Ds. R.A.M. Visser - Kolossenzen 3 : 1 - 3

Levend met Christus

de bron – vers 1a
het leven – vers 1b en 2
het geheim – vers 3
Deze preek is de vijfde preek uit de serie de Kolossenzenbrief van ds. R.A.M. Visser

Kolossenzen 3 : 1 - 3

Kolossenzen 3
1
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods.
2
Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
3
Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 17:3
Lezen : Kolossenzen 2:16-3:4
Zingen : Psalm 8:1, 4 en 9
Zingen : Psalm 68:7
Zingen : Psalm 16:3 en 6

Gemeente, in deze dienst van nabetrachting en dankzegging op het gehouden Heilig Avondmaal staan we stil bij de tekstwoorden die we vinden in het ons voorgelezen Bijbelgedeelte, Kolossenzen 2 vanaf vers 16 tot en met Kolossenzen 3 vers 4. Het gaat vooral om Kolossenzen 3 de verzen 1 tot en met 3.

 

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.

 

Ik noem u als thema hierbij: levend met Christus.

 

We letten erop aan de hand van de volgende drie aandachtspunten:

1. de bron – vers 1a;

2. het leven – vers 1b en 2;

3. het geheim – vers 3.

 

1. De bron

Laat ik de preek en deze eerste gedachte beginnen met een herkenbaar voorbeeld. Jongens en meisjes, wanneer jullie ’s morgens uit bed komen, doen jullie de lamp aan. Of papa of mama doen dat wanneer het tijd is om eruit te komen. De schakelaar wordt aangedaan. En dan brandt het licht in je kamer. Hoe zou dat eigenlijk komen? Misschien weet je het antwoord wel: dat gaat allemaal niet vanzelf. Het licht in jouw kamer brandt ’s morgens nadat de schakelaar is aangedaan, omdat er aan die schakelaar stroomdraden verbonden zitten.

Die stroomdraden gaan door de grond jullie huis uit. Ze komen uiteindelijk uit bij elektriciteitscentrales. Een elektriciteitscentrale is een gebouw waar ze ervoor zorgen dat de elektriciteit uiteindelijk ook naar júllie huis gaat. Nu is het goed wanneer je in deze preek steeds probeert te onthouden: omdat er een verbinding is met de elektriciteitscentrale, brandt in jouw kamer het lícht. Ik zal het nog een keer herhalen: omdat er een verbinding is met de elektriciteitscentrale, brandt in jouw kamer het lícht.

Indien gij dan met Christus opgewekt zijt.

 

Daarmee beginnen onze tekstwoorden. En daarmee begint dan ook het tweede deel van deze brief. U weet dat misschien nog wel. De apostel schrijft in deze brief in de eerste twee hoofdstukken vooral dingen die gaan over de léér, en in de laatste twee hoofdstukken vooral dingen die gaan over het leven. In onze tekst maakt de apostel daarmee dus een begin door eerst direct aan te sluiten op het voorgaande.

Want nadat de apostel het werk van Gods genade benoemde, zagen we met welke gevaren en problemen deze christenen in Kolosse zoal te maken hadden. Is het u daarbij ook opgevallen hoezeer de apostel alles voortdurend terugbrengt naar de kérn? Dat maakt deze brief ook zo actueel.

 

Gemeente, jongelui, in een zondige, multiculturele en multireligieuze samenleving, toen en nu, moet je Chrístus hebben. Heb je Hem, dan heb je alles. Heb je Hem niet, dan heb je niets. Want dat bepaalt ook de manier waarop wij om ons heen kijken.

Alles wat er is, is namelijk geschapen door Hem en is er tot Zijn eer. En in Hem is de weg geopend naar het vaderhart van God. God heeft Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus, gegeven als de Middelaar tussen God en mensen. Wie Christus kent door het geloof, kent God.

Dan is die besnijdenis van vroeger niet meer aan de orde. Want door het wonder van de wedergeboorte van hoofdstuk 2 vers 13 deel je op grond van het offer van de Heere Jezus in het wonder van de vergeving van zonden van hoofdstuk 2 vers 14. De aansluiting naar het begin van vers 1, is dan niet moeilijk.

En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem (Kol. 2:13), wordt gevolgd door: Indien gij dan met Christus opgewekt zijt. Toch is daarmee niet alles gezegd. Want met dit begin van vers 1 wordt op een bepaalde manier ook een tégenstelling aangegeven ten opzichte van het vervolg van hoofdstuk 2.

 

De apostel gaat namelijk eerst vanaf vers 16 nog wat dieper in op de problemen met die dwaalleraren. Hij wordt dan ook wat concreter. Er waren binnen de gemeente namelijk mensen die beweerden dat het offer van de Heere Jezus niet voldoende was voor de vergeving van zonden en de eeuwige gelukzaligheid. Deze mensen meenden, dat daarbij ook de nodige inspanningen van mensen vereist waren. En dat je dan ook een aantal onderdelen van de wetten van Mozes nog na moest leven.

Bepaald eten mocht je wel of juist niet gebruiken. Bepaalde Joodse feesten moesten nauwkeurig gevierd blijven worden. Op zichzelf veroordeelt Paulus dit niet persé. Maar hij veroordeelt het wel nadrukkelijk én heel radicaal wanneer mensen op die manier mét of naast het werk van Christus de vergeving van zonden en de eeuwige gelukzaligheid denken te krijgen. Al die dingen van vroeger wezen op de Heere Jezus, Die tóen nog komen moest. Zij waren een scháduw van het werk van de Heere Jezus.

 

Jongens en meisjes, dat kunnen jullie ook begrijpen. Wanneer je op een warme zomerdag een schaduw voorbij ziet schieten, dan weet je dat er iemand aan komt. Zolang je die persoon niet ziet, let je op de schaduw. Maar als die persoon er is, kijk je wie het nu echt is. En zo is het ook hier. De wetten en regels van toen waren een schaduw van de Heere Jezus. Ze vertelden dat Hij komen zou.

Maar nu Hij gekomen ís, hoeven we op de schaduw niet meer te letten. Daarom houden we ons niet meer aan alle Joodse regels van vroeger. Het volbrachte werk van de Heere Jezus is de énige grond van de zaligheid. Wanneer mensen dat opzij willen schuiven of willen aanvullen, horen wij net zo duidelijk en radicaal te zijn als de apostel.

Zullen wij zo ook nuchter en Bijbels omgaan met gewoonten en tradities? Ook onder ons en binnen onze cultuur zijn er gewoonten gegroeid waarmee we op een positieve manier uiting geven aan het Bijbelse ‘gij geheel anders.’ Dat gooien we dus niet zomaar overboord. Maar we beseffen wel dat er geen enkele grond voor de zaligheid in ligt.

 

Let er daarna volgens vers 18 op dat niemand je zal afhouden van de Heere door te beweren dat je engelen nodig hebt om tot God te naderen. Je zou net als bij een wedstrijd de overwinning mislopen wanneer zulke mensen als een scheidsrechter je de prijs zouden ontzeggen door je te diskwalificeren. Deze mensen maken van het bijzóndere in dromen en visioenen de norm voor anderen. Het klinkt heel ootmoedig. Maar het is ten diepste zo door en door hóógmoedig! Want dan stel ik mijzelf en mijn bijzondere ervaringen boven de eenvoudige zin van de Schrift; en mensen komen hierdoor in grote duisternis terecht. Gemeente, laat in alles de Bíjbel de norm zijn.

Want mensen dreigen volgens vers 19 door dat alles losgemaakt te worden van Christus, in plaats van meer en meer aan Hem vastgemaakt. De gemeente kan als het geestelijk lichaam waarvan Christus het Hoofd is, alleen maar groeien en bloeien wanneer zij aan haar Hoofd vast blijft en dan ook onderling elkaar tot een hand en een voet mag zijn.

 

Gemeente, kind van God, wie wil groeien en toenemen in de kennis en de genade van Christus, kan dat niet buiten Zijn lichaam om. Laten we zo ook ónze gemeente zien als een deel van de openbaring van het lichaam van Christus. Verbonden aan Christus betekent dan altijd ook verbonden aan elkaar, daar waar de Heere ons een plaats gaf. Daar past geen kerkelijk individualisme bij.

Wanneer je door genade overgegaan bent uit de macht van de duisternis tot het rijk van Christus, laat het dan niet gebeuren dat je in een keurslijf wordt geperst van ten diepste heidense regels en gewoonten, alsof je daarmee de Heere pas echt zou dienen. Zo lezen we vanaf vers 20. Want God heeft alles gedaan.

Alles wat wij daarbij bedenken om de Heere mee tevreden te stellen, kan heel mooi en nederig klinken. Maar het is ten diepste een door en door hoogmoedige vorm van eigenwillige godsdienst. God vertelt ons dat de Heere Jezus alles heeft gedaan en alles heeft volbracht. Daar kan en hoeft niets van ons mensen bij. Want de Bijbel kent geen mixgeloof van Gód wat en ík wat.

Gemeente, voelen we de tegenstelling? In het voorgaande vers 20 was het: Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld zijt afgestorven. Dan is het nú in ons tekstvers: Indien gij dan met Christus opgewekt zijt – wanneer het zo is dat je met Christus wakker bent gemaakt uit de geestelijke slaap van de dood.

 

Wanneer de apostel hier het woordje ‘indien’ gebruikt, is dat niet om een vraagteken te zetten bij de bekering van deze gelovige broeders en zusters in Christus in Kolosse. Maar hij sluit daarmee aan op wat hij hoorde van Epafras. En hij gaat daar verder op in aan de hand van de dingen die we net hebben gezien.

Merken we op wat pastoraat in dit verband is? Eerst luisteren. Vooral eerst luisteren naar wat mensen zeggen. Daarmee zoek je mensen op, op het punt waar ze zich bevinden. Om daarna al luisterend en pratend met elkaar wat vervolgstappen te zetten aan de hand van wat de Bijbel zegt over de punten die je al luisterend in je opnam. Dan val je er zelf helemaal buiten.

En het Woord heeft het laatste woord. Dat geldt namelijk ook hier. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt … Jongens en meisjes, weet je het nog: wanneer er stroomkabels getrokken zijn en het lícht is aangegaan … Gemeente, indien gij dan met Christus opgewekt zijt … U mag lezen: Wanneer ik dat werk van de Heere door Zijn Woord en door Zijn Geest niet langer ontkennen kan en mag, ook vanmorgen niet rondom het Heilig Avondmaal.

Want gemeente, deze woorden raken natuurlijk allereerst onze Avondmaalgangers. Met onze belijdenis oordelen en spreken wij naar het voorbeeld van de apostelen het beste van al diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren. Want het binnenste van het hart is ons onbekend. Laten we onszelf de vraag stellen: Liggen die stroomkabels er al bij mij, is er een verbinding gelegd met de elektriciteitscentrale, is het licht bij mij al aangegaan? Deel ik al in de bron van dat levend-met-Christus zijn? Wat ken ik van het leven zelf wat daar dan bij hoort?

 

We letten er op in onze tweede gedachte.

 

2. Het leven

Daar gaat het over in het vervolg van vers 1 en vers 2: Zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

 

De apostel sluit aan op het werk van Gods genade in het leven van deze gelovige broeders en zusters in Christus te Kolosse. Daarop zien immers de woorden: opgewekt en levend gemaakt met Christus uit de geestelijke slaap van de dood. Horen we erbij? U, jij en ik? De belangrijkste vraag is dus niet of we deelnemen aan het Heilig Avondmaal of niet.

 

Jongelui, het belangrijkste moet in ons leven zijn of worden: de verzoening en de vrede met God door het geloof. Een leven met de Heere, uit genade alleen. Wanneer we daarin mogen delen door het wonder van een nieuwe geboorte, komt er op Gods tijd door het onderwijs in de Bijbelse betekenis van dit sacrament en de nodiging daartoe, ook vanzelf plaats voor het Heilig Avondmaal.

We moeten proberen om ook deze dingen in hun juiste verband te zien. Wanneer de Heere ons er door Zijn Woord bij insluit, gaat het allemaal vanzelf.

Wat is het een zegen wanneer we zo ook op het Heilig Avondmaal van vanmorgen mogen terugblikken. Wat een zegen wanneer we voor het eerst of opnieuw hebben ervaren dat de Heere ons er door Zijn Woord bij insloot. Wat een zegen wanneer we voor onszelf de Bijbelse orde van de manier waarop de Heere werkt in het leven van Zijn kinderen, wat duidelijker in het Woord zagen liggen. En wat is het groot wanneer dat in het vervolg ook zichtbaar wordt in heel ons leven. Daar doelt de apostel namelijk nu ook op. Wanneer u met Christus wakker bent geworden uit de geestelijke slaap van de dood, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand van God.

 

We kunnen aan het grondwoord zien wat voor zoeken hier bedoeld wordt. Het gaat om een ingespannen zoeken dat wordt bepaald door het dóel. Dus niet zomaar even en terloops. Maar wetend waar het om gaat, zoek je het. Je míst het terwijl je het niet kunt missen. Denk aan de gelijkenis van de verloren penning. Die vrouw zocht in haar hele huis en had pas rust bij het vinden van de penning. Zo is het ook hier. Het gaat om een ingespannen zoeken van de dingen die boven zijn, met alles wat in je is.

Dan gaat het eigenlijk om de dingen van de Heere en Zijn Koninkrijk. Het gaat om de schatten die van de Heere Jezus zijn, waarvoor Hij heeft betaald met Zijn leven. Denk bijvoorbeeld aan de vergeving van zonden, aan de aanneming tot kinderen, aan de vrede met God, aan het leven met God. Denk aan het geloof, de hoop, de liefde. Denk aan de gaven van God: de lijdzaamheid, de lankmoedigheid, de volharding.

Als Koning heeft de Heere Jezus ná Zijn hemelvaart de plaats ingenomen aan de rechterhand van God. Nu zorgt Hij vanuit de hemel voor Zijn kinderen. Daarom kan Hij je alles geven wat je nodig hebt voor je leven hier op aarde én voor straks in de eeuwigheid. Maar zoek er dan wel naar. Want dat is de weg om te krijgen wat Hij aan ieder geven wil. Hij zál het ook geven aan diegenen voor wie Hij naar de hemel is teruggegaan. Zoek dat, en bedenk dat ook. Laat dat zoeken – met andere woorden – helemaal voortkomen uit je denken, je hart en je ziel. Heel je mens-zijn moet betrokken zijn op Christus, op wat Hij heeft verdiend en vanuit Zijn hemelvaart ook uitdeelt aan mensen, ook vandaag. En daarmee komen ook deze woorden weer zo dichtbij.

 

Want gemeente, wanneer in het algemeen mensen worden opgeroepen om te zoeken, gaat het om iets wat we niet hebben. En wanneer mensen zo ernstig worden opgeroepen om iets te bedenken, gaat het om iets waar we juist níet of te weinig aan denken. Geldt dat nog steeds voor uw en jouw leven? En is dat ook na ontvangen genade nog vaak uw en jouw leven?

Je komt helaas nogal eens ouderen en in mindere mate jongeren tegen die op een ogenschijnlijk vlakke manier zeggen dat ze de Heere niet kennen. Meestal vraag ik dan of de woorden uit de Bijbel al eens betekenis in ons leven kregen, of die al kracht hebben gedaan in ons leven. Jongens en meisjes: of die stroomkabels al aangelegd zijn, of de verbínding door genade er al is. Dan doet het zoveel pijn van binnen wanneer je hoort dat dit niet zo is. Mensen houden zich dan soms op de been met heel verschillende opmerkingen die allemaal tot dit ene punt terug te brengen zijn: Dominee, aan mij ligt het niet. Het is niet mijn schuld. Het ligt aan van alles en nog wat, behalve aan mij.

Echt zoeken doen we dan niet. De Bijbel lezen we vluchtig. Ons bidden gaat er koud en liefdeloos aan toe. Regelmatig een dagboek lezen is teveel moeite. Voor jezelf ook eens een goed boek lezen, nee … daar hebben we geen zin in, hoewel er genoeg verschijnt en er echt voor elk wat wils is. Werkelijk en met ons hart betrokken op de dienst van de Heere zijn we niet. Hoewel we dat natuurlijk zo niet hardop zeggen, maar eigenlijk vinden we dat ook niet belangrijk. We denken er ten diepste niet aan. Ik zoek naar van alles en nog wat hier beneden: geluk, gezondheid, de dingen van sport, uitgaan, entertainment, vakanties, school, gezin en werk. En ik ben elke dag helemaal vol van de dingen van beneden.

 

Gemeente, bedenken we dat de apostel al onze verontschuldigingen weg veegt? Want dat het nu van nature zo met ons is, is niet Gods schuld maar onze schuld. Zoek daarom eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid. En al het andere wordt ons toegeworpen. Een heel aantal van die dingen die wij van nature zoeken of waarvan we kunnen genieten, zijn niet perse on-Bijbels of zo. En we hebben hier beneden ook onze taken en verantwoordelijkheden, dat weten we.

Een kind van God is in de woorden van de Psalm een vreemdeling hier beneden. Maar dat is niet hetzelfde als een zonderling hier beneden. We staan met twee benen in deze maatschappij en in deze tijd. Daar hebben we als een chrísten in de echte betekenis van het Woord, te leven zoals de Heere dat van ons vraagt. Maar dan moet het niet zo zijn dat ons leven beheerst wordt door alles ‘wat van beneden is’, wat in het teken staat van een leven zonder de Heere.

De wereld om ons heen en ons hart zeggen: Zie dat je vooruit komt, en meer ook niet. Terwijl de Heere in de Bijbel zegt: Zie dat je boven komt, dat eerst. De Heere en Zijn dienst moet voor ons het belangrijkste zijn of worden. Dan geeft Hij je al het andere als in de slaap. Dan alleen zijn we echt gelukkig en hebben we toekomst.

 

Kinderen van God, avondmaalgangers, nemen wij deze woorden wel ter harte? Paulus zegt dit tegen kinderen van God en dat is natuurlijk niet zonder reden. Want wat hebben Gods kinderen de neiging in zich om ook na ontvangen genade de dingen te zoeken die beneden zijn en daar helemaal vervuld mee te zijn. Bedenk dat de satan zijn pijlen juist dan afschieten zal wanneer de Heere goed voor ons is geweest, wanneer we zijn nabijheid hebben ervaren.

Juist dan moeten we waakzaam zijn in een leven dichtbij de Heere, met een open Bijbel en in het gebed. Laat dan de levenspraktijk aansluiten op de avondmaalsgang: Zóek en bedenk de dingen die boven zijn, daar waar uw Borg en Middelaar is aan de rechterhand van God. Daar leeft Hij altijd om voor u te bidden, en van daaruit zal Hij zorgen, waken en bewaren. Wanneer we daarop mogen zien, ook als het Heilig Avondmaal bediend werd, zal onze wandel in de hemel zijn, van waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.

 

We gaan naar de derde gedachte, maar zingen eerst Psalm 68:7

 

Gelijk een duif door ’t zilverwit,

En ’t goud, dat op haar veed’ren zit,

Bij ’t licht der zonnestralen,

Ver boven and’re voog’len pronkt,

Zult gij, door ’t Godd’lijk oog belonkt,

Weer met uw schoonheid pralen.

Wanneer Gods onweerstaanb’re hand

De vorsten uit het ganse land

Verstrooid had en verdreven,

Ontving Zijn erfdeel eed’ler schoon,

Dan sneeuw, hoe wit zij zich vertoon’,

Aan Zalmon ooit kon geven.

 

3. Het geheim

Gemeente, we letten in deze dienst van nabetrachting en dankzegging op het gehouden Heilig Avondmaal, op Kolossenzen 3 de verzen 1 tot en met 3 aan de hand van het thema: levend met Christus. Eerst hebben we gelet op de bron, en daarna op het leven. Nu letten we  ten slotte op het geheim aan de hand van vers 3: Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.

 

Gemeente, jongens en meisjes, dat is toch wel een wat aparte manier van zeggen. De apostel schrijft, jullie zijn gestorven. Terwijl deze mensen in Kolosse als mens gewoon leven. Ze eten en drinken, doen hun werk, noem maar op. Daarom begrijpen we wel dat de apostel hier wat anders bedoelt. Niet iets wat letterlijk zo is, maar iets wat geestelijk zo is.

In vers 12 las je ook al zoiets. Toen schreef de apostel dat deze kinderen van God met Christus begraven zijn in de doop en met Hem zijn opgewekt. Dat was ook niet letterlijk bedoeld, maar geestelijk en symbolisch. Het betekende eigenlijk dat deze mensen door de genade van God het vroegere leven zonder God achter zich hebben gelaten. En nu willen ze in alles met de Heere leven.

Nu schrijft de apostel op een zelfde geestelijke en symbolische manier over het leven met de Heere, door te zeggen dat ze gestorven zijn. Wanneer iemand letterlijk gestorven is, is het vroegere leven voorbij. En zo is het ook in geestelijk opzicht. Wanneer iemand geestelijk gestorven is, is het vroegere leven zonder God voorbij. Dan ben je in beginsel wat wij weleens noemen ‘gestorven aan de zonde en aan de wereld.’

Wat een zegen wanneer de oude, aardse natuur met Christus gestorven is. De zonde is dan niet meer de baas over je. De wet kan je niet meer beschuldigen. En de wereld verliest zijn aantrekkingskracht, zijn glans om zo te zeggen.

Het lastige voor iemand die echt en veel van de Heere gaat houden, is dan dat de zonde niet dood wil zijn en de wereld steeds weer levend probeert te worden. Een kind van God wordt wel verlost van de heerschappij en slavernij van de zonde, maar tegelijk blijven er de dagelijkse zonden van de zwakheid. En ook aan de allerbeste werken van Gods kinderen kleven gebreken.

 

Kind van God, zult u zich er voortdurend onder verootmoedigen, en u klein maken voor de Heere? Zult u voortdurend de toevlucht nemen tot de gekruisigde Christus? Wat is het nodig om in de dagelijkse bekering onze oude natuur te doden en in een nieuw godzalig leven te leren wandelen!

Je bent gestorven, zegt de apostel, en je leven is verborgen in God. Opnieuw iets wat we misschien maar moeilijk kunnen begrijpen. Toch is dat minder lastig dan het lijkt. Paulus zegt dat het nieuwe, wederom geboren geestelijke leven dat Gods kinderen met Christus hebben ontvangen, veilig en geborgen is bij God.

Jongens en meisjes, die stroomkabels, weet je het nog, die stroomkabels zijn veilig bij God. Daar zorgt Hij voor en dan gaat het altijd goed. Hij bewaart en beschermt het leven van Zijn kinderen. Dan ben je voor God als Zijn oogappel. Misschien herkennen we die uitdrukking wel. Raak je Gods kind aan, dan raak je Gods oogappel aan. Wat er gebeurt wanneer onze oogappel wordt aangeraakt, weten we. Denk aan een vliegje in je oog. Dat merk je direct, het irriteert, het doet pijn, het moet eruit. Wat is onze oogappel een teer gedeelte van ons lichaam!

Zo is het nu ook hier. Gods zorg gaat over Zijn gemeente op een manier die wij niet kunnen doorgronden. We hebben daar ook bijna geen woorden voor, zo teer ligt dat bij de Heere. Wanneer je leven zo verborgen is in God, ben je buiten de macht van de vijanden, van de duivel en zelfs van de dood!

 

En gemeente, kind van God, avondmaalganger, wanneer we nu deze woorden nagaan, proeven we dan in ons hart iets van dit wonder? Wat is de apostel, wat is de Heilige Geest teer in het omschrijven van de aard, van het geheim van het leven met de Heere. Je proeft er iets in van een stamelend zoeken naar het wonder: mijn leven verborgen in God.

Het geloof kent immers zulke ervaringen die zich bijna niet laten verwoorden. Misschien herkennen we het wel, ook naar aanleiding van vanmorgen aan het Heilig Avondmaal. Want de tekenen van brood en wijn vertellen van het lijden en sterven van de Heere Jezus als de enige grond van de zaligheid. Hij in mijn plaats, anders had ik moeten sterven. Beseffen we dan dat dit er ook bij hoort? Hij in mijn plaats, opdat ik daardoor leven zou! Zo mag mijn leven op grond van het offer van de Heere Jezus geborgen zijn in God.

Merkt u het op? Dan ziet het oog des geloofs rondom de tekenen van brood en wijn ook weleens verder! Dan zie ik niet alleen wat de Heere Jezus allemaal deed om het voor mij met God weer goed te maken en om ook mij daarin te laten delen door het geloof. Maar dan zie ik ook dat mijn leven door Jezus’ lijden en sterven in God geborgen mag zijn!

 

Aan iedere voetstap van de Heere Jezus zijn lijnen van troost voor Gods kind verbonden. Dan gaat het geloof iets zien van het wonder dat zijn leven al van eeuwigheid vast ligt in God, in het verkiezend welbehagen van God. Gods kinderen liggen al van eeuwigheid verankerd in Gods hart. Hij heeft hen lief met een eeuwige liefde. Hij heeft hen gekend, al voordat de aarde gemaakt is. Door het werk van de Heere Jezus ben je dan kind van God geworden. En dan wordt je leven bewaard in Gods hart.

Het is daarom ook een ‘verborgen leven’ in die zin dat een kind van God hier op aarde nog niet ten volle deelt in de heerlijkheid van Christus. Daarom begrijpt de wereld buiten en binnen de kerk niets van zo’n leven. Een kind van God is daarom het liefst in Zijn nabijheid, luisterend naar Zijn stem in Zijn Woord en in de prediking.

De ervaring van je afhankelijkheid en kleínheid voor God spoort je aan om te bidden. Je kunt alleen maar geholpen zijn wanneer de Heere helpt. Je kunt alleen maar getroost zijn wanneer de Heere troost. Jongens en meisjes, weet je het voorbeeld nog? Dat hoort nu allemaal bij die onzichtbare verbinding met boven, die stroomkabels naar buiten, naar die elektriciteitscentrale!

 

Dat maakt dat een kind van God zich hier zo vaak een vreemdeling voelt. Onbegrepen door de wereld buiten en binnen de kerk, onbegrepen ook door sommige vormen van de godsdienst ben je ook jezelf nog zo vaak een raadsel. Gemeente, kind van God, straks zal de volle luister, heerlijkheid en glorie van het verborgen leven naar buiten komen. De volle werkelijkheid van ‘verborgen in God’ is immers ook voor een kind van God tijdens zijn leven zo vaak verborgen! Alles wat hier is, is van onze kant ten dele. Straks echter is het een volmaakte en ongestoorde werkelijkheid. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid (vers 4). Dan zullen we Hem zien, Die ons zo onuitsprekelijk heeft liefgehad. Dan zullen alle tranen van de ogen worden afgewist. En Christus zal dan ten volle zijn: alles en in allen!

 

Daarmee gaan we de preek nu afronden. We hebben in deze dienst van nabetrachting en dankzegging stilgestaan bij ‘levend met Christus’. Eerst hebben we gelet op de bron. Daarna op het leven. En ten slotte op het geheim.

Gemeente, laat ik in de afronding de lijn van de derde gedachte doortrekken. Is ons, uw en jouw en mijn leven zo al geborgen in God? Zijn wij al tot in de diepste zin van het woord veilig in Gods handen?

Moet u ‘nee’ zeggen? Dan wil ik nog één keer met kracht de woorden van het begin herhalen: Zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods! Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn; en maak daar haast mee! Bedenk het grote geluk van Gods kinderen, zij die straks aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk gemaakt zullen worden. Eeuwige vreugde zal hun deel zijn. Laat het uw en jouw gebed dan zijn en blijven: Zo doe Hij ook aan mij.

Is het de worsteling van uw leven geworden? Laat ik dan zeggen dat het echte zoeken en bedenken wat aan zo’n worsteling verbonden is, het gevolg is van Gods zoeken naar u, van Gods denken aan u. En geef uzelf dan geen rust vóórdat Zijn stem ook in uw hart klonk: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik.

 

Dan zijn er, met alle verschil dat er onderling kan zijn, toch ook mensen die van harte ‘ja’ mogen zeggen, misschien ook wel na vanmorgen: Mijn leven is geborgen in God. Hoort u daarbij? Dan vertelt de apostel hoe uw toekomst is: Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid!

 

En die hoop moet al ons leed verzachten,

Komt, reisgenoten, ' t hoofd omhoog!

Voor hen die 't heil des Heeren wachten,

zijn bergen vlak en zeeën droog.

O zaligheid, niet af te meten,

o vreugd, die alle smart verbant!

Daar is de vreemd’lingschap vergeten

en wij, wij zijn in 't vaderland!

 

Amen.

 

 

Slotzang: Psalm 16: 3 en 6

 

Getrouwe Heer’, Gij wilt mijn goed, mijn God,

Mijn erfenis en ’t deel mijns bekers wezen;

Gij onderhoudt gestaag het heuglijk lot,

Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.

De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren;

O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

 

Gij maakt eerlang Mij ’t levenspad bekend,

Waarvan, in druk, ’t vooruitzicht Mij verheugde;

Uw aangezicht, in gunst tot Mij gewend,

Schenkt Mij in ’t kort verzadiging van vreugde;

De lieflijkheên van ’t zalig hemelleven

Zal eeuwiglijk Uw rechterhand Mij geven.