Ds. R.A.M. Visser - Kolossenzen 3 : 17
Christelijke levensheiliging
Kolossenzen 3 : 17
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 119: 3 en 17 | |
Lezen : | Kolossenzen 3: 5-17 | |
Zingen : | G. d. Heeren: 7, 8 en 9 | |
Zingen : | Psalm 141: 3 | |
Zingen : | Avondzang: 5 en 7 |
Gemeente, de tekstwoorden voor de preek vinden we in het voorgelezen Bijbelgedeelte, Kolossensen 3 de verzen 5 tot en met 17. Centraal in dit gedeelte staat het samenvattende vers, vers 17:
En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.
Ik noem u als thema hierbij: christelijke levensheiliging.
We letten erop aan de hand van de volgende drie aandachtspunten:
1. de breedte – En al wat gij doet met woorden of met werken;
2. de diepte – doet het alles in den Naam van den Heere Jezus;
3. het doel – dankende God en den Vader door Hem.
1. De breedte
Jongens en meisjes, ik wil beginnen met een voorbeeld over het licht in je slaapkamer. Als het donker is in je kamer en de lichtschakelaar wordt omgezet, dan wordt het licht in je kamer. Dat komt omdat er aan de schakelaar stroomdraden zitten. Die stroomdraden gaan door de grond jullie huis uit en komen uiteindelijk uit bij de elektriciteitscentrale. Omdat er een verbinding is met de elektriciteitscentrale, brandt in jouw kamer het lícht.
Zo is dat in het dagelijkse leven.
Zo is het ook in het leven met de Heere. Er moeten als het ware onzichtbare stroomdraden liggen; er moet een verbinding zijn. Wij moeten wakker zijn gemaakt uit de geestelijke slaap van de zonde en de dood en er moet een geestelijke verbinding zijn met Christus.
Wanneer dat zo is geworden in je leven, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, aan Gods rechterhand. De aansporing is om de dingen van de Heere het belangrijkste voor je te laten zijn of te laten worden, om daaraan te denken, om daar met heel je mens‑zijn op gericht te zijn. Toen je wakker werd uit de geestelijke slaap van de zonde en de dood was het oude leven zonder God immers voorbij.
Je leven is geborgen in God, veilig in Gods hand. En door het werk van Gods genade krijgt je leven écht zin en betekenis. Er komt uitzicht en perspectief op een eeuwige toekomst met God. We lezen het in vers 4: Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.
De apostel Paulus zegt het samenvattend in ons tekstvers: En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.
De aansporing is eigenlijk om heel je leven in het teken te laten staan van toewijding aan de Heere en Zijn dienst. Laat je hele leven, laat alles wat je doet – met woorden of met werken – kloppen met de eer van God. Want als we dat niet doen, gaat het licht in de kamer uit, als ik het zo zeggen mag. Begrijpen we dat?
Jongens en meisjes, wat gebeurt er wanneer in jouw kamer het licht brandt en buiten de stroomkabel stuk wordt getrokken? Dat kan immers zomaar gebeuren. Denk maar aan graafmachines die aan het werk gaan; soms trekken die per ongeluk een stroomkabel stuk.
Je begrijpt wat er dan gebeurt: dan wordt de verbinding met de elektriciteitscentrale verbroken. Je huis krijgt dan geen stroom meer en de lampen gaan uit.
Proberen we het te onthouden? Wanneer de verbinding wordt verbroken, gaat het licht uit.
Zo is dat in ons dagelijkse leven en zo is het ook in het leven met de Heere als de dingen die de apostel vanaf vers 5 noemt niet in praktijk worden gebracht. Dan wordt het donker in mijn leven met de Heere. Dan ervaar ik niet meer de gunst van en de gemeenschap met Christus door het geloof. Mijn bidden heeft niet meer de warmte van vroeger. In mijn Bijbellezen ervaar ik de stem van de Heere niet meer. De preken doen mij eigenlijk niets meer. Het geestelijk leven gaat kwijnen.
Om in de lijn van het voorbeeld te blijven: ik heb de verbinding stuk laten gaan, doordat niet mijn hele leven beheerst wordt door de christelijke levensheiliging, doordat ik niet de leden die op de aarde zijn, gedood heb, zoals vers 5 zegt.
Paulus vervolgt daarmee zijn onderwijs aan de broeders en zusters in Kolosse en aan ons. En wat bedoelt de apostel dan?
Hij gebruikt het beeld van een gewoon menselijk lichaam met ledematen. Door middel van onze ledematen – armen en handen, benen en voeten – doen we wat we willen doen. Dat kan iedereen begrijpen. Wanneer ik wil gaan fietsen, dan doe ik dat met mijn benen en mijn voeten, eigenlijk met heel mijn lichaam. Mijn ledematen zijn dus een instrument om te doen wat ik wil doen.
Dat beeld past Paulus nu toe op het geestelijke leven van een kind van God. Zoals een lichaam zijn handeling verricht door de ledematen, zo verricht de verdorvenheid in ons hart haar kwade begeerten door allerlei boze lusten en verkeerde verlangens na te volgen.
Misschien herkennen we in ons leven wel die worsteling waar al Gods kinderen mee te maken krijgen. Die hoort namelijk helemaal bij de echte bekering. Door genade staat de nieuwe mens in mij op en wordt de oude mens in mij gedood. ‘Met Christus gestorven’ betekent dat het oude leven zonder God voorbij is. Dan ben je in beginsel wat wij weleens noemen ‘gestorven aan de zonde en aan de wereld’.
Wat een zegen wanneer de oude, aardse natuur met Christus gestorven is. De zonde is dan niet meer de baas over je. De wet kan je niet meer beschuldigen. En de wereld verliest zijn aantrekkingskracht, zijn glans, om zo te zeggen.
Het lastige voor iemand die veel van de Heere gaat houden – die worsteling waar ik het net over had – is dat de zonde niet dood is en we nog steeds in de wereld leven. Een kind van God wordt wel verlost van de heerschappij van de zonde, maar tegelijk zijn er dagelijks de zonden van de zwakheid. Ook aan de allerbeste werken van Gods kinderen kleven gebreken.
Kind van God, zult u zich er voortdurend onder verootmoedigen, klein maken voor de Heere? En voortdurend de toevlucht nemen tot de gekruisigde Christus? Wat is het nodig om in de dagelijkse bekering onze oude natuur te doden en in een nieuw, godzalig leven te leren wandelen!
Paulus zegt eigenlijk: Het principiële feit dat u met Christus gestorven bent, moet dagelijks meer werkelijkheid worden. Bind dan de strijd aan met de boze lusten die zich steeds weer in u doen gelden, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst. Om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid; in dewelke ook gij eertijds hebt gewandeld, toen gij in dezelve leefdet, zo lezen we in de verzen 5 en 6.
Het gaat dus om de zonde van seksuele onreinheid en geldgierigheid. Maar verder volgens de verzen 8 en 9 ook om allerlei zonden tegen onze naaste: gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond. Liegt niet tegen elkander.
Gemeente, het hele leven van ons mensen wordt daarmee onder de tucht van het Woord van God gebracht. Wat komt het dan dichtbij.
Paulus noemt in vers 5 eerst hoererij. Hij gebruikt daar een grondwoord dat we in onze taal herkennen als ‘pornografie’.
We weten wat daarmee wordt bedoeld. Wat wordt er met deze dingen soms intens geworsteld vanwege de vele verleidingen via internet en smartphones.
Gemeente, jongelui: laat je niet bedriegen door de leugen van porno, waarmee mensen worden overspoeld. Want seksualiteit ís niet direct en op afroep beschikbaar, zoals porno je wil doen geloven. Het is zoveel meer dan alleen maar erotiek: het vraagt om echte liefde die gééft in plaats van neemt. Het vraagt om geduld en afstemming.
En is het eerlijk om het wezen van een vrouw te degraderen tot een lustobject, een bepaald figuur en meer ook niet? De Heere heeft man en vrouw in dit opzicht zo geschapen dat zij ook verschillen in de beleving van seksualiteit. Dan is goede seksualiteit niet snel en heftig en gericht op mijzelf, maar liefdevol en teder, gericht op de ander.
Jongelui, echt genieten kan pas als er zelfbeheersing is. De ander is niet onbeperkt beschikbaar. Trouw is nodig om ook in seksueel opzicht een intieme relatie op te bouwen. Je kunt het maar aan één geven; een ander past daar niet bij. Laat niet toe dat in je leven drempels worden verlaagd naar grensoverschrijdende seksualiteit. Zo heeft Heere het niet bedoeld!
Nemen we onze verantwoordelijkheid tegenover onszelf of anderen wanneer we in strikken terecht zijn gekomen waaruit we zelf niet meer los kunnen komen? Breek met de zonde. Zoek hulp. Doorbreek de eenzaamheid. En leer om een zinvolle relatie aan te gaan.
Paulus breidt het verder uit met onreinheid, schandelijke beweging en kwade begeerlijkheid. Daarmee worden alle zondige gedachten en praktijken op het gebied van de seksualiteit vóór het huwelijk, bínnen het huwelijk en buíten het huwelijk bedoeld. Denk aan seks voor het huwelijk. Denk aan overspel binnen het huwelijk. Denk aan homoseksuele praktijken. Maar denk ook aan je verborgen leven van begeerten en verlangens wanneer je de ander beziet op een manier waarop we een ander niet zouden moeten bezien.
Gemeente, we zien het om ons heen in de talloos vele prikkels in onze totaal verseksualiseerde samenleving. Maar zien we het ook in ons hart? Kind van God, u?
Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn!
De apostel heeft het daarna ook over gierigheid – onze inhaligheid, ons soms onbegrensde verlangen naar meer, het nooit tevreden zijn. God en de mammon dienen gaat niet samen; het is inderdaad ‘afgodendienst’.
De apostel noemt daarna ook de nodige zonden tegen onze naaste.
Gramschap. Dat is onze boosheid wanneer ons onrecht wordt aangedaan. We handhaven ons eigen recht in allerhande wraakgevoelens.
Toornigheid. Onstuimige uitbarstingen van toorn en onbeheerste drift maken menselijke relaties stuk.
Kwaadheid. Dat is eigenlijk alles wat uit het hart van een mens zonder God voortkomt. Je misgunt de ander zijn voorspoed, in jaloezie en nijdigheid.
Lastering. Dan zeg je dingen waarmee je iemand in geestelijk opzicht vermoordt door hem of haar met je woorden een mes in de rug te steken.
Vuil spreken uit uwen mond. Het is de vuile praat in verkeerde grappen, schuine verhalen, de beledigende taal rechtstreeks of via moderne en sociale media – ‘digitaal pesten’ noemen we dat.
Liegt niet. Door te liegen buigen we de waarheid om. Wantrouwen en onderlinge verdachtmaking worden gestimuleerd.
En al wat gij doet met woorden of met werken (…).
Hoe staat het er met u, met jou, met mij nu écht voor? Liggen de stroomkabels er al? Zijn ze nog intact? Of werd het donker in uw leven?
We gaan naar onze tweede gedachte:
2. De diepte
De apostel vervolgt: doet het alles in den Naam van den Heere Jezus.
Daarmee zegt Paulus eigenlijk dat heel het spreken en al het doen helemaal onder de heerschappij van Christus moeten komen te staan. Toen deze kinderen van God in Kolosse werden gedoopt, werden ze ondergedompeld in de Naam van den Heere Jezus, lezen we op verschillende plaatsen in de Handelingen. Daardoor kwamen ze vanuit het rijk der duisternis onder deze heerschappij van Christus. En dan laat de apostel in dit tekstgedeelte zien dat er geen enkel gebied van ons leven is waarover de Heere Jezus de baas niet zou zijn.
Het is goed om ook dit gedeelte eerst te plaatsen tegen de achtergrond van de voorgaande verzen.
Nadat de apostel in de verzen 5 en 6 en de verzen 8 en 9 verteld heeft welke gevaren er op de loer lagen en nóg liggen, zegt hij dat deze christenen in Kolosse daar vroeger in hebben gewandeld en in hebben geleefd. Hun hele levensgang was vroeger doordrenkt van de zonde van verkeerde seksualiteit. Ze deden gewoon wat ze zelf wilden.
Zo is het vandaag immers ook zo vaak, ook in seksueel opzicht? Tóen experimenteerden jongeren met zichzelf en de ander in vrije seksuele omgang, en nu ook. Man en vrouw zijn elkaar over en weer niet trouw, maar hebben geslachtsgemeenschap met een ander. Een andere geaardheid wordt gepraktiseerd. Je maakt grapjes die niet zo netjes zijn.
De apostel zegt nu: U leefde daar vroeger helemaal in – vroeger, toen u dood was in de misdaden en in de voorhuid van uw vlees. Weet u het nog? Vroeger, toen u vreemd was aan God en zelfs een vijand was van God.
Alsof Paulus zeggen wil tegen iedereen die weet van zo’n eertijds, zo’n vroeger: Vergeet je niet wie je zelf was tegenover de Heere toen de Heere je opzocht? Vergeet je het niet? Zul je nooit neerkijken op anderen die in dat leven doorgaan? Zul je nooit hoogmoedig en zelfingenomen worden? Want dat het anders is geworden in jouw leven is alleen maar genade!
Maar nu legt ook gij dit alles af, zegt de apostel in vers 8. Laat die oude levenswandel van elkaar in woorden verbijten en vereten achter u. Zo’n heidens leven past een christen niet. En doe de nieuwe mens aan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft, lezen we in vers 10.
In dit nieuwe leven met de Heere is in geestelijk opzicht geen sprake van onderscheid op grond van nationaliteit, godsdienstige achtergrond of sociale klasse. Want Christus is alles en in allen.
Dat betekent niet dat de gewone verschillen in het dagelijkse leven niet meer bestaan wanneer je kind van God bent geworden. Een werknemer heeft het gezag van zijn werkgever of leidinggevende te erkennen. We hebben respect voor verschillende culturele achtergronden van mensen. En we weten heel nuchter van het verschil tussen rijk en arm.
Maar in de onderlinge omgang binnen de gemeente mag dit alles niet scheidend werken, daar gaat het om. Daar is geen plaats voor trots, minachting of gevoel van superioriteit. Binnen Gods huisgezin horen de leden als broeders en zusters in liefde samen te wonen.
Gemeente, kijken we in de spiegel die de Bijbel ons op dat punt voorhoudt? Wij mensen kunnen ons zo makkelijk verheffen op ons bezit, op onze positie in de maatschappij, of op onze opleiding en ontwikkeling.
Binnen de christelijke gemeente moet een hoogontwikkelde jongere of oudere zich net als al de anderen laten onderwijzen door iemand die in het dagelijks leven op een meer eenvoudige manier in zijn levensonderhoud voorziet; en omgekeerd geldt hetzelfde. Jongeren die studeren moeten oog hebben voor anderen in de gemeente die al jong met hun handen werken; en omgekeerd geldt hetzelfde.
Het is een onderdeel van de wijsheid van de Heere om de veelkleurigheid onder mensen binnen de christelijke gemeente samen te brengen. Opdat mensen met soms heel verschillende gaven en achtergronden elkaar tot een hand en een voet zullen zijn.
Denken we daar ook aan wanneer het gaat om mensen met een andere cultuur, een andere gewoonte of een andere huidskleur? Wie als een zondaar van genade leert leven, kan zich niet verheffen boven wie dan ook, maar die zoekt het verlorene, of die nu rijk of arm, blank of zwart, ontwikkeld of niet zo ontwikkeld is.
En dan is er nog iets.
De apostel zegt eerst in vers 8: leg dit alles af. En daarna in vers 10: doe aan. Je zou kunnen denken aan het uitdoen van bepaalde kleren en het aandoen van bijvoorbeeld feestkleding.
Jongens en meisjes, toen de Bijbel nog niet bij de mensen in Kolosse was gebracht, leefden ze als heidenen. Alle zonden die ze toen deden, zijn eigenlijk hun oude kleren. Deze oude kleren moeten ze uitdoen. Zonden die ze vroeger deden, moeten ze niet meer doen.
En de nieuwe kleren die ze aan moeten doen dan?
Dat zijn nieuwe kleren die helemaal horen bij een leven met de Heere, waarmee mensen in alles gaan lijken op de Heere Jezus.
Door de zondeval is het zo dat wij van nature niet meer weten hoe de Heere wil dat wij leven. Het beeld van God waarnaar wij geschapen zijn, zijn we toen kwijtgeraakt. Maar wanneer de Heere Jezus in het hart van een mens gaat wonen en werken, gaat een mens dat beeld weer laten zien. Dan gaat hij op de Heere Jezus lijken.
Wil je weten hoe?
Denk maar aan de manier waarop de Heere Jezus geleefd heeft. In vers 12 staan vijf woorden die dat vertellen:
- innerlijke bewegingen der barmhartigheid – Hij had medelijden met de mensen die het moeilijk hadden;
- goedertierenheid – Hij verlangde ernaar om te helpen;
- ootmoedigheid – Hij was nederig;
- zachtmoedigheid – Hij bleef kalm en vriendelijk;
- lankmoedigheid – Hij was altijd geduldig.
Zo wil de Heere nu dat christenen leven. Denken we eraan?
Wie zo leeft, kan veel verdragen en heeft niet gelijk commentaar op iemand. Wie zo leeft, kan de verkeerde dingen van een ander verdragen en blijft niet boos. Wie zelf als een schuldenaar vergeving van de Heere heeft ontvangen en weet waarom hij dat nóg elke dag nodig heeft, wil ook anderen vergeving schenken.
Daarvoor moet natuurlijk plaats zijn; er moet besef zijn van schuld die vergeven moet worden. Soms is daar ook tijd en een proces van therapie voor nodig. Maar het leidende principe in de christelijke gemeente is niet 'vergelding’, maar ‘vergeving’. Je wordt in de ontdekking aan je verlorenheid en schuld scherp voor jezelf en mild voor een ander. Wie ervan weet dat de Heere in zijn of haar leven de eerste stap wilde zetten, gaat het leren om ook zelf stappen naar anderen te zetten, ook wanneer die ander geen stap wil of kan verzetten.
Gemeente, wat gaat er ook in de christelijke gemeente soms ontzettend veel verkeerd in deze dingen.
Wie door het geloof mag leren zien op Christus leert bitterheid en boosheid om te buigen naar vergevende liefde. Nemen we het onderwijs van de apostel ter harte? Wanneer we iets te belijden hebben, doe dat dan. Behandel elkaar dan met genade, want dat is de strekking van het Griekse woord voor ‘vergeven’.
En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.
De vrede met God moet als een scheidsrechter in ons hart bepalen wat goed is of niet. De Bijbel moet in ons leven bovenaan staan; het Woord heeft het laatste woord in ons leven.
Doet het alles in den Naam van den Heere Jezus.
Dat is nu de diepte van de christelijke levensheiliging. Heel mijn leven in seksueel opzicht en in relationeel opzicht hoort onder de heerschappij van Christus te staan.
Zullen we het samenvatten?
Dan is er vrede met God in je hart. Het Woord van God woont in je. Je kunt er de Heere voor danken. Je zult ernaar gaan zoeken om heel je leven weer te laten beantwoorden aan het grote doel waartoe de Heere ons geschapen heeft: de eer van God.
Daarop letten we in onze derde gedachte. Zingen we eerst Psalm 141 vers 3:
Zet, Heer’, een wacht voor mijne lippen,
behoed de deuren van mijn mond,
opdat ik mij tot genen stond
iets onbedachtzaams laat ontglippen.
3. Het doel
Gemeente, we staan vandaag stil bij de christelijke levensheiliging. Eerst zagen we de breedte daarvan, daarna de diepte en dan nu ten slotte het doel: dankende God en den Vader door Hem.
We zien in het slot van onze tekst ineens weer het bredere verband opkomen. Heel het leven moet staan onder de heerschappij van Jezus Christus, zagen we net. De apostel noemde verschillende uitingen van een leven als heiden en liet zien wat ervoor in de plaats hoort te komen wanneer de Heere en Zijn dienst in ons leven bovenaan komen te staan.
Doet het alles in den Naam van den Heere Jezus. Dat wil zeggen, ‘naar Zijn bevel en tot Zijn eer, met aanroeping van de hulp van Christus’, aldus de kanttekeningen. Want anders gaat het niet.
Herkennen we dat in ons eigen leven?
Het hoort typisch bij kinderen van God om onder al het voorgaande te zeggen: Het is waar: de Heere heeft er helemaal recht op om dit van mij te vragen. Maar ik ervaar in mijn hart dat ik er in eigen kracht niets van terechtbreng. Hoe moet dat dan? Want als ík het moet doen, wordt het binnen de kortste keren donker in mijn hart. En de boel herstellen lukt mij uit mijzelf niet.
Gods kinderen worden in de heiligmaking, in het leven met de Heere, steeds afhankelijker van de Heere, van de hulp van Chrístus, de Gezalfde.
Beseffen we dat hij ons als Profeet onderwijst?
Dat gaat over de vraag hoe het met de Heere weer goed kan komen, maar vervolgens ook over wat de Heere van ons vraagt in de praktische dingen van het leven met Hem.
Denken we daaraan, ook wat betreft de vragen die we misschien wel hebben over seksualiteit en reinheid?
Denken we daaraan, ook wat betreft onze zonden met de tong en de mond?
Denken we daaraan, ook wat betreft het herstel van soms moeizame onderlinge menselijke verhoudingen?
Als Priester offert en bidt Hij voor je.
Dan gaat het opnieuw niet alleen om Zijn offer en voorbede die je zo nodig krijgt om in die goede verhouding met de Heere te komen, maar ook om al die dingen die niet goed zijn in het leven met Hem.
Misschien klaagt alles je wel aan wanneer het gaat over die dingen van reinheid en seksualiteit.
Misschien klaagt alles je wel aan wanneer het gaat over zonden met de tong en de mond, over een leven in onderlinge verdachtmaking, nijd, boosheid en vijandschap.
Dat is voor sommige kinderen van God een voortdurende worsteling. En juist in die worsteling wijst Paulus op de ruimte die er is bij Hem, om Jezus’ wil. Wanneer ik mijn hoofd ga buigen voor God om schuld te belijden, wordt het offer van de Heere Jezus mij alles waard. Zijn voorbede wordt mij alles waard wanneer ik ervaar dat ik niet meer bidden kan. Als het licht bij mij is uitgegaan – weet u het nog? – dan krijg ik opnieuw en zoveel meer het licht van Zijn genade nodig, juist in de heiligmaking.
Als Koning is Hij de baas in mijn leven geworden.
Dat is zo geworden toen ik Hem voor het eerst in de Bijbel ontmoette in Zijn genade en ontferming, toen de woorden uit de Bijbel werkelijk betekenis voor mij kregen en ik het wonder met mijn hart leerde begrijpen dat het werk van de Heere Jezus nu niet meer alleen anderen geldt, maar ook mij.
Dan krijg ik Hem ook nodig in de dagelijkse strijd tegen de zonde en de duivel. De zonde ligt zo dicht bij me wanneer het gaat om een leven in reinheid en zuiverheid met de ander. De duivel kent de toegangspoorten naar mijn hart nog beter dan ik.
Nemen we verantwoordelijkheid daarin? Wat kijken we? Hoe beschermen we onszelf? Hoe leven we?
Laat het zijn als bij Jozef: dat we alle gelegenheden tot zonde zoveel als mogelijk is vermijden en in Gods nabijheid zijn met de Bijbel en in het gebed – ook als het gaat om de andere dingen waar we net wat van zagen. Zo snel zeg ik dingen die ik niet had moeten zeggen, of zeg ik dingen niet die ik wel had moeten zeggen. Zo snel sta ik op mijn achterste benen wanneer ik mij in mijn recht tekortgedaan voel.
Gemeente, jaag de vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zien zal. Wie nu met Hem leert strijden tegen de zonde, de duivel, de wereld en het eigen hart, zal straks delen in de overwinning!
De apostel vertelt ons dus van het leven in de dankbaarheid, door Hem, de Middelaar Christus Jezus de Heere. Want op die manier staat de Heere Jezus tussen God in de hemel en een mens op aarde; op die manier is Hij de Middelaar tussen God en mensen. Hij verzoent de schuld, brengt terug bij God en leert leven met God. Dan ontvangen we het hele leven terug ín Hem.
Het hele leven – vullen we het in aan de hand van de thema’s van dit hoofdstuk?
Het brede veld van de seksualiteit, waarvan we net al het nodige zagen, krijgt een plaats in het kader van de heiligmaking en de vernieuwing naar het beeld van God. Ook de seksualiteit komt te staan onder het besef van Gods eer. De Bijbel spreekt juist vanuit een leven met de Heere zo positief over seksualiteit als een gave van God, al vanaf het begin, bij de schepping.
Gemeente, een leven met de Heere is een rijk leven, waarbij ook de seksualiteit in beginsel weer wordt zoals het is bedoeld, in een liefdevolle overgave gericht op de ander, een leven in reinheid en zuiverheid in alles.
Ook onze omgang met de naaste komt te staan in het teken van Gods genade. God wil niet dat we in nijd, haat en toorn met onze naaste omgaan. En dan kan het niet anders of we gaan ernaar zoeken om met geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid met onze medemens om te gaan. In onderlinge verhoudingen jagen we de vrede en de eensgezindheid na. We proberen iemands nadeel zo veel mogelijk te beperken en zelfs onze vijanden goed te doen, in de wetenschap dat wraak aan de Heere toekomt.
Want álles komt te staan onder deze noemer: niet mijn eer, maar Gods eer. Dankende God en den Vader door Hem.
Hoe is het nu met ons, na al deze dingen?
Met die vraag in ons achterhoofd gaan we de preek afronden.
We hebben gelet op de christelijke levensheiliging. Eerst zagen we de breedte, daarna de diepte en tot slot het doel ervan.
Is het u ook opgevallen hoezeer alles eigenlijk wees op de stand van zaken in het paradijs, toen er nog geen zonde was? Toen was er volmaakte reinheid en zuiverheid. Op geen enkele manier beschadigden we een ander met onze woorden of opmerkingen. We leefden in vrede en onderlinge harmonie met God en met elkaar. En alles stond volmaakt in het teken van de eer van God.
Wie nu in dat licht met zijn hart gaat begrijpen dat wij God van die eer hebben beroofd en door de Heere Jezus in beginsel Zijn eer weer gaan bedoelen, houdt niets over dan verwondering.
Jongens en meisjes, wij maakten de stroomkabels stuk. Hij herstelt die. En dat blijft Hij doen, ook wanneer de kinderen van God ervaren dat zij die stroomkabels niet intact weten te houden. Wanneer ík het donker heb laten worden, is Híj het Die het weer licht maakt.
In stille verwondering luisteren we naar Zijn Woord: En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.
Laat die aansporing ons dan verootmoedigen en doen verlangen naar een eeuwige toekomst met God. Daar is zo’n aansporing niet meer nodig, want dan zal het al Gods kinderen gelden: En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid (Openb.5:13).
Zegt ú daar al ‘amen’ op?
En jij?
Amen.
Slotzang: Avondzang de verzen 5 en 7
Bescherm ons, in den bangen tijd
van zielsverzoeking en van strijd;
laat nooit den bozen vijand toe,
dat hij ons enig' hinder doe.
O Vader, dat Uw liefd' ons blijk';
o Zoon, maak ons Uw beeld gelijk;
o Geest, zend Uwen troost ons neer;
Drieënig God, U zij al d' eer!