Ds. R.A.M. Visser - Kolossenzen 1 : 18
De heerlijkheid van Christus
Kolossenzen 1 : 18
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 2: 7 | |
Zingen : | Psalm 48: 6 | |
Lezen : | Kolossenzen 1:15-23 | |
Zingen : | Psalm 89: 4, 6, 12 | |
Zingen : | Psalm 68: 2 | |
Zingen : | Psalm 73: 12,13 |
Gemeente, we gaan verder met de behandeling van de brief aan de Kolossenzen. We letten vandaag op het vervolg van hoofdstuk 1, vers 15 tot en met 23, met als kern vers 18:
En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, Hij Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.
Ik noem u als thema hierbij: de heerlijkheid van Christus.
We letten erop met de volgende drie aandachtspunten: de heerlijkheid van Christus als:
1. Schepper – de verzen 15 tot en met 17;
2. Hoofd – de verzen 18 tot en met 20;
3. Verlosser – de verzen 21 tot en met 23.
1. Schepper
Gemeente, ik hoop dat u nog weet waarover het de vorige keer is gegaan. Het ging over Paulus’ voorbede. Deze voorbede was gericht op kennis, wandel en kracht. Paulus’ voorbede sloot aan op Gods werk in geloof, hoop en liefde. En de vraag werd bij de afronding van de preek aan ons hart gelegd: sluit dat nu ook aan op Gods werk in ons leven?
Eerst noemde ik toen enkele dingen aan het adres van mensen die deze vraag met ‘nee’ beantwoorden. De weg van bekering en geloof werd aangewezen. Het gebed om te krijgen wat God geven wil om Jezus’ wil. Hebben we deze weg de afgelopen week bewandeld?
Daarna noemde ik enkele dingen aan het adres van mensen die deze vraag met ‘ja’ beantwoorden. We zagen hoe nodig het is om door het geloof ons aandeel in de erfenis van de eeuwige gelukzaligheid vast te maken in de verdiensten van de Heere Jezus alleen. Hebben we dat de afgelopen week ook gedaan?
Wat betekent, een week na deze eerste preek over de Kolossenzenbrief, Christus wérkelijk voor ons? De apostel Paulus dwingt ons op die vraag een antwoord te geven. Indirect gebeurt dat naar aanleiding van het onderwerp van vorige week. En dírect naar aanleiding van het onderwerp van vandaag: de heerlijkheid van Chrístus. Eerst als Schepper, daarna als Hoofd en ten slotte als Verlosser.
Kijk maar mee naar het begin van vers 15: Dewelke. Daarmee maakt Paulus een verbinding met de voorgaande verzen 13 en 14. Dewelke is de Zoon van Gods liefde; ofwel Christus Jezus, de Heere. Paulus gaat in deze verzen door met Christus. En dan beschrijft Paulus de heerlijkheid van Christus tot en met vers 20 in de vorm van een lied. Misschien heeft hij daarvoor een bestaand lied gebruikt. Misschien heeft hij het zelf gedicht. Maar het is in ieder geval een lied waarin een bepaalde samenhang zit.
In dit lied gaat het in vers 15 eerst over de relatie van Christus tot God, over de relatie van de Zoon tot de Vader. Ik kan me voorstellen dat dit op het eerste gezicht wat lastig te begrijpen is. Laat ik daarom eerst deze vraag stellen: wie van ons heeft ooit God gezien? Jongens en meisjes: wie van jullie heeft ooit God gezien? Het antwoord kennen we: niemand heeft ooit God gezien. Want God is een Geest. Je kunt Hem dus niet zien. God is onzichtbaar, zeggen we dan. Dit is nu precies wat Paulus hier ook zegt. God is ‘de Onzienlijke’, dus ‘de Onzichtbare’.
Maar, zegt Paulus, ook al kun je God Zelf niet zien met je ogen, toch weten wij wel wat van God. De Heere Jezus als Zoon van God is namelijk het Beeld van de onzichtbare God. De Heere Jezus maakt God voor mensenogen zichtbaar. Wil je dus weten Wie God is, dan moet je goed kijken naar Zijn Zoon, de Heere Jezus. Hij maakt het wezen, het karakter van God bekend. Door de Heere Jezus kunnen wij God leren kennen. Hij laat als Zoon zien Wie God is als Vader.
Wij zeggen in het dagelijkse wel eens van een kind dat het precies zijn vader of moeder is. Dan zie je in het kind de trekken van de ouders. Zo is het hier ook. Gemeente, wie God wil leren kennen, moet de Heere Jezus leren kennen!
Tijdens de omwandeling van de Heere Jezus op aarde zien we de wijsheid, goedheid, almacht en rechtvaardigheid van God afgebeeld. Let eens op Golgotha! Daar zien we God in het Zijn hart.
In Zijn rechtvaardigheid: Hij kan met de minste zonde geen omgang of gemeenschap hebben, en moet die straffen.
In Zijn grote liefde: Hij straft de zonden in Zijn lieve Zoon. Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren zal gaan maar eeuwig leeft.
Gemeente, kent u zo God al door Christus? Laten Gods kinderen toenemen in de genade en kennis van Christus Jezus, de Heere. Dan zal er ook meer en duidelijker zicht komen op het onderwijs van de Heere Jezus: Wie Mij heeft gezien, die heeft de Vader gezien.
De Heere Jezus is dus het Beeld van de onzichtbare God. Maar Hij is ook de Eerstgeborene van alles wat geschapen is. Daarmee wil Paulus niet zeggen dat de Heere Jezus het eerste schepsel van God is. Dan zou er moeten staan: de Eerstgeschapene. Er staat echter: Eerstgeborene. Daarmee maakt Paulus duidelijk dat de Heere Jezus boven de schepping verheven is. Je vindt die gedachte ook terug in Psalm 89, vers 28. Daar wordt de eerstgeborene ‘de hoogste van de koningen van de aarde’ genoemd. Dat bedoelt Paulus ook in vers 17. Christus was al bij God vóór er iets werd geschapen. Hij ís – tegenwoordige tijd dus – vóór alle dingen. Hij was er toen. En Hij is er nu.
De Heere Jezus is gebóren. Met de Geloofsbelijdenis van Nicea belijden wij daarom ons geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van de hemel en van de aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in één Heere Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen; God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde Wezen met den Vader, door Welke alle dingen gemaakt zijn.
De verzen 16 en 17 geven ons wat extra uitleg over deze eretitel. Lees maar mee: Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.
Voor de woorden door Hem kunnen we ook lezen ‘in Hem’.
Toen waren er, en nu zijn er mensen die menen dat een geestelijke God geen stoffelijke wereld schept. In hun gedachtegang is de schepping dan ook het gevolg van een ongeluk. Door een toevallige samenloop van omstandigheden of door voortgebracht door engelen of boze machten. En juist dán vertelt Paulus dat door Christus alles geschapen is. De schepping er is ter wille van Christus, tot Zijn eer.
Proeven we de actualiteit? De schepping wordt ook in haar voortbestaan door Christus gedragen. Hij is er als de Eerstgeborene de Koning over. Hij is Koning over de mensen, de bloemen, de planten, de dieren; noem maar op. De schepping kan zonder Hem niet bestaan.
Paulus vertelt over alles wat geschapen is in voortdurende tegenstellingen. Hemel en aarde, zichtbaar en onzichtbaar. Met andere woorden: werkelijk alles valt er onder, niets uitgezonderd. De samenhang tussen alles wat geschapen is en de loop van de natuur. Ook de machten die er zijn, zijn aan Hem onderworpen. Zelfs wanneer de Heere engelen inschakelt, zijn ook zij aan Christus onderworpen. Christus is alleen al daarom, vanwege Zijn schepping, alle aanbidding waard. Wat betekent Christus dan voor ons in relatie tot Zijn schepping?
Jongens en meisjes, jullie weten wat er is gebeurd bij de schepping. Daar heeft de meester of de juf over verteld. De hemel en de aarde en alles wat daarin is, zijn geschapen. Dat betekent: uit het niets voortgebracht, zoals de Heere dat wilde.
De Heere sprak dat de aarde er moest komen. En toen hing daar in de ruimte die geweldige planeet. De Heere sprak dat het licht moest worden. En het gebeurde.
De Heere sprak dat er gras, struiken en bomen op moesten groeien. En het kwam er allemaal.
Telkens lezen we in het begin van het boek Genesis: en God zeide - en het wás er!
Wij kunnen ons dat allemaal niet zo goed voorstellen; daar zijn wij te nietig en te beperkt voor. Maar zo groot is God. Zo almachtig is God. God kan alles. En werkelijk alles klopte helemaal met de manier waarop de Heere het Zich had voorgesteld en bedacht had. Daarom kon God met recht na afloop van de zesde scheppingsdag zeggen: En zie, het was zeer goed (Gen.1:25).
Daarmee zeggen we niet dat de Bijbel een handboek is voor natuurwetenschap. Maar het is wel het Boek van Gods openbaring, ook wat betreft de schepping. Natuurlijk staan wij bij het onderzoek van de schepping voor ontzaglijke vragen, waar wij als mens geen definitief antwoord op hebben. Maar wat een troost is het daarom dat we juist dan de Bijbel hebben! Daarin lezen we dat God alles geschapen heeft in Zijn Zoon en voor Zijn Zoon. Door het Woord des heeren zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir, zingt de bekende Psalm 33.
De Bijbel spreekt in Genesis over zes dagen als dagen die worden afgewisseld door nacht en dag. Dat gebeurt op een manier zoals later in de Bijbel heel concreet dagen van vierentwintig uur worden aangewezen. Het gaat dus om concrete dagen van vierentwintig uur. Het is daarbij de eigen aard van het boek Genesis, dat het een historisch boek is met de weergave van concrete feiten; en dat geldt ook wanneer het gaat over Adam en Eva als eerste mensenpaar.
Gemeente, als dát niet echt zo is gebeurd, waarom al het andere dan wel? Zullen we in alle discussies die gaande zijn, in alle eerlijkheid bedenken dat resultaten van wetenschappelijk onderzoek altijd gebaseerd zijn op bepaalde uitgangspunten? Ik wil op geen enkele manier de integriteit van wetenschappers ter discussie stellen. Maar tegelijkertijd wil ik wel gezegd hebben dat ook het wetenschappelijk denken niet objectief is.
Wat een zegen wanneer we met al onze vragen eerbiedig mogen buigen voor wat de Bijbel ervan zegt in het geloof van Hebreeën 11, vers 3. Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden. En dan zegt kanttekening 9 er heel onderwijzend en vertroostend bij: ‘Want dit is het geloof eigen, dat het uit Gods Woord gelooft dat de wereld uit niet is geschapen; waartoe geen filosoof door de natuurlijke rede heeft kunnen komen.’
Dan mogen we met de apostel met alles wat geschapen is, uitkomen bij de heerlijkheid van Chrístus. Het is allemaal van U, voor U, en tot U!
Al d’ aard’ en alles wat zij geeft,
Met al wat zich beweegt en leeft,
Zijn ’t wettig eigendom des Heeren.
Hij heeft z’, in haren ochtendstond,
Op ongemeten zeên gegrond,
Doorsneden met rivier en meren!
2. Hoofd
De heerlijkheid van Christus zien we ook hierin dat Hij het Hoofd is. Daar gaat het over in de verzen 18 tot en met 20. Dat zijn heel opmerkelijke Bijbelverzen.
En Hij is het Hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente. Hier wordt een bepaalde beeldspraak gebruikt. We hebben dat al eens vaker gezien. De apostel vergelijkt de verhouding van de Heere Jezus tot de kinderen van God met de verhouding van een menselijk hoofd tot een menselijk lichaam. De Heere Jezus is het geestelijk Hoofd. Zijn kinderen vormen als gemeente samen het geestelijk lichaam. Zij horen dus in alles helemaal bij elkaar.
Hij is het Hoofd. Maar Hij is ook het Begin. Laat ik zeggen: de Oorsprong. Want Hij is als Eerste in eigen kracht opgestaan uit de doden. Daarmee laat Paulus zien dat iedereen die hoort bij de gemeente waarvan de Heere Jezus het Hoofd is, alles aan Hem te danken heeft. De Heere Jezus is voor hen opgestaan uit de doden. Hij heeft voor hen de zonde tenietgedaan en de duivel overwonnen. Daardoor opende Hij de weg naar het leven met Hem. Door Zijn kracht staan geestelijk dode zondaren op tot het leven. Wanneer de woorden uit de Bijbel je hart bereiken en je Zijn stem daarin hoort, ga je horen bij deze gemeente waarvan de Heere Jezus het Hoofd is. Hij is voor die gemeente de hemel ingegaan om voor hen een plaats te bereiden.
Christus was de Eerste als Beeld van de onzichtbare God en als Schepper en Onderhouder van alles, zagen we zojuist. Maar Hij is ook de Eerste als Hoofd van Zijn kerk. Als Levensbron van Zijn gemeente. Als Overwinnaar van de dood, de duivel en de hel.
Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou, zo lezen we daarna in vers 19. Paulus laat daarmee zien waar die heerlijkheid van Christus vandaan komt. Dat is namelijk het welbehagen van de Vader. Het woord ‘welbehagen’ is een woord dat we nogal eens horen in de onder ons gangbare prediking. Jongelui, zet er een streepje tussen; dan wordt het wat duidelijker. Wel-behagen. Je zou kunnen zeggen: dat wat God graag wil.
Dan hoor je in dat woord ‘welbehagen’ aan de ene kant iets van het vrije en soevereine handelen van God. De Heere is aan ons niets verplicht. Hij geeft aan wie Hij wil en wanneer Hij wil. Begrijpen we waarom juist dát zoveel ruimte geeft? Omdat de Heere niets van ons in aanmerking neemt, kan het voor iedereen! Zelfs voor de grootste van de zondaren. Want dan hoor je er aan de andere kant ook iets in van Gods genadig handelen. Wat Hij kan, doet Hij ook! Omdat God het wil, zullen Gods kinderen zalig worden. Mensen kunnen zalig worden, wat een wonder!
Gods welbehagen is de bron van alle zegeningen. Dus ook van de zegen dat in de Heere Jezus alles is te vinden voor het leven nu en in eeuwigheid. Gemeente, God koos Zijn Zoon uit en stuurde Hem naar deze wereld, vergezeld met de boodschap: Alles wat u en wat jij nodig hebt, heb Ik!
En Hij deelt het uit. Zelfs aan wederhorigen, zingt Psalm 68. Wederhorigen – dat zijn de ongehoorzamen. Mensen zoals wij dus, die van nature naar iedereen en van alles en nog wat willen luisteren, behalve naar de Heere. Hij deelt Zijn zegen uit aan zulke jongeren en ouderen. Om dan bij Hem te kunnen wonen en met Hem te kunnen leven.
Gemeente, jongelui, ik zeg het opnieuw: het Evangelie van Jezus Christus is per definitie een positieve boodschap. Snap je dat? Dat was tóen zo, in de zondige multiculturele en multireligieuze samenleving van Kolosse. En dat is vandaag nog zo, in zo’n zelfde zondige multiculturele en multireligieuze samenleving van Nederland.
Dit Evangelie van Jezus Christus, Zijn heerlijkheid en Zijn rijkdom biedt perspectief, uitkomst en uitzicht in een verder troosteloze en hopeloze wereld. Dit Evangelie van Jezus Christus biedt ook perspectief, uitkomst en uitzicht voor mensen die deze kwaadaardige macht van de zonde in zich omdragen.
Want de apostel vertelt ons in vers 20 ook hoe heerlijk deze Christus als Hoofd verder is: En dat Hij door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn.
De Heere Jezus houdt al die zegeningen namelijk niet voor Zichzelf, maar Hij deelt die ook uit. Dat is dus een onderdeel van Gods welbehagen. Merken we dat? God wil dat de zegeningen die de Heere Jezus gekregen heeft, uitgedeeld worden.
En dat is dan onder meer vrede, lezen we in vers 20. Deze vrede staat bij de apostel dus in het middelpunt. Het is de vrede met God die harten doorstroomt en levens nieuw maakt. De vrede die bereikt werd, omdat de Heere Jezus Zijn leven daarvoor gaf. Want daardoor heeft Hij alle dingen tot Zichzelf verzoend, zegt Paulus even later. Dingen die op de aarde en dingen die in de hemel zijn.
De vrede wordt dus bereikt via de verzoening. Het woord ‘verzoening’ gebruiken wij ook vaak in vrijwel dezelfde betekenis als in de tijd van de Bijbel. Denk aan het woord ‘zoen’ wat je erin terug hoort. Een zoen is een bewijs van liefde, van een goede verhouding, toch? Zo is het ook hier in veel diepere zin. Verzoenen betekent de vriendschap herstellen. Het in orde maken na een ruzie.
In het Nieuwe Testament is het hetzelfde als bevrijding. Dan word je vrijgelaten tegen betaling van een prijs. En wanneer het dan de redding en bevrijding van mensen betreft, is die prijs het bloed, het leven van de Heere Jezus. ‘
Paulus laat het eerst slaan op de persoonlijke verhouding tegenover de Heere. Maar dan ook op het wonder dat alles met God verzoend wordt. Daarmee zegt Paulus niet dat iedereen er, hoofd voor hoofd en hart voor hart, in delen zal. Maar wel dat op deze door de zonde verscheurde wereld weer een keer vrede zal komen. Toen de Heere Jezus op Golgotha stierf, heeft Hij de macht van de zonde gebroken en de macht van de duivel tenietgedaan. Toen heeft Hij in principe de chaos die door de zonde op wereld gekomen is, weggedaan. Maar de volle heerlijkheid daarvan zal straks pas helemaal zichtbaar worden in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal.
En zijn wij er dan bij? En jij? Wat is ons antwoord op Zijn lokstem: Laat u met God verzoenen (2 Kor.5:20). Hoor Zijn stem: Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden (Ps.2:12)?
Gemeente, welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen!
Terwijl we nadenken over deze vragen gaan we eerst met elkaar zingen uit Psalm 68, vers 2.
Maar ’t vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen;
Hun blijdschap zal dan, onbepaald,
Door ’t Licht, dat van Zijn aanzicht straalt
Ten hoogste toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan;
Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan;
Laat al wat leeft Hem eren;
Bereidt den weg, in Hem verblijd,
Die door de vlakke velden rijdt;
Zijn naam is heer’ der heren.
3. Verlosser
Gemeente, we letten vandaag op de heerlijkheid van Christus. Het is goed om aan het begin van de derde gedachte nog even kort de lijn op te halen vanuit het voorgaande. Dan hoop ik dat u gemerkt hebt hoe Paulus stukje voor stukje de heerlijkheid openlegt van Christus, de glorie van de Heere Jezus, de onuitsprekelijke rijkdom van de Zoon van Gods liefde.
Jongens en meisjes, Paulus begon bij de schepping. Die prachtige bloemen en planten, al die verschillende soorten dieren, die onbegrijpelijke wereld van micro-organismen, de bouwstenen van het menselijke leven … doen ons duizelen. Te midden van allerlei opvattingen over het ontstaan van deze wereld en het heelal toen en nu, ziet het geloof in de scheppíng de heerlijkheid van Christus als Schepper. U ook? En jij?
Want dan gaat het van de schepping naar de herschepping, de nieuwe schepping. Als de Heere Jezus de Eerste, het Begin, de Oorsprong van de schepping is, dan is Hij dat ook in de herschepping. Die samenhang mag ons niet ontgaan. Hij is in geestelijk opzicht het Hoofd van Zijn lichaam, Zijn gemeente waarvoor Hij door betaling met Zijn leven vrede bewerkt heeft. Een vrede waarin uiteindelijk ook deze wereld delen zal in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Dan wordt het dus allemaal een stukje persoonlijker. Want horen wij daar dan ook bij? Op die manier komen we als vanzelf bij het nog persoonlijker karakter van onze derde gedachte, de heerlijkheid van Christus als Verlosser.
Daarover spreekt Paulus tot de ‘heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse’, en tot ieder die in de schepping met verwondering iets leerde zien van de heerlijkheid van Christus. Dan spreekt Paulus ook over een straks voltooide herschepping in een nieuwe hemel en op een nieuwe aarde, waar Christus als het Hoofd alle eer en heerlijkheid zal ontvangen van al degenen die Hem zo, als Verlosser, hebben leren kennen.
Gemeente, luisteren we voor onszelf?
En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart, en vijanden door het verstand in de boze werken, nu ook verzoend.’
Paulus vertelt eerst in alle openheid over het eertijds, over het vroegere van deze mensen. Gemeente, dat is ons beeld vóórdat de Heere in het leven komt! Onthutsend en ontdekkend is deze werkelijkheid: vervreemd van God, en zelfs een vijand van God! Deze vervreemding, deze afstand en vijandschap blijkt volgens de apostel uit onze ‘boze werken’. Werken kunnen niet boos zijn zoals wij dat weleens kunnen zijn; dat begrijpen we wel. Maar de Heere wijst hiermee op de vrucht van het leven van mensen, toen en vandaag. Die is goed óf die is niet goed, die is boos. Op die manier dwingen deze woorden ons om er onszelf bij te betrekken.
In de woorden vervreemd van God proef je de afstand die er door de zonde tussen God en mens gekomen is. Mensen zijn, zoals wij geboren zijn, van God vervreemd. Niet omdat we als mens een lichaam hebben, maar omdat we een zondaar zijn. We horen niet meer bij Hem. We zijn bij Hem vandaan gegaan, en gaan uit onszelf niet terug. Wij leven zoals wij geboren zijn, zonder God. En dat uit zich in vijandschap tegen God. In de grondtaal kun je lezen dat deze vijandschap niet alleen uiterlijk is. Nee, die bevindt zich in de gezindheid, in het hart en het verstand van een mens. In het diepste innerlijk van ieder mens woont iets waarvoor we moeten huiveren, namelijk een diepe afkeer van God, een sluimerende, brandende haat tegen alles wat met de Heere en Zijn dienst te maken heeft.
Dat kun je soms merken, niet alleen in de wereld om ons heen, maar ook onder mensen die naar de kerk gaan, wanneer ze de boodschap van dit Evangelie van de heerlijkheid van Christus horen. Achter een lichtzinnige of rechtzinnige buitenkant proef je dan de vervreemding, de afstand. Of, nog erger: vijandschap.
Daar kom je echter ook voor jezelf achter, wanneer de Heere aan het werk gaat in je hart. Wanneer de woorden uit de Bijbel kracht gaan doen in ons leven, en onze ogen opengaan voor de werkelijkheid: ik ben vreemd van God, ik ben zelfs een vijand van God. Hebben wij dat al eens gezien? Zijn wij aan die vervreemding, aan deze vijandschap al ontdekt?
Wanneer het over deze dingen gaat, geef ik direct toe dat de diepte in de beleving van deze dingen verschilt. Maar er is onder Gods kinderen geen waar geloof in Christus door de belofte van het Evangelie zonder dat er iets is van deze belijdenis in hun hart is. Dat ik er om eigen schuld buiten stond, als kind van de toorn. Dat ik ten diepste vijandig was om uit genade alléén zalig te worden.
Gemeente, daar moet een mens voor íngewonnen worden, voor het eerst en steeds weer opnieuw! Wapens van verzet en vijandschap moeten we leren inleveren aan Zijn voeten: Heere, U behandelt mij niet oneerlijk, wanneer U mij voor altijd zal voorbijgaan. Op mijn manier lukt het niet, ik kan de afstand niet overbruggen en mijn hart niet verlossen van de vijandschap tegen Uw genade. Doet U het maar op Uw manier.
Dan komt er plaats voor het vervolg waar de apostel dan ook van vertelt. Aan dit verschrikkelijke eertijds, dat diepingrijpende vroeger, is namelijk door genade een einde gekomen. Want nu heeft Christus voor hen de schuld betaald aan het kruis van Golgotha. Hij betaalde met Zijn bloed, dat is Zijn leven. Daarom werd Hij echt mens uit Maria en bleef Hij tegelijk God. Zo alleen kon Hij God en mens verzoenen, de vriendschap herstellen. Vijanden worden dan met God verzoend door het offer van de Heere Jezus. Kinderen van de toorn worden kinderen van God door het bloed van de Gekruisigde, de Heere Jezus. De weg naar God terug is niet de moeizame weg van de terugkeer van de ziel naar God, van beneden naar boven. Maar die is gebaand van boven naar beneden door de Heere Jezus! En wel met het doel van vers 22: om voor het gericht van God onberispelijk, zonder enig gebrek of te kort, zonder zonde te kunnen staan.
Wanneer we willen weten hoe we daaraan kunnen komen, vertelt Paulus ons ten slotte over de heerlijkheid van Christus als Verlosser. Mensen zullen erin delen door het geloof dat zich in de gave en opgave van volharding alleen maar meer en meer leert vastklampen aan Gods Woord en belofte. Herkennen we dit dan in ons leven in aansluiting op wat we zojuist zagen over de vervreemding en de vijandschap? Het echte geloof leert namelijk niet alleen van harte ‘amen’ zeggen op Gods oordeel over mijn leven in vervreemding van God en vijandschap tegen God. Maar het leert ook van harte ‘amen’ zeggen op het behoud, de weg van de zaligheid in de Heere Jezus.
Je komt wel eens mensen tegen die dat los willen maken. Dan praten we wel over het behoud, de weg van de zaligheid in de Heere Jezus, en daar doen we ook belijdenis van. Terwijl de beleving van mijn schuld en verlorenheid, het aanvaarden van Gods oordeel over ons leven, er niet is ...
De andere kant kom je ook tegen. Dan praten we over ontdekking aan schuld en verlorenheid en over Gods oordeel over ons leven, zonder dat we door de belofte van het Evangelie ooit de toevlucht namen tot de gekruisigde Christus.
Maar gemeente, in het echte geloof hebben beide zaken een plaats: oordeel en behoud, zonde en genade, Adam en Christus.
Wij kunnen de echte rust alleen maar vinden, waar die is, namelijk in het fundament, de basis van het verzoenend sterven van de Heere Jezus, als rustpunt van mijn hart. Het geloof van ieder van Gods kinderen is een beweging van de ziel waardoor je leert uitgaan uit jezelf. Buigend onder de eisen van Gods recht, leer je al meer de toevlucht nemen tot een gekruisigde Zaligmaker om Hem door het geloof in ons hart te ontvangen en aan te nemen.
Dan leeft er in ons hart wat van de doorwerking van het Evangelie, waar de apostel het ook over heeft: de Bijbelse hoop die zich uitstrekt naar een eeuwige toekomst met God. Dat Evangelie is en wordt ook vandaag verkondigd en gehoord over heel de wereld. En Paulus is er een dienaar van geworden.
Gemeente, we gaan de preek afronden. We hebben gelet op de heerlijkheid van Christus als Schepper, als Hoofd en als Verlosser.
Ik kom aan het einde van de preek nog even terug op het punt dat ik zo-even al noemde. Dat is Gods gericht, de rechterstoel van God waar wij allemaal naar toe reizen. Hoe ziet onze toekomst er in dat licht uit? Beseffen we de ernst?
Wie straks voor God komt te staan zonder dat de Heere Jezus voor hem of haar heeft betaald, zal voor eeuwig moeten omkomen in de eeuwige rampzaligheid! Hoe zult u daaraan denken te ontkomen, wanneer u in deze multiculturele en multireligieuze tijd op deze zaligheid niet let en daaraan voorbijgaat? Wie vandaag als een verloren zoon of dochter teruggaat om schuld te belijden en om genade te smeken, wordt door God niet afgewezen. Maak er haast mee, want u leeft maar één keer. En ziel verloren is alles verloren!
Wie daarentegen voor God komt te staan terwijl de Heere Jezus wel voor hem of haar heeft betaald, zal delen in de eeuwige zaligheid, de eeuwige heerlijkheid van Christus. Wat is dat tot troost voor Gods kinderen. Want nog even, en dan zult u ook voor God moeten verschijnen. Wanneer u dan mag weten dat het bloed van de Heere Jezus ook uw hart heeft schoongemaakt, dan zal sterven een doorgang zijn tot in het eeuwige leven. Indien gij maar blijft in het geloof, gefundeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hoop des Evangelies, dat gij gehoord hebt.
Wanneer in de strijd, de beproeving en de verdrukking, de genade van de volharding werkzaam zal zijn in een leven waarin die volharding ook blijkt! Want wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
Weten we de vraag nog van het begin van de preek? Wat betekent Chrístus nu werkelijk voor ons?
U dan die gelooft, is Hij dierbaar.
Amen.
Slotzang: Psalm 73 vers 12 en 13
‘k Zal dan gedurig bij U zijn,
In al mijn noden, angst en pijn;
U al mijn liefde waardig schatten,
Wijl Gij mijn rechterhand wordt vatten.
Gij zult mij leiden door Uw raad,
O God, mijn heil, mijn Toeverlaat,
En mij, hiertoe door U bereid,
Opnemen in Uw heerlijkheid.
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten;
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart,
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.