Ds. C.G. Vreugdenhil - Psalmen 73

Onderwerp

Psalmen 73
33. De zekerheid van de volharding wordt bestreden (5,11)
Twijfel en aanvechting
Vertroosting en uitkomst
Deze prekenserie is eerder uitgegeven door de Gereformeerde Gemeente Rotterdam-Zuidwijk.
 

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 145: 5
Lezen : Lukas 7: 19 - 30
Zingen : Psalm 42: 3, 4 en 5
Zingen : Psalm 56: 4 en 5
Zingen : Psalm 77: 8

De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 5, par.11:

 

5-10 En dienvolgens spruit deze verzekerdheid niet uit enige bijzondere openbaring, zonder of buiten het Woord geschied, maar uit het geloof aan de beloften Gods, die Hij in Zijn Woord zeer overvloedig tot onzen troost geopenbaard heeft; uit het getuigenis des Heiligen Geestes, Die met onzen geest getuigt dat wij kinderen en erfgenamen Gods zijn (Rom. 8:16, 17); eindelijk, uit de ernstige en heilige oefening van een goede consciëntie en van goede werken. En zo de uitverkorenen Gods dezen vasten troost in deze wereld niet hadden, dat zij de overwinning behouden zullen, mitsgaders dit onbedrieglijk pand der eeuwige heerlijkheid, zo zouden zij de ellendigste van alle mensen zijn.

 

De zekerheid van de volharding wordt bestreden

We zien:

     1. Twijfel en aanvechting

     2. Vertroosting en uitkomst

 

1. Twijfel en aanvechting

 

Gemeente, jongens en meisjes, wie van ons kent niet bepaalde tijden in zijn leven, dat hij twijfelt? Als je jong bent, kun je soms perioden doormaken waarin alle levenswaarden, die de ouderen aan ons overleverden, op losse schroeven komen te staan. Ik denk vooral aan onze jongeren in de puberteit. Je kunt met alle ellende en oorlog in de wereld soms denken dat het leven zinloos is en in een diepe geestelijke crisis terecht komen. Je kunt vertwijfeld uitroepen: ‘Is er wel een God, zou God wel bestaan? Waar komt God dan vandaan? Is er wel een hemel en een hel? Is dood niet gewoon dood? Wie zegt dat al die wonderen echt gebeurd zijn?’

 

Wie kent niet deze vragen van de twijfel? Twijfelen komt van het woord twee. Ja of nee, wel waar of niet waar, op twee gedachten hinken. Heen en weer geslingerd worden tussen ja en nee. Net als op een wip. Wat kan je hart verscheurd worden door twijfel. Twijfel is een toestand van onzekerheid, gebrek aan vastheid ten aanzien van hetgeen je geloven moet. Wel is er een wezenlijk verschil in de manier waarop de twijfel zijn plaats heeft in het hart van iemand die God niet echt kent en de manier waarop de twijfel blijft in het leven van Gods kinderen.

 

Van nature zit de twijfel op de troon in ons hart. Twijfel was de inhoud van de zondeval. De satan zette vraagtekens achter de waarheid van Gods spreken. Is het ook, dat God gezegd heeft …? (Gen.3:1). Wij hebben die vraagtekens overgenomen en zo zijn de vraagtekens in ons hart en denken gekomen. De twijfel zit ons in het bloed. Zij is bij de natuurlijke mens koning in het hart.

Twijfel, je zet vraagtekens achter het spreken van God.

 

Misschien zegt u wel: Maar ik twijfel niet aan het spreken van God, aan de waarheid van Gods Woord. Ik geloof de Bijbel van kaft tot kaft. Ja, rechtzinnige mensen denken dat zij niet twijfelen. O nee, want u gelooft in het Bijbelse scheppingsverhaal. U gelooft dat Jona in de grote vis gezeten heeft. U gelooft dat er engelen zijn. U gelooft dat Christus uit een maagd geboren is en gestorven is en is opgestaan. Wat dat betreft twijfelt u niet. Nee, maar toch kan het zijn dat u niet echt gelooft.

Als wij echt zouden geloven, dan zouden wij het Woord geloven ook in de ernst van Gods oordeel over onze zonde en het ongeloof. Als we dat echt zouden geloven, dan zouden wij bevend en smekend de toevlucht nemen tot de troon der genade. Tot Christus als de gewillige Zaligmaker. Zo heerst ook in onze harten de twijfel in het jasje van de godsdienst. Het mooist vindt de satan het als de twijfel openlijk leeft in je hart.

 

Zo komt hij op onze jongeren af met name als zij in de roerige fase van de puberteit met allerlei dingen worstelen. Hij is zo gemeen. Op houseparty’s openbaart hij zichzelf onverhuld. Hij laat zijn naam uit- en aanroepen. Hij laat zich aanbidden. Hij brengt jongeren in zijn ban en tegelijk zet hij vraagtekens achter het bestaan van God, maar Hij laat moderne jongeren in hem wél geloven. Daarmee wil ik eigenlijk zeggen: Jonge vrienden, blijf er vandaan! Het is de hel. De disco is het voorstadium ervan.

 

Er is een objectieve twijfel over het bestaan van God of de waarheid van de Bijbel, maar er is ook een subjectieve twijfel en die gaat meer over de vraag of je persoonlijk deelhebt aan Gods genade. Nadat je tot het geloof gekomen bent en de Heere Jezus als je persoonlijke Zaligmaker hebt mogen leren kennen, is er bij jou, bij u iets fundamenteels veranderd. De Heere schenkt het ware geloof. De twijfel heeft dan niet meer de echte heerschappij. Dat betekent echter niet dat de twijfel voorgoed is uitgebannen. Integendeel, de twijfel probeert voortdurend je hart weer binnen te dringen. Dat zorgt voor een voortdurende worsteling in het leven van de gelovigen.

 

De twijfel is als een klimop die zich kronkelt rond de stam van het geloof om er kracht aan te onttrekken. Je begint te aarzelen: Zou het wel waar zijn? Zeker als je op je zonde ziet. Heb ik het me niet ingebeeld? Is die genade wel voor mij? Ben ik wel helemaal oprecht voor God? Je wordt onrustig en benauwd. De satan laat Gods kinderen niet met rust, maar probeert die twijfel binnen te laten dringen in het hart.

 

Daarover gaat nu par.11 spreken, nadat de Dordtse Leerregels in de vorige paragraaf zo hoog hebben opgegeven van de zekerheid van het geloof.

 

Machtig en heerlijk is daarover gesproken. Diep in hun hart mogen Gods kinderen met zekerheid weten: Ik weet en ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden, noch tegenwoordige noch toekomstige dingen mij kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus (Rom.8:38). De Heere is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk voor mij voleindigen. De drie-enige God staat er garant voor dat het werk van Zijn genade in de harten van Zijn kinderen nooit zal mislukken. De Vader staat garant met Zijn eeuwige onveranderlijke verkiezing, de Zoon met Zijn volbrachte werk aan het kruis en Zijn gezegende voorbede als Hogepriester en de Geest staat garant met Zijn onwederstandelijke werk en Hij getuigt met onze geest dat we kinderen en erfgenamen van God zijn (Rom.8:16). Dat alles ligt verankerd in Gods onfeilbare belofte, in Zijn Woord, de belofte van het Evangelie.

 

De troost van de volharding der heiligen, dat het vastligt in God, is groot. Maar toch is er daarnaast ook de twijfel.

Lees par.11a:

Ondertussen getuigt de Schrift dat de gelovigen in dit leven tegen onderscheiden twijfelingen des vleses strijden, en in zware aanvechting gesteld zijnde, dit volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen.

 

Denk aan Psalm 77: Zou God Zijn genâ vergeten, nooit meer van ontferming weten? Denk aan Psalm 73: Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet, mijn voeten waren in mijn leed, schier uitgeweken en mijn treên van het spoor der godsvrucht afgegleên. Soms kan na een geweldig hoogtepunt in godsvertrouwen ineens een diep ravijn van vertwijfeling opduiken. Petrus wandelde het ene moment op het water toen Christus had gezegd: Kom. Hij zag op Jezus. Even later zakte hij weg in het inktzwarte water en dacht te vergaan. Heere behoud mij, want ik verga (Matth.14:38).

 

Twijfel.

De Dordtse Leerregels geven zo'n levensecht onderwijs. We komen er steeds onszelf in tegen met al onze worstelingen en vragen. Ze blijven actueel omdat er steeds vanuit de Schrift een antwoord gegeven wordt. Daar kunnen we het tot op de dag van vandaag mee doen.

Er wordt heel verschillend gedacht. De één zegt: Twijfel is zonde. Anderen zeggen: Twijfel is het kenmerk van het echte. Mensen die de twijfel koesteren en normaler vinden dan de zekerheid, zeggen: ‘Liever duizend keer getwijfeld dan je één keer bedriegen.’

In de Bijbel kom je deze dingen in ieder geval niet tegen. Wat u wel in de Bijbel tegenkomt is dat u zich beproeven moet of u in het geloof bent en of Christus Jezus in u woont. Twijfel heeft een functie. Als immers alles een keer in de smeltkroes komt, komt het goud van het geloof gelouterd voor de dag. Gods werk wordt altijd bestreden.

Maar je kunt ook met een ingebeelde hemel naar de hel gaan. Er is namelijk ook een andere kant. Er zijn mensen die het altijd hebben en nooit twijfelen of zij er wel persoonlijk bevindelijk deel aan hebben. Het schijngeloof eigent zich de dingen meestal zonder horten of stoten toe, waar het ware geloof besprongen wordt door de aanvechting.

Calvijn schreef: Bij het vuur van het geloof is altijd de rook van de twijfel. Rook versluiert het zicht op Gods belofte, het zicht op God. We mogen de twijfel nooit in bescherming nemen. Het is geen kenmerk van het geloof, maar van het ongeloof.

Gemeente…, koester toch de twijfel en onzekerheid in uw geloofsleven niet en stel het niet boven de vastheid van het geloof.

 

Er is een twijfel die voortkomt uit de zonde van zelfhandhaving voor God. Dan wil je niet door de knieën. Je houdt bepaalde boezemzonden aan. Je wil er niet mee breken, hoe je diep in je hart ook voelt dat dit niet kan samengaan met het hopen op Gods genade. Als de twijfel aan uw genadestaat voortkomt uit die halfslachtige slappe levenshouding: God dienen en de wereld of de zonde aanhouden, dan is de twijfel een grote zonde, die opkomt vanuit het vlees, zegt par.11.

Een slordige levenswandel geeft een onzeker, benauwd en armetierig geloofsleven.

 

Twijfel is zonde.

Objectieve twijfel is er wanneer je wordt aangevochten en twijfelt aan het bestaan van God, hemel en hel en de waarheid van de Bijbel. Als u God kent en daarmee aangevallen wordt voelt u zich er doodongelukkig onder. Uw hart krimpt inéén. U roept: ‘O God, waar bent U?’ Maar ook de subjectieve twijfel is zonde, als u twijfelt aan de goedheid en de betrouwbaarheid van God ten aanzien van uw persoonlijke leven. Dat God anderen genadig is, daar zegt u ja op. Maar als het er om gaat of God u persoonlijk genadig wil zijn, dat kunt u maar moeilijk geloven. ‘Ik zal wel geen kind van God zijn.’

Beide soorten twijfel, objectief en subjectief, kan de strijd zijn van iemand die God kent, van de gelovige.

 

De Dordtse Leerregels spreken terecht over onderscheiden twijfelingen van het vlees. Daarmee geven zij aan dat de twijfel voortkomt uit het vlees. De twijfel komt niet op uit het wedergeboren hart maar komt vanuit het vlees op ons af. De Geest roeit in de wedergeboorte de twijfel niet voorgoed uit. Dat hangt samen met de tweedeling van vlees en geest. Ook als je gelooft, speelt de oude mens ons nog zoveel parten. De duivel zit ook niet stil om ons aan te vechten. Hij praat je de wanhoop in: Je hebt toch geen heil bij God (Ps. 3: 3). Deze twijfel is verschrikkelijk. De twijfel geeft onzekerheid en benauwdheid. Jacob schrijft dat: Die twijfelt is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en neder geworpen wordt (Jak.1:6).

 

Twijfel is ongeloof.

Als wij wel geloven dat God goed en rechtvaardig is en wij twijfelen of Hij het wel wil zijn jegens ons, dan blijven wij halverwege staan. Wij doen de Heere tekort, omdat wij Zijn Woord niet geloven en wij hebben het zelf benauwd. Maar ieder kind van God weet hiervan, want wij zijn allen vlees. Maar het is niet goed als je vaak in de twijfel zit en veel minder in de zekerheid.

Hebt u zekerheid van de zaligheid, de enige Troost in leven en sterven? Zeker … daar komt van alles tegenop. Dat is niet vanzelfsprekend. Dat is het werk van de Heilige Geest en dat gaat door worstelingen heen. Maar als u Jezus ziet in Zijn gewilligheid en zondaarsliefde is er zekerheid.

Dat is wat anders dan gearriveerdheid. Het is een stil geloofsvertrouwen. Niet alleen anderen, maar ook mij is vergeving van zonden geschonken.

 

Gemeente, ik wil erop wijzen dat onze paragraaf spreekt over onderscheiden twijfelingen des vleses. Er zijn verschillende soorten twijfel. Het is mogelijk dat vanwege lichamelijke of psychische zwakheid er een periode van depressiviteit is, die door satan misbruikt wordt als een invalshoek om u te verlammen. Als u daarin wegzinkt, is juist de volharding zo’n troost. Hij houdt Zijn schapen vast in Zijn doorboorde handen, ook al kunt u niets meer vasthouden.

 

Anderzijds spreekt onze paragraaf ook over zware aanvechtingen. Dat wijst op zware beproevingen. Satan kan enorm de aanval inzetten. In tijden van moeilijkheden, van ziekte en zorgen, als wij uitgeput zijn, als alles bij je handen afgebroken wordt. Satan kan dan van verschillende kanten komen. Hij kan je harde gedachten geven van God en gebalde vuisten: Is dat nu een God van liefde? Het water stijgt tot aan de lippen. Hij kan ons aanvechten door vrome broeders, zoals de vrienden van Job. Of door de mond van iemand die ons lief is, zoals de vrouw van Job: Zegen God en sterf (Job2:9). Dan komt satan en zegt: ‘Heb jij op God gebouwd? Waar is dan die God op Wie je bouwde?’

Of nog venijniger: ‘Heb jij dat nu aan God verdiend? Waar blijven Gods beloften nu?’ Angstig vraag je dan: Zouden Gods beloftenissen verder haar vervulling missen?

 

Denk eens aan Johannes de Doper. Als er één zwaar werd aangevochten was hij het wel. Hij kwam vanwege zijn geloof en de eerlijke boodschap, die hij verkondigde en waarin hij de zonde bestrafte, in de gevangenis. Vanwege de trouw in zijn bediening omdat hij uit was op de eer van God en het heil van zijn naaste. Op het heil van koning Herodes, die met de vrouw van zijn broer samenleefde. In die eenzaamheid krijgt hij een zware strijd te voeren met de twijfel. Hij wordt zwaar aangevochten. Hij komt in zware geloofsbeproevingen. Het godsbestuur wordt voor hem een groot raadsel. Er ontbrandt een hevige strijd in zijn ziel.

Hoe is het mogelijk. Zo'n grote in het Koninkrijk Gods, een rots in branding, die het Lam Gods heeft aangewezen en overtuigd was van zijn roeping. Hoe kan zo'n man nu nog twijfelen? Je moet maar opgesloten zitten tussen vier muren. Mensen hebben gemakkelijk praten, totdat ze zelf iets meemaken, dat ze tot een algehele wankeling brengt. Zijn geloof wordt bestreden. Wat kan een mens bestormd worden met vragen! Waarom laat God bepaalde dingen toe in je leven? Ziekten, rampen, tegenslagen.

Het ware geloof wordt beproefd en aangevochten en daar krijgt Johannes nu les in. Wat is nu inhoudelijk die twijfel geweest in het leven van Johannes de Doper? Twee zaken botsen in zijn hart: Wat Hij hoorde en wat hijzelf ondervond. Die twee waren volgens hem niet te rijmen.

Wat hoorde hij? Zijn discipelen vertelden hem over Jezus' optreden in Galilea, Zijn prediking en Zijn wonderen. Alles wees erop dat Hij de Christus was.

Maar de werkelijkheid voor hem was dat hij al maandenlang in de gevangenis zat. Als hij dan hoort van die machtige daden van Jezus, kan hij niet begrijpen dat Jezus niets doet aan zijn eigen ellendige situatie.

 

Jezus bezoekt hem niet eens en doet niets om hem vrij te krijgen. Johannes is toch Zijn hartsvriend, de vriend van de Bruidegom. Is Hij hem vergeten? Is Hij niet gekomen om de gevangenen vrijheid uit te roepen? Tenslotte besluit Johannes om te vragen hoe dat eigenlijk zit: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen? (Matth.11:3). Als U nu echt de Messias bent, waarom verlost u mij dan niet? Johannes is teleurgesteld in … Jezus. Was het niet zijn grootste blijdschap geweest om Hem aan te wijzen als het Lam. Hoe kon de Heere dan het onrecht gedogen dat hij onschuldig in de gevangenis zat met de dood voor ogen? Dat botste in zijn hart. Aan ene kant: Hij is het. Andere kant: Hoe kan Hij dan tegenover mij zo doen?

Dat was de zware aanvechting met betrekking tot Gods leiding in zijn leven.

 

Dan was er nog iets. Het optreden van Jezus was zo anders dan hij zich had voorgesteld. Johannes had gepreekt dat nu het goddelijk gericht op handen was en dat de Messias op de puinhopen van al dat oude het nieuwe Koninkrijk zou bouwen. De wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren. De bijl ligt alrede aan de wortel van de boom en iedere boom, die geen vrucht voortbrengt, zal uitgehouwen en in het vuur geworpen worden (Matth.3:12). Maar er gebeurde niets. Waar blijven die louterende gerichten waarover hij en de profeten gesproken hadden? Johannes hoort alleen maar over genadeprediking en ziekengenezing, dodenopwekking en gemeenschap met tollenaren en zondaren. Waar blijft die bijl en dat vuur en dat oordeel? Zijn gevangenisdeuren blijven gesloten. Alles blijft bij het oude.

 

Begrijpt u dat het bruist en stormt in de ziel van Johannes? Hij wordt heen en weer geslingerd en geschokt. In vers 24 noemt Jezus hem: een riet van de wind heen en weer bewogen. Heen en weer: ja ... nee. Is Hij nu de Messias of niet? Bij Zijn doop in de Jordaan heeft God Hem als de Messias erkend, maar de praktijk is er volgens hem zo mee in tegenspraak. De twijfel verteert zijn ziel.

 

Je ziet hier dat de objectieve en subjectieve twijfel alles met elkaar te maken hebben. Ze lopen door elkaar heen, daarom gaat Johannes helemaal ondersteboven. Als Jezus de Christus niet is, dan is er toch geen enkel houvast meer voor hem. Hij heeft Hem aangewezen als het Lam en als de Gezondene van de Vader. U voelt toch wel dat daarmee ook zijn eigen geloof en zijn eigen zaligheid staat of valt? Als Hij niet de Messias is, dan heeft zijn zaligheid geen Bijbelse grond, dan heeft zijn eigen optreden ook geen zin gehad. Voelt u de aanvechting in het hart van Johannes de Doper? Zijn ziel kreunt: Ik heb me vergist, ik ben mislukt, mijn roeping en mijn hele bestaan.

Zo diep gaat het hier.

 

Wat denkt u gemeente, waarom zou de Bijbel dit zo eerlijk aan ons vertellen? Ik denk omdat hier een stuk herkenning ligt in het leven van de gelovigen. Zeker, niet iedereen komt in zulke zware aanvechtingen. Als je leven kalm en glad verloopt heb je gemakkelijk praten. Maar als je weg door de diepte gaat en geliefden worden weggenomen. Je moet de ene teleurstelling na de andere incasseren en het loopt alles tegen of anders dan u had gewild, dan hebt u te worstelen met de vraag: ‘Is er nu een God des heils of niet, weet God wel van me af? Waar is Hij?’

 

Als uw zondeschuld op u afkomt en u te worstelen hebt met de macht van de zonde en de mensen tegen je zeggen: ‘Zo werkt God niet.’ Als de duivel je toesist: Jezus is helemaal niet voor jou gestorven, kreunt uw ziel in die aanvechting. U zucht: ‘Heere Jezus, bent U dan niet die gewillige Zaligmaker, waar het Evangelie over spreekt?’ Wat moet u dan doen? Doe maar net als Johannes; zend uw noodsignalen uit naar de Meester. Tot wie anders? Johannes stuurt zijn discipelen naar Jezus. Hij komt eerlijk met zijn twijfel en aanvechting voor de dag: Zijt Gij degene, die komen zou of verwachten wij iemand anders?’

 

Zeg maar eerlijk tegen Hem wat er in uw hart leeft. Al schiet uw hele reputatie als vrome man of doorgeleide christin erbij in. Ga naar Jezus en u zult ondervinden, dat Hij u niet wegwerpt. Vanuit de diepste aanvechting loopt er altijd een lijn naar de Heere toe. Ik hef mijn ziel, o God der goden, tot U op. Zonder de nood van de aanvechting zullen we het goud van de zekerheid niet delven. De zekerheid dat Hij de enige Zaligmaker is. Dit weet ik vast, God zal mij niet begeven. Niets maakt mijn ziel vervaard.

Zo kwam ook de vertroosting en de uitkomst voor Johannes: Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord.

 

We zingen Psalm 56:4,5

 

Gij weet, o God, hoe ’k zwerven moet op aard’;

Mijn tranen hebt G’ in Uwe fles vergaard;

Is hun getal niet in Uw boek bewaard?

Niet op Uw rol geschreven?

Gewis, dan zal mijn wreev’le vijand beven,

En, als ik roep, straks rugwaarts zijn gedreven;

Dit weet ik vast, God zal mij nooit begeven;

Niets maakt mijn ziel vervaard.

 

Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;

Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;

’k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;

Wat sterv’ling zou mij schenden?

Ik heb beloofd, wanneer G’ in mijn ellenden

Mij bijstand boodt, en ’t onheil af zoudt wenden,

Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,

Door ijver aangespoord.

Wil bijstand zenden.

 

2. Vertroosting en uitkomst

 

Het tweede deel van par.11 luidt:

Maar God, de Vader aller vertroosting, laat hen boven hetgeen zij vermogen niet verzocht worden, maar geeft met de verzoeking ook de uitkomst (1 Kor.10:13); en wekt in hen de verzekerdheid der volharding door den Heiligen Geest wederom op.

 

Nadat is gezegd dat Gods kinderen dit volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen, spreekt par.11 over de oplossing. Er is vertroosting en er komt uitkomst. De Heere is de God van alle vertroosting. Hij laat Zijn kinderen niet eindeloos in het verdriet. Zoals een moeder als het nodig is toesnelt om haar kind te troosten, zo veel te meer de hemelse Vader. Hij is de Vader van alle vertroosting. De Vader heeft Zijn Zoon gegeven als Degene die Israël troosten zou. Toen Christus naar Zijn menselijke natuur naar de hemel ging heeft de Vader een andere Trooster in alle aanvechting gegeven, namelijk de Heilige Geest. Die getuigt met onze geest dat we kinderen van God zijn (Rom.8:16).

 

Het wonder is, als Petrus wegzinkt in de golven van het meer van Galilea en zijn noodsignaal uitzendt, dat daar direct een hand was om hem te redden en dat Christus hem direct met vriendelijke stem vertroost: Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld? (Matth.14:31). Die hand is er nog, voor u. Die stem spreekt nog even vriendelijk en soms ook vermanend. Let eens niet langer op de wind en de golven onder je voeten. Maar let op Hem, die grote Hogepriester, Die in al onze benauwdheden benauwd is geweest en ons niet boven vermogen verzocht laat worden. Hij is Zelf ook in alle dingen verzocht.

 

God bepaalt het karakter van de verzoeking en ook de grens aan de verzoeking. Denk eens aan Job. De Heere heeft de grens bepaald: Zijn leven zult u niet nemen. Petrus zal gezift worden als de tarwe. De Heere laat het toe, maar de grens is dat zijn geloof niet ophoudt op de voorbede van Christus. De Heere weegt de kracht van onze schouders en Hij sterkt onze schouders zodanig dat de last niet te zwaar is.

 

De Heere doet bij al Zijn kinderen hetzelfde als bij Paulus, als de doorn in zijn vlees pijn doet: Mijn genade is u genoeg. Mijn kracht wordt in uw zwakheid tot zijn doel gebracht (1 Kor.12:9). Daar kun je weleens aan twijfelen en uitroepen: ‘Deze keer red ik het niet’, maar achteraf moet je altijd weer vaststellen dat de Heere er doorheen gedragen heeft.

Vaderlijk bepaalt de Heere hoe zwaar, hoe lang en hoe hoog de beproeving zal zijn.

 

Bovendien kan het niet verder komen dan menselijke verzoeking, zoals Paulus zegt in 1 Korinthe 10:13. Satan kan verzoeken, maar hij komt door mensen. Gelukkig krijgt satan niet de gelegenheid om zelf zichtbaar op ons af te komen. Hij kan alleen maar via mensen of omstandigheden werken. Dat betekent niet dat het gering is. Integendeel…, elders waarschuwt Paulus dat de strijd niet tegen vlees en bloed is. Satan zit achter de verzoekingen, maar het wordt niet meer dan menselijke strijd.

De Heere geeft echter met de verzoeking ook de uitkomst. Dat is de belofte van God en het is ook de ervaring van alle gelovigen. Het kan er diep doorgaan, maar de Heere geeft verandering. Hij geeft na het zure het zoet, Hij draagt door de diepte van de aanvechting heen. Als je erachter staat kun je je alleen maar verwonderen en belijden: ‘De Heere heeft mij er doorheen gedragen.’ Net als in dat gedicht over die voetstappen in het zand. Twee paar: God en Zijn kind. Maar juist toen het het moeilijkst was, stond er één paar voetstappen. U weet de oplossing: ‘Mijn lieve kind, toen 't moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen.’

 

In de beproeving is de Heere al bezig met de uitkomst. Maar de Heer' zal uitkomst geven. De Heere geeft uitkomst door Asaf bij zijn rechterhand te grijpen en mee te nemen het heiligdom in. Dan mag je wel eens even achter de schermen kijken, de voorkant van het borduurwerk zien. Dan ervaren wij ook dat het goed was om verdrukt te worden. In de leerschool van het lijden en van de beproeving leren wij sterven aan onszelf, aan onze eigendunk, aan onze zelfliefde. We leren weer waar het op aankomt. Wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt die kan mijn discipel niet zijn (Luk.14:27).

 

Vertroosting en uitkomst.

Hoe? Door het werk van de Heilige Geest.

Lees maar mee:

en wekt in hen de verzekerdheid der Volharding door den Heiligen Geest wederom op.

Als de vertwijfeling duidelijk eigen schuld is, dan kunnen wij Gods Geest bedroefd hebben, maar de Geest is niet geweken. De Geest gaat weer spreken. Hij brengt tot berouw. Hoor David in Psalm 51 en Petrus in de belijdenis van zijn liefde. De Heilige Geest drijft tot Christus. Het wonder is dat door dit alles heen het geloof steeds dieper gaat wortelen in de genadige beloften van het Evangelie, in het Woord van onze God, dat eeuwig waar is.

 

Zo kom ik aan het eind nog een keer bij Johannes de Doper. Is er voor Hem ook na al zijn aanvechtingen vertroosting en uitkomst? Jazeker. Vanuit het Woord. Christus antwoordt de gezondenen vanuit de Bijbel. Lees vers 22: En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Gaat heen, en boodschapt Johannes weder de dingen, die gij gezien en gehoord hebt, namelijk dat de blinden ziende worden, de kreupelen wandelen, de melaatsen gereinigd worden, de doven horen, de doden opgewekt worden, den armen het Evangelie verkondigd wordt. Zeg tegen je meester wat je hoort en ziet. Dit antwoord betekent: ‘Ja, Johannes, Ik ben de Messias, de Zoon van God.’ Maar Jezus zegt het met een oudtestamentische profetie uit Jesaja. Hij wil hem bewust maken van de geweldige dingen, die er nu in deze Messiaanse tijd gebeuren en dat het anders gaat dan Johannes had verwacht.

 

Let op gemeente, Johannes ontvangt als antwoord op zijn vraag niets anders dan het Woord en de vervulling daarvan. Vertroosting en uitkomst uit de aanvechting kan er alleen zijn als we geworpen worden op het Woord. Jezus plaatst hier zijn eigen daden in het licht van de oudtestamentische Messiasverwachting vanuit Jesaja, die Johannes zo goed kende. Hij wil zeggen: Johannes, let op, ik loop in het spoor van de profetie. Ik ga niet buiten het boek van de Schrift. Je kent toch de woorden uit Jes. 35 en 61. Daar staat het wat er nu gebeurt. Johannes kan nu zo de conclusie trekken dat al deze profetieën in Christus zijn vervuld.

Hij is degene, Die komen zou.

Kreupelen lopen en doven horen, melaatsen worden gereinigd en armen wordt het Evangelie verkondigd. Eén ding uit Jesaja verzwijgt Jezus: gevangenen wordt vrijheid uitgeroepen, want Johannes zal in de gevangenis blijven. Gods weg met hem is anders. Eén van de oorzaken van zijn aanvechting wordt niet weggenomen. Zijn discipelen komen niet terug met de boodschap: Johannes, wees gerust, straks gaan de gevangenisdeuren voor je open. Het Evangelie blijft Kruisevangelie. Hier wordt onze verdrukking niet altijd weggenomen. Toch mogen er momenten zijn, als het Woord voor ons open gaat, dat ons kruis geen kruis meer is en onze nood geen nood meer is. Dat je mag zeggen: God is liefde, ook voor mij.

 

Dan zal er geen twijfel meer zijn en geen aanvechting. Het is, als je de Koning in Zijn hart mag zien in Zijn nederige kruisgestalte, goed voor ons dat de kroon nog even uitblijft. Het Evangelie blijft belofte. Straks komt de definitieve vervulling Nu is het Woord: Ik ben uw heil alleen (Ps.35:3) genoeg. Daar hebt u de troost en de uitkomst. Ook voor Johannes. Hij is niet in de twijfel en in het donker gestorven. Nee, hij heeft Jezus antwoord verstaan. Het Woord heeft hem getroost en uitzicht geopend op de hemelse heerlijkheid.

 

Gemeente, hebt u dat uitzicht ook?

Jezus is het Lam door God gegeven om de zonde der wereld weg te dragen. Is Hij ook uw Lam? Geef toch alle hoop op zelfverlossing op, geef alle vleselijke verwachtingen eraan en steun niet op uw rechtzinnigheid. Waag het met Jezus alleen. Jezus, zoals Hij is. Wie arm is in zichzelf is zo dicht bij Jezus. Gelooft Zijn heil - en troostrijk woord, verhardt u niet, maar laat u leiden. Nu is het nog de tijd van de genade. Als u Hem niet kent en niet liefhebt, rust Gods toorn op u. Al gelooft u de Bijbel van kaft tot kaft, u gelooft God niet, die in het Woord tot ons komt. Het is nu de dag der zaligheid. Armen worden rijk. Nu komt Christus tot u in de verkondiging van het Evangelie in Zijn barmhartigheid en genade. Hij is het enige Lam.

Buig voor hem voor het te laat is.

 

Gemeente, Jezus is de Christus.

Dat heeft Johannes de Doper begrepen en geloofd. In dat geloof is Johannes gestorven. Het gekrookte riet is niet verbroken. De Heilige Geest heeft door Jezus' woord de heerlijke zekerheid weer in zijn hart opgewekt. Op dat woord kan Johannes straks zijn hoofd neerleggen op het blok en in vrede ontslapen. Niet zoveel later ging de deur van de gevangenis open. Kom je nu toch vrij, Johannes? Nee, De scherprechter kwam naar binnen. Toen het hoofd van de Doper in de schaal van Herodias viel, kwam Gods moegestreden kind thuis. Hij was nog veel eerder in de eeuwige glorie dan hij ooit had kunnen denken.

Zo heeft hij toch het geloof behouden.

 

Dat is de volharding der heiligen.

Amen.

 

Slotzang: Psalm 77:8

 

Heilig zijn, o God, Uw wegen;

Niemand spreek’ Uw hoogheid tegen!

Wie, wie is een God als Gij,

Groot van macht en heerschappij?

Ja, Gij zijt die God Die d’ oren

Wond’ren doet op wond’ren horen;

Gij hebt Uwen roem alom

Groot gemaakt bij ’t heidendom.