Ds. C.G. Vreugdenhil - Handelingen 16

21 Gods wederbarende Geest (3 en 4,11)

De verlichting van het verstand
De opening van het hart
De vernieuwing van de wil
Deze prekenserie is eerder uitgegeven door de Gereformeerde Gemeente Rotterdam-Zuidwijk.
 

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 27: 5 en 7
Lezen : Handelingen 16: 5 - 15
Zingen : Psalm 5: 2, 3, 11 en 12
Zingen : Psalm 26: 2 en 6
Zingen : Psalm 92: 8

De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 3 en 4, par.11:

 

3/4-10 Maar dat anderen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, komen en bekeerd worden, dat moet men den mens niet toeschrijven, alsof hij zichzelven door zijn vrijen wil zou onderscheiden van anderen, die met even grote of genoegzame genade tot het geloof en de bekering voorzien zijn (hetwelk de hovaardige ketterij van Pelagius stelt); maar men moet het Gode toeschrijven, Die, gelijk Hij de Zijnen van eeuwigheid uitverkoren heeft in Christus, alzo ook diezelfden in den tijd krachtiglijk roept, met het geloof en de bekering begiftigt, en uit de macht der duisternis verlost zijnde, tot het Rijks Zijns Zoons overbrengt, opdat zij zouden verkondigen de deugden Desgenen, Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, en opdat zij niet in zichzelf, maar in den Heere zouden roemen, gelijk de apostolische schriften telkens getuigen.

 

Gods wederbarende Geest

 

We letten op drie gedachten:

 

     1. De verlichting van het verstand

     2. De opening van het hart

     3. De vernieuwing van de wil

 

1.  De verlichting van het verstand

 

Gemeente, bent u bekeerd? Wedergeboren? Dat is toch een eerlijke zaak, als ik dat aan u vraag. Overrompelt die vraag u? Brengt het u in de war? Denkt u dat achter deze vraag zit, dat als u ja zegt er volgt: vertel er dan eens iets van hoe dat gegaan is. Brengt die vraag u in verlegenheid?

Wel een belangrijke vraag. Bent u wedergeboren? Sommige mensen antwoorden spontaan met ja. Ze weten soms ook datum, plaats en uur te noemen, waarin ze wedergeboren werden.

Anderen vinden deze vraag ook heel belangrijk, maar tegelijk heel moeilijk. Misschien is dat bij u wel zo? U bent diep onder de indruk van Jezus' woord tot Nicodemus: Voorwaar, voorwaar, tenzij iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk van God niet ingaan, maar u betwijfelt of u zelf al wedergeboren bent. Want dan moet je toch een krachtdadige geestelijke verandering hebben meegemaakt? En dat weet u zich niet te herinneren. Daarom zou u niet zomaar durven zeggen dat u wederom geboren bent.

Hiermee zitten we midden in de problematiek van ons onderwerp.

 

Wat is het daarom belangrijk, gemeente, dat de Dordtse Leerregels in de paragrafen die nu volgen in hoofdstuk 3 en 4 daar dieper op ingaan. U kunt uzelf aan dat onderwijs toetsen of u ja of nee moet zeggen op de vraag of u wederom geboren bent. Dat is heel belangrijk. Als je niet bent wedergeboren, sta je buiten het Koninkrijk. Als dat niet verandert ga je voor eeuwig verloren. Voelt u hoe belangrijk de vraag is op welke manier God de wedergeboorte werkt? Par.11 gaat daarom spreken over de prediking van het Evangelie als iets wat in ieder geval nodig is om wedergeboren te worden. Petrus noemt Gods Woord het zaad van de wedergeboorte. Bij dat horen van het Woord is ook nodig de kracht van de Geest. God doet iets in je hart en met je verstand en in je wilsleven.

 

De remonstranten geloofden niet dat God bij de bekering iets deed in de mensen. God geeft bij de bekering niet een totale vernieuwing van je wilsleven, want we hebben allemaal onze eigen vrije wil en die is goed. Bekering is volgens hen niet een speciale gave die God indraagt in het hart van de mens. Nee, het gaan geloven is iets wat de mens zelf kan gaan doen met datgene wat al behoort tot zijn natuurlijke uitrusting. Ieder mens kan geloven, ieder mens kan zich bekeren. Wat God moet geven is het Evangelie en zo de gelegenheid om te kunnen gaan geloven.

 

Daarom begint par.11 met te zeggen dat de uiterlijke prediking van de Evangelie niet voldoende is en dat het werk van de Heilige Geest daarbij ook nodig is. Voor bekering is volgens de remonstranten niet meer nodig dan dat de prediker een sterke aandrang uitoefent op de hoorders. Een ‘zachte aanrading’, een goede raad, die de mens kan opvolgen of niet. Net zoals wij bijv. elkaar aanraden om een slechte gewoonte na te laten zoals roken, drinken, te veel en te vet eten. Of dat wij elkaar aanraden: ‘Toe, geloof het Evangelie.’ Het één zou net zozeer in onze macht liggen als het andere, alleen je moet het in beide gevallen wel willen!

 

Is dat zo? Is het werkelijk zo dat wij mensen in staat zijn om te gaan geloven? Wel, de beantwoording van die vraag hangt samen met ons mensbeeld. Hoe zien wij de mens na de zondeval. Nu is het niet zo belangrijk hoe wij anderen en onszelf zien, maar wel wat de Bijbel van de gevallen mens zegt. Wat dat is, kwam al uitvoerig aan de orde aan het begin van Hoofdstuk 1 en ook aan het begin van Hoofdstuk 3 en 4. We hebben allemaal in Adam gezondigd en staan schuldig voor God. We zijn kinderen des toorns en onbekwaam om zelf te gaan geloven. Onze paragraaf gaat dat niet herhalen. De vaderen gaan het nu van de andere kant benaderen. Ze gaan vertellen wat God doet in de bekering van de mens. Wat God doet als Hij het geloof geeft.

 

In het tweede deel van de paragraaf gaat het over datgene wat God doet in het binnenste, in het eerste deel over datgene waar God mee begint. Vandaar het ´niet alleen, maar ook´, dat niet alleen ´uiterlijk het Evangelie prediken´, maar ook ´het krachtig werken in het binnenste´.

Maar die beide aspecten horen wel bij elkaar. We mogen deze beide helften niet van elkaar scheiden. We mogen niet bij het eerste deel halthouden en we mogen niet pas bij het tweede deel beginnen.

 

Daarom beginnen we aan het begin:

Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken.

Voor de remonstranten was het genoeg wanneer het Evangelie uiterlijk gepredikt werd. Innerlijk hoeft God verder niets te doen.

Maar van de weeromstuit mogen wij ook niet zeggen: de prediking is alleen maar uiterlijk. Nee, zonder prediking gebeurt er niets. Dan komt er niemand tot bekering. God volvoert Zijn eeuwig welbehagen om mensen te verlossen en zalig te maken door middel van de prediking. Dat hebben de Leerregels al één en andermaal onderstreept. Daar zijn zij zelfs mee begonnen, namelijk: dat God om de mensen tot het geloof te brengen goedertierenlijk verkondigers zendt van de zeer blijde boodschap. Paulus koppelt dat ook. Als Paulus de uitwerking van Christus' gaven en schatten beschrijft dan start hij de prediking namelijk met ´het geloof is uit het gehoor´.

 

Vandaar steeds weer dat benadrukken: Mensen, laat de onderlinge samenkomsten niet na. Als u bekeerd wilt worden, dan moet u onder het Woord zijn. Wie nat wil worden moet in de regen gaan staan. De regen van het Evangelie. Door thuis te blijven loop je de kans op bekering mis.

Als iemand tegenwerpt: ‘Ik ben al bekeerd’ dan zegt het Woord dat de prediking er ook is om het geloof te voeden en te onderhouden. Door het Woord heiligt Christus ons ook. Als je daar geen behoefte aan hebt, zou ik het er maar op houden dat je nog onbekeerd bent.

 

Mooi eigenlijk dat onze belijdenis heel duidelijk de toepassing van het heil verbindt met verkondiging van Evangelie. ´Van boven geboren worden’ we door het Woord in de gemeenschap met het lichaam van Christus, de kerk. De Heere openbaart in de prediking een kracht, die niet onder doet voor de almacht die Hij ten toon heeft gespreid bij de schepping van hemel en aarde en in de opstanding van Christus uit de doden. Het Woord is levend en krachtig en tweesnijdender dan enig tweesnijdend scherp zwaard (Hebr. 4: 12).  

 

Waar Christus in het middelpunt van de prediking staat, gebeuren wonderen. Daar komt de levende Christus ons tegemoet in het kleed van Zijn beloften. Daarin wordt de gekruisigde Christus voorgesteld in prediking der verzoening. Er gaat een middelpuntzoekende kracht vanuit. Alles wat aan Hem is, is gans begeerlijk (Hoogl. 5: 16). Zo trekt Hij zondaren tot Zich. We zullen het nog zien in de volgende paragrafen dat de wedergeboorte alles te maken heeft met Christus en met de kennis van Christus. In die prediking is de Heilige Geest in Zijn element en is present op een bovennatuurlijke en zeer krachtige manier om ons het heil in Christus toe te eigenen en te laten delen in het geheim van de nieuwe geboorte. God werkt door de Evangelieprediking. God gebruikt middelen. Daar moet je niet over gaan redeneren.

Je mag de medicijnen van de dokter niet laten staan onder het motto: ‘Als God die niet zegent, doen ze geen goed.’ Dat is waar, maar dat geeft geen recht om ze te laten staan. Nee, die waarheid wil ons aansporen om de medicijnen biddend in te nemen: ‘Heere, geef Uw zegen over de middelen.’ Zo is het ook met de prediking. Wij gaan naar de kerk, omdat de Heere het beveelt en Hij zegt dat wij zonder prediking niet zalig kunnen worden. We gaan als het goed is biddend naar de kerk met de vraag of de Heere de prediking in ons hart wil brengen.

Heb je zo op je knieën gelegen voordat je naar de kerk kwam?

 

Maar wat gebeurt er nu als God de prediking gaat gebruiken om een jongen, een meisje, een man of een vrouw te bekeren? Lees maar mee:

en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn.

Dat is het eerste. De Heilige Geest gaat krachtig, dat is met goddelijke kracht, het verstand verlichten. Is dat nodig? Ja, want ons verstand is verduisterd en beneveld. Wij kunnen dingen weten en tegelijk niet weten.

 

Een voorbeeld. We weten allemaal, dat als wij onderverzekerd zijn, wij bij een eventueel afbranden van ons huis in hele nare omstandigheden kunnen komen. Dat weten wij. Ja, en toch is nauwelijks één op de tien zo verstandig om de polis eens na te kijken hoe wij er werkelijk voorstaan. Maar als wij het van dichtbij meemaken, met een vader of een collega en we gaan dan ineens werkelijk beseffen dat het ons ook kan gebeuren, dan kunnen wij die zaak niet achteloos meer laten lopen.

 

Een flauw voorbeeld, maar zo gaat het in de kerk. We weten allemaal dat wij zondaren zijn, allemaal dat wij door Christus verzoend en gered moeten worden. Maar wie maakt er haast mee? Dat gebeurt dan als de Geest ons verstand krachtiglijk verlicht. Dan wordt het heel persoonlijk: Jij bent die zondaar! Jij kunt vannacht sterven en wat dan? O, dan gaan de preken niet meer over anderen, maar dan wordt het heel persoonlijk. Ik moet gered worden. Ik moet een genadig God krijgen. Ik moet bekeerd worden. Je gaat het zien, werkelijk zien, wat je eerst dacht goed genoeg te weten. Je gaat ook anders luisteren. Je denkt: Zo heb ik het nog nooit gehoord. Dat klopt. Nu zijn de oren gespitst en nu proef je het en nu bid je onder de prediking mee. Het is niet meer de dominee die zijn visie ten beste geeft, maar je hoort Gods eigen Woord en je beaamt Gods Woord.

 

Je verstaat wat er gepreekt wordt. Je gaat verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn. Je gaat anders denken. Denken vanuit Gods Woord, vanuit Gods geopenbaarde wil. Dat is volgens het Nieuwe Testament bekering. Metanoia. Alles wordt anders. Je gaat met grote belangstelling luisteren naar de prediking. Eerst zat je misschien in de kerk, je hoorde de preek, je zong mee en je dacht: 't Zal allemaal wel waar zijn. Je had eigenlijk helemaal geen inzicht in wat er gelezen, verteld en gezongen werd. Je vond het aardig of niet mooi, te kort of te lang, maar waar het nu precies allemaal om ging, kan je niet na vertellen. Maar alles werd anders. Je was je dat niet direct allemaal bewust, want het proces van waarachtige bekering voltrekt zich niet van de ene op de andere dag. Dat kan natuurlijk wel, maar dan is het heel bijzonder. Paulus is daarvan een voorbeeld. Doorgaans werkt de Heere geleidelijk, via opvoeding, prediking, catechisatie, zondagsschool, bijbelles op school. Het Woord van God raakt je, het gaat branden in je hart als de Schriften worden geopend. Je gaat met onderscheid luisteren. Je let niet meer zozeer op hoe het gebracht wordt, maar meer op wat er gebracht wordt.

 

Je gaat door de verlichting van je verstand niet alleen zien dat God bestaat, dat Hij er is, maar je gaat rekening met Hem houden. Je kunt niet voor Hem bestaan. Je smeekt om bekering. Je krijgt honger naar het Woord, ook al veroordeelt het je. Je gaat graag naar de kerk om Gods stem te horen. Met koorden van liefde word je naar God toe getrokken. Je komt oog in oog met God te staan. Je ziet het gevaar van de brede weg en je worstelt om te komen op de smalle weg, om met God verzoend te worden.

 

Het belangrijkste is: Je gaat Hem ontdekken, de Heere Jezus Christus. Denk eens aan de Emmaüsgangers. Ze zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende? De geopende schriften geven van liefde en verlangen brandende harten. Van lieverlee worden je gedachten gevangen geleid tot de gehoorzaamheid van Christus. Je gaat steeds meer in de Heere Jezus zien. Hij gaat Zich aan je openbaren. Je weet het: Hij is het. In Hem moet ik geborgen zijn om zalig te worden. De dienst van God wordt een liefdedienst voor je. Je krijgt er zin in.

Je krijgt verstand van God en goddelijke zaken.

 

Je verstand wordt verlicht. Of je nu dom bent of knap, je krijgt verstand van de Bijbel. Zo kan het gebeuren dat heel eenvoudige mensen met nauwelijks een lagere schoolopleiding een diep inzicht in de Bijbel krijgen. Dat doet de Heilige Geest. Ze hebben dat inzicht niet op school ontvangen, maar van God. Beschamend soms voor anderen, die veel kennis hebben, maar op dit gebied geen enkel inzicht. En wat zo weldadig aandoet, heel hun hart gaat in liefde uit naar de Heere Jezus. Herkent u dat ook? De nodigingen van de Zaligmaker beginnen je hart open te breken.

 

Daarmee komen we op het tweede: De waarachtige bekering door de Heere omvat

 

1. De opening van het hart

 

Het werk van de Heilige Geest bestaat niet alleen hierin dat Hij ons de inhoud van de prediking doet verstaan; er gebeurt veel meer.

Lees maar mee:

maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is.

De Heilige Geest wederbaart. Hij herschept. Waar? In het binnenste van de mens. Hij gaat inwerken op het meest persoonlijke van de mens. De Heere opent het hart, dat gesloten is. Want hier in ons hart zijn de uitgangen van ons leven. Hoofd en hart moeten hetzelfde zien en ervaren.

 

Om een voorbeeld te noemen: Een jongen kan bijv. weten dat een meisje leuk is om te zien of dat zij niet onbemiddeld is, dat zij handig is in het huishouden, dat zij een goede ontwikkeling heeft, dat zij een wijze blik heeft en noem alles maar op wat we belangrijk kunnen vinden. Maar al weet hij al die dingen, daarom houdt hij nog niet van haar. Dat is een zaak van het hart.

Een flauw voorbeeld, maar het laat even zien dat het niet alleen om het verstand gaat, maar ook om ons hart. Daarom blijft de Geest ook niet steken bij het verstand. Hij opent de luiken van onze ogen, zodat het Evangelielicht binnen kan dringen en wij het Evangelie gaan verstaan, maar de Geest laat dat licht ook doordringen tot in het hart. Hij opent het hart, dat gesloten is. Zo lezen wij dat ook bij Lydia. De Geest opende haar hart, zodat zij acht gaf op hetgeen van Paulus gesproken werd. Het woord van Paulus raakt haar hart. Als de gekruisigde Christus verkondigd wordt, gaat heel haar hart open. Nog nooit heeft ze dit Evangelie gehoord en ze heeft ze het nog nooit zo gehoord. Overal straalt de liefde van God in Christus haar tegemoet.

 

Alles begint met het horen van het Woord. Zo staat het in Handelingen 16. De opening van haar hart begint met echt horen, met de opening van haar oren. Dan wordt het een heilbegerig horen. Het lijkt wel of Paulus alleen voor haar preekt. Hij heeft het precies over de dingen, waar ze mee zit: vrede met God, vergeving van zonden. Antwoord op al haar levensvragen. Niet voor niets had ze God gezocht bij de Joden. Dat heeft haar zeker klandizie gekost. Het Woord zinkt in haar hart. Het grijpt haar geweldig aan. Er gaat kracht vanuit. Doden zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben, zullen leven (Joh. 5: 25). Het Woord wordt door de wederbarende kracht van de Heilige Geest ingedragen in haar hart. Hoe meer Paulus de rijkdom van Christus schilderde, des te meer haar hart daarnaar uitging.

 

En u? Mag u zo wel eens zitten onder het Woord? Dat het een heel persoonlijke zaak wordt. Dan luistert u biddend en heilbegerig als die ene Naam wordt verkondigd. Dan komt er een vonk van Gods liefde in je hart en daardoor wordt de zonde bitter. Je ziet je schuld en tekorten. Hoe krijg ik vrede met God? Je zoekt de enige Troost in leven en sterven.

Je oren gaan open om te horen en je ogen om te zien. Je ziet de heiligheid van God en Zijn oordeel over je zonden, maar ook de heerlijkheid van Jezus Christus. Dat Hij die kloof heeft overbrugd, dat Hij het Offer van de verzoening heeft aangebracht. Hoe komt het dat het allemaal zo anders wordt? Je hart wordt geopend. Van nature is ons hart gesloten voor God en Zijn Woord. De deur zit dicht en Jezus staat buiten ons leven. We hebben God niet lief en de wereld neemt ons helemaal in beslag. Maar wat een verandering, als je hart opengaat!

 

Wie opende haar hart? De Heere Jezus. Door Zijn Heilige Geest. Hij bracht Lydia toe, Hij deed de deur open. Lydia deed de deur niet van slot, maar de Heere. Alles is genade. Zo mocht Lydia zich overgeven aan de Heere Jezus. Ze laat zich dopen. Ze heeft alles voor Hem over. Herkent u het? Je gaat acht geven op het woord. Dat betekent niet alleen dat je goed luistert, maar ook dat je dat woord gelooft, erkent als gezaghebbend in je leven. Het gaat werken, het werkt een waarachtige bekering uit. Godzijdank, want dat is nu het geheim van het ware geloof. Dan wordt het een zaak van ons hart.

 

Het ware geloof omvat èn ons verstand dat verlicht wordt èn ons hart, dat geopend wordt. Hart en wil worden vernieuwd, met andere woorden de gehele persoon. Het zit dan hier vanbinnen. Ons hart wordt geopend. Onze paragraaf zegt zo mooi: Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. Dat harde hart wordt verbroken.

Het is van nature zo hard. Zo hard dat de hel niet verschrikt, hoe ernstig er ook over gesproken wordt. Zo hard dat de hemel niet lokt, hoe heerlijk er ook van getuigd wordt. Zo hard dat er geen liefde tot de Heere is, hoe goed Hij ook is voor ons. We kunnen weten gezondigd te hebben met ons verstand, maar ons hart treurt niet. Kijk, en dat doet nu de Geest. Hij vermurwt dat harde hart, zodat wij de prediking niet alleen gaan verstaan, maar ook met ons hart omhelzen. Je wordt aangeraakt en de boodschap gaat dwars door je heen. Je wordt gevoelig en gewillig, buigzaam, gehoorzaam en teer. Vatbaar voor de indrukken van Gods heiligheid en liefde.

 

De Geest maakt het tot een hartezaak. Hij snijdt de voorhuid van het hart weg. Onze weerstand wordt gebroken. Dat harde, hardnekkige, weerspannige, koude en onaandoenlijke, onbewogen hart gaat warm en levend kloppen. Van schrik bij het zien van Gods oordeel over je zonden, maar ook van vreugde, als de Zaligmaker zich aan jou openbaart als ´de schoonste van alle mensenkinderen´. Dan wordt je hart geopend voor de dierbaarheid van Christus. Je kunt zonder de Heere Jezus niet verder leven. Je krijgt een sterke honger en dorst naar de Gerechtigheid.

 

Het stenen hart wordt weggenomen en een vlezen hart wordt geschonken. Je hart wordt besneden. Ons ja-maar en nee-maar verdwijnt en wij worden leerlingen van Christus. Je hart komt als zaaigrond open te liggen en het Evangelie dringt je leven binnen. Zo maakt de Geest levend. Je gaat amen zeggen op wat God zegt. Je gaat meebidden onder de preek. Je gaat tot God roepen. Je hart gaat naar God uit.

 

Wie kan dat zo maken? Dat kan niemand zelf. Dat kan geen dominee. Nee, dat doet de Geest. Zo leert het Woord dat en zo bevestigt de ervaring dat. Het hart wordt geopend.

 

Tot zover ons tweede aandachtspunt: De opening van het hart.

 

We gaan eerst zingen uit Psalm 26 de verzen 2 en 6.

 

Beproef vrij, van omhoog,

Mijn hart, dat voor Uw oog,

Alwetende, steeds openlag.

Doorzoek mij; toets mijn gangen;

Doorgrond al mijn verlangen,

En stel mijn oogmerk in den dag.

 

Ik was, aan U verpand,

In onschuld mijne hand.

Mijn hart springt in mij op, o HEER’,

Wanneer ik, met Uw scharen,

Verschijn voor Uw altaren,

En U met offergaven eer.

 

2. De vernieuwing van de wil

 

Dit alles is heel ingrijpend. Het betekent een overgang van de dood naar het leven, van de duisternis naar het licht. Onze paragraaf beschrijft dat heel aangrijpend. Lees maar mee in het slot:

In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.

 

De wil wordt vernieuwd. Als je over de wil van de mens spreekt, spreek je over zijn daden, zijn doen en handelen. Vrucht dragen! In onze levenswandel wordt zichtbaar wie we zijn.

Gaat het over ons verduisterde verstand en ons boze hart, dan gaat het over dingen, die lange tijd verborgen kunnen blijven. Om iemands verstand en hart te doorgronden, moet je hem vrij goed kennen, maar iemands wil treedt openlijk aan de dag in zijn daden. Daar krijg je direct mee te maken. De wil brengt daden voort, zoals een boom vruchten. Als de wil wordt vernieuwd komt er een concrete omkeer in je handel en wandel, doordat je wil niet langer meer van God afgekeerd is, maar naar Hem toegewend wordt.

 

Luther gebruikt een mooi voorbeeld voor wat er gebeurt als je wil wordt vernieuwd. Hij zegt: de wil van de in de zonde gevallen mens is als een op hol geslagen paard, dat voortgejaagd wordt door de duivel en draaft naar de afgrond. Maar door de wedergeboorte wordt deze slaafse wil vrijgemaakt. Dan is de wil net als een paard, dat bereden wordt door Christus en geleid door de Geest. Dan ben je gewillig om het rechte spoor van Gods geboden te gaan.

 

De Geest vernieuwt onze wil. Het is met ons zondaren net als met een verslaafde drugsgebruiker. Natuurlijk weten verslaafde jongens en meisjes, mannen en vrouwen dat zij zichzelf verwoesten. Er zijn ook momenten dat zij denken: ‘Ik wil ervanaf.’ Maar ze willen het niet echt vanbinnen.

Natuurlijk willen wij allemaal op zijn tijd wel eens bekeerd worden, maar we willen het niet écht, want als wij het écht zouden willen, dan zouden wij gaan zóeken en álles laten wat onze bekering in de weg staat en juist álles zoeken wat onze bekering mogelijk maakt.

 

Wat doe je eraan? Onze wil kunnen wij niet zelf besturen. Onze wil is te gebonden en te verdorven.

Hebt u dat al eens ontdekt? Persoonlijk en existentieel ontdekt dat het weerbarstige van onze wil de ernst is van onze onwil? Zoals Christus het eens gezegd heeft: Gij hebt niet gewild (Matth. 23: 37). Het zal wat zijn om in de dag der dagen, voor Zijn troon te staan en dan weggeleid te worden en de haren uit je hoofd te trekken: ‘Ik heb de weg geweten, maar ik heb niet gewild!’

Je kunt nu niet zomaar zeggen: ´Maar dan ga ik het nu willen.’ Wij krijgen die wil niet om. Maar wat is het dan een wonder dat nu datgene wat voor ons onmogelijk is, voor de Geest zo eenvoudig is. Roep Hem maar aan: Heilige Geest vernieuw mij! O Geest, u hebt beloofd dat U in mij wonen en werken wil toen ik gedoopt werd! Kom Schepper, Geest!

 

Als de Geest binnen dringt pakt Hij onze wil aan:

In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.

Onbekeerd zijn is geen zaak van onmacht maar van onwil. Wat is bekering? Dat is dat de Geest onze wil gaat vernieuwen. Dat wil niet zeggen dat de Geest die wil een beetje bijstelt. Nee, hij brengt in onze wil wat er nooit was. Vandaar dat de Dordtse Leerregels spreekt over: In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden. Dat is geen overblijfsel van de Roomse ‘gratia infusa gedachte’, de ingestorte genade, maar dat wijst op de besliste en beslissende overmacht van de Geest. De Geest maakt dat wij gaan willen wat God wil. Zeker… alle ware gelovigen belijden dat zij gered zijn ondanks zichzelf, maar geen van hen zal zeggen dat God met hen bezig is tegen hun wil.

Integendeel, de Geest maakt eerst gewillig. Je gaat het zeggen: Ik wil bekeerd worden. Ik wil God dienen. God wil geen volk tegen wil en dank. Nee… de Geest zorgt er voor dat God een zeer gewillig volk heeft op de dag van Zijn heirkracht. Vandaar dat ook Paulus na zijn arrestatie ging vragen: Heere, wat wilt U dat ik doen zal (Hand. 9: 6).

De Geest maakt van vijanden vrienden.

 

Daar gaan wij ons over verwonderen. Het kwade willen wij niet meer en wij verkiezen het goede. De wil was dood. Let erop. Dood is voor ons een toestand, maar dat is de dood niet. De dood is een proces van ontbinding, van verergering. Zo was het. We wilden alleen maar wat de dood was. We wilden het kwade. Maar die wil wordt levend gemaakt en dan willen het Leven.

Wij willen Hem Die de Weg, de Waarheid en het Leven is.

 

De wil wordt goed. Ja, werkelijk waar. Paulus wordt op dat punt vaak verkeerd verstaan, maar Paulus mag wel uitroepen dat hij het goede wil en dat hij het kwade niet wil. Dat betekent niet dat wij kunnen wat wij willen. Integendeel, dat is juist Paulus' klacht: Het goede dat ik wil, doe ik niet. Het kwade dat ik niet wil, dat doe ik (Rom. 7: 19). Dat is het verdriet van het nieuwe leven, dat je zo weer doet wat je niet wil. Vlees en wereld komen erbij en die zijn soms als een stroming die je bootje meesleurt in tegenovergestelde richting.

De Geest vernieuwt en heiligt. Het is zo’n wonder! De Geest trekt door, Hij blijft wonen en werken. Waar merk je dat ook aan? Aan het vervolg: die wederspannig was, wordt gehoorzaam. Daar hebben wij het. We worden gewillig en gehoorzaam om de Heere te dienen en naar Hem te luisteren. We luisteren niet meer naar de satan om hem te gehoorzamen, maar we luisteren naar de Heere. Vandaar dat moeder merkt dat haar jongen anders wordt. Dat een man merkt dat zijn vrouw anders denkt en wil en leeft.

Het leven wordt vernieuwd.

 

Diep geheim van Gods genade! Wat honderd dominees en honderd moeders niet kunnen, dat doet die Geest en dan gaat het niet onder dwang, maar uit vrije wil, d.w.z. uit bevrijde en vernieuwde wil. Wat vroeger bekoren kon, bekoort niet meer en wat wij vroeger pertinent niet wilden is nu onze lust en ons leven. Daarmee trekt de Geest door. Lees de slotzin maar:

Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.

 

De Geest maakt door de oefeningen en de aanvechtingen heen de wil steeds sterker. In de vereniging met Christus trekt de Geest ook vernieuwend door. Er komen goede werken als vruchten aan een boom. Nee… de verkiezing maakt niet lijdelijk en goddeloos, maar gewillig en vruchtbaar. Dat is niet wat de mens dan doet. Let erop, dat de vaderen dat geheel formuleren als het werk van de Geest. Omdat de Geest zo krachtig werkt, daarom is het onmogelijk dat er geen goede werken zouden komen.

 

Welke vruchten brengt onze levensboom dan voort? Zonder wedergeboorte zijn het slechte vruchten. De werken van het vlees zoals overspel, hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke (Gal. 5:19).

Door de vernieuwing van de wedergeboorte gaan er goede vruchten groeien. Ook daarover spreekt Paulus: Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid (Gal. 5: 22). In de wedergeboorte wordt onze hele levenswandel grondig vernieuwd. Als Ezechiël spreekt over het geven van een nieuw hart, zegt hij daarbij dat God zal maken dat we in Zijn inzettingen zullen wandelen en Zijn rechten zullen bewaren en doen.

 

Gemeente, leg uw hart hier nu eens naast. In de wedergeboorte wordt je verstand verlicht, je gaat anders denken over God, jezelf, je naaste en het leven. Je hart wordt geopend voor de dingen van Gods koninkrijk en voor de Koning van het Rijk Jezus Christus. Je wil wordt vernieuwd, zodat je daden grondig veranderen, je hele levenswandel.

En nu de vraag, waar ik mee begon:

Bent u wedergeboren? Heb jij een nieuw hart?

Als je die vraag met ja beantwoordt dan is er met heel je persoonlijkheid iets gebeurd. Je bent niet meer de oude en je wil dat ook nooit meer worden. Je verlangt om door de Heilige Geest van dag tot dag vernieuwd te worden naar het evenbeeld van Christus. Wat een wonder dat God in je leven kwam en dat je nu, als een rank in de wijnstok Christus, door de geloofsverbondenheid met Hem, goede vruchten mag voortbrengen.

Ja, wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.

Amen.

 

Slotzang: Psalm 92:8

 

In hunne grijze dagen

Blijft hunne vreugd gewis;

Zij zullen, groen en fris,

Gewenste vruchten dragen;

Om, met verheugde monden,

Te roemen ’t recht mijns Gods.

In Hem, mijn vaste rots,

Is ’t onrecht nooit gevonden.