Ds. C.G. Vreugdenhil - Romeinen 7
27. God is getrouw (5,3)
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 103: 1 en 7 | |
Lezen : | Romeinen 7: 14 - 26 | |
Zingen : | Gebed des Heeren 1, 7, 8 en 9 | |
Zingen : | Psalm 46:1 en 6 | |
Zingen : | Psalm 89:3 |
De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 5, par.3:
5-3 Uit oorzaak van deze overblijfselen der inwonende zonde, en ook vanwege de aanvechtingen der wereld, en des satans, zouden de bekeerden in die genade niet kunnen volstandig blijven, zo zij aan hun eigen krachten overgelaten werden. Maar God is getrouw, die hen in de genade, hun eenmaal gegeven, barmhartiglijk bevestigt, en ten einde toe krachtiglijk bewaart.
God is getrouw
We letten op drie gedachten:
1. De volharding der heiligen bestreden
2. De strijd van de volharding der heiligen
3. De bevestiging en bewaring van God
1. De volharding der heiligen bestreden
Jongens en meisjes, misschien spelen jullie wel eens met Lego, met een auto die op een batterij kan rijden of een trein, misschien wel met een radiografisch bestuurbare auto. Prachtig! Je hebt alles goed gezet, batterij erin, knopje aan en hij doet het. Daar rijdt hij. Het gaat zo goed, je doet het nog eens en nog eens. Na een uur gaat de auto wat langzamer rijden. Hè, wat is dat? O, de batterij raakt op. Hoe hard je ook op het knopje drukt, hij doet het niet meer. Stel je voor dat je er geen andere batterijen meer voor hebt en ook niet kunt kopen, dan is het uit met de pret. Jammer, hij doet het niet meer. Het is voorbij.
Het was zo mooi, maar nu is het over.
Nu moet je eens horen, jongens en meisjes, wat zou het vreselijk zijn als je de Heere hebt lief gekregen, als je een nieuw hart hebt gekregen, en als dat weer helemaal zou kunnen overgaan. Stel je voor dat je over een jaar je nieuwe hart weer zou verliezen en dan nog verloren gaat. Een vreselijke gedachte, dat je vandaag God echt kunt liefhebben en over een paar jaar helemaal niet meer omdat je energie op is, de batterij leeg is. Het werkt niet meer.
Dat zou toch vreselijk zijn.
Stel dat je dat je iedere zondag graag naar de kerk gaat en aandachtig meeluistert. Dat je echt blij wordt onder het luisteren naar de preek, maar dat er een tijd in je leven zou komen, dat het je werkelijk helemaal niets meer zegt en dat je dan ook niet meer naar de kerk zou gaan. Geen zin meer. Batterij op.
Vandaag een kind van God en volgend jaar weer een kind van de duivel? Kan dat? Ja … zeggen de remonstranten. Je moet het zelf volhouden en als je dat niet doet, dan val je af, dan ga je nog verloren. Als je batterij leeg is, houdt alles op.
Nee, zeggen de Dordtse vaderen. Nee, zegt de Bijbel, God staat in voor Zijn eigen werk. Het hangt niet af van onze batterij, maar van de genade van God.
Gelukkig. Dan gaat het nooit meer over.
Gemeente, de vorige keer hebben we een begin gemaakt met de Dordtse Leerregels Hoofdstuk 5 over de volharding der heiligen. Weet u nog wat we daaronder verstaan? Het betekent dat de genade van God niet verliesbaar is. Wat God begint maakt Hij ook af. Hij bewaart tot de zaligheid. Als het van onze kracht en onze trouw zou afhangen, zouden we niet staande kunnen blijven. Dan zouden we zeker afvallen. Maar de volharding der heiligen is een gave van God.
Vanuit God gezien spreekt de Bijbel over bewaring.
Vanuit de mens gezien wordt het woordje volharding gebruikt.
Gode zij dank, is de genade van God niet verliesbaar, al kan het wel zijn dat het gevoel van de genade en de troost van de genade tijdelijk wegzakt. Van onze kant is het voortdurend weer een strijd om te volharden. Over die strijd tegen de zonde, de wereld en de satan gaat het in par.3. Dat zien we in de tweede gedachte. Ook belijden onze vaderen daar de trouw van God, Die Zijn kinderen bevestigt en bewaart. Dat gaan we zien in de derde gedachte. Maar eerst wil ik met u ingaan op een aantal Schriftplaatsen, die door de tegenstanders worden aangehaald om de volharding der heiligen te bestrijden. Ze zeggen: Waar praat je eigenlijk over. De Bijbel zegt toch overduidelijk dat er afval der heiligen is.
Laten we een paar van die teksten eens nagaan.
In de eerste plaats staan er in de Bijbel vele vermaningen tot volharding.
Denk aan Mattheus 10:22: En gij zult van allen gehaat worden om Mijn naam, maar wie volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Hangt het dus toch uiteindelijk van onze menselijke inspanning af? Nee, de belofte van de zaligheid verschijnt hier in een bijzonder licht, n.l. zo dat zij de vermaning tot volharding niet uitsluit, maar insluit. God voltrekt Zijn werk juist door die vermaning tot volharding heen. Door dit middel verwezenlijkt God juist de volharding.
De mens wordt ook actief ingeschakeld in de strijd tegen de zonde. Maar het is God, Die in ons werkt, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen (Fil. 1: 6). Zo is dit Schriftwoord juist een steun voor de ware vromen, als hun gemoed geschokt wordt door allerlei aanvechting en tegenkanting, juist van een kant, waar vandaan je het niet verwacht had. Christus wil hiermee zeggen: Al kant zich nu heel de wereld tegen u, u moet bedenken dat deze weg van haat en smaad om Mijn naam, de koninklijke weg is naar de hemel. Bovendien wil de Heere zo ook aansporen tot gebed om kracht in de strijd.
Dat geldt eigenlijk ook van Mattheus 24:13: Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Christus spreekt dat woord nadat Hij Zijn lijden heeft voorzegd en ook de vervolging van de discipelen om Zijns Naams wil. Ondanks de bewaring die Hij hen toezegt, moeten ze dus zelf ook waakzaam zijn. Niet alleen waakzaam, maar ook lijdzaam. De beloofde heerlijkheid wordt niet zomaar ontvangen. Die heeft Christus wel verdiend, het hangt dus niet af van hun batterij, maar daar moet van hun kant toch ook voor gestreden worden. De discipelen moeten zich wachten voor vreemde leringen. Dat kost strijd en daar is gebed bij nodig om bewaring. In die strijd moeten ze volharden en zien op het doel van alle dingen.
In de tweede plaats staan er vermaningen in de Bijbel om te blijven in Christus.
Denk aan Johannes 15:4: Blijft in Mij en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelf, zo zij niet in de wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. In vers.9 staat: Blijft in deze Mijn liefde. Zie je wel, zeggen de tegenstanders, je kunt dus ook uit die liefde vallen. Om je eigen onvruchtbaarheid en het niet blijven in Christus kun je buitengeworpen worden. Dus kunnen de gelovigen uitvallen uit de staat der genade. Is dat waar? Beslist niet! Is die vermaning dan niet overbodig? Ook niet. Het vlees is zo traag en trekt van de Heere af. Daarom moeten de gelovigen gedurig worden opgewekt en aangespoord om te blijven in Christus.
Ten diepste vermaant de Heere Jezus hier tot ijver in Zijn dienst en een voortdurend gebedsleven. Alleen diegenen die in Christus een levende Wortel hebben zijn levende ranken. Die levende ranken worden zo onderscheiden van de dode ranken, die wel in een zekere betrekking tot Christus staan, maar het ware geloof missen. Want wie geen vrucht draagt, heeft een dood geloof. U moet letten op het doel van deze gelijkenis, n.l. om de gelovigen op te wekken tot vruchtbaarheid en te waarschuwen, dat niemand tevreden mag zijn met alleen het uitwendig belijden van Christus zonder in Hem ook echt vruchten te dragen.
Gemeente, u legt hier toch uw eigen hart wel naast? Het gaat hier over het haarscherpe onderscheid tussen dood en leven, waar we allen belang bij hebben. Vanuit de geloofsgemeenschap met Christus worden we door deze vermaning en opwekking om toch in Hem en in Zijn liefde te blijven, geprikkeld tot activiteit. Achteraf zeg je dan, dat degenen, die vanwege hun onvruchtbaarheid worden buitengeworpen, nooit ware gelovigen zijn geweest.
In de derde plaats staan er vermaningen in de Bijbel om niet af te wijken, maar het geloof te behouden.
Denk bijv. aan Kolossenzen 1:23: Indien gij maar blijft in het geloof, gefundeerd en vast en niet bewogen wordt van de hoop des Evangelies. Daar heeft Paulus zijn lezers betrokken in hetgeen hij van Christus en Zijn zoendood leerde. Hij maakt echter een voorbehoud: Indien gij maar blijft in het geloof ... Hij wil daarmee niet zeggen: onder voorwaarde dat … zo in de zin van: Nu hebt u het zelf in eigen hand en als je batterij leeg is, houdt alles op. Nee, hij spreekt hier veronderstellenderwijs van de noodzakelijkheid om te blijven in het geloof. Anders zouden ze bewijzen dat ze geen deelhebben aan het heil, waarin Hij hen betrok. Vooral in de brief aan de Hebreeën vinden we veel van die teksten, die tot volharding en tot behoud van het geloof vermanen. De conclusie daaruit moet steeds weer zijn: Wij zijn ontrouw, maar God is getrouw. Hij houdt Zich aan Zijn belofte en bedreiging.
Dit soort vermaningen wordt dus gericht tot de gemeente, waarin ook tijdgelovigen en naamchristenen kunnen zijn, en tegelijkertijd wekken deze vermaningen de ware gelovigen op tot waakzaamheid, ijver en standvastigheid.
Een vierde groep Schriftgegevens spreekt over ontrouw en afval van het geloof.
Soms heet het een ‘schipbreuk lijden van het geloof’, dan weer ‘een afwijken van de waarheid’ of ‘een vervallen van de genade’. Bij deze groep vermaningen gaat het over de mogelijkheid van het tijdgeloof, waarop de afval van het Evangelie volgt, omdat het de ware levenswortel mist. We denken hier aan 1 Tim.1:18-20: Dit gebod beveel ik u mijn zoon Timotheüs, dat gij de goede strijd strijdt, houdende het geloof en een goed geweten; hetwelk sommigen verstoten hebbende, in het geloof schipbreuk geleden hebben. In dat verband noemt Paulus ook Hymeneus en Alexander, die hij de satan overgegeven heeft.
Timotheüs wordt hier door Paulus vermaand om steeds zijn hoge roeping voor ogen te houden. Hij moet het geloof en een goed geweten houden. Met dat woordje ‘geloof‘ bedoelt Paulus zeker ook de geloofswaarheid en niet alleen het persoonlijke geloof. Wij zouden zeggen dat het hier ook gaat over het voorwerpelijk geloof. Wat hadden Hymenéüs en Alexander gedaan? Ze hadden de waarheid verworpen, d.w.z. verminkt. Ze weken af en lasterden. Ze vielen dus af van het Evangelie. Hier wordt dus niet gezegd dat ze eens ware gelovigen geweest zijn en toen afvielen van het geloof. Hier wordt niet de afval der heiligen geleerd, maar de afval van het Evangelie.
Zo zegt ook Paulus in 1 Timotheüs 4:1: Dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen. De bedoeling van dergelijke woorden is nu toch wel duidelijk. Mensen die leden zijn van de christelijke gemeente en zo deel uitmaken van de Kerk van Christus in haar uitwendige openbaring, zullen met het geloof van de gemeente breken. Daarbij gaat het dus niet over het zaligmakend geloof, maar over de geloofsinhoud van het Evangelie. Want het zaligmakend geloof hadden ze nooit in hun bezit.
De afval van de christelijke kerk neemt in onze dagen onrustbarend toe. Minder dan de helft van de inwoners van ons land komt nog wel eens in een kerk. De kerkverlating en het ontbindingsproces van de godsdienst gaan steeds sneller. Ons volk zinkt terug in grof ongeloof en bijgeloof. De sekten tieren welig. Velen begeven zich tot verleidende geesten en leringen der duivelen. Dat is geen afval der heiligen maar afval van God en Zijn Woord, het prijsgeven van het historisch geloof.
Tot zover ons eerste aandachtspunt: de volharding der heiligen bestreden.
2. De strijd van de volharding der heiligen
Lees par.3a:
Uit oorzaak van deze overblijfselen der inwonende zonde, en ook vanwege de aanvechtingen der wereld, en des satans, zouden de bekeerden in die genade niet kunnen volstandig blijven, zo zij aan hun eigen krachten overgelaten werden.
Bij de remonstranten moeten de gelovigen zelf volhouden. De gelovigen moeten zich heiligen. De gelovigen moeten met hun vrije wil steeds weer voor de genade kiezen. Op grond van het getuigenis van de Schrift en daarin bevestigd door hun eigen worsteling en ervaring belijden de vaderen dat, als het van henzelf af moest hangen, zij het nooit vol zouden houden. Dan zou op een gegeven moment je batterij leeg zijn en gaat alles over. Par.3 spreekt over de overblijfselen van de inwonende zonde. Dat zijn niet zomaar restjes. Integendeel, de Bijbel laat verschillende voorbeelden zien hoever de gelovigen zich door deze inwonende zonden mee kunnen laten slepen. Denk aan Simson, denk aan David die zelfs tot een moord kwam. Hoe verhardde David zich in het sussen van zijn geweten. Niet David kwam tot bezinning en niet David koos ervoor om weer terug te keren. Nee, God zocht hem op. Maar die overblijfselen zijn voor ons in eigen kracht te sterk.
De volharding is een troost in de strijd tegen de inwonende zonde, het zondige vlees. Omdat de oude Adam ons nog zo vaak parten speelt en omdat zoveel boze begeerten strijden tegen je ziel, kennen we nog steeds onze dagelijkse struikelingen. De inwonende zonde is, zoals dat heet, de verrader binnen de vesting. Het is de vijand binnen de poort, die de poort opendoet voor de vijanden van buiten. Zo geeft die poort weer toegang aan satan en wereld. Dat zondige vlees is hetzelfde als de oude mens; datgene wat er nog van Adam over is in ons leven. Dat vlees moet gekruisigd worden in plaats van gestreeld. Of het nu vroom vlees is of goddeloos vlees; vlees is vlees. O wee, als die drie vijanden duivel, wereld en zonde tot drie vrienden worden. O wee, als we in plaats van ertegen te strijden ons erdoor laten leiden. Wat een aanvechting is dat. Die vleselijke wil, die vleselijke liefde, die vleselijke overleggingen, die vleselijke wijsheid en dat bedenken dat des vleses is. O wee, als dat vlees aan het kruis ontkomt.
Dat is de diepste smart van een christen. Dat is ook de bangste strijd van Paulus: Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde (Rom. 7: 14). Dat zei Paulus niet alsof dat alleen maar gold in zijn eertijds. Nee, dat zei hij na ontvangen genade, na alle geestelijke zegeningen, die hij ontvangen had. Het is een strijd op leven en dood en toch in de wetenschap dat de overwinning al behaald is. Al Gods heiligen kennen die smartelijke ervaring: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods (Rom. 7: 24). Maar diezelfde Paulus mag ook zeggen: Ik dank God door Jezus Christus (Rom. 7: 25), voor de overwinning die Hij gegeven heeft. Daar hebt u weer de volharding der heiligen, enerzijds de strijd aan onze kant en anderzijds de overwinning van Gods kant.
Daar moeten we altijd maar weer terecht komen, bij die verzoenende God, Wiens aangezicht ons verschijnt in Christus met Wie we gekruisigd zijn om onszelf blijvend te verliezen aan die getrouwe God en Zaligmaker. Het blijft in dit leven gelden: Niet dat ik het alrede gekregen heb, of alrede volmaakt ben, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben (Fil. 3: 12).
Wat is nu de troost in deze strijd tegen die vijand van de inwonende zonde? De volharding der heiligen. De wetenschap dat al de zonden, die nog tegen onze wil in ons zijn, ons niet kunnen weghalen uit de doorboorde handen van Christus.
In de tweede plaats noemt par.3 de aanvechtingen van de wereld. Met het woordje wereld is hier niet de schepping bedoeld, maar de zondige, vijandige wereld. De wereld die vol verleiding is, de wereld die in het boze ligt. Die wereld heeft zoveel te bieden dat ze een mens kan verleiden. Denk aan luxe, overdaad, zin-genot, geld, plezier en noem maar op, de begeerlijkheid der ogen, de begeerlijkheid van het vlees en de grootsheid des levens. Wat denkt u van al de verzoekingen en verleidingen in de reclame?
We liggen ondersteboven voor we er erg in hebben. Daarom vermaant Paulus ook in Romeinen 12:2: En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed. Johannes waarschuwt: Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in Hem… en de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid (1 Joh.2:15-17).
Dat is dus ook een kant van de volharding der heiligen: Wie de wil van God doet, blijft tot in der eeuwigheid.
Dus niet alleen gave, maar ook opgave.
In die wereld leven wij allen. Dat is onze positie. Daar staan we middenin met onze kleding en auto's, onze huizen en dezelfde supermarkt waar ook de ongelovigen hun eten halen. Christus bad niet voor de Zijnen of ze uit de wereld konden worden weggenomen, maar wel of God hen in die wereld wilde bewaren van de boze (Joh. 17: 15). Dat wil zeggen dat we de kracht en de moed ontvangen om de wereld niet na te apen in onze leefwijze, onze gesprekken, in ons denken, carrièrezucht en hoogmoed.
Die bewaring in de wereld is ook dat onze oude mens gekruisigd wordt. Juist het gebrek hieraan zou wel eens de oorzaak kunnen zijn van veel geestelijke inzinking en duisternis. Dan wordt alles zo slap en mat, grauw en bedompt. Dan wordt de frisse wind van de Geest gemist, de Geest van Christus, Wiens wil het is dat we Hem navolgen en de wereld niet liefhebben.
Toch kan de wereld de gelovigen ook op een andere manier ten val brengen. Niet door verleiding, maar door wrede vervolging en marteldood. Dank God dat wij in vrijheid leven. De eerste christenen gingen voor de leeuwen. In de tijd van de Reformatie rookten de brandstapels. In China kost het geloof de vrijheid. Wat kost het ons? De Bijbel zegt: Zijt getrouw tot de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens (Openb. 2: 10).
Dat is ook de volharding der heiligen.
Al die vervolgingen kunnen toch de ware gelovigen niet van de Heere aftrekken, want het hangt niet af van hun krachtsinspanningen. Het hangt niet van onze batterij af. De Heere bewaart hen in de verdrukking. Zo zelfs dat ze mogen roemen in de verdrukkingen en de lijdzaamheid van het geloof mogen beoefenen. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of vervolging en benauwdheid of honger of zwaard? Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. (Rom.8:35-37)
Laten we nu eerst gaan zingen Psalm 46:1,6.
God is een Toevlucht voor de Zijnen;
Hun sterkt’, als zij door droefheid kwijnen;
Zij werden steeds Zijn hulp gewaar
In zielsbenauwdheid, in gevaar;
Dies zal geen vrees ons doen bezwijken,
Schoon d’ aard’ uit hare plaats mocht wijken;
Schoon ’t hoogst gebergt’ uit zijne stee
Verzet wierd in het hart der zee.
De HEER’, de God der legerscharen,
Is met ons, hoedt ons in gevaren.
De Heer’, de God van Jakobs zaad,
Is ons een burg, een Toeverlaat.
Gemeente, we waren nog bezig met onze tweede gedachte: ‘de strijd van de volharding der heiligen’.
We strijden tegen de inwonende zonde, tegen de wereld en in de derde plaats noemt par.3 de aanvechtingen van satan.
De Heidelbergse Catechismus noemt in Zondag 52 de satan doodsvijand nummer één. Hij was ook de eerste vijand. In het paradijs openbaarde hij zich al en bracht de mens ten val. Toen zette God vijandschap tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad. Als wij nu door Gods genade ontwaken mogen uit de strikken van de duivel en overgaan in het rijk van Christus, dan zullen we vervolgd worden door de duivel. Met zijn listige omleidingen weet hij tot zonde te verlokken. Met zijn vurige pijlen weet hij ons te verschrikken, met zijn vuistslagen te kwetsen en ons zo de vrede te benemen. Door al zijn aanslagen kan hij de gelovigen heen en weer slingeren en hun geloof doen wankelen.
Hij is zo listig. Soms openbaart hij zich als een engel des lichts en komt hij met Bijbelteksten aan om ons te vertellen, dat er voor onze zonde geen vergeving meer is. Een andere keer brengt hij in ons hart die vreselijke twijfel aan het bestaan van God en maakt hij ons wijs dat er geen hemel en geen hel, geen God en geen eeuwigheid zijn, dat alles maar fantasie is. Hij kent ook zo goed onze zwakke plekken. Bij de één is dat hoogmoed, bij de ander hebzucht of eerzucht en bij weer een ander de seksualiteit. De apostel Paulus zegt in Efeze 6:12: Wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machthebbers en de geestelijke boosheden in de lucht.
Die machten weten zoveel dingen in het leven te roepen om ons te bedreigen en aan te zetten tot zondigen. Wie is er vrij van bepaalde boezemzonden? Wat zijn we zwak en wat zouden we afvallen als er werkelijk een afval der heiligen zou zijn. Maar Gode zij dank, dat is nu juist onze troost in die strijd tegen de duivel, dat God de Zijnen vasthoudt. Ondanks alle stormen van de boze, zal de duivel toch niet één van de schapen van Jezus uit Zijn hand kunnen rukken.
Lees maar mee wat Par.3 zegt als het gaat over de aanvechtingen van de satan:
de bekeerden in die genade niet kunnen volstandig blijven, zo zij aan hun eigen krachten overgelaten werden. Maar God is getrouw, die hen in de genade, hun eenmaal gegeven, barmhartiglijk bevestigt, en ten einde toe krachtiglijk bewaart.
Zo is de volharding der heiligen een onuitsprekelijke troost. Wie van Gods kinderen kent die tijden niet, dat hun geloof van alle kanten wordt bestreden door de aanvallen van de satan, door geestelijke verlating, door lichamelijk of psychisch lijden, door zonden en duisternis. U kunt in die duisternis Jezus niet vinden om met Hem in onderhandeling te komen en u vraagt zich af of u ooit wel het ware geloof ontvangen hebt. Dan wordt u moedeloos en lusteloos en er komt een magerheid over uw geestelijk leven. Is het dan geen troost, juist in die ogenblikken toch te mogen weten dat God u in Zijn kracht bewaart? Dat Jezus voor u bidt dat uw geloof niet ophoudt (Luk. 22: 32). Dat alleen kan u in die ogenblikken voor de wanhoop bewaren.
Tot zover onze tweede gedachte: de strijd van de volharding der heiligen.
3. De bevestiging en bewaring van God
Lees par.3b:
Maar God is getrouw, die hen in de genade, hun eenmaal gegeven, barmhartiglijk bevestigt, en ten einde toe krachtiglijk bewaart.
Wie van Gods kinderen zou durven te beweren het zelf wel te kunnen volhouden tot aan de hemelpoort? Mijn batterij is zo sterk, die raakt nooit leeg. Niet één. Maar daarom is de Bijbelse, Gereformeerde leer zoveel vertroostender dan die van de remonstranten. Want wat mogen wij aan het slot uitspreken? Maar God is getrouw, die hen in de genade, hun eenmaal gegeven, barmhartiglijk bevestigt, en ten einde toe krachtiglijk bewaart.
Wij, die bang kunnen zijn voor onze eigen ontrouw, mogen belijden dat God getrouw is. God is trouw aan Zijn Woord. God is trouw aan Zijn Christus. God is trouw aan Zijn werk. Hij laat niet varen het werk van Zijn handen. Hij laat niemand los, die Hij aan de dood ontrukt heeft, hoewel er vanuit ons zoveel reden toe is. Maar de Heere wist dat. Wij kunnen tegenvallen. Mensen kunnen zich later heel anders ontpoppen. Dat geeft teleurstelling. Maar wij kunnen de Heere niet tegenvallen. Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten.
Maar God is getrouw.
Wat doet de Heere dan? Die hen in de genade, hun eenmaal gegeven, barmhartiglijk bevestigt, en ten einde toe krachtiglijk bewaart. De Heere brengt niet alleen tot de genade, Hij bevestigt ook daarin. De Heere brengt steeds weer terug en de Heere doet ons in de genade wortelen en groeien. Dat doet Hij door de prediking. Dat doet Hij door de sacramenten. Dat doet Hij door Vaderlijke kastijdingen. Dat doet Hij door Vaderlijke leidingen. Steeds weer: Vaderlijk, want de Heere doet dat barmhartiglijk, dat wil zeggen van binnenuit.
De Heere bevestigt het geloof door de prediking. Geloof is uit het gehoor (Rom. 10: 17). Het Woord brengt niet alleen tot het geloof, het voedt ook het geloofsleven. Eten en drinken. De redelijke onvervalste melk van het Woord is Christus de Gekruisigde. Zijn volbrachte werk. Zijn trouw. Zijn godzalige leven waarin Hij borg wil zijn voor mij, als ik steken laat vallen. Er is vergeving in Zijn bloed en een vruchtdragend leven door Zijn Geest. In en door het Woord mogen we de gemeenschap door het geloof met Christus beoefenen. Is Hij niet dierbaar voor u in alles, Zijn vleeswording, Zijn kruisdood, Zijn opstanding. Tegen Thomas zegt Hij: Breng uw vinger hier en zie Mijn handen, neem uw hand en leg ze in Mijn zijde en wees niet ongelovig maar gelovig (Joh. 20: 27). Op het Loofhuttenfeest zocht Jezus een hoge plaats op, waar iedereen Hem zien kon en horen kon. Hij roep met al de aandrang van Zijn hart: Zo iemand dorst hij kome tot Mij en drinke. Wie in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn buik vloeien (Joh. 7: 37 en 38).
God is getrouw.
Hij bevestigt in de genade d.m.v. de bediening van de sacramenten. Als u het brood ziet breken, mag u zingen: In het kruis zal ik eeuwig roemen en geen wet zal mij verdoemen. Jezus droeg de vloek voor mij. Met de beker in de hand zegt God tegen u: Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde (1 Joh. 1: 7). Het water van de doop predikt ons ook de reinigende kracht van Jezus' bloed.
Wat weet de Heere Jezus ons geloof te versterken en te bevestigen als we aan Zijn tafel mogen zitten en ervaren: Zijn vlees is waarlijk spijs en Zijn bloed is waarlijk drank (Joh. 6: 55).
Kom maar arme zondaar, bij Mij aan tafel is het goed.
Eet vrienden, drinkt en wordt dronken van liefde.
God is getrouw.
Dat blijkt ook in Zijn Vaderlijke leiding en kastijding. Hij zorgt voor Zijn kinderen en heeft hen lief. Niet omdat zij zo lief zijn, maar vanuit Zijn diepe eeuwige liefde. Hij bewaart Zijn kinderen en Hij kent hun nood.
Hij zorgt voor Zijn kinderen.
Uw Vader weet wat u nodig heeft.
Mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft in heerlijkheid door Jezus Christus (Fil. 4: 19).
Zoals een vader zich ontfermt over Zijn kinderen, zo ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen (Ps. 103: 13).
Ik zal u onderwijzen van de weg die gij gaan zult, Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn (Ps. 32: 8).
God is getrouw.
Daarom zegt par.3 dat: Hij Zijn kinderen in de genade, hen eenmaal gegeven bevestigt en ten einde toe krachtiglijk bewaart.
God bewaart al de Zijnen. Er zal er niet één omkomen. God doet het. Ja, Hij doet dat krachtiglijk. Met andere woorden: het gaat niet om mijn kracht tegenover die van de satan. O, dan hebben wij duizend redenen om te vrezen. Zou u positief durven antwoorden op de vraag of u krachtig genoeg bent om het vast te houden en vol te houden? Ik niet. Maar het gaat gelukkig niet om mijn kracht, maar om Gods kracht die staat tegenover die van de satan. Wie is er volgens u sterker? Die vraag durf ik wel te beantwoorden: ‘Heere, U bent krachtiger dan alle duivelen bij elkaar.’ Precies, maar daarom is de zaligheid ook vast en zeker.
Daarom heeft Christus kunnen beloven dat de poorten van de hel Zijn Gemeente niet zullen overweldigen (Matth. 16: 18).
Bent u bang dat God u zal loslaten? Kijk eens naar Jezus' doorboorde handen.
Ze zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal Mijn schapen uit Mijn hand zal rukken (Joh. 10: 28).
Ziende op Zijn trouw mag Paulus ondanks zijn zwakheden zeggen:
Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere (Rom. 7: 25). Wij zijn zo ontrouw, maar God is getrouw, Hij kan Zichzelf niet verloochenen (2 Tim. 2: 13).
Amen.
Slotzang: Psalm 89:3
De hemel looft, o HEER’, Uw wond’ren, dag en nacht;
Uw waarheid wordt op aard’ de glorie toegebracht,
Daar Uw geheiligd volk van Uwe trouw mag zingen;
Want wie is U gelijk bij al de hemelingen?
En, welke vorsten ooit het aardrijk moog’ bevatten,
Wie hunner is, o HEER’, met U gelijk te schatten?