Ds. C.G. Vreugdenhil - Johannes 15
25. Het gebruik van de genademiddelen (3 en 4,17)
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 75: 1 en 6 | |
Lezen : | Johannes 15: 1 - 17 | |
Zingen : | Psalm 127: 1, 2 en 3 | |
Zingen : | Psalm 92: 7 en 8 | |
Zingen : | Psalm 90: 9 |
De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 3 en 4, par.17:
3/4-17 Gelijk ook die almachtige werking Gods, waardoor Hij dit ons natuurlijk leven voortbrengt en onderhoudt, niet uitsluit, maar vereist het gebruik der middelen, door welke God naar Zijn oneindige wijsheid en goedheid deze Zijn kracht heeft willen uitoefenen; alzo is het ook dat de voormelde bovennatuurlijke werking Gods, waardoor Hij ons wederbaart, geenszins uitsluit noch omstoot het gebruik des Evangelies, hetwelk de wijze God tot een zaad der wedergeboorte en spijze der ziel verordineerd heeft. Daarom dan, gelijk de apostelen en de leraars die hen zijn gevolgd, van deze genade Gods het volk godzaliglijk hebben onderricht, Hem ter eer, en tot nederdrukking van allen hoogmoed des mensen, en ondertussen nochtans niet hebben nagelaten, hen door heilige vermaningen des Evangelies te houden onder de oefening des Woords, der Sacramenten en kerkelijke tucht; alzo moet het ook nu verre vandaar zijn, dat diegenen, die anderen in de gemeente leren, of die geleerd worden, zich zouden vermeten God te verzoeken door het scheiden dier dingen, die God naar Zijn welbehagen heeft gewild dat te zamen gevoegd zouden blijven. Want door de vermaningen wordt de genade medegedeeld; en hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, Die in ons werkt, en Zijn werk gaat dan allerbest voort. Welken God alleen toekomt, zo vanwege de middelen, als vanwege de zaligmakende vrucht en kracht daarvan, alle heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
Het gebruik van de genademiddelen
We letten op drie gedachten:
1. De vergelijking, die hier getroffen wordt.
2. De middelen, die gebruikt worden.
3. De vruchten, die gedragen worden.
1. De vergelijking, die hier getroffen wordt.
Gemeente, in de vorige paragraaf hebben we met de Reformatie nadrukkelijk en duidelijk beleden dat de Heere de mens niet behandelt in de bekering als ‘een stok en een blok’. We zijn voor honderd procent verantwoordelijk. Het is een huichelachtige verdraaiing van de werkelijkheid, als iemand zich verschuilt achter zijn onmacht. Het is onze onwil die ons buiten de hemel houdt.
Weet je nog, jongens en meisjes, van die jonge katjes en die aapjes? Een moederpoes pakt haar jong bij zijn nekvel en draagt hem weg uit het gevaar in veiligheid. Zo haalt God ons weg uit het verderf en brengt ons in een verzoende betrekking met Hem. Maar als het geloof dan begint te werken klemt het jonge aapje zich vast aan zijn moeder en bij een grote sprong houdt de moederaap zijn poot om zijn jong heen geslagen. Je wil wordt vernieuwd en je klemt je vast aan God en Zijn Woord. Je wordt zelf ook actief in de bekering. Werk uws zelfs zaligheid, want het is God Die in u werkt (Fil. 2: 12 en 13).
Het is ook een verdraaiing van de werkelijkheid, als wij in reactie op de Bijbelse leer dat de bekering niet te danken is aan onze eigen vrije wil, de conclusie te trekken dat een mens ten aanzien van de zaligheid wel met zijn armen over elkaar kan gaan zitten om af te wachten of God het dan bij hem of haar doet. Van remonstrantse zijde kwam de tegenwerping dat deze leer van het Sola Gratia en Sola Fide, dus dat onze zaligheid alleen vrucht is van Gods genade door het geloof, de mensen zorgeloos zou maken omdat alle menselijke verantwoordelijkheid dan is weggevallen en het gebruik van de middelen overbodig zou zijn.
Dat is een beschuldiging, die door de Dordtse Leerregels al verschillende keren is tegengesproken. Denk aan Hoofdstuk 1, par.3: Opdat de mensen tot het geloof worden gebracht zendt God genadig verkondigers van de zeer blije boodschap…. en Hoofdstuk 2, par.5: Aan alle mensen en volken tot Wie God het Evangelie in zijn welbehagen zendt moet zonder onderscheid de belofte van het Evangelie verkondigd worden. En Hoofdstuk 3 en 4, par.6: Wat het licht van de natuur niet tot stand kan brengen, dat doet God door de kracht van de Heilige Geest of de bediening der verzoening. Geloof is uit het gehoor. Bij het Sola Gratia en Sola Fide hoort het Sola Scriptura, door het Woord alleen, dus de genademiddelen.
Die genademiddelen, de bediening van het Woord, de sacramenten en het uitoefenen van de kerkelijke tucht, zijn niet alleen nodig om tot bekering te komen, maar ook om in het geloof versterkt te worden. Par.17 zegt dat ze zijn tot een zaad der wedergeboorte en tot een spijs der ziel. Door Gods genade worden we zelf met alle vezels van ons bestaan actief en we nemen voedsel tot ons om onze geestelijke gezondheid op peil te houden.
Par.17 vergelijkt het geestelijk leven met het natuurlijke. Iedereen weet dat je voor een gezonde ontwikkeling en groei voedsel nodig hebt. Een baby krijgt de borst of de fles, later weer ander voedsel. In elk geval doen we alle moeite om het door God gegeven leven te onderhouden, terwijl we tegelijkertijd geloven dat God ons onderhoudt.
Wie niet op tijd eet en drinkt, rust en slaapt, wordt ziek. Wie zegt: God geeft mij het leven en de gezondheid, en ondertussen stug rookt en veel alcohol gebruikt, werkt God tegen. Het leven van de wedergeboorte is een werk van Gods herschepping. Helemaal Zijn werk. Dat sluit echter het gebruik van goede voeding niet uit maar in. Wie de juiste voeding niet zoekt in de kerk, werkt God tegen. Al zeg je honderd keer per dag: ‘God moet het doen.’ Inderdaad. Hij doet het, maar op een bepaalde manier namelijk door het luisteren naar het Woord en het gebruik van de sacramenten. Wie het gebruik van deze genademiddelen losmaakt van het komen tot het geloof verzoekt God.
Niemand heeft dus de vrijheid om onder het motto dat God het moet doen het gebruik van de genademiddelen te verwaarlozen. Integendeel, het is net als in het natuurlijke leven. Lees maar mee:
Gelijk ook die almachtige werking Gods, waardoor Hij dit ons natuurlijk leven voortbrengt en onderhoudt, niet uitsluit, maar vereist het gebruik der middelen, door welke God naar Zijn oneindige wijsheid en goedheid deze Zijn kracht heeft willen uitoefenen.
Het gaat er in het geestelijke leven net eender aan toe als in het natuurlijke leven.
Waardoor wordt het natuurlijke leven voortgebracht en onderhouden? Door de almachtige werking Gods. De mens kan zich veel verbeelden. Geleerden kunnen er trots op zijn, dat zij zo knap zijn. Mensen die in het leven geslaagd zijn, kunnen trots zijn dat zij het zo goed gedaan hebben. Ouders met een keurig gezin kunnen trots zijn dat zij hun kinderen zo goed opgevoed hebben. Maar, het is uiteindelijk niets van ons. Er hoeft bij een geleerde maar een adertje te knappen en hij kan de eenvoudigste grondbeginselen van zijn vakgebied niet meer hanteren. God hoeft Zijn hand maar terug te trekken en het meest solide bedrijf kan door de ene of de andere tegenvaller failliet gaan. Het meest keurige gezin kan door simpele omstandigheden uiteengeslagen worden.
Ook van het natuurlijke leven geldt dat wij daarin uiteindelijk helemaal van Gods zegen afhankelijk zijn. Er is geen boer die zeggen kan: ‘Ik ga eens even voor een mooie oogst zorgen.’ Als God de omstandigheden niet laat meewerken ten goede, komt er geen goede oogst. Ook in het natuurlijke leven zijn wij diep afhankelijk van die almachtige werking Gods, waardoor Hij dit ons natuurlijk leven voortbrengt en onderhoudt. God moet ook onze opvoeding zegenen. We kunnen nog zulke lieve kinderen hebben, maar er hoeft maar een verkeerd contact te ontstaan en zij gaan mee op de weg van het verderf. Ze vervallen in de één of andere verslaving en ze gaan liegen en bedriegen, stelen en roven. Dwaas is de mens die zijn afhankelijkheid niet beleeft. Het is in het natuurlijke leven net eender als met de bekering. Wij zijn totaal van God afhankelijk. Als God het niet zegent, zijn we nergens. We zijn helemaal gebonden aan de middelen. Vindt u het geen wonder, dat God die middelen geeft? Zowel voor ons dagelijks levensonderhoud als voor het geestelijk leven. Niet verdiend.
Vanuit de eenheid van het natuurlijke en van het geestelijke leven trekken de vaderen een goede conclusie. Lees nog maar eens mee in het vervolg van par.17: Zoals God tot onderhoud van ons natuurlijk leven de middelen gebruikt,
alzo is het ook dat de voormelde bovennatuurlijke werking Gods, waardoor Hij ons wederbaart, geenszins uitsluit noch omstoot het gebruik des Evangelies, hetwelk de wijze God tot een zaad der wedergeboorte en spijze der ziel verordineerd heeft.
Een boer is ten aanzien van de oogst op zijn land net zo van God afhankelijk, als een kerkganger in de kerk ten aanzien van de bekering. Maar als een boer zijn land maar braak laat liggen, omdat hij meent dat hij zich wel in kan spannen, maar als God de zegen er niet geeft, al zijn werk tevergeefs is, dan verklaren wij hem allen voor gek. Hij heeft biddend te doen, wat hij moet doen. Hij heeft te ploegen en te zaaien, want alleen in die weg geeft God de zegen. Dat God Zijn zegen moet geven en dat Gods almachtige werking het natuurlijke leven voortbrengt en onderhoudt, sluit het gebruik der middelen niet uit, maar vereist deze juist. Eenieder van ons weet dat. Wie niet werkt zal ook niet eten. Zo wil God naar Zijn oneindige wijsheid en goedheid deze Zijn kracht uitoefenen.
Kan die boer wat moet doen zelf? Als hij leeft in de vreze des Heeren dan beseft hij dat dat niet het geval is. Als hij 's nachts een spier verrekt dan kan hij de volgende morgen niet eens zijn bed uitkomen. Dan laat ik nog rusten dat hij ook een hartinfarct zou kunnen krijgen. Zo kan ik van alles en nog wat opnoemen. Het is zelfs mogelijk dat, terwijl de oogst heerlijk op het land staat, er zoveel regen komt, hij de oogst niet eens van het land kan halen.
Een boer die God vreest weet zich in alles afhankelijk en daarom maakt hij biddend gebruik van de middelen en verricht hij biddend zijn arbeid. Omdat hij dat weet bidt hij om de gezondheid en de kracht om te mogen werken. Zo doet hij wat hij kan, hij ploegt en hij zaait, want hij weet dat God naar Zijn oneindige wijsheid en goedheid op deze wijze deze Zijn kracht uitoefent. Tegelijk doet de boer dit in verwachting van de zegen van de Heere.
Wel, dat is in het geestelijke leven net eender. Dat God de prediking moet zegenen, dat God de harten moet openen, sluit het gebruik van de middelen niet uit, maar in.
Het gebruik des Evangelies is een zaad der wedergeboorte en een spijs, voedsel voor je ziel.
Dat wil zeggen dat door het Evangelie het nieuwe leven wordt verwekt. Daarin zijn we helemaal passief, net als dat katje. Maar eenmaal wedergeboren, worden we actief en gaan we ook actief het voedsel van het Evangelie gebruiken, net als dat aapje.
Dat roept ons op om biddend en ook met verwachting van de Heere gebruik te maken van de genademiddelen. Doen wij dat? Zitten wij maar de helft van de tijd in de kerk of worden wij tweemaal per zondag hier gevonden? Lezen wij getrouw en biddend Gods Woord of laten wij het gebruik van de middelen na? Denkt soms iemand van u: ‘Als God me hebben wil, dan krijgt Hij me wel.’ Maken wij biddend gebruik van dat rijke aanbod van genade? Bidden wij door de week en als wij naar de kerk gaan voor de dienaar die het Woord zaaien mag?
Wel, dat is de treffende en leerzame conclusie die de vaderen trekken uit deze vergelijking. God moet het doen. God moet het geloof schenken. God moet tot bekering brengen. God moet ons voeden, zodat wij opwassen in de genade. Ja, maar op een bepaalde wijze, in de weg van de middelen. Zeker, God kan ons op een heel bijzondere manier onderhouden. Denk aan Elia. Bij de beek Krith brachten raven hem brood en bij de weduwe van Zarfath werd de olie in de kruik niet minder.
Maar ik zou maar geen ontslag nemen van ons dagelijks werk in de hoop dat er allemaal briefjes van honderd in de brievenbus komen. Wij hebben te werken voor ons brood. Zo hebben wij om zalig te worden, de middelen biddend te gebruiken. Dat staat niet los van Gods werken, maar dat wordt juist ingesloten.
Dat is de enige goede conclusie bij onze eerste gedachte: De vergelijking, die getroffen wordt.
En nu:
2. De middelen, die gebruikt worden
Lees maar verder mee in par.17:
Daarom dan, gelijk de apostelen en de leraars die hen zijn gevolgd, van deze genade Gods het volk godzalig hebben onderricht, Hem ter eer, en tot nederdrukking van alle hoogmoed des mensen, en ondertussen nochtans niet hebben nagelaten, hen door heilige vermaningen des Evangelies te houden onder de oefening des Woords, der Sacramenten en kerkelijke tucht.
Het gaat hier over de vraag welke middelen God gebruikt. Dat zijn Woord, sacramenten en tucht. De apostelen en de andere leraars die de apostelen volgden, hebben de genade alleen toegeschreven aan de Heere. Dit vinden wij ook in de Schriften van het Nieuwe Testament. Daar wordt de genade en het geloof alleen aan de Heere toegeschreven. Dat is in dit hoofdstuk al uitvoerig aan de orde geweest. Zij gaven alleen God de eer en stonden niet toe dat de mens iets aan zichzelf toeschreef. Alle hoogmoed werd neergedrukt. Maar al beleed bijv. Paulus dat God alleen de wasdom moest geven en ook gaf, dat verhinderde hem niet om hard te werken. Dat God de wasdom moet geven sluit niet uit, maar in, dat de één moet planten en de ander nat moet maken.
Biddend om Gods zegen hebben zowel de apostelen als de leraars hun hoorders heilig vermaand, vermaand tot het geloof en vermaand in het geloof. Lees de apostolische vermaningen maar na, ook met betrekking tot de heiliging. Het is een halve waarheid als beweerd wordt dat een mens met de armen over elkaar zalig wordt. De Schriften roepen op: Doodt uw leden die op de aarde zijn (Kol. 3: 5). Onderzoekt de Schriften (Joh. 5: 39) Trekt aan de wapenrusting Gods (Ef. 6: 13). Zo hebben de apostelen geleerd dat het ten eerste gaat om het bedienen en het horen van het Woord, ten tweede om het bedienen en gebruiken van de sacramenten en ten derde om het handhaven van de kerkelijke tucht.
Dat is een les voor ons.
Het geloof en het leven van de apostelen wordt ons in deze paragraaf ten voorbeeld gesteld om Gods genade te verkondigen. Wij moeten als dienaars van het Woord onze diepe afhankelijkheid van Gods kracht beseffen. Dat geldt ook voor u als gemeentelid. Aan de ene kant vereist God het gebruik van de middelen, aan de andere kant is nodig de krachtige werking van de Heilige Geest. Brengen wij daar een scheiding tussen aan, dan is dat een vermeten, een hoogmoedige waaghalzerij. Het is pure hoogmoed wanneer wij uitéén durven rukken wat God samengevoegd heeft, het is God verzoeken, Hem uitdagen om ons te straffen over zulke hoogmoed.
We lezen: Want door de vermaningen wordt de genade medegedeeld. God deelt Zijn genade zowel bij de aanvang als bij de voortgang mee door Zijn vermaningen. Als ik u bid en vermaan: Gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord, dan spreek ik die woorden niet omdat ik geloof dat u besluiten kunt het in eigen kracht te doen. Waarom dan wel? Omdat ik geloof dat de Geest, naar Zijn getuigenis, deze vermaningen gebruiken kan om harten om te buigen. Het zaad heeft dan kracht, kiemkracht. Hetzelfde geldt van de vermaningen in het kader van de heiliging. Ik geloof heilig dat de Geest het gebruikt om kinderen Gods te overtuigen van verkeerde inzichten en gewoonten en dat Hij deze gebruikt om ons om te buigen en zo ons leven te beïnvloeden.
Zo gaat Zijn werk het allerbest voort, zegt par.17. Zoals een godvrezende boer zich afhankelijk weet en tegelijk zijn taak al biddend om een rijke oogst verricht zo mogen ook de dienaren van het Woord hun werk biddend en met verwachting verrichten, steunend op de belofte dat het Woord Gods niet ledig wederkeert. We mogen met verwachting de kansel opgaan. We willen trouw ons werk doen, van het Woord niets af - of bijdoen.
De kerkdienst is niet een zelfbedieningswinkel, waar ieder naar vrije keus kan rondwandelen. Koop je wat, het is goed. Zint het je niet, dan ga je eruit, zoals je erin gekomen bent. Maar zo is het niet. U wordt onder vuur genomen, vermaand. U wordt vrijgesproken of veroordeeld. Het gaat erop of eronder.
Daarom bestaan er eigenlijk ook geen mooie preken. We mogen als dienaren van het Woord niet handelen, zoals in het zakenleven, waar de klant koning is. We mogen de mensen niet naar de mond praten. Wel moeten we naar het hart van Jeruzalem spreken. Maar dat is wat anders. Een dominee moet zijn gemeente eerlijk behandelen. Hij moet geen dingen inslikken, waarvan hij weet, dat een natuurlijk mens die liever niet hoort. We mogen ook niet verzwijgen wat God ons in zijn Woord over de verborgen en diepe werkingen van de Heilige Geest in een mensenhart heeft geopenbaard. We staan hier in de onmiddellijke tegenwoordigheid van God. Ik mag en moet een goede reuk van Christus verspreiden. Hij wil dat u in Hem gelooft. Het mag er mij om te doen zijn om u voor Hem in te winnen. Daar is getrouwheid voor nodig en geen mensen-behagerij. Dan zal de prediking ook vrucht dragen. Dan gebeuren er grote dingen. Dan komen er mensen tot bekering. Dat is altijd één van de kenmerken geweest van de rechte prediking.
We zien uit naar vrucht!
Niet alleen wedergeboorte, ook bekering, opwas in de genade.
Wie tot geloof gekomen is, moet verder geholpen worden, voedsel ontvangen en groeien. Waar geestelijke stilstand is, daar is achteruitgang, daar wordt God niet verheerlijkt.
De vermaningen van het Evangelie en dat wijzen op de sacramenten gebeurt niet alleen in de prediking maar ook in persoonlijke gesprekken. Ik denk ook aan de huisbezoeken. Daar moet niet alleen gesproken worden over de kerkgang, maar ook over wat de prediking uitwerkt. Krijgt u voedsel voor uw geestelijk leven? Hoe staat het met het gebruik van de sacramenten? Er wordt met de kinderen gesproken over de doop en dat God recht heeft op hun leven. Met de volwassenen wordt gesproken over het Heilig Avondmaal. Waarom gaat u niet aan? Waarom wel? Is er versterking van het geloof? De Heere Jezus zegt toch niet voor niets: Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn bloed is waarlijk drank (Joh. 6: 55). Dan moet het er ons toch alles aan gelegen zijn om naast de bediening van het Woord ook voedsel te mogen ontvangen via het gebruik van het Heilig Avondmaal. Hoe nauwgezetter wij onze roeping op dit punt vervullen, des te heerlijker openbaart zich de genade van God in ons leven.
Op huisbezoek moet ook gevraagd worden naar uw levenswandel. Onze tijd is zo individualistisch ingesteld dat veel mensen nauwelijks bereid zijn om hun levenswandel ter discussie te stellen. Snel zeggen ze: ‘Daar heeft een ander niets mee te maken.’ Het wordt opgevat als bemoeizucht, die met de tucht van het Woord niets te maken zou hebben. Gemeente, zo'n houding kan uw bekering en geestelijke groei danig in de weg staan. Het is helemaal in de lijn van de Bijbel als de Dordtse Leerregels zeggen dat ook door de vermaningen de genade wordt medegedeeld, via de prediking en via het pastoraat, huisbezoek en noem maar op.
Eén ding is duidelijk, we mogen de genade, die God verheerlijkt, niet scheiden van de genademiddelen. Woord en sacrament zijn er tot werking en versterking van het geloof. Wie dit scheidt en zegt: God kan mij buiten de kerk en zonder dat ik in de Bijbel lees ook wel bekeren, verzoekt God. Wie zegt: Ik kom maar één keer per zondag naar de kerk, want dat is meer dan genoeg, verzoekt God. Dan is het je eigen schuld als er geen bekering is.
Par.17 zegt:
hoe vaardiger wij ons ambt doen, hoe nauwgezetter wij onze roeping vervullen, des te heerlijker openbaart God Zijn genade.
Daarop letten we in onze derde gedachte, maar we zingen eerst uit
Psalm 92 de verzen 7 en 8.
’t Rechtvaardig volk zal bloeien,
Gelijk op Libanon,
Bij ’t koest’ren van de zon,
De palm en ceder groeien.
Zij die in ’t huis des HEEREN,
In ’t voorhof zijn geplant,
Zien door des Hoogsten hand
Hun wasdom steeds vermeren.
In hunne grijze dagen
Blijft hunne vreugd gewis;
Zij zullen, groen en fris,
Gewenste vruchten dragen;
Om, met verheugde monden,
Te roemen ’t recht mijns Gods.
In Hem, mijn vaste rots,
Is ’t onrecht nooit gevonden.
3. De vruchten, die gedragen worden
Lees maar mee uit het slot van par.17:
Want door de vermaningen wordt de genade medegedeeld; en hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, Die in ons werkt, en Zijn werk gaat dan allerbest voort. Welken God alleen toekomt, zo vanwege de middelen, als vanwege de zaligmakende vrucht en kracht daarvan, alle heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
Dat woord ‘vermaningen’ gemeente, wijst ook op wat al eerder is genoemd, namelijk de kerkelijke tucht. Ook daardoor wil de Heere Zijn gelovigen vermanen, terechtwijzen en tot de orde roepen. Dat is tot ons heil. Daardoor wil God genade schenken, verootmoediging
en schuldbelijdenis, vergeving en blijdschap na berouw. Als we dat beseffen, zullen we de kerkelijke vermaning niet afdoen met liefdeloos en gemeen. De Bijbel zegt: De rechtvaardige sla mij en het zal mij weldadigheid zijn, hij bestraffe mij en het zal olie op mijn hoofd zijn (Ps.141). Wat God op deze manier door middel van mensen, ambtsdragers, doet is voor ons bestwil. Tenminste, als de liefde als norm geldt.
In dat alles is ook belangrijk dat de eenheid van de gemeente niet wordt aangetast. Een onbedrieglijk kenmerk van de Heilige Geest daarbij is dat Hij samenbindt om elkaar te dienen. Daar staat tegenover het duidelijke teken van de onheilige geest, de satan, namelijk hij verdeelt om te heersen. Verdeel en heers. Dat is de wereld in de kerk. Dat is scheurmakerij. Daar wordt de liefde in gemist. Op de liefde komt het telkens weer aan in de vermaningen. Het gaat om de verworteling in Gods Woord en het verknocht zijn aan de bediening van de sacramenten. Het is een heel goed teken, als u niet zonder kunt.
Nu tenslotte nog iets over onze ijver in het gebruik van de genademiddelen.
We lezen:
en hoe vaardiger wij ons ambt doen, onze roeping vervullen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, die in ons werkt, en zijn werk gaat dan allerbest voort.
Ja, dan mag het net zijn als in het natuurlijke leven. Het is aan het land te zien of de boer slordig of nauwgezet is, of hij lui of ijverig is. Die inzet vertaalt zich in de oogst. De godvrezende boer zal daarvan geen enkele eer opeisen voor zichzelf. Ik kreeg de gezondheid, ik kreeg de lust, ik kreeg de energie, ik ontving de zegen, het is alles van de Heere alleen. Tegelijk is het één met het ander verbonden.
Het is niet om het even hoe ik mij voorbereid op de prediking. Het is niet om het even hoe of er gepreekt wordt en hoe u luistert en in gebed bent geweest voor de dienst.
hoe vaardiger wij ons ambt doen, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, die in ons werkt.
Het geldt ook van het wijkbezoek van de ouderling, van de frequentie en van de inzet, van de opvoeding en van het gebed. Als vanzelf denk ik nu aan Spurgeon. Een dominee vroeg aan hem: Waarom komen er bij jou zoveel tot bekering en bij mij zo weinig? Spurgeon antwoordde hem, dat de Heere bij hen beiden deed naar dat zij vroegen. De dominee vroeg immers in het gebed of er nog eens één tot bekering mocht komen en Spurgeon vroeg altijd om velen.
Een vurig, ijverig en biddend gebruik van de middelen, een vaardig verrichten van ons ambt als predikant, als ouderling, als diaken, als vader en als moeder in biddend opzien tot de Heere, Die de middelen niet uit- maar insluit, des te heerlijker vertoont zich ook de weldaad Gods, die in ons werkt, en zijn werk gaat dan allerbest voort.
Het gaat om de vrucht, en die vrucht moet zijn tot Gods eer. Psalm 92 zegt: Die in het huis des Heeren geplant zijn, die zal gegeven worden te groeien in de voorhoven van onze God. In de grijze ouderdom zullen zij nog vruchten dragen. Ze zullen vet en groen zijn, om te verkondigen dat de Heere recht is.
Nu kijken we nog een keer naar de schriftlezing. In Joh. 15 vers 5 zegt Jezus tegen Zijn discipelen: Ik ben de wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. De discipelen behoeven alleen maar in Hem te blijven om vrucht voort te brengen. Zonder Hem kunnen ze niets doen. Wij kunnen vanuit onszelf geen vruchten voortbrengen en ook niet de groei bevorderen. We kunnen alleen maar vrucht dragen door in Hem te blijven.
Is het u daar ook om te doen?
Vruchten kunnen we alleen dragen door de geloofsverbondenheid met Christus. Dat blijft het diepe geheim van het vrucht dragen. Jezus legt er de nadruk op dat we om vrucht te dragen niet alleen in Hem moeten zijn, dat is wedergeboren zijn, maar ook moeten blijven in levensheiliging. Hoe kun je dat? De Heere Jezus legt dat uit in Johannes 15 door te wijzen op verschillende relaties, waarin de gelovigen tot Hem staan.
Hij zegt:
jullie zijn de ranken, vers 5,
Mijn discipelen, vers 8,
Mijn vrienden, vers 14,
Mijn dienstknechten, vers 20.
en Mijn getuigen in vers 27.
Ranken kunnen alleen maar vrucht dragen, voor de rest zijn ze werkeloos. Jezus noemt ze echter ook Zijn discipelen. Hij zegt in vers 8: Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn. Van discipelen mag je meer verwachten dan van ranken. Discipelen hangen aan de lippen van hun meester om door hem onderwezen te worden. Herkent u het? Discipelen zijn gehoorzaam en volgen hun meester na. Zij hebben maar één verlangen: te worden zoals Hij en Hem te volgen op de voet. Ze willen niets van Hem missen.
Jezus noemt hen ook Zijn vrienden. Hij zegt in vers 14: Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied. Vriendschap vloeit voort uit oprechte liefde. Jezus bewees die liefde door Zijn leven te geven voor Zijn vrienden, zie vers 13. Hij deed het zelfs voor vrienden, die eerst Zijn vijanden waren. Vrienden kies je zelf uit. Dat doet de Heere nog. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, volgens vers 16. Hij koos hen uit om voor Hem vrucht te dragen. Vruchten van liefde en goedheid, geduld en matigheid, zelfverloochening en offerbereidheid, heiligmaking en dienstbaarheid. In dat vruchtdragen, en Jezus voegt er aan het slot van dit hoofdstuk ook het getuigen bij, gaat het om de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Het gaat om de oogst uit de volkerenwereld. Daarom staat er ook in vers 16: En dat uw vrucht blijve.
Tussen een leraar en zijn discipelen is er als vanzelfsprekend een behoorlijke afstand. Maar tussen vrienden is die afstand verdwenen. Echte vrienden hebben geen geheimen voor elkaar. Dan is er wederzijds respect. Samen spreken en samen plannen maken, samen overleggen in vertrouwelijke omgang. Daarin speelt de liefde de belangrijkste rol. Daar wijst Jezus ook verschillende keren op in Joh 15: Blijf in deze Mijn liefde, in vers 9 en Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb, in vers 13. Wat is dat een schitterende vrucht van genade. Wat is daar veel gebrek aan in de kerk.
Jezus noemt zijn discipelen ook dienstknechten. Eigenlijk staat er slaven. Het kenmerk van een slaaf is dat hij het persoonlijk eigendom is van zijn heer in wiens dienst hij staat. Zijn dienst is echt een liefdedienst.
Dien u deze Koning al? Ben je Zijn discipel?
Johannes 15 eindigt met de woorden in vers 27: En gij zult ook getuigen, want gij zijt van de beginne met Mij geweest. Jezus Zelf is de waarachtige en getrouwe Getuige, Die door de wereld werd gehaat en verworpen. Maar dat wil nog niet zeggen dat Zijn getuigenis tevergeefs is geweest. Zijn getuigenis, afgelegd in de kracht van de Heilige Geest, wil mensen eraan ontdekken wie zij zijn tegenover hun Schepper en wat God in Zijn genade hen te bieden heeft. Van die kracht van de Geest was heel Jezus' bediening op aarde doortrokken.
Diezelfde Geest hebben de discipelen van Jezus met Pinksteren ontvangen om van Hem te getuigen. Daardoor zijn alle gelovigen op hun beurt ook weer in staat om te getuigen van hetgeen zij in Christus gevonden hebben.
Doet u dat ook door uw getuigenis en je levenswandel?
Wat een heerlijk werk om zo, als een discipel van Jezus, te getuigen van Zijn gewilligheid en grootheid, van Zijn almacht en heerlijkheid, van Zijn wonderlijke voorzienigheid en reddende zondaarsliefde.
Alles vanuit dat grote geheim: het blijven in de Wijnstok Christus. Zijn nabijheid werpt zoveel vrucht af. Laat het oog gericht zijn op Jezus, die grote Hogepriester, Die op Golgotha het offer bracht aan het kruis en Die naar het Vaderhuis is teruggekeerd en daar altijd leeft om voor Zijn volk te bidden.
Hebt u de lijn nu te pakken van par.17?
Zoals God in ons natuurlijk leven middelen gebruikt om ons te onderhouden, zo doet Hij dat ook in het geestelijk leven.
God werkt door de bediening van het Woord, sacramenten en de liefdevolle vermaningen.
Het gaat om de vruchten, die de gelovigen dragen tot eer van Hem. De eer is alleen aan God.
Zo luidt ook het slot:
Welken God alleen toekomt, zo vanwege de middelen, als vanwege de zaligmakende vrucht en kracht daarvan, alle heerlijkheid in der eeuwigheid.
Amen.
Slotzang: Psalm 90:9
Laat Uw genâ ons met haar troost verrijken,
En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken;
Uw heerlijkheid niet van hun kind’ren wijken.
Uw liefd’, Uw macht behoed’ ons voor bezwijken;
Sterk onze hand, en zegen onze vlijt;
Bekroon ons werk, en nu, en t’ allen tijd.