Ds. C.G. Vreugdenhil - 1 Petrus 1
36. Een schat van de bruid van Christus (5,15)
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 149: 1 en 5 | |
Lezen : | 1 Petrus 1: 1 - 12 | |
Zingen : | Psalm 119: 69 | |
Zingen : | Psalm 107: 1 en 11 | |
Zingen : | Psalm 89: 1 |
De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 5, par.15:
5-15 Deze leer van de volharding der ware gelovigen en heiligen, mitsgaders van de verzekerdheid dezer volharding, welke God, tot Zijns Naams eer en tot troost der godvruchtige zielen, in Zijn Woord zeer overvloediglijk geopenbaard heeft, en in de harten der gelovigen indrukt, wordt wel van het vlees niet begrepen, en wordt van den satan gehaat, van de wereld bespot, van de onervarenen en hypocrieten misbruikt, en van de dwaalgeesten bestreden; maar de bruid van Christus heeft haar altijd, als een schat van onwaardeerbaren prijs, zeer tederlijk bemind, en standvastiglijk verdedigd. En dat zij dit ook voortaan doe, zal God bezorgen; tegen Denwelken geen raad geldt, noch enig geweld iets vermag. Welken enigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
Een schat van de bruid van Christus
Zij wordt:
1. Door de Heere geopenbaard en door de gelovigen ervaren.
2. Door de vijanden misbruikt en door dwaalgeesten bestreden.
3. Door de bruid van Christus teer bemind en standvastig verdedigd.
1. Door de Heere geopenbaard en door de gelovigen ervaren.
Jongens en meisjes, jullie gaan misschien van de zomer kamperen of jullie hebben een huisje gehuurd. In België bijv. zijn heel mooie plekjes aan de Maas. De dagen voordat je daar aankomt heeft het hard geregend en de Maas kolkt en bruist. Als je er een stukje hout in gooit, wordt het in een mum van tijd met de stroom meegevoerd. Je staat met zijn allen te kijken, je buigt je naar voren en... plons. Je valt voorover in het water. De sterke stroom voert je mee, je bent op het punt om te verdrinken. Help! En wat doet vader? Hij bedenkt zich geen ogenblik, trekt zijn kleren uit, rent langs de oever met de stroom mee en ter hoogte waar jij drijft, springt hij in het water, zwemt met een paar krachtige slagen naar je toe en grijpt je hand vast. Gelukkig! Vader! Vader laat zich drijven tot waar de rivier wat breder wordt en de stroom dus iets minder is. Dan zwemt hij naar de kant.
Denk je eens in dat vader dan zegt: ‘Jij moet mijn hand vasthouden anders krijg ik je niet naar de kant.’ O, als je dan moe wordt en even minder stevig zou vastpakken, raak je los en word je met de stroom meegevoerd. Nee, gelukkig, het hangt niet af van jouw zwakke krachten, maar van vaders kracht. En die is sterk. Hij houdt jouw hand vast.
Met krachtige slagen zwemt hij in richting van de oever. Denk je ook eens in dat vader even later zegt: ‘Houd je stil, want als je beweegt, laat ik je los en dan ben je verloren in het kolkende water.’ Hoe zou je dat vinden? Heel erg. Angstig. Je denkt voortdurend: ‘O, als ik maar niet beweeg, anders…’
Moet je horen. Zo denken de mensen, die niet geloven in de volharding der heiligen. Dat is even een angstig leven. Dan kun je een nieuw hart hebben en gered zijn. Je mag weten dat je voor eeuwig bij de Heere zult zijn, maar jij moet wel de hand van de Heere vasthouden. Als je even loslaat, ben je nog verloren. Maar gelukkig de Heere houdt jouw hand vast en zo ben je veilig.
Zou de Heere nu zeggen: ‘Als je een grote zonde doet, laat ik je los, voor eeuwig.’ Dat zou toch ook een stuk spanning geven. Dan moet je altijd bang zijn en ben je nooit zeker van de zaligheid. Want als je in grote zonde valt... Wat is dat een troosteloos Evangelie. Gelukkig is dat niet waar. Als de Heere je bij de hand neemt, laat Hij je nooit meer los.
Dat bedoelen we met de leer van de volharding der heiligen.
Gemeente,
wij zijn gekomen aan het einde van de Dordtse Leerregels. In de laatste paragraaf komt de slotconclusie van Hoofdstuk 5.
We lezen in par.15a:
Deze leer van de volharding der ware gelovigen en heiligen, mitsgaders van de verzekerdheid dezer volharding, welke God, tot Zijns Naams eer en tot troost der godvruchtige zielen, in Zijn Woord zeer overvloediglijk geopenbaard heeft, en in de harten der gelovigen indrukt,
Het ging in het vijfde Hoofdstuk om twee zaken:
In de eerste plaats de leer van de volharding der heiligen en
in de tweede plaats de zekerheid van deze volharding.
De leer is datgene wat de Bijbel leert en wat wij hebben te verkondigen. God heeft in Zijn Woord overvloedig geopenbaard dat Hij niet laat varen het werk van Zijn handen en dat daarom de ware gelovigen zullen volharden.
Waarom heeft de Heere dat geopenbaard?
Par.15 zegt:
tot eer van Zijn Naam en
tot troost van de Godvruchtige zielen.
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.
Ere wie ere toekomt.
Wie roemt, roeme in de Heere.
Niet ons o Heer', niet ons, Uw Naam alleen zij d'eer
Daar is het de Heere om begonnen. Wij moeten daarbij bedenken: Zijn Naam is Zijn Zelfopenbaring en Die is tot ons heil.
Daarom is er ook geen tegenstelling tussen de eer van Gods Naam en, zoals er verder volgt, tot troost van de Godvruchtige zielen.
Wat hebben wij dat ook met elkaar mogen ervaren bij de behandeling van de Dordtse Leerregels!
De Bijbelse leer is tot troost. Als we die troost van de overwinning en die onbedrieglijke zekerheid van de eeuwige heerlijkheid niet hadden, zouden we de ellendigste van alle mensen zijn.
De leer van de volharding der heiligen is dus geen dorre en droge leer, maar een troost in de strijd. Dan mogen we het de apostel nazeggen: Ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag (2 Tim.12). Wat een God! Hij bewaart de erfenis voor mij, maar Hij bewaart ook mij voor de erfenis. Zo word ik in de kracht Gods bewaard door het geloof tot de zaligheid.
Wat zouden wij juist angstig en krampachtig moeten leven als wij zelf moesten volharden. Wat zou dan, niet alleen de angst van de hel, maar ook de angst nog eens te zullen struikelen, ons alle hoop doen missen. De Heere wil niet dat Zijn kinderen zo zullen leven. Integendeel, daarom heeft de Heere in Zijn Woord de leer van de Volharding van de ware gelovigen geopenbaard. Daarover ging het steeds in de Dordtse Leerregels Hoofdstuk 5.
Laat ik hier nog een paar heel duidelijke schriftbewijzen noemen.
Romeinen 8:29-30: En die Hij te voren gekend heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
Hier knoopt de apostel dus de heerlijkmaking als laatste schakel in de keten van de orde des heils vast aan de verkiezing. Uit die keten kan geen schakel worden losgemaakt. De God van dat heil is onveranderlijk.
Jesaja 14:27 zegt: Want de Heere der Heerscharen heeft het in Zijn raad besloten, wie zal het dan breken?
Welnu, omdat God in Zijn onveranderlijk en eeuwig besluit Zijn kinderen de zaligheid wil geven en hen in de weg van geloof en bekering die zaligheid zal deelachtig maken, daarom kunnen degenen, die naar Zijn eeuwig voornemen geroepen zijn, daar nooit meer uitvallen en verloren gaan.
De Heere Jezus zegt tegen Petrus: Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude. (Luk.22:32) en Jezus bidt ook voor zijn kinderen: Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam (Joh.17:11).
Paulus schrijft in 1 Korinthe 1:8: God zal ons bevestigen tot het einde toe, om onstraffelijk te zijn in de dag van onze Heere Jezus Christus. En nog een keer in Romeinen 8: Geen schepsel zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere.
Ziet u dat het waar is? God heeft volharding in zijn Woord zeer overvloedig geopenbaard.
Er wordt echter niet alleen gesproken over de leer van de volharding, maar ook over de zekerheid van de volharding. Dat is wat de gelovigen mogen ervaren. Hoe kan dat? Omdat de Heere dit geheim niet alleen openbaart, maar ook in de harten der gelovigen indrukt. De Heere verzegelt door Zijn Woord en Geest dit geheim in de harten van de gelovigen. In eerste plaats doet de Geest door de verlichting van ons verstand de boodschap verstaan: Ja, zo is het! En verder laat Hij die zinken in ons hart, zodat wij weten: Dat geldt ook mij, dat mag ik geloven. We krijgen niet zomaar een indrukje. Nee, het geheim wordt als een zegel onuitwisbaar ingedrukt in de harten van de gelovigen.
Daar hebt u het verzegelende werking van de Heilige Geest. Die Geest blijft bij hen tot in eeuwigheid. Hij is het onderpand van hun zaligheid.
Nadat ze geloofd hebben, zijn ze verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die het onderpand is van hun erfenis tot de verkregen verlossing (Ef.1:13,14)
In wie de Heilige Geest eeuwig blijft en voor wie Hij het onderpand is voor de eeuwige zaligheid en wie door Hem verzegeld is tot op de dag van de verlossing, zou die nog kunnen afvallen van het geloof? Nee, Zijn roeping en genadegift is onberouwelijk (Rom.11:29).
Ziet u gemeente, hoe de vaderen op grond van de Schrift in alle opzichten met twee woorden spreken? Het is èn objectief, de Bijbelse leer van de volharding, èn subjectief, de zekerheid van deze volharding. Zo is deze leer èn tot eer van Gods Naam èn tot troost van Zijn Kerk. Zo kunnen wij verder: De Heere zal het voor mij voleinden. Een ieder van hen zal voor God in Sion verschijnen (Ps.84:8). Het is die heerlijke zekerheid die Paulus kracht geeft in de gevangenis. Hij weet dat Christus de erfenis voor hem bewaart en Hij bewaart hem voor de erfenis. Van mijn kant zou er van alles kunnen gebeuren, maar vanuit de liefde Gods kan het niet. Gods liefde is een eeuwige liefde. Gods liefde laat mij nooit meer los. Zo gaat het om een heel belangrijk geheim en daarom komt er zoveel verzet tegen.
Dat was ten eerste: door de Heere geopenbaard en door de gelovigen ervaren.
2. Door de vijanden misbruikt en door dwaalgeesten bestreden.
We lezen verder in onze paragraaf:
Wordt wel van het vlees niet begrepen, en wordt van den satan gehaat, van de wereld bespot, van de onervarenen en hypocrieten misbruikt, en van de dwaalgeesten bestreden.
Van alle kanten komt er verzet tegen die heerlijke zekerheid dat niemand de gelovigen kan rukken uit de handen van God.
Hier worden verschillende aspecten belicht:
het vlees,
de satan,
de wereld,
de onervarenen en schijnheiligen,
de dwaalgeesten.
Door het vlees, ons zondige hart, wordt gezegd dat het dit geheim niet begrijpt. De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die van de Geest van God zijn (1 Kor.2:14). Het vlees komt in opstand, als het niet meedoet en niet meetelt. Het vlees begrijpt ook niet dat God lief heeft met een eeuwige liefde. Gods wijsheid is voor het vlees dwaasheid.
Daar komt dan nog eens bij dat dit geheim door den satan gehaat wordt. Het is voor satan de grootste ergernis dat hij niemand kan rukken uit de hand van Christus, dat de poorten van de hel de gemeente van Christus niet kunnen overweldigen (Matth. 16:18). Om die
reden stelt satan alles in het werk om deze leer te verduisteren. Dat doet hij door de gelovigen aan te vallen en tegelijk door de niet-gelovigen er tegenop te zetten.
Dat is de achtergrond dat dit geheim door de wereld bespot wordt.
Het is zo begrijpelijk dat de leer van vrije genade voor de Griek een dwaasheid is. De leer van vrije genade komt immers niet van beneden maar van boven. De hele wereld staat bol van godsdienst vanuit het principe: ‘do ut des’ -- ik geef met de bedoeling dat jij geeft--. Hier staat de Bijbelse leer loodrecht op. Deze spot met alle menselijke logica. Daarom is het best begrijpelijk dat de wereld spot met de Gereformeerde leer.
In het rijtje komt ook voor dat deze leer door de onervarenen en schijnheiligen misbruikt wordt. De onervarenen zijn diegenen van wie wij niet durven zeggen dat er niets met hen gebeurd is, maar die anderzijds wel blijven steken door hun gebrek aan kennis. Onervaren is diegene die gelovig wil zijn, maar die geen verlangen kent en zich ook niet inspant om leerling van het Woord te zijn. Men spreekt alsof men het helemaal begrijpt, maar tegelijk is men onervaren. Het kan niet anders of dat leidt tot misbruik. Het is geen directe opzet, maar het gebeurt wel. Die mensen denken: Het is niet zo erg als ik in de zonde val, want God houdt mij toch wel vast.
Wat is dan het verschil met de schijnheiligen? Schijnheiligen wenden voor alsof zij gelovig zijn, terwijl zij binnen in hun hart weten het niet te zijn. Juist zulke mensen misbruiken naar links of naar rechts de zuivere leer van de volharding.
Dat is juist daarom zo erg, omdat deze leer van de dwaalgeesten wordt bestreden.
Dwaalgeesten, zijn mensen die dwalen. Dat komt in iedere tijd voor. We zien het ten tijde van de apostelen, maar ook nu. Bij deze dwaalgeesten moeten we in het verband van de Dordtse Leerregels in de eerste plaats denken aan de remonstranten. Deze mensen bestreden de Gereformeerde leer. Dat deden zij met vele argumenten. De één was nog feller dan de ander.
Verschillende beschuldigingen vinden wij terug in de zogenaamde narede, het Besluit dat de Dordtse synode aan de Dordtse Leerregels toevoegde in de 131e zitting. Daar kunnen wij lezen dat de tegenstanders van de leer van vrije genade deze leer van alles en nog wat beschuldigd hebben.
Ik noem een paar zaken:
Deze leer zou de mensen afleiden van alle Godvruchtigheid. Dat zij een oorkussen is voor het vlees.
Een burcht van de satan, waaruit hij alle mensen lagen legt, hen verwondt en met de pijlen van de wanhoop of van de zorgeloosheid dodelijk doorschiet.
Dat die leer God maakt tot een auteur van de zonde, tot een tiran, en huichelaar.
Dat is niet niks. De vaderen hebben al deze beschuldigingen met beslistheid van de hand gewezen. Het is gemene laster. Maar eer laster is uitgebannen! Het is gemakkelijker een zak met veren van een kerktoren uit te strooien dan deze weer terug te brengen. Er zijn maar weinig mensen bang om zich aan laster te bezondigen. Vandaar dat de vaderen aan het einde van de narede alle oprechte gelovigen vragen niet uit te gaan van wat men zegt, maar de Dordtse Leerregels te leggen naast de Bijbel en zo de officiële leer te toetsen aan Gods eigen Woord.
Ieder lid van de Dordtse synode heeft deze leer bevestigd en niet alleen zij. Van heinde en ver waren er godgeleerden uit het buitenland gekomen om hun oordeel te geven. Het was geen kwestie van een stemming met de helft plus één. Met algemene stemmen aangenomen.
Ik hoop dat u na alle preken ook overtuigd bent van het Bijbels gehalte van onze belijdenis. Alleen, het is niet genoeg dat u ermee instemt. U mag er uw leven lang met heel uw hart van houden. U zult ermee zalig worden als dit leeft in uw hart. Als deze leer - om met de woorden van par.15 te spreken - in uw hart is ingedrukt, dan mag u de waarheid ervan ervaren. Dan kunt u het niet hebben als deze leer gelasterd wordt. Dan gaat u ze ook standvastig verdedigen.
Net als de andere belijdenisgeschriften hebben de Dordtse Leerregels ook een tweeledig doel: een korte samenvatting van de Gereformeerde leer en de lofprijzing en aanbidding van God.
Tot twee keer toe wordt in het Besluit gezegd dat deze leer tot eer van God moet worden onderwezen. Dat dit geen holle frase is, blijkt ook hieruit, dat elk Hoofdstuk van de Dordtse Leerregels eindigt met een doxologie, een lofprijzing.
Daar hebben we de sleutel om de Dordtse Leerregels echt als belijdenisgeschrift te verstaan. We moeten elk hoofdstuk vanuit het einde lezen. Dan zien we het grote geheim: het gaat hier niet om logisch denken, maar om een doxologisch spreken, dus om een lofprijzing.
Mijn ervaring is, gemeente, dat als de prediking doorademd is van deze lofprijzing van God, ook de niet zo verstandelijk ingestelde mens nog heel wat dogmatiek verdragen kan.
We hebben al eerder gezien dat de prediking niet de verkiezing als inhoud heeft, maar als vooronderstelling. Wie het breed heeft, kan het breed laten hangen. Wie in de ruimte van Gods eeuwige verkiezende liefde staat, kan het Evangeliekleed breed laten hangen.
De volharding der heiligen is wel de inhoud van de prediking, maar boven alles is deze leer een vaste troost voor mensen, die zichzelf dagelijks tegenvallen en moeten zeggen: ‘Als het van mijn volharding afhangt, is het nog verloren.’ Maar het hangt af van de Goede Herder, Die zijn doorboorde handen niet alleen opheft voor zijn Vader in de hemel, maar Die ze ook tot ons uitstrekt in de prediking en zegt: Ik geef mijn schapen het eeuwige leven en ze zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid. Niemand zal Mijn schapen uit Mijn hand rukken (Joh.10:28). Hij houdt ze vast en Hij bewaart bij de verkregen verlossing. Dat kostte het leven van de Herder. Daar werden zijn handen en voeten voor doorspijkerd. Wij zijn het eeuwige leven kwijtgeraakt in het paradijs. Wij hebben de band met God verbroken. Wij liggen midden in de dood. Maar Jezus kwam en verdiende het eeuwige leven. Hij geeft het, hier en nu, aan mensen, die midden in de dood liggen. Wat een wonder!
Door de kracht van de levendmakende Geest schept Hij dat nieuwe leven.
Hij schenkt uit goedheid zonder peil het eeuwig zalig leven.
Nu de volharding der heiligen:
Zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid.
Hij stelde zijn leven voor zijn schapen.
Er is dan geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn (Rom.8:1).
Al komen er nog zoveel beproevingen, ziekte, pijn en rouw, Ze zullen niet verloren gaan. Al moeten we zware verliezen lijden: familie, vrienden, bezittingen en gezondheid: Ze zullen niet verloren gaan. Onder de zwaarste aanvallen van satan: niet verloren. De zaligheid ligt vast vanaf de eeuwige raad tot in het eeuwige rijk.
Ze zullen niet verloren gaan. God breekt zijn belofte niet. De roeping is onberouwelijk (Rom.11:29). Weet u waarom Gods kinderen nooit meer verloren kunnen gaan? Dan moet u kijken naar die twee doorboorde handen. Niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd (Jes.49:16). Die handen zijn nu zegenend uitgebreid voor het aangezicht van de Vader.
Verwonde handen, overwinnende handen, machtige handen, beschermende handen.
Als je daarop ziet: ja, dan zal je niet verloren gaan.
Onze zonde ontneemt ons soms de vrijmoedigheid om dit vast te geloven. Dan is de nachthemel zonder sterren. Je denkt: Nu zal Hij me wel loslaten. Denk je dat? Nee, gemeente, daar in de hemel zijn twee opgeheven handen voor de Vader.
Niemand, maar dan ook niemand zal de schapen van Christus rukken uit Zijn hand en uit de hand van Vader.
Tussenzang: Psalm 107:1,11
Looft, looft den HEER’ gestadig;
Die Oppermajesteit
Is gunstrijk, zeer genadig,
En goed in eeuwigheid.
Dit zegg’ elk die, gered
Door Hem van slaafse banden,
In vrijheid is gezet
Uit ’s weêrpartijders handen;
Laat zulken eer bewijzen
Aan ’s HEEREN gunst en macht,
En al Zijn wond’ren prijzen
Voor ’t menselijk geslacht.
’t Lofoffer word’ om strijd
Hem juichend opgedragen,
Terwijl zij wijd en zijd
Van al Zijn werk gewagen.
3. Door de bruid van Christus teer bemind en standvastig verdedigd.
maar de bruid van Christus heeft haar altijd, als een schat van onwaardeerbaren prijs, zeer tederlijk bemind, en standvastiglijk verdedigd. En dat zij dit ook voortaan doe, zal God bezorgen; tegen Denwelken geen raad geldt, noch enig geweld iets vermag. Welken enigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
Misschien denken sommigen van u: Wat maken we ons toch druk om al die leerstukken. Toch, als u zo denkt, begrijpt u niet, dat de leer de vorm is, waarin het geheim van de liefde wordt bewaard. De leer van de verkiezing is de vorm, waarin het geheim van Gods eeuwige liefde wordt bewaard. De leer van de volharding der heiligen is niets anders dan de consequentie van de verkiezing. De bruid van Christus hecht heel sterk aan deze leerstukken. Weet u waarom? Omdat ze de bruid is.
Onervarenen, schijnheiligen en dwaalgeesten begrijpen er niets van. Daarom verwerpen zij deze leer. Je moet echt bij de bruid van Christus horen om het te kunnen begrijpen en er mee getroost te zijn.
Deze leerstukken zijn de vorm, waarin de bruid verwoordt hoe trouw haar Bruidegom is. Daarom hecht ze er zo bijzonder aan. Want wat is een bruid zonder trouwe Bruidegom en zonder wetenschap van die trouw?
Zij zegt van haar Bruidegom: ‘Hij is blank en rood, mijn banier. Hij is mijn Liefste. Eén uit duizend. Ik heb Hem niet gezocht. Ik gaf me over aan allerlei andere 'mannen', afgoden, bij wie ik nooit gelukkig werd. Maar Hij zette door. Hij zocht mij en Hij kocht mij. Hij had Zijn leven voor mij over. En nu Hij zo'n hoge prijs voor mij betaald heeft, nu laat Hij me ook nooit meer vallen. Dat is mijn troost: Hij zal zijn werk, voor mij volenden.’
Dat is de volharding der heiligen.
Onze paragraaf eindigt met de lofprijzing.
De drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
Zegt u dat ook?
De ware gelovigen hebben altijd van harte ‘amen’ gezegd op het geheim van de volharding van de heiligen en van de verzekerdheid van de verkiezing. Par.15 noemt de gelovigen hier de Bruid van Christus. Wat een heerlijke aanduiding. De ware gelovigen zijn het eigendom van Christus en dat niet als slaven maar als een bruid. Een bruid die Christus Zich verworven heeft en die Hij hartelijk liefheeft.
Als een man zijn vrouw liefheeft, zal hij haar toch nooit laten meenemen door een ander? Zo is het ook met Christus. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde.
Hij bewaart.
Heerlijke aanduiding voor iedere gelovige: u bent de bruid van Christus. U bent niet zomaar een gelovige en ergens ver weg is degene in wie u gelooft. Nee… u bent Christus' bruid. De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt dat in deze hele wereld niemand ons liever heeft dan Christus. Zo mag u uzelf bemind weten.
Weet u wat bruid-zijn ook betekent? De heerlijke wetenschap dat de trouwdag komt. U voelt zich arm, maar de dag komt dat u in gemeenschap van goederen getrouwd zult worden. U voelt zich onvolkomen, maar de dag breekt aan dat u in volmaakte heerlijkheid geleid zult worden. De Bruidegom is bezig in het Vaderhuis om voor u plaats te bereiden. De trouwdag komt en met al de gelovigen belijden wij, dat dit vastligt in de liefde van de Bruidegom.
Kijk, en daarom belijden wij met par.15 dat de Bruid van Christus de Volharding der Heiligen altijd, als een schat van onwaardeerbare prijs, zeer teer bemind en standvastig verdedigd heeft. Het gaat om de plechtige verklaring van de Bruidegom en Zijn spreken is ons als bruid hartelijk lief. Zijn beloften koesteren wij als een schat van onwaardeerbare prijs. Zeg maar of u de beloften van Christus zou kunnen missen. Integendeel, de bruid van Christus zingt: Uw woord kan mij, ofschoon ik alles mis, door Zijne smaak èn hart èn zinnen strelen. Christus' belofte dat Hij een volkomen Zaligmaker is en dat niemand één van de Zijnen uit Zijn hand zal rukken, wordt door ons zeer teer bemind. Met ons hele hart koesteren we deze heerlijke wetenschap. Als iemand daar tegenop komt, wordt dit geheim standvastig verdedigd.
Met deze woorden geven de Dordtse vaderen tevens te kennen waar het hen in de synode van Dordrecht om ging. Het ging niet om een ketterjacht. Het ging ook niet om het gelijk van de eigen partij. Om dat te voorkomen werden ook afgevaardigden uit diverse andere landen uitgenodigd. Iedere afgevaardigde mocht hetgeen beleden werd kritisch toetsen aan de Bijbel. Men wilde niet dwalen. Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen, dat de Dordtse Leerregels met algemene stemmen werden aangenomen. Het is dus geen compromis, dat met hangen en wurgen door de vergadering heen gesleept moest worden.
Wij kunnen jaloers zijn op die tijd, maar dan begaan wij een grote vergissing. Alsof in die tijd wel de belofte van Christus zou gelden dat Hij Zijn Bruid bewaart bij de door Hem verworven verlossing en in onze tijd niet. Dat is niet waar.
De Dordtse Leerregels zijn in ieder geval met een ander geluid geëindigd: En dat zij dit ook voortaan doe, zal God bezorgen; tegen dewelke geen raad geldt, noch enig geweld iets vermag.
God zal ervoor zorgen dat de Bruid van Christus steeds opnieuw de schat van Christus standvastig zal verdedigen. Hij verwekt steeds weer mannen die teruggeleid worden naar het Woord. Ga de geschiedenis maar na: tegenover de Farizeeën gaf Hij Paulus, tegenover Pelagius Augustinus, tegenover Rome Luther en Calvijn, tegenover de remonstranten de vaderen van Dordt.
En dat zal doorgaan tot de jongste dag. Daar zorgt God voor, immers tegen dewelke geen raad geldt, noch enig geweld iets vermag. Er mogen tijden van inzinking zijn, maar de Heere Zelf zal steeds opnieuw Zijn Kerk wakker maken en zorgen voor een zuivere verkondiging en als de Heere de zaak ter hand neemt, begint niemand iets.
Hoe de Hoge Raad te Jeruzalem de zaak van Christus ook wilde uitroeien, zij hebben deze niet kunnen vernietigen. Hoe de paus en de kardinalen ook van alles bedacht hebben tegen de Reformatie, hoe zij brandstapels hebben opgericht en boeken verbrand, alle aanslagen waren tevergeefs. Zo zal het blijven. Dat mag de Bruid van Christus vertroosten. Er staan moeilijke tijden voor de deur, maar de Bruid van Christus zal, volgens Christus eigen belofte, in de woestijn geleid worden, waar haar een plaats van God bereid is.
Zelfs wanneer de draak een vloedstroom achter de bruid aanstuurt, zal de bruid niet verdrinken.
Vader houdt de hand vast, Christus heeft het verdiend en de Geest past het toe.
Maar wat is het dan zaak dat wij en onze kinderen niet behoren tot de onervarenen en schijnheiligen. Wat hebben wij het nodig om meer en meer leerling te worden van het Woord, om zodanig toegerust te worden dat wij wortelen in het Woord. Wat hebben wij het nodig om in Christus te zijn, want buiten Christus kunnen wij meegesleept worden, tegen de Waarheid.
U die niet bij die heiligen hoort, Christus wil u redden. Erken uw zonde en ongeloof en vlucht tot deze gewillige Zaligmaker.
Als we mogen behoren tot Christus' Bruid dan mogen wij ons veilig weten voor eeuwig. Geen stroom van beproeving voert ons weg en geen draaikolk van vijandschap trekt ons zo de diepte in dat we nog zullen omkomen. Nee, niets en niemand kan de gelovigen ooit nog losrukken uit de handen van Christus.
Gemeente, hoe zouden wij nu anders eindigen, dan par.15 ons aanreikt?
Welke enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
Lof zij de Vader voor Zijn eeuwig welbehagen. Wij kunnen in niets anders roemen dan in Hem. Hij heeft ons getrokken tot Christus. Het is alleen door Hem.
Lof zij de Zoon, Hij is gekomen en heeft Zichzelf voor ons gegeven als een rantsoen voor velen. Zijn Naam zij geprezen, want Hij heeft ons door Zijn Geest tot Zich getrokken.
Lof zij de Geest, want Hij heeft ons hart vernieuwd en ons het ware geloof geschonken waarmee we Christus omhelzen als de Bruidegom.
Deze drie, Vader, Zoon en Heilige Geest, zullen hun werk voltooien.
En dan?
Dan zullen wij eeuwig het Halleluja aanheffen om de drie-enige God te prijzen dat Hij Zijn werk begonnen is en Zijn werk voltooid heeft.
Ja, we zullen eeuwig zingen van Gods goedertierenheên.
Amen.
Slotzang: Psalm 89:1
’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên;
Uw waarheid t’ allen tijd vermelden door mijn reên;
Ik weet hoe ’t vast gebouw van Uwe gunstbewijzen,
Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen;
Zomin de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,
Zomin zal Uwe trouw ooit wank’len of bezwijken.