Ds. C. Harinck - Genesis 9 : 13
De regenboog van Gods verbond
Genesis 9 : 13
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 19: 1 | |
Lezen : | Genesis 9: 1-18 | |
Zingen : | Psalm 111: 1, 2, 3 | |
Zingen : | Psalm 89: 15 | |
Zingen : | Psalm 36: 2 |
Gemeente,
Er is veel zorg over het milieu. Er verschijnen verontrustende berichten. Planten en dieren zullen uitsterven, de zeespiegel zal stijgen. Sommige wetenschappers zeggen zelfs dat over vijftig jaar Nederland zal verzonken zijn in de zee. Het is allemaal het gevolg van de vele uitstoot van stikstof en de verontreiniging van de aarde. De aarde is vervuild, en dat door ons toedoen. Dit is iets wat we ons moeten aantrekken. Het is niet alleen een zaak van milieuactivisten, het is zeker ook een zaak van christenen. Steeds maar meer productie en consumptie, een ongebreidelde uitstoot van kankerverwekkende stoffen – dat is toch niet in overeenstemming te brengen met ons rentmeesterschap.
Wat staan we als christenen medeschuldig aan de milieuvervuiling. Het jonge geslacht verwijt ons terecht dat wij hen met een groot probleem hebben opgezadeld. We dragen verantwoordelijkheid voor de aarde. Dat leert de Bijbel ons. God heeft ons opgedragen de aarde te ‘bebouwen’ en te ‘bewaren’. En dat hebben we niet gedaan. De zaken schijnen onomkeerbaar te zijn. Er dreigt een grote catastrofe.
Is er dan geen hoop voor de aarde? Ja, tegenover het doemdenken van velen, staat de trouw en de belofte van God. God heeft beloofd de wereld in stand te houden tot de laatste met Jezus’ bloed gekochte zondaar tot bekering en geloof is gekomen.
Daar willen wij dan ook bij stilstaan. Onze tekst kunt u vinden in Genesis 9 vers 13. Daar lezen wij:
Mijn boog heb Ik gegeven in de wolken; die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen de aarde.
Onze tekst wijst ons op: De regenboog van Gods verbond
We letten op drie punten.
- Een verdorven wereld;
- Een ontfermend God;
- Een teken van hoop.
- Een verdorven wereld
De regenboog; we kennen allen de regenboog. We weten ook wanneer hij te zien is, namelijk als er dreigende wolken zijn. Dan toont zich de regenboog. De regenboog herinnert ons aan de zondvloed en aan het verbond dat God met Noach en in hem met de hele mensheid, de hele aarde, alle levende ziel heeft gemaakt. De Heere sprak tot Noach: Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. Voortaan, al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter; en dag en nacht, niet ophouden (Gen. 8:21, 22). De aarde zal dus nooit meer overstroomd worden door water. Er kunnen nog wel grote overstromingen en zelfs tsunami’s zijn. Maar heel de wereld komt nooit meer onder water te staan. God gaf de regenboog in de lucht als het zichtbare teken dat Hij Zijn belofte zal nakomen.
Om de betekenis van de regenboog te begrijpen, moeten we eerst terug in de geschiedenis naar wat eraan vooraf is gegaan. Een zondvloed, ja, inderdaad. Een zondvloed die de hele mensheid en alle levende ziel heeft gedood. Alles werd bedekt met water, tot zelfs de hoogste berg. Een niet te bevatten ramp, een oordeel van God. Waardoor? Door de zonde van de mensheid.
Hoe zag de wereld eruit, voordat de zondvloed kwam? Daar heeft Jezus over gesproken. Zij aten en dronken, zaaiden en oogsten, kochten en verkochten, zij gaven ten huwelijk en werden ten huwelijk genomen (Lukas 17:27). Het lijken geen verkeerde bezigheden te zijn. En toch tekent Jezus met deze woorden de zonde van die eerste wereld. Want in wat Jezus opsomt, ontbreekt Iemand. God ontbreekt erin. Het dienen van God ontbreekt. En vooral ontbreekt het hopen op de belofte die God na de val van de mens aan de gevallen wereld heeft gegeven, de belofte van een Verlosser. Daar lezen we helemaal niets van.
We lezen niets van bidden, God dienen, of hopen op de heilsbelofte. Eten en drinken, zaaien en oogsten, kopen en verkopen, ten huwelijk geven en ten huwelijk nemen – dat was alles wat ze deden. Meer was er niet. Het was echt een God-loze wereld, een wereld zonder God.
Er is terecht gezegd dat de mens een dierlijke mens was geworden. Want alles wat Jezus noemt, doen dieren ook. Die eten, drinken en paren ook. Tot dat niveau was de mens gedaald. God was totaal afwezig. God was vergeten en Hij werd niet gemist. Want het ging zonder Hem ook goed.
Jezus heeft ons verteld dat het in de toekomst ook zo erg zal worden. En we zijn al een heel eind op weg naar zo’n wereld. Hoe erg het was, lezen we in Genesis 6 vers 5: En de Heere zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
God zag de mensen. En opmerkelijk: Hij zag niet alleen de boze daden die ze deden. Want er moeten verschrikkelijke dingen zijn gebeurd in die eerste wereld. Maar Hij zag vooral ‘het gedichtsel van de gedachten van hun hart’. Hij zag vooral hun innerlijk, namelijk dat het gedichtsel, het overleggen van hun hart, ten enenmale boos was.
De mensen voor de zondvloed waren steeds bezig om nieuwe zonden te bedenken. Ze maakten steeds plannen en bedachten nieuwe wegen om zich te kunnen verrijken, hun naasten te kunnen bestelen, te kunnen beschadigen, zelfs te kunnen doden, vrouwen te kunnen verkrachten en hun lusten te kunnen bevredigen. Daar waren ze mee bezig en dat was hun leven. Een vreselijke wereld!
Dan lezen we over God. Toen berouwde het den Heere dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart (Genesis 6: 6). De Bijbel spreekt hier over Gods berouw en smart. Opmerkelijke dingen vertelt het boek Genesis ons over God.
God is geen onbeweeglijke Boeddha, en ook geen kille Allah. Hij is de levende God. Hij kent berouw en Hij kent smart. Het smartte Hem zelfs aan Zijn hart, lezen wij. God heeft een hart. En Zijn hart gevoelde smart over de zonden van de mens.
Het tekent met de krachtigste woorden hoe groot het kwaad, de zonde in die wereld was. Het leert ons hoe verdorven die eerste wereld was. Wat God hier zegt over de mens, leert ons dat al dat kwaad voortkomt uit een bron, uit een innerlijke bron. Dat is het gedichtsel van de gedachten van hun hart. Dat is de bron van de verdorvenheid van onze natuur. Het is de Bijbelse leer van de verdorvenheid van de menselijke natuur.
Hoe komt het dat IS-strijders mensen onthoofden en meisjes tot seksslavinnen maken? Hoe komt het dat zij zulke gruwelen doen? Hoe komt het dat een jongen van 14 jaar zijn ouders doodt met een bijl? Hoe komt het dat een man in Dordrecht zijn vrouw en kinderen doodschiet en daarna zichzelf? En hoe kon Auschwitz ontstaan? De moord op zes miljoen Joden? Omdat de slechtheid en de verdorvenheid van het menselijke bestaan zo groot is. Omdat onze natuur zo diep verdorven is. Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God (Romeinen 8:7).
Indien God ons niet weerhoudt, zijn ook wij tot vreselijke dingen in staat. In een oorlog zie je wel opgevoede jonge mannen bijna in beesten veranderen. Dat is de verdorvenheid van de menselijke natuur. Daar zeggen we in te geloven. Maar ken je jezelf als verdorven? Weet je dat? Ken je je eigen hart? Paulus kende zijn hart. Hij zegt: Ik weet dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont (Romeinen 7:18). Hij wist dat niet uit de boeken en door anderen na te praten, maar uit ondervinding. Want hij zegt: Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt (Romeinen 7:21). Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik (Romeinen 7:19).
Wat een raadsel! Het goede, dat ik wil, doe ik niet. En het kwade, dat ik niet wil, doe ik wel. Het is de strijd tussen vlees en Geest, de oude en de nieuwe natuur, een strijd die woedt in ieder wedergeboren hart.
De meeste mensen geloven niet in de verdorvenheid van de menselijke natuur. En vooral niet in de verdorvenheid van hun eigen hart. De meeste mensen geloven nog steeds in het goede van de mens. Wij geloven dat we diep in ons hart goed zijn. Zelfs misdadigers zeggen: Ik heb veel fouten en gebreken en heb verschrikkelijke dingen gedaan, maar diep in mijn hart ben ik een goed mens.
Wat hebben we het ontdekkend licht van de Heilige Geest nodig om de waarheid omtrent onszelf te kennen. We hebben nodig dat God ons een blik laat slaan in ons zondige hart.
Nadat David zondigde met Bathséba, belijdt hij deze zonde aan God. Maar dan doet hij toch iets vreemds, lijkt wel. Hij zegt: Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen (Psalm 51:7). Wat heeft dat nu te maken met de zonde met Bathséba? Wel, de zonde met Bathséba heeft David tot de kennis gebracht van de diepe verdorvenheid van zijn eigen bestaan!
Dat is een weg die God meestal gaat om ons te ontdekken aan de vuile bron waaruit de zonde voortkomt. Zo maakt Hij ons bekend met wat er diep in ons hart leeft.
Wat is die kennis onmisbaar! Zelfkennis hebben we nodig. Anders zullen we ons nooit voor God verootmoedigen en nooit berouw hebben in stof en as. Zonder de kennis van het eigen hart zal nooit het Woord van God in vervulling gaan: Ik zal maken dat ze een walging aan zichzelf zullen hebben (Ezechiël 6:9). Zonder die kennis wordt onze hoogmoed niet gebroken. Zonder die kennis zijn we ook niet bereid om uit genade gered te worden. Zonder deze vernederende zelfkennis zullen we het bloed van Jezus nooit echt nodig hebben. Dan zullen we niet bereid zijn om arm en schuldig, vuil en bezoedeld tot Christus te gaan.
Die innerlijke kennis van de verdorvenheid bracht David tot bidden: Ontzondig mij met hysop en mijn ziel, nu gans melaats, zal rein zijn en genezen (Psalm 51:4, berijmd). Die kennis werpt rijke zegen af.
Genesis 6 vertelt ons hoe God reageerde op de verdorvenheid van de mensen. Hij kon het niet langer aanzien. Dat kan dus, dat er een punt komt dat God het niet meer kan aanzien. Hij is zeer lankmoedig, maar Zijn geduld kent grenzen. We lezen in Genesis 6 vers 7: En de Heere zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij dat Ik hen gemaakt heb.
Zo hoog was het verderf gerezen. God kon het niet langer verdragen. Zijn geduld is wel groot, maar kent ook een einde. De zondvloed komt. God straft het kwaad. Hij zal die boze wereld verdelgen.
Gemeente, dat is een daad van rechtvaardigheid, want de mensen hebben 120 jaar lang gelegenheid tot bekering gehad toen Noach de ark bouwde. God heeft de zondige wereld lange tijd verdragen, maar ten slotte giet Hij Zijn toorn uit over de zonde van de eerste wereld.
God is geen vriendelijke oude man, en Hij is geen machteloze toeschouwer. God is de Heilige en Hij straft de zonde.
Maar Hij is ook de Getrouwe. In den toorn gedenkt Hij des ontfermens, zegt Habakuk (Hab. 3: 2). Daar willen we op letten in de tweede gedachte.
- Een ontfermend God
De zondvloed, een niet te bevatten gebeuren. Vreselijk, heel de aarde onder water. Alle levende schepselen verdronken. Maar het betekent niet het einde van de wereld, en ook niet het einde van de mensheid. Nee, het is niet het einde van Gods plan met de wereld.
We lezen: Doch Noach vond genade in de ogen des Heeren (Genesis 6: 8). God maakte met Noach een nieuw begin. God spoelde als het ware de verontreinigde aarde schoon door water, en toen begon Hij opnieuw met Noach en zijn gezin. En Hij beloofde: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil. En Ik zal voortaan alle levende ziel niet meer verdelgen (Genesis 8:21).
Je proeft in deze woorden van God niet alleen Zijn ontferming over de mens, maar ook over de dieren. Ook de dieren waren alle verdronken in de vloed. Om des mensen wil zal Ik dat niet meer doen, zegt de Heere. De mensen hebben de zondvloed veroorzaakt, maar niet de dieren. Toch zijn ook de dieren verdronken. De dieren, planten en bomen hebben geleden onder de zonden van de mens. Maar Ik zal dat nooit meer doen, zegt God. Dat was eens en nooit weer. Er komt nooit meer een zondvloed.
Het zou wel rechtvaardig zijn wanneer er een nieuwe zondvloed kwam. Het blijkt in de mensengeschiedenis dat het water van de zondvloed de aarde wel heeft schoongespoeld, maar dat de mens niet is veranderd. Spoedig zien we na de zondvloed de toren van Babel verrijzen. Het is de mens die als God wil zijn.
En we zien de ongerechtigheid weer verder gaan. Zo wordt van de dagen van Manasse gezegd dat ‘het land met gruwelen vervuld was’(2 Koningen 21: 2). Paulus schrijft van de wereld in zijn dagen: Hun keel is een geopend graf, slangenvenijn is onder hun lippen, hun voeten zijn snel om bloed te vergieten en de weg des vredes hebben ze niet gekend Romeinen 3:13,15).
En hoe ziet onze wereld eruit? Er wordt slechts geleefd voor het genot, voor plezier en feesten. En de aarde wordt uitgeput, want wij willen consumeren en steeds meer genieten en steeds meer bezitten. Wat zouden we een nieuwe zondvloed waardig zijn!
Dit brengt ons tot de vraag: Hoe kan God beloven dat er nooit meer een zondvloed komt? Hoe kan God dit zeggen? Je zou toch denken: wanneer de mensen zich weer een zondvloed waardig maken, komt er opnieuw een zondvloed. Maar nee, die komt er nooit meer, zegt de Heere. Waarom? Hoe komt dat?
We lezen in Genesis 8 dat na een jaar en tien dagen de aarde gedroogd was, en Noach en zijn gezin de ark verlieten. Ze betraden als enige overlevenden de verwoeste aarde. Wat zal er in de harten van die mensen zijn omgegaan! Ik denk dat we dat bijna niet kunnen beseffen.
Wat was het eerste dat Noach deed toen hij de aarde weer betrad? We lezen het in Genesis 8 vers 20: En Noach bouwde den Heere een altaar. Dat was het eerste wat hij deed. Van het weinige reine vee dat met hem in de ark was, offerde hij aan God een offer van dankbaarheid.
Er was zoveel te doen. Er was nog geen huis om in te wonen en nog geen schuur voor het vee. Maar eerst bouwde hij een altaar.
Het is voor de eerste maal dat we in de Bijbel lezen over het bouwen van een altaar. Calvijn zegt in zijn verklaring van Genesis dat dit niet wil zeggen dat de mensen daarvóór geen altaren gebouwd hebben. Noach kende het begrip ‘altaar’ en ‘offer’. Dat was niet iets nieuws voor hem. Hij bouwde een altaar. Dat was in die dagen meestal een verhoging, een kleine heuvel, van opgedroogde aarde bedekt met stenen. Bovenop de hoogte van het altaar werd geofferd. Het offer moest van de aarde opgeheven worden. Het offer was immers bedoeld voor God. Het moest ten hemel stijgen. Zo’n altaar bouwde Noach en hij offerde dieren daarop.
Het eerste bouwsel dat na de zondvloed op aarde is gebouwd, was dus een altaar. Er stond een altaar op de nog lege aarde; en Noach offerde daar van de weinige reine dieren die hij had aan de Heere. Wat lezen we dan in Genesis 8 vers 21? En de Heere rook dien liefelijken reuk, en de Heere zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil. God beloofde dat er nooit meer een zondvloed zou komen. God sprak dit nadat Hij de liefelijke reuk van het offer opgemerkt had. De liefelijke reuk van het offer staat dus in verband met Gods belofte om de aarde nooit meer te verdelgen door middel van een zondvloed.
De uitdrukking ‘en God rook de liefelijke reuk’ is natuurlijk niet letterlijk bedoeld. Verbrande dieren ruiken niet lekker. Het is geestelijk bedoeld. Het betekent dat het offer Hem aangenaam was. Je leest dat herhaaldelijk in de Bijbel. Wanneer Israël een offer brengt naar Gods voorschrift, staat er steeds: Het zal zijn tot een liefelijke reuk voor de Heere (Leviticus 1: 9,11,13).
Wat maakte het offer van Noach zo liefelijk voor God? Omdat hij het met zijn hart deed, natuurlijk. In het offer lag de dank van zijn ziel aan God, Die hem en zijn gezin gespaard had. Maar het rook vooral liefelijk, omdat het offer Christus afbeeldde.
Gemeente, Calvijn zegt dat hij niet gelooft dat de vromen voor en na de zondvloed altaren hebben opgericht en dieren hebben geofferd, zonder te weten wat dit betekende. Hij zegt: ‘We kunnen toch niet denken dat zij altaren bouwden en bloedige offers offerden, zonder te weten dat er een Verlosser zou komen en zonder te denken aan het Lam van God Dat Zich eenmaal zou offeren voor de zonde?’
Zo heeft Noach geofferd. Zijn oog was op de beloofde Messias, Die Gods toorn over de zonde van de mensen zou dragen. En dan lezen we: En de Heere rook die liefelijke reuk. Eerst ruikt God de liefelijke reuk en dan spreekt Hij: Ik zal de aarde niet meer vervloeken. We hebben hier een sterk bewijs dat God de wereld in stand houdt om Christus’ wil.
Er zijn mensen die dit los willen maken van Christus. Zij zeggen dat God de wereld alleen spaart vanwege Zijn verdraagzaamheid. Gods voorzienigheid en lankmoedigheid zijn de oorzaak dat God de zondige wereld nog wil verdragen. Het heeft volgens hen niets met Christus te maken.
Maar God rook de liefelijke reuk. Het bereikte Hem en raakte Zijn hart. En toen sprak Hij dat er nooit meer een zondvloed zou komen. Toen zei Hij: Zaaiing en oogst, vruchtbaarheid zal blijven, koude en hitte zullen elkander afwisselen, dag en nacht zal niet ophouden.
Het leert ons ook nog iets anders. Zomer en winter, hitte en koude, ja, alles wat God hier noemt, was allemaal in de war door de zondvloed. Het was allemaal uit zijn positie geraakt. Maar God stelt de dag en de nacht weer in. En de seizoenen, en zaaiing en oogst.
De bekende John Owen zegt dan ook dat zij die het voortbestaan van de aarde en de vruchtbaarheid losmaken van Christus, geen rechte gedachten hebben van Gods rechtvaardigheid. Nee, hij zegt niet: Gods barmhartigheid of goedheid, maar Gods rechtvaardigheid! Die rechtvaardigheid zou toch direct na de zondeval in het paradijs de mens hebben moeten wegvagen! De wereld had toch tot haar oorspronkelijk niet hebben moeten terugkeren, zodat het zou zijn alsof ze nooit had bestaan. Maar God liet de aarde bestaan en de mensen mochten zich vermenigvuldigen. Hij gaf zaaiing en oogst. Hij gaf winter en zomer. Gods spaart de wereld om Christus’ wil.
Er heeft een kribbe gestaan in Bethlehem en een kruis op Golgotha. Het bloed van Jezus heeft onze aarde doordrenkt. Daarom spaart God de wereld. En God heeft een plan met de gevallen mensenwereld. Hij vergadert Zich een Gemeente, uitverkoren tot het eeuwige leven. Daarom maakte Hij een verbond met Noach.
We letten er in onze laatste gedachte op. Maar eerst willen wij zingen van Psalm 89 vers 15.
‘k Heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid:
Zo Ik aan David lieg’, zo hem Mijn woord misleid’!
Zijn zaad zal eeuwig zijn; zijn troon zal heerlijk pralen,
Zo duurzaam als de zon, zo glansrijk als haar stralen;
Bevestigd als de maan; en aan des hemels bogen
Staat Mijn getuige trouw te schitt’ren in elks ogen.
- Een teken van hoop
Gemeente, Genesis 9 laat ons zien dat de Heere na het brengen van het offer door Noach een verbond met Noach, ja, met heel de schepping heeft opgericht. We lezen daarvan in het negende hoofdstuk van Genesis, in vers 8: Voorts zeide God tot Noach, en tot zijn zonen met hem, zeggende: Maar Ik, ziet, Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u; en met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte, van het vee, en van alle gedierte der aarde met u; van allen die uit de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe. En Ik richt Mijn verbond op met u, dat niet meer alle vlees door de wateren des vloeds zal worden uitgeroeid; en dat er geen vloed meer zal zijn, om de aarde te verderven (Genesis 9: 8-11).
We noemen dit het Noachitisch verbond. Dat is een bijzonder verbond, en we merken daar vier bijzonderheden in op.
Ten eerste is het een algemeen verbond. Het betreft niet alleen alle mensen, maar ook alle dieren, alle planten, alles wat leeft. Niets uitgezonderd. Een verbond met alle schepselen. En zelfs een verbond met seizoenen, met winter en zomer, een verbond met dag en met nacht.
In de tweede plaats is het een eenzijdig verbond. Het gaat helemaal van God uit. Ik richt Mijn verbond op, zegt de Heere. Ik doe dat. En God verwacht helemaal niets van de mens. Er is geen enkele voorwaarde. God zegt niet: Indien je Mij nu voortaan gehoorzaamt, als je niet meer terugvalt in de zonde van de eerste wereld, dan zal Ik de wereld bewaren… Nee, zonder enige voorwaarde belooft God dat er nooit meer een zondvloed komt.
In de derde plaats is het een verbond dat het oordeel afkeert. Er komt nooit meer een zondvloed. Het verbond bewaart voor het oordeel. De mensen zijn nog even zondig als voor de zondvloed, en toch komt zo’n zondvloed er nooit meer, omdat de Heere beloofd heeft dat Hij zal sparen.
En ten vierde is het een verbond met hoop voor de toekomst. God belooft dat de aarde zal blijven staan en dat ze vruchtbaar zal blijven. Daardoor mogen wij niet wanhopen en kunnen we niet meezingen in het wanhoopskoor van de milieuactivisten. Onze hoop is op God. Hij heeft beloofd dat zaaiing en oogst, winter en zomer, dag en nacht, niet zullen ophouden.
Wat staan we weinig stil bij de ontferming die doorklinkt in het Noachitisch verbond. De mensen zaaien en oogsten, zonder naar boven te kijken. Wat is de mens toch diep gevallen, gemeente, dat hij zijn Schepper niet meer gedenkt. Hij zaait en hij oogst en hij geniet van de vruchten der aarde … en vergeet zijn Schepper.
God draagt en verdraagt ons en verzorgt ons met eten, drinken en een dak boven ons hoofd. De meeste mensen vinden dat maar heel gewoon; ze doen alsof ze daar het volste recht op hebben en worden boos op God wanneer er tegenspoed komt. Hoe komt dat toch, dat mensen zaaiing en oogst zo gewoon vinden? We zaaien en natuurlijk komt er een oogst. We werken en natuurlijk ontvangen we loon. We studeren en natuurlijk ontvangen we een diploma. Hoe komt het dat God zo weinig dankbaarheid van ons ontvangt?
Het antwoord is: omdat we onze strafwaardigheid niet erkennen. Wanneer je ziet wie je bent voor de Heere, hoe ondankbaar je leven is, hoe God-vergetend je de dagen doorbrengt – dan moet je je toch verwonderen? Dan moeten we toch zeggen: Hoe komt het dat ik nog steeds gezond ben en dat mijn gezin gezond is? Hoe komt het toch dat ik alles heb wat ik nodig heb, terwijl er zoveel mensen in de wereld zijn die aan alles gebrek hebben? Hoe komt dat? Wat is daarvan de oorzaak? Het komt allemaal vanwege die liefelijke reuk van Noachs offer. Daar rust het op.
Het Noachitisch verbond is ook een verbond dat bewaart. Het gaat over de instandhouding van de wijze ordeningen die God in de schepping heeft gelegd. Zomer en winter, koude en hitte was allemaal verstoord door de zondvloed. Maar God belooft dat te herstellen en in stand te houden.
De Heere doet trouwens nog meer. Hij wil ook de orde en de veiligheid in stand houden. Hij stelt een overheid in, die de dief straft en de moordenaar ter dood brengt. De Heere gebood Noach: Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden (Genesis 9: 6). Door wie? Wie heeft deze macht? Die ligt bij de overheden die God aan de mensen zal geven. De wereld zal bewaard worden voor chaos.
God gaf bij het verbond met Noach een zichtbaar bewijs. De Heere zei tot hem: Dit is het teken des verbonds, dat Ik geef tussen Mij en tussen u, en tussen alle ziel die leeft. Mijn boog heb Ik gegeven in de wolken; die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen de aarde. Hij zegt verder in vers 14: En het zal geschieden, als Ik wolken over de aarde breng, dat deze boog zal gezien worden in de wolken. God laat Zijn regenboog zien. Hij herinnert ons aan wat Hij beloofde: zaaiing en oogst, winter en zomer, dag en nacht zullen nooit ophouden.
Daarom hebben wij iets wat milieuactivisten niet hebben: hoop op God. De regenboog is een teken van hoop voor de aarde, voor onze wereld. God zal voor de aarde blijven zorgen. Hij zal de aarde in stand houden. Hij zal er ook voor zorgen dat we hier kunnen leven met onze gezinnen en ons kunnen voortplanten. En daar zal altijd zaaiing en oogst, winter en zomer zijn. Daaruit mogen we hoop putten te midden van milieudreigingen.
Maar dat betekent niet dat wij geen verantwoordelijkheid hebben, want we zijn aangesteld als behoeder van de schepping, als Gods rentmeester. En de Heere zegt ook tegen ons wat de heer in de gelijkenis tot zijn dienstknechten zei: Doe handel totdat ik wederkom. God heeft gezegd: Pas goed op Mijn schepping, verderf haar niet! Hij zal ons ook eens ter verantwoording roepen.
God is reeds bezig om onze wereld tot bezinning te brengen. Hij laat ons niet zonder te waarschuwen onze ondergang tegemoet gaan. Hij klopt op onze deur door allerlei verontrustende zaken. Het smelten van de ijskappen, de uitbreiding van de woestijnen en de ziekten als gevolg van de luchtvervuiling vertellen hun eigen verhaal.
En wat zeggen al die tekenen van verval en van verwoesting van de schepping tegen ons? Dat wij anders moeten gaan leven. Het al maar meer willen produceren en vooral ook consumeren, is een heilloos pad. We zijn geroepen om voor Gods schepping te zorgen, haar te bebouwen, maar ook te bewaren. We moeten niet doorgaan met een ongebreidelde uitputting van de aarde en met het verontreinigen van het milieu.
De christen is geen milieuactivist. Hij maakt van moeder aarde geen God of afgod. Hij maakt van het milieu geen nieuwe godsdienst. Maar hij of zij voelt zich wel verantwoordelijk voor de aarde. Daarom moeten we staan achter goede maatregelen. Wanneer het goede, gegronde en verantwoorde maatregelen zijn, moeten ook de boeren zich daaraan onderwerpen. We moeten de uitgeputte aarde niet langer vervuilen en de gevolgen daarvan niet bij de jonge generatie neerleggen.
Maar we doen het toch anders dan de milieuactivisten. We hebben de regenboog. We hebben Gods belofte dat zaaiing en oogst, winter en zomer, koude en hitte, dag en nacht nooit zullen ophouden.
Het Noachitisch verbond, de regenboog in de wolken – wat heeft het ons te zeggen? Welke troost heeft het ons te bieden? En tot welke arbeid roept het ons?
Het mag ons de rust geven dat God voor de aarde zal blijven zorgen. We moeten geen doemdenkers zijn. Er zal altijd zaaiing en oogst zijn. God zal Zijn heilsplan, aangekondigd in de moederbelofte van Genesis 3 vers 15, uitvoeren en tot een Gode verheerlijkend einde brengen. Zijn heilsplan zal Hij tot vervulling brengen. Hij zal doorgaan met het vergaderen van Zijn Gemeente.
Het Noachitisch verbond is geen genadeverbond. Het brengt ons geen redding voor onze ziel. Het is een natuurverbond. Het heeft te maken met deze wereld en ons leven hier op aarde. Het garandeert dat de wereld in stand zal blijven. De aarde zal bewoonbaar blijven, zaaiing en oogst zullen blijven. Maar dan zien we daardoor en daarin toch ook het genadeverbond oprijzen. God zal het Noachitisch verbond gebruiken om Zijn genadeverbond te vervullen.
Daarom zal Christus in staat zijn om uit de geslachten Zijn Gemeente te vergaderen. Door de instelling van overheden zal op aarde geleefd kunnen worden. Het zal voor de zichtbare kerk mogelijk blijven haar taak te doen en het Evangelie aan alle creaturen te verkondigen. Kortom, gemeente, het Noachitisch verbond schept de mogelijkheden tot vervulling van het genadeverbond.
We hebben daar voorbeelden van in de Bijbel. Denk aan koning Kores – de Heere gebruikte hem om Israël terug te brengen in Jeruzalem. En denk ook maar aan de zogeheten ‘pax romana’. Daarover spreken de apostolische vaders al, dus de leerlingen van de apostelen. Zij hebben gewerkt onder de paraplu van de ‘pax romana’. De wereld werd beheerst door Rome, en Rome bracht orde, rechtspraak en recht in die wereld. Toen ze Paulus wilden doden, greep de rechter in. Toen werd Paulus gespaard.
Het Noachitisch verbond kun je vergelijken met Gods algemene genade. Het brengt grote zegen en dankzij dit verbond ontvangen wij eten en drinken, is er zaaiing en oogst, winter en zomer, regen en droogte. Door dit verbond blijft de samenleving van mensen mogelijk en kan het Evangelie gepredikt worden. Zo vergadert Jezus Zich hier een Gemeente, uitverkoren tot het eeuwige leven.
Wij zien op de verdorvenheid van onze wereld, het vele bloedvergieten, het onrecht en de zedeloosheid. Wat zou daarop ziende een nieuwe zondvloed verdiend zijn! Maar er is een offer gebracht dat een liefelijke reuk heeft verspreid waardoor God is voldaan. Het oordeel is afgewenteld.
En een nog veel groter oordeel is afgewenteld dan het oordeel van de zondvloed. Een zondvloed van Gods toorn is over Jezus gegaan, om zondaren daarvan te verlossen. Daarom mag aan u gepredikt worden: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om de zondaren zalig te maken (1 Timotheüs 1: 15).
Nu wordt het kruis opgeheven, zoals Mozes de koperen slang ophief in de woestijn en hoor je de boodschap: Opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (Johannes 3:16).
Het Noachitisch verbond brengt de wereld nog steeds zegen. Maar ten diepste is het slechts steigerhout. Het gaat God om het gebouw. Het gaat om het Koninkrijk van God. Zie toch toe dat je geen steigerhout bent, zodat je met al je ijver en rechtzinnigheid straks toch buiten zult staan. Zoek toch een deel van het gebouw te worden.
Kinderen, jullie zien de regenboog. Ik denk dat je wel eens zegt tegen je vader of moeder: ‘Kijk, de regenboog.’ En wat zegt dan deze regenboog? Die zegt: Nooit meer een zondvloed! Altijd zaaiing en oogst, altijd winter en zomer, altijd dag en nacht. Door de regenboog zegt God tegen je: Ik zorg voor je; Ik voed je en Ik kleed je; Ik draag je en Ik help je. En vooral: Ik heb geen lust in je dood, maar daarin dat je je bekeren zult en leven.
In Openbaring 4 vers 3 lezen we: En een regenboog was rondom de troon. Volk des Heeren, er staat een regenboog rondom Gods troon. Een regenboog van trouw. God zal niet feilen in Zijn trouw, noch Zijn verbond ooit schenden. Er komt geen zondvloed meer.
Wanneer het noodweer was, de regen neer gutste, de lucht vervuld werd met donder en bliksem en de rivieren buiten hun oevers traden – hoe gemakkelijk zou Noach kunnen denken: Gaat het nu weer beginnen, komt er nu weer een zondvloed? Maar dan zag hij de regenboog. De regenboog van Gods trouw, en wist hij: Nooit een zondvloed meer.
Kinderen van God! Denk aan de regenboog rondom de troon van God. We kunnen het soms weer verzondigen, want we struikelen in vele. Maar denk dan aan de regenboog die rondom de troon is. En weet, dat Gods toorn is afgekeerd. Jezus heeft het oordeel gedragen. Het zal nu nooit meer over u komen.
Het is juist te midden van dreiging dat we de regenboog zien. Wanneer donkere wolken zich boven ons samenpakken, wanneer dreigende wolken van leed over ons komen, laat de Heere ons Zijn boog in de wolken zien. Dat lezen we ook in Jesaja 54. Het volk klaagt, dat God hen heeft verlaten en vergeten. Ze gaan in het zwart vanwege de onderdrukking van de vijanden. Maar dan troost de Heere hen en herinnert hen aan Zijn belofte: Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen,, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal (Jesaja 54: 9). Er is voldaan, er is betaald op Golgotha. Er is een offer gebracht, dat een liefelijke reuk verspreidt. Jezus heeft voldaan, zodat er nu geen verdoemenis is voor hen die in Jezus Christus zijn.
Tot slot, gemeente, we hebben zorg over de aarde. Milieuverontreiniging en een stikstofprobleem en nog zoveel meer problemen bedreigen de mensheid. Maar de echte vervuiler, is de zonde. Wat is men daar weinig bezorgd over! De zonde vervuilt alles. De zonde maakt van het beste het slechtste. Het schoonste, de liefde tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen – de duivel maakt er het slechtste van. Maar God heeft beloofd: Ik maak alle dingen nieuw (Openb. 21: 5).
God zal de vervuilde aarde reinigen. Niet meer door water, zoals door de zondvloed, maar zoals Petrus zegt door vuur. De elementen zullen door vuur gereinigd worden. En wij verwachten naar Zijn belofte een nieuwe hemelen en een nieuwe aarde (2 Petr. 3;13). Ik heb Mijn boog in de wolken gegeven. Daarom is er hoop voor de aarde.
Pas als de aarde haar taak heeft volbracht, nadat al de gelovigen tot geloof in Christus zijn gebracht, zal zaaiing en oogst, winter en zomer, koude en hitte, dag en nacht ophouden. Dan krijgt de aarde een nieuwe taak. Dan mag de aarde de gereinigde woonplaats worden van allen die Zijn verschijning, de verschijning van Jezus, hebben liefgehad (2 Tim. 4: 8).
Er is toekomst voor de aarde. Gods overwinning over het kwaad loopt uit op Openbaring 21 vers 1: En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.
Amen.
Slotzang: Psalm 36 vers 2
Uw goedheid, Heer’, is hemelhoog,
Uw waarheid tot den wolkenboog;
Uw recht is als Gods bergen;
Uw oordeel grond’loos; Gij behoedt,
En zegent mens en beest, en doet
Uw hulp nooit vrucht’loos vergen.
Hoe groot is Uw goedgunstigheid!
Hoe zijn Uw vleug’len uitgebreid!
Hier wordt de rust geschonken;
Hier ’t vette van Uw huis gesmaakt;
Een volle beek van wellust maakt
Hier elk in liefde dronken.