Ds. C.G. Vreugdenhil - Johannes 3
22. Het wonder van de wedergeboorte (3 en 4,12-13)
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 9: 1 en 11 | |
Lezen : | Johannes 3: 1 - 21 | |
Zingen : | Psalm 139: 7, 8 en 10 | |
Zingen : | Psalm 68: 2 en 17 | |
Zingen : | Psalm 118: 14 |
De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 3 en 4, par.12-13:
3/4-12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en metterdaad geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
3/4-13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
Het wonder van de wedergeboorte
We letten op drie gedachten:
2. God maakt actief
3. De vrucht is het geloof in Christus
1. De mens is passief
U kent hem wel, gemeente, Nicodemus de farizeeër. Farizeeër, dat woord heeft nogal een ongunstige klank. Velen denken daarbij aan een huichelaar. Iemand die zich anders voordoet dan hij in werkelijkheid is. Dat is natuurlijk niet waar. Zeker, in de Bijbel komen de farizeeërs er niet zo gunstig af. Maar in Johannes 3 horen we toch over een farizeeër heel andere dingen. Het gaat over een farizeeër die tot Jezus komt. Een farizeeër die Jezus heeft nodig gekregen. Zijn naam is Nicodemus. Hij is een bevoorrecht mens, want hij heeft een uitstekende opleiding genoten. Hij is onderwezen in de wet van Mozes en in de geschriften. Hij is van kindsbeen af vertrouwd met de Bijbel en tenslotte is hij zelfs farizeeër geworden. Hij is een man van aanzien. Hij maakt zelfs deel uit van het sanhedrin.
Er is nog meer van hem te zeggen. Hij is ook nog leraar der wet. Dat blijkt uit de woorden van de Heere Jezus. Hij kan precies vertellen wat de mensen moeten doen om zalig te worden, wat er moet gebeuren om het leven in te gaan. En toch - hij weet zelf niet wat het is - hij is er de laatste tijd niet meer zo gerust op. Dat blijkt wel. Anders ga je toch niet naar die Rabbi uit Nazareth? Een farizeeër die zelf zo breed en diep en levenslang gestudeerd heeft, gaat raad vragen bij Iemand Die zelfs helemaal geen officiële opleiding genoten heeft. Dat doe je toch zomaar niet. Reken maar dat hij er weken over nagedacht heeft voor hij die stap deed. Eindelijk heeft hij de knoop doorgehakt. Hij gaat.
Nicodemus zit met diepe levensvragen. Hoe kom je nu het Koninkrijk van God binnen?
Hij denkt: Ik ga naar die Rabbi toe. Maar wat zullen de mensen daarvan zeggen? Wat zullen zijn collega's daarvan zeggen? Daarom gaat hij 's nachts, als niemand het ziet. Je moet toch wel met jezelf in de knoop zitten, als je op zo'n ongelegen uur, midden in de nacht, op pad gaat. Wat zal de Heere Jezus daarvan zeggen? ‘Nicodemus, jij hier? Het is midden in de nacht man.’ Nee, Hij is toch gekomen om zondaren zalig te maken? Of dat nou een hoer is uit Samaria of een farizeeër uit Jeruzalem, dat maakt Hem niet uit.
Daar gaat Nicodemus. Maar wat moet hij nu zeggen als hij midden in de nacht bij die Rabbi komt? Daar heeft hij over lopen piekeren. Je kunt toch zomaar niet ineens bij een vreemde je hart op tafel leggen? Wat zal Nicodemus doen? Hij zal zo beginnen dat Jezus de innerlijke onzekerheid, waardoor hij verscheurd wordt, niet in de gaten heeft. Misschien krijgen ze dan samen een theologisch gesprek. Zo kan hij dan via een omweg met zijn probleem naar voren komen en zo te weten komen wat hij weten wil. Zo lezen we in vers 2:
En hij zeide tot Hem: Rabbi, wij weten dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is.
Daar staat Nicodemus, een leraar in Israël, daar gaat zijn kennis en daar gaan al zijn zekerheden. Hij erkent Jezus als Leraar, als Degene Die het weet en hij komt met zijn vragen. Gemeente, moet de Heere Jezus hem nu gaan prijzen en zeggen: ‘Nicodemus, u bent een grote uitzondering op de regel, want de meeste farizeeërs verachten Mij?’
De Heere Jezus weet precies wat er in de mens is. Hij doorziet Nicodemus, Hij kent zijn vragen. Hij wist allang dat Nicodemus komen zou en dat achter die algemene opmerking de vraag van zijn leven schuilgaat. Dat weet de Heere Jezus allemaal. Dan begint Hij voor ons gevoel over iets totaal anders. Nu moet u de stelligheid waarmee Nicodemus gesproken heeft eens vergelijken met de stelligheid waarmee Jezus spreekt. Nicodemus heeft gezegd: Wij weten. Welnu, Jezus weet ook iets. We lezen in Johannes 3 vers 3: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Dat is wat voor een farizeeër, die zich beroemt op zijn geboorte. Zij waren toch de kinderen van Abraham? Zij waren toch bekeerd? Abrahams zaad, kinderen van het verbond, opgevoed in de wetten van Mozes. Wat moesten ze nog meer? Dan te moeten horen dat er van dat alles niets deugt en dat je helemaal opnieuw moet beginnen. Het tweede wat Jezus met deze woorden wil zeggen is dit: Dat wij daarbij geen enkele inbreng hebben.
Hebt u kunnen bepalen op welke dag en op welk uur u geboren zou worden? Nee toch? Daar bent u lijdelijk, volkomen passief in. Zo levert een mens geen enkele bijdrage aan tot zijn wedergeboorte. Dat is Gods werk. Het komt niet van beneden, maar het komt van boven.
Nu het derde wat Jezus bedoelt te zeggen: Die wedergeboorte is strikt noodzakelijk. Een andere weg tot het Koninkrijk is er niet. Met grote nadruk zegt Jezus: Er is maar één poort die toegang geeft tot het Koninkrijk Gods, en dat is de poort van de wedergeboorte. De weg van de totale vernieuwing van ons totaal verdorven leven.
Jezus gooit Nicodemus van zijn fundament.
Hij zegt in de eerste plaats: je geboorte deugt niet.
In de tweede plaats zegt Hij: Nicodemus, je hebt helemaal geen inbreng.
In de derde plaats zegt Hij: de wedergeboorte is strikt noodzakelijk om in het Rijk van God te komen.
Deze wedergeboorte is zo belangrijk, zo fundamenteel, dat onze Dordtse vaderen daar heel par.12 aan wijden.
In de vorige paragraaf hebben wij stilgestaan bij het geheim wat de Heere doet als Hij een mens bekeert. We hebben gezien dat de Heere dan het verstand verlicht, het hart opent en de wil vernieuwt en dat is wat! Het is niet gering als een meisje de Heere lief krijgt. Het is een ongelofelijk wonder als een jongen echt naar God gaat vragen. Want waar kun je dat mee vergelijken? Hoe kun je dat benoemen? Lees de inzet van par.12 maar:
En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt
Onze belijdenis gebruikt hier verschillende woorden. Er zitten zoveel verschillende aspecten vast aan de wedergeboorte. Als God ons bekeert, dan is dat te vergelijken met onze geboorte, maar dan wel in de zin van een opnieuw geboren worden. Mijn eerste geboorte was uit mijn moeder. Zo werd ik een kind van Adam met alles wat dat inhoudt. Deze wedergeboorte noemt de Bijbel een geboorte uit God. Daar kunnen ook andere woorden voor gebruikt worden: vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking.
Als God ons bekeert doet het niet onder voor wat wij lezen in Gen. 1: een nieuwe schepping. Paulus trekt de lijnen door naar de Paasmorgen. Als wij de Heere hebben lief gekregen, als wij leeggeschud zijn van al onze eigengerechtigheden en de handen hebben uitgestoken naar het offer van Christus dan heeft God in ons leven dezelfde kracht gebruikt, als die Hij gebruikte toen Hij Christus uit de doden opwekte. Diezelfde kracht is in uw hart gedaald. God heeft ons levend gemaakt met Christus. Vandaar ook de aanduiding levendmaking. Al die aanduidingen horen bij het begrip wedergeboorte.
Het is goed om daar nog even bij stil te staan, omdat de Bijbel de term wedergeboorte gebruikt in verschillende betekenissen. De Schrift gebruikt het begrip wedergeboorte in engere zin om met name het begin van het nieuwe leven aan te geven, zoals bij onze natuurlijke geboorte ons leven begon. Gods Woord duidt met wedergeboorte echter ook het voortgaande werk van de vernieuwing aan. We spreken dan over wedergeboorte in ruimere zin. Dan gaat het om de heiligmaking, om het meer en meer vernieuwd worden naar Christus' beeld.
De Dordtse Leerregels gebruiken de aanduiding wedergeboorte echter vooral voor het begin van het nieuwe leven. Dat is een geweldige zaak. Het is een heerlijk scheppend en herscheppend, een ontzagwekkend vernieuwend en levendmakend ingrijpen van God. Dat heeft in deze paragraaf nu de volle aandacht. Waarom geven de Leerregels zoveel aandacht aan de wedergeboorte? Omdat de remonstranten leerden dat de mens als God hem wil wederbaren, dit kan tegenstaan en beletten. Zij geloofden en geloven dat wij het eigenlijk zelf in de hand hebben, of wij wederboren zullen worden, of niet. Wij kunnen zo tegenwerken, dat het niet gebeurt en zo meewerken, dat het wel gebeurt.
Daartegenover zegt par.12:
En dit is die wedergeboorte, dewelke God in ons, zonder ons werkt. Dat is wat deze paragraaf wil benadrukken: als wij levend gemaakt zijn dan mogen wij de eer daarvan alleen aan God toeschrijven. De gebruikte woorden geven het helder aan: vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, en levendmaking.
Scheppen is Gods werk. Bij wedergeboorte moeten wij denken aan onze geboorte. Wie van ons kan zeggen dat hij of zij daaraan heeft meegewerkt? Wie kan zeggen besloten te hebben, geboren te willen worden? Toch niemand? Daar waren wij passief in.
Alles was genade.
Daarom laat deze paragraaf in de eerste helft zien hoe het niet gaat en dan in de tweede helft hoe God de wedergeboorte wel werkt.
Eerst dan hoe het niet is. Lees maar mee:
En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden.
Eerst de eerste woorden: En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen. Het is niet zo dat de prediking zelf mensen bekeert. De kracht ligt niet in de prediking zelf. Wat dan? Het is de Heilige Geest Die de prediking gebruikt. Als predikanten kunnen wij door duizend preken nog geen mens bekeren, maar één preek is genoeg, als de Heilige Geest de preek tot in het hart laat doordringen. Daarom bidden wij om de verlichting met de Heilige Geest. Daarom bidden wij God om Zijn zegen. Ik hoop dat u zo ook thuis bidt voor degene die voorgaat en ook bidt om de krachtige werking van de Geest. Hij verbreekt harten en doet het Woord ingaan in het hart, zoals het zaad ingaat in de aarde. Hij is het die dat zaad doet ontkiemen, zodat het vrucht draagt. Dan blijft het Woord in ons leven niet zonder vrucht. Dan komt er geloof en bekering.
De wedergeboorte wordt ook niet in ons volbracht door aanrading. Vandaar dat de paragraaf vervolgt met: noch door aanrading. Volgens de remonstranten worden wij bekeerd door een zachte aanrading. De Geest hoeft niets in ons hart te doen, het is genoeg als wij aangeraden worden het goede te kiezen. Dit zou voldoende zijn om te gaan geloven. Maar dat is in strijd met de Bijbel. God zegt Zelf bij Ezechiël: dat Hij Israël bekeert door een nieuw hart te geven en een nieuwe geest geven in het binnenste van Israël. Bekering is volgens God dat Hij het stenen hart wegneemt en in plaats daarvan een vlezen hart geeft. Dat is iets anders dan alleen maar aanraden. Het gaat om een direct en krachtig ingrijpen van God.
We lezen verder:
of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden.
De remonstranten maken de bekering geheel afhankelijk van de wil van de mens. Maar hoe moeten wij dan de bekering van Paulus verklaren? Hoe moeten wij dan bidden voor onze kinderen die afgedwaald zijn en er niets meer mee te maken willen hebben? Wij kunnen voor hen bidden en smeken, omdat wij weten dat God hen tegen kan komen en tot bekering kan brengen ondanks hun onwil. De oprechte gelovigen zullen het geheim van hun eigen bekering alleen maar toeschrijven aan de Heere. Als wij het aan onze eigen verstandigheid en aan onze eigen goede bedoelingen toeschrijven dan beroven wij God van Zijn eer en Christus van Zijn kroon.
Daarom getuigen wij liever met Paulus dat God het gedaan heeft. Hij heeft ons levend gemaakt. Hij heeft ons wederomgeboren laten worden. Daar was ik passief in. Dit betekent echter niet dat wij daar passief tegenover moeten staan. Integendeel, de Heere roept ons op om met ernst Zijn aangezicht te zoeken. Onze mond wijd open te doen. Te pleiten op de belofte dat Hij beloofd heeft ons te willen wederbaren.
Kort samengevat: in de wedergeboorte zijn we helemaal passief, zoals bij onze natuurlijke geboorte. Wedergeboorte gaat helemaal van God uit. Ieder, die wedergeboren is, belijdt: Dat mijn leven veranderd is, heb ik helemaal aan God te danken. Voor zover ik actief was, heb ik alleen maar tegengewerkt. Dat eenzijdige van het ingrijpen van God zit achter die woorden: nieuwe schepping, opwekking uit de dood en levendmaking.
Maar, dat blijft niet zo. Wij blijven niet passief. In de voortgang van de wedergeboorte worden we er helemaal bij betrokken. Daarom lezen we ook over een zoete werking. Je wordt helemaal ingewonnen voor dat nieuwe leven uit God. De Geest komt in je hart als een dauw. Je vindt het heerlijk om voor God te gaan leven.
Tot zover ons eerste aandachtspunt: In de wedergeboorte is de mens passief.
2. God maakt actief
In het tweede deel van par.12 vertellen de vaderen in de Dordtse Leerregels heel nadrukkelijk wat de wedergeboorte dan wel is. Hierbij beroepen zij zich op de Heilige Schrift en die is betrouwbaar, want die is, zo zegt onze paragraaf, van de Auteur van deze werking ingeven. De Bijbel is door de Geest geïnspireerd. De Geest Die de wedergeboorte werkt is ook de Geest Die de Schriften geïnspireerd heeft. Wat zegt de Schrift ervan? Par.12 formuleert het als volgt:
Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en metterdaad geloven.
In de Schrift lezen wij dat de wedergeboorte een bovennatuurlijke werking is. Het gaat zelfs om een geboren worden uit God. Deze werking is een zeer krachtige. Zo krachtig dat geen mens deze kan weerstaan. Vandaar dat er ook gesproken wordt over de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest. Paulus kon de bekering niet weerstaan. De moordenaar aan het kruis kon dat niet. Waar de Geest komt, daar overwint Hij.
Daarom kunnen wij zelfs bidden voor die mensen met de grootst mogelijke vijandschap tegen God en Zijn genade. Daarmee is het voor God nog niet onmogelijk. Integendeel, het is voor God niet eenvoudiger om een belangstellend mens te bekeren en niet moeilijker om een vijandig mens op de knieën te brengen. Als God werkt zal niemand het keren. Wat is dat een geweldige bron om aan te boren.
Wat zien wij toch vaak op hetgeen voor ogen is. We mogen echter onze ogen hoger richten. Heere, m'n zoon is zo vijandig en afkerig. Ik hoef nergens meer mee aan te komen. Ik weet niet hoe hem te bereiken. O God, kom uit genade met uw kracht en het is gebeurd met alle vijandschap. Heere, het is voor U toch niet te wonderlijk? Er zijn er die met de vader uit de gelijkenis kunnen zeggen: Deze mijn zoon was dood, maar hij is weder levend geworden.
Tegelijk noemt de belijdenis deze kracht op grond van de Schrift een zeer zoete, wonderbare verborgene en onuitsprekelijke werking. Deze werking van de Geest is zoet. Ja, als de Geest gaat werken, dan worden de zonde en het ongeloof bitter, terwijl daartegen de genade begeerlijk wordt. God bekeert niet door kracht noch door geweld, maar door Zijn Geest. De Geest vernieuwt direct de wil, zodat wij gaan willen wat God wil. De zonde is bitter, maar de genade smaakt zoet.
Onze paragraaf noemt deze werking ook wonderbaar, verborgen en onuitsprekelijk. Het werken van de Geest is wonderbaar. Het is nooit te verklaren en tegelijk is het zo dat de wedergeborenen zich verwonderen. Maar niet alleen zij. Zoals wij ons verwonderen bij een wieg waar een welgeschapen baby in ligt, zo verwonderen alle gelovigen zich over ieder die in Sion geboren wordt. Daarom noemt onze paragraaf deze werking ook verborgen. Wij nemen de gevolgen waar, maar de voltrekking van het wonder ontgaat tegelijk aan onze waarneming. Het is, zoals de Heere Jezus tegen Nicodemus zei, net als met de wind: Je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heengaat.
Zo is het ook met de werking van de Geest. Ik zie onder de preek niet in welk hart de Geest binnengaat. Ik zie misschien wel dat een jongen ineens gaat luisteren, maar ik zie verder niets. Soms blijft het helemaal verborgen voor de dienaar. Een moeder kan zitten zuchten over haar dochter naast haar en terwijl zij zucht dringt, zonder dat zij het ziet, de Geest door in het hart van haar zorgenkind en geeft een vlezen hart. Hoe? Door Zijn onuitsprekelijke werking. Het is niet te verklaren. Het is niet na te rekenen en niet na te vertellen, maar het gebeurt.
Laten wij ons niet vergissen hoe groot dat wonder is. Onze paragraaf vervolgt: in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden. Toen God schiep was er niets voorhanden waarvan God afhankelijk was en zo is het ook bij de wedergeboorte. Er is in ons geen begin. God spreekt en het is. God sprak in het begin: Er zij licht en daar was licht. Zo spreekt God door Zijn Woord en het hart is wedergeboren. De lichamelijke opwekking van Lazarus is hier een voorbeeld van. Lazarus hersens waren afgestorven. Zijn lichaam was in staat van ontbinding. Er was in Lazarus geen enkel aanknopingspunt voor het leven, maar Christus sprak. Hij riep: Lazarus, kom uit, en terstond hoorden de mensen gestommel. Wie zal dat wonder verklaren? En nochtans was het werkelijkheid. Zo is het nu ook in de wedergeboorte. God gebruikt Zijn Woord, Hij gebruikt het Woord van de prediking en een mens wordt door Zijn kracht van dood levend gemaakt. Zoals Lazarus niet kon meewerken, maar de dood in hem werd overwonnen door Christus Die het leven is, zo is het ook met de wedergeboorte.
Tot zover ons tweede aandachtspunt: God maakt de mens in de wedergeboorte actief.
We gaan nu zingen uit Psalm 68 de verzen 2 en 17.
Maar ’t vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielenvreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen;
Hun blijdschap zal dan, onbepaald,
Door ’t licht dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan;
Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan;
Laat al wat leeft Hem eren;
Bereidt den weg, in Hem verblijd,
Die door de vlakke velden rijdt;
Zijn Naam is HEER’ der heren.
Hoe groot, hoe vreeslijk zijt G’ alom,
Uit Uw verheven heiligdom,
Aanbidd’lijk Opperwezen!
’t Is Isrels God, Die krachten geeft,
Van Wien het volk zijn sterkte heeft.
Looft God; elk moet Hem vrezen.
3. De vrucht van de wedergeboorte is het geloof in Christus
En wat is vrucht? God maakt daadwerkelijk en krachtig van dood levend en brengt tot het geloof. Wat gebeurt er dan?
We gaan naar het slot van par.12:
En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
Als God wederbaart dan zet God ook een proces in werking. God maakt doden levend en Hij brengt hen in beweging. God vernieuwt de wil, zodat je zelf ook gaat willen wat God wil. Dat verklaart waarom de levend gemaakte zondaar gaat geloven en ook werkelijk zich gaat bekeren. Dan ga je zoeken, bidden, het Woord omhelzen en je gelooft het. Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert. Zo eindigt par.12. De dode staat op en gaat lopen, gaat zien, gaat spreken. We gaan geloven. We worden bekeerd en wij gaan ons bekeren. Wat een Evangelie voor mensen die zichzelf niet kunnen bekeren! U kunt het niet zelf en u hoeft het ook niet zelf. Gods Geest kan het en Gods Geest wil het. U gaat zingen: Het is door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen.
Mij is barmhartigheid geschied.
De Heere is mij te sterk geworden.
De vrucht van de wedergeboorte is het geloof in Christus. Hoewel er veel is wat rond het proces van de wedergeboorte voor gelovigen verborgen blijft, immers de wind blaast waarheen Hij wil, noemen de Dordtse Leerregels wel het allerbelangrijkste kenmerk, dat ieder moet kennen als bewijs van de wedergeboorte: het geloof in de Heere Jezus Christus. We worden wedergeboren en gaan daadwerkelijk geloven. Par.13 komt daar nog even op terug als er staat dat we niet alles kunnen begrijpen, maar dat we gerust mogen zijn als we de Heere Jezus liefhebben.
De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven en hun Zaligmaker liefhebben.
Daadwerkelijk geloven is dus: met het hart geloven en onze Zaligmaker liefhebben. Daaruit weet je of je wedergeboren bent. Bent u wedergeboren? Hebt u de Heere Jezus lief? Dat is hetzelfde. We mogen de wedergeboorte nooit scheiden van het geloof in de Heere Jezus. Er zijn wel mensen die zich voor wedergeboren houden en die niet in Christus geloven. Dat kan niet. Deze wedergeboorte-theologie is in strijd met woorden van de Heere Jezus Zelf. Het kenmerk is de betrokkenheid op Christus.
Dat is het Bijbelse spoor dat Jezus ook aan Nicodemus voorhoudt:
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Het gaat in deze tekst over de enige toegang tot het Koninkrijk van God. Het onderwijs van de Heere Jezus eindigt echter niet bij Joh. 3 vers 3, maar het gaat door tot vers 21.
Ik haal uit dat gesprek een paar hoofdlijnen op en daarin blijkt de ruimte, die er is, voor u en voor mij om Gods Koninkrijk binnen te gaan. Jezus zegt niet alleen: Nicodemus, van jou deugt er niets en uit jou kan het nooit, het moet van boven komen, amen. Nee…, Hij heeft eerst amen gezegd.
Amen, amen zeg Ik u.
Dan gaat Jezus door. Dan laat Hij hem niet op een dood spoor staan, maar dan wijst Hij deze man in liefde de weg. Ik wijs u eerst op Joh. 3 vers 14 tot 16:
En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Snapt u dat? De Heere Jezus zegt: Nicodemus, met jou is het helemaal niets. Door eigen inspanning kom je niet in het Rijk. Maar er is redding van buitenaf, van boven. U moet van boven geboren worden. Nu wijst Hij hem de weg. Nicodemus, jij bent een farizeeër hè? Jij kent de Bijbel op je duimpje. Weet je wat er in Numeri staat? Wat staat daar van die koperen slang? Zo gaat Nicodemus een licht op. Want wat wil de Heere Jezus hier nu mee zeggen? Hij wil zeggen: Nicodemus, met de mens is het hopeloos. We zijn in het paradijs gebeten door die slang, en we moeten de dood sterven. Maar God heeft gezorgd voor redding van buitenaf, van boven.
Dat gaat Hij later uitleggen. Christus is de koperen slang. De vloek op de zonde heeft Hij gedragen. Wie op Hem ziet, zal leven. Wie in Hem gelooft, zal leven. Hoe kon Israël vanuit de dood tot het leven komen? Door te zien op de slang. Het onderwijs over de wedergeboorte loopt rechtstreeks uit op de heenwijzing naar de gekruisigde Christus. Het geloof in Christus is de belangrijkste vrucht van de wedergeboorte. Maar ik mag het ook zo zeggen: Waar de gekruisigde Christus wordt verhoogd in de prediking van het Evangelie, daar werkt de Heilige Geest het wonder van de nieuwe geboorte. Wie in Christus gelooft en Hem volgt, is wedergeboren.
Gemeente, de wedergeboorte komt op uit een zaad, dat ontkiemen moet in de toebereide akker van ons hart. Dat zaad is het Woord. Dat Woord staat vol van Christus. Wij prediken u Christus, de Gekruisigde, de koperen slang. We prediken de doornagelde handen van onze Zaligmaker en die handen zijn ontfermend uitgestrekt naar ten dode opgeschreven zondaren, gebeten door het slangengif in het paradijs.
Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij de koperen slang gegeven heeft, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Dat is de weg die Jezus wijst, het geloof in de Heere Jezus.
Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden (Joh. 3:17).
Behouden! God komt vandaag niet met deze boodschap tot u opdat u veroordeeld zou worden, maar behouden, gered door de Redder Jezus.
En dan staat er in vers 18:
Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
Ziet u waar het om gaat? Geloof of ongeloof. Dan roept de Heere ons toe om ons vertrouwen te stellen op Hem Die gekruisigd is. Zo werkt God het geloof in de wedergeboorte.
Wilt u een voorbeeld? Petrus hield op Pinksteren de mensen de Gekruisigde Christus voor. Heel de pinksterpreek gaat zijn vinger naar boven: Deze Jezus, Die gij gekruisigd hebt. Dan is het zaad der wedergeboorte gevallen. Het hart wordt verbroken. Mannen broeders, wat moeten we doen om zalig te worden? Ze krijgen de schuld naar zich toe. Petrus antwoordt op hun vraag: Bekeert u en een iegelijk van u worden gedoopt in de naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden.
Dat is de weg, die hij wijst: de vergeving van zonden door het bloed van Jezus Christus.
Dat is de weg die Hij wijst. En dat is de ruimte voor u en voor mij. De Heere Jezus zegt niet: Nicodemus, je moet in het koninkrijk komen door de wedergeboorte, maar dat is zo moeilijk, dat is zo'n enge poort, daar kun je verder niets voor doen. Nee, Hij zegt: Weet je wat je moet doen? Geloven in de Gekruisigde. Blijkbaar zijn de wedergeboorte en het geloof in de Heere Jezus Christus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het één vloeit uit het ander voort. In de wedergeboorte werkt de Heilige Geest het geloof. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Want Jezus is veroordeeld, en God straft de zonde geen twee keer. Wie niet gelooft, is al veroordeeld.
Gemeente…, wij moeten allemaal geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus. Wie weet hoe spoedig u daar persoonlijk staat. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Gelooft u dat Christus gewillig is om u te zaligen? Net zo gewillig als Hij hier is om Nicodemus uit de dood tot het leven te brengen en de weg te wijzen?
En wie niet geloofd, is al veroordeeld. Ziet u, hoe verantwoordelijk wij zijn? De Heere Jezus spreekt met twee woorden. Hij zegt niet alleen dat de mens wederom geboren moet worden, maar ook hoe dat kan, en welke ruimte er ligt om tot God te naderen in het bloed van Christus Jezus. De wedergeboorte is van ons uit gezien een enge poort, maar bij God is het zo ruim. Zijn bloed is gestort tot verzoening van de zonden der gehele wereld. U en ik moeten gereinigd worden van onze zonden. We moeten niet alleen wedergeboren worden, we kunnen het ook. God gaf Zijn Zoon ervoor over.
Alzo lief had Hij de wereld.
Bent u wedergeboren? Hebt u de Heere Jezus Christus, uw Zaligmaker hartelijk lief? Gemeente, buiten de kennis van Jezus als Borg en Zaligmaker hebben wij geen bestaansrecht voor God en geen grond voor de zaligheid. U moet een Borg hebben voor uw schuld en een God voor uw hart.
Het moet ook herkenbaar en zichtbaar zijn in ons leven, dan zullen we de broeders liefhebben. Want in de liefde wordt de wet vervuld. Laat zo in uw leven iets zichtbaar worden van die waarachtige vruchten van het leven uit de wedergeboorte, het nieuwe leven met God.
De evangelist Johannes zegt het zo in Johannes1:12-13:
Zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk, die in Zijn naam geloven; welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn.
Amen.
Slotzang: Psalm 118:14
Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
Verhogen Uwe majesteit.
Mijn God, niets gaat Uw roem te boven;
U prijz’ ik tot in eeuwigheid.
Laat ieder ’s HEEREN goedheid loven;
Want goed is d’ Oppermajesteit;
Zijn goedheid gaat het al te boven;
Zijn goedheid duurt in eeuwigheid.