade. Daarom heeft God Zichzelf een volk verkoren, opdat het alle genoegen zou vinden in Christus en Hem alle eer zou geven.

 

Wat is ervoor nodig om op te wassen en God de eer te geven? Als Gods kinderen het Woord dicht laten, als ze het niet horen, lezen, overdenken; als ze niet de liederen van God niet zingen – dan valt het geestelijk leven terug. Maar als iemand tot God bekeerd wordt, krijgt het Woord zijn waarde. Dan is er niet meer sprake van een klein plantje met vergeelden blaadjes, maar dan gesproken worden over nieuw geboren kinderen. En als nieuwgeboren kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen (1 Petr.2:2). Dat is het Woord.

 

Ik denk aan een moeder, die veel zorg had over haar zoon. Was hij wel bezig met de dingen van Gods Koninkrijk? Ze vond echter op een gegeven moment zijn open Bijbeltje op het nachtkastje. Dat lag er anders nooit. Ze had nu hoop, dat de Heere werkte door Zijn Woord. Als de Heere leven geeft, wordt het Woord belangrijk. Want het geloof is uit het gehoor. Dat kun je niet genoeg zeggen.  Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor is uit het Woord van God en de prediking. Gebruik daarom je tijd.

Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen; de tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn (Ef.5:14-16). ‘De tijd uitkopende’ betekent: je tijd goed besteden, niet verkwanselen. Niet uren achter je computer zitten om nieuws te verzamelen en allerlei dingen te weten, maar om de Heere zoeken.

 

Was Heere Jezus ook zo’n plantje? Moest Hij ook opwassen? Wat denkt u? In Lukas 2:52 lezen we: En Jezus nam toe in wijsheid en in grootte en in genade bij God en de mensen. Dat gold voor Zijn menselijke natuur. Dat Plantje was volmaakt. Er was geen geel blaadje aan te vinden, en er was nooit iets waar Hij Zijn Vader mee bedroefde. Als de Vader naar Hem keek, zei Hij: Deze is Mijn geliefde Zoon in Dewelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem (Matt.17:5b). Er werd niets in Hem gemist. De volmaakte Zoon van God was een volmaakte Plant, Die vruchten voortbracht van dankbaarheid voor Zijn Vader. Hij heeft geen zonden gekend of gedaan. Geen vlek en geen rimpel was aan Hem.

Hij moest gekruisigd worden en de straf dragen, maar wílde dat ook. Hij wilde de prijs betalen tot roem van Gods genade. Zo wilde Hij dode zondaren levend maken én houden. Hij wilde hen bekeren en een dagelijkse bekering geven. Hij zal hen nooit loslaten, want Hij heeft hen ontvangen van Zijn Vader.

 

Dus, jonge mensen, lees het Woord en bid erom. Hoor de stem van God: Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? (Ez.33:11b).

Wat is het laatste woordje van onze tekst, kinderen? Heb je het gezien? Amen. Weet je wat dit betekent? ‘Amen’ is van oorsprong een Hebreeuws woord. Het betekent ‘vast’, ‘betrouwbaar’ en is verwant aan het woord ‘geloven’. Aan het einde van het gebed zeggen we met het woordje ‘amen’: ik geloof dat de Heere mij verhoord heeft.

‘Amen’ betekent in onze tekst op zijn minst vier dingen: als eerste verlang ik ernaar om op te wassen in de kennis en genade van Christus; vervolgens: dit geloof ik vast en zeker, hier sta ik voor honderd procent achter; en ook: ik verblijd me erin, er is geen andere blijdschap dan déze blijdschap; ten slotte: hier leef ik voor!

 

Gods Woord is nog steeds hetzelfde. De Heere is niet veranderd. Hij gaat door met Zijn werk. Ik lees in 2 Timotheüs 1:3: Ik dank God, Die ik dien van mijn voorouders aan in een reine consciëntie, gelijk ik zonder ophouden uwer gedachtig ben in mijn gebeden nacht en dag. Een biddend leven is het leven van de Kerk.

 

Als je nu buiten deze dingen staat en onbekeerd bent, zeg dan: Heere, ik ben dood. Er is geen leven in mijn ziel. Ik ben er misschien wel vlakbij, maar er is niets. En roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult mij eren (Ps. 50:15).

Misschien kunt u niet ontkennen dat u aan uzelf ontdekt bent, en de Heere Jezus Christus u dierbaar is geworden. Hij is de Plant van God en u bent met Hem één plant geworden. Welnu, dan is uw Heilzon aan het dagen. Hier op aarde zal het niet gemakkelijk zijn, maar: was dan op in de kennis en genade van onze Zaligmaker Jezus Christus.

Hem zij de heerlijkheid, en de kracht, in der eeuwigheid.

Amen.

 

Slotzang: Psalm 32 vers 5

 

Wil toch niet stug, gelijk een paard, weerstreven,

Of als een muil, door domheid voortgedreven;

Gebit en toom, door 's mensen hand bestierd,

Beteug'len 't woest en redeloos gediert';

Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen;

Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen;

Maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen,

Ziet zich omringd met Zijn weldadigheên.