Ds. C.G. Vreugdenhil - Johannes 10
16 Een loflied op de Bloedbruidegom (2,8-9)
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 46: 4 | |
Lezen : | Johannes 10: 1 - 18 | |
Zingen : | Psalm 43 1, 3 en 4 | |
Zingen : | Psalm 32: 1 en 6 | |
Zingen : | Psalm 79: 7 |
De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 2, par.8-9:
2-8 Want dit is geweest de gans vrije raad, de genadige wil en het voornemen van God den Vader, dat de levendmakende en zaligmakende kracht van den dierbaren dood Zijns Zoons zich uitstrekken zou tot alle uitverkorenen, om die alleen met het rechtvaardigmakend geloof te begiftigen, en door ditzelve onfeilbaar tot de zaligheid te brengen; dat is: God heeft gewild, dat Christus door het bloed Zijns kruises (waarmede Hij het nieuwe verbond bevestigd heeft), uit alle volken, stammen, geslachten en tongen, diegenen allen, en die alleen, krachtiglijk zou verlossen, die van eeuwigheid tot de zaligheid verkoren, en van den Vader Hem gegeven zijn; hen zou begiftigen met het geloof, hetwelk Hij hun, gelijk ook andere zaligmakende gaven des Heiligen Geestes, door Zijn dood heeft verworven; en hen van al hun zonden, zowel de aangeborene als de werkelijke, zowel na als vóór het geloof begaan, door Zijn bloed zou reinigen, tot het einde toe getrouwelijk bewaren, en ten laatste zonder enige vlek en rimpel heerlijk voor Zich stellen.
2-9 Deze raad, voortkomende uit de eeuwige liefde Gods tot de uitverkorenen, is van den aanbeginne der wereld tot op dezen tegenwoordigen tijd (de poorten der hel zich tevergeefs daartegen stellende) krachtiglijk vervuld geweest, en zal ook voortaan vervuld worden, alzo dat de uitverkorenen te zijner tijd tot één vergaderd zullen worden, en dat er altijd zal zijn een Kerk der gelovigen, gefundeerd in het bloed van Christus, dewelke Hem, haar Zaligmaker, Die voor haar, als een bruidegom voor zijn bruid, aan het kruis Zijn leven overgegeven heeft, standvastiglijk beminne, geduriglijk dienen, en hier en in alle eeuwigheid prijzen.
We zien hier:
Een loflied op de bloedbruidegom
We letten op een drietal gedachten:
1. De Kerk is vrucht op het offer van Christus
2. De Kerk wordt toegebracht door de Heilige Geest
3. De Kerk wordt bewaard tot de zaligheid
1. De Kerk is vrucht op het offer van Christus
Gemeente, jongens en meisjes, de Heere Jezus is de Goede Herder. Dit beeld kennen we allemaal uit onze jonge jaren. Christus is de Goede Herder. De meester op school of moeder thuis vertelde daar zo mooi over. Over het lammetje dat weggelopen was en de herder die het ging opzoeken. De Heere Jezus zorgt als een herder voor de schapen. De schapen horen bij de Herder.
Wie zijn die schapen? Dat zijn allen die Hem liefhebben, Hem kennen en Hem volgen.
Hoor jij, hoort u ook bij die kudde van de Goede Herder? Hoe je dat weet? Wel de Heere Jezus zegt Zelf: Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij (Joh. 10: 27). Zijn stem dat is Zijn Woord, de Bijbel. Dus Zijn stem horen we als we de Bijbel lezen of uit de Bijbel horen voorlezen en als we naar de kerk gaan. Dan hoor je heel graag over de Heere Jezus. Dat Hij zo goed is. Hij is de Goede Herder, de Beste van allemaal. Hij heeft Zijn schapen lief. Hij kent ze in liefde. Dat voel je, dat merk je. Als iemand je liefheeft, dan weet je dat. En ze volgen Mij. Dat wil je: de Heere Jezus volgen, bij Hem blijven, Hem navolgen. Ja, dan is er echt een band tussen Herder en Zijn schapen.
Nu hebben we gelezen dat Jezus zegt: Ik ben de Goede Herder, de goede herder stelt zijn leven voor de schapen. Een huurling vlucht als er een wolf of beer komt. De Goede Herder niet. Die trotseert dat gevaar en vecht voor Zijn schapen. Met gevaar van eigen leven. Desnoods kost het Zijn leven.
Zo is de Heere Jezus, als de Goede Herder, aan het kruis gestorven om Zijn schapen te verlossen uit klauwen van de boze wolf, de duivel. Dan zien we het kruis verrijzen op Golgotha. Hij droeg de straf op de zonde en de toorn van God over de zonde. Zie de Goede Herder eens hangen met Zijn armen gewillig uitgestrekt aan het kruis. Daar gaan de spijkers door Zijn handen. Zijn bloed drupt omlaag. Hij brengt Zichzelf ten offer, buigt Zijn hoofd en geeft de geest. Maar eerst roept Hij uit: Het is volbracht (Joh. 19: 30).
De Goede Herder stelt zijn leven voor Zijn schapen. Dat offer is genoeg tot verzoening van de zonde van de gehele wereld. Maar voor wie gaf nu de Heere Jezus uiteindelijk Zijn leven? Voor Zijn schapen. Dus het was al zeker voor Hem, toen Hij aan het kruis hing, dat er een hele kudde schapen zou zijn? Ja, het was al helemaal zeker, dat Hij niet voor niets zou sterven. Stel je voor dat Hij dat zware offer gebracht zou hebben en dat er niemand in Hem zou geloven. Dat Hij die dure prijs betaalde en dat er helemaal geen kudde schapen zou zijn waarvan Hij kon zeggen: Het zijn Mijn schapen. Gekregen van Mijn Vader, gekocht met Mijn bloed en toegebracht door Mijn Geest.
Dat was nu hetgeen werd ontkend door remonstranten. Die zeiden dat Jezus was gestorven aan het kruis, maar dat Hij nog niet wist voor wie. Het zou zelfs kunnen zijn dat er niet één schaap zou komen en dat er helemaal geen kudde zou zijn. Maar dat is niet volgens de Bijbel, zoals de Dordtse vaderen duidelijk aantonen in par.1 van de ‘Verwerping der dwalingen’ bij dit tweede hoofdstuk.
Daarom hebben onze vaderen par.8 en 9 geformuleerd, tegen de dwaling dat het nog helemaal van de goedwillendheid van de mens zou afhangen of er wel een kudde schapen zou zijn om naar de Herder te luisteren. Daarom zeggen ze dat er zeker een kudde zal zijn voor de Herder. In dat verband staan ook die woorden: dat de kracht van Christus' offer zich uitstrekt tot alle uitverkorenen en dat zij zeker tot het geloof gebracht worden en tot de zaligheid. Daarom belijdt par.9 dat er altijd een kerk van gelovigen zal zijn, gefundeerd in het bloed van Christus.
Om die reden komt hier in het hoofdstuk over de offerdood van Christus opnieuw de verkiezing ter sprake.
Let u toch goed op de plaats waar deze dingen gezegd worden. Namelijk na alles wat er gezegd is over de genoegdoening van Christus, nadat er gesproken is over de verkondiging van het Evangelie aan alle mensen, zonder onderscheid. Nadat beleden is, dat God Zijn kerk vergadert door middel van de onvoorwaardelijke prediking van Gods beloften. Als een troost tegenover de leer van de remonstranten dat er nog niets vaststaat van de kudde schapen, belijden onze vaderen hier de diepste bron van de kerk: de verkiezing, die van eeuwigheid vaststaat. Christus wist dat er zeker vrucht zou zijn op Zijn kruisdood. Hij stierf in de zekerheid dat ze uit alle geslachten, talen en natiën zouden komen.
De Goede Herder stelt Zijn leven voor Zijn schapen en niet zomaar in de hoop dat het wat zal opleveren.
Er zal altijd een kerk van ware gelovigen zijn, er zal altijd een lichaam van Christus zijn in deze wereld. Koning Jezus zal nooit zonder onderdanen zijn. Wat is nu het geheim van de kerk? De Dordtse Leerregels zeggen hier: het welbehagen van God, dat geopenbaard wordt in de kracht van Jezus' bloed. Hier klinkt een loflied over een Bruidegom, Die Zijn leven aan het kruis gaf voor Zijn bruid.
Laat dus uw haren niet direct overeind gaan staan als u hoort over de uitverkorenen en die alleen. Zie je wel! Als je dus niet! Nee, dit is geen inperking en een dreigement in de zin van: verbeeld u maar niets, het is alleen voor de uitverkorenen.
Nee, het is tegen de remonstranten die zeiden: Het ligt nog helemaal open wie tot de schapen van de kudde behoren. Dat hangt ook samen met de gedachte van de remonstranten dat er afval der heiligen mogelijk was. Nee, die hele ontelbare schare uit alle geslachten is uitverkoren. Van hen allen heeft God besloten dat Christus hen zalig maakt.
Geloof me gemeente, de Dordtse Leerregels bedoelen dit niet beperkend en beklemmend en benauwend. Nee, zij laten de doorgaande lijn zien; die loopt vanuit de eeuwige raad, via de verwerving van het heil door Christus en de toepassing van het heil door de Heilige Geest naar de eeuwige heerlijkheid. Het is een loflied op God, Die niet laat varen het werk van Zijn handen. Zou Hij het heil door Christus laten verwerven en het dan door zijn Geest niet toepassen? Jezus is geen halve Zaligmaker. Ten aanzien van het heilsplan van God kan niemand meer een kink in de kabel leggen.
Gode zij dank!
Zo hangen de paragrafen die vandaag aan de beurt zijn heel direct samen met de visie van de remonstranten. Om de vrije keus totaal bij de mens te kunnen leggen, leerden de remonstranten dat God besloten had dat Christus zou sterven maar zonder te besluiten dat dit Offer werkelijk voor bepaalde mensen gebracht werd. Dat is een heel logische consequentie als je de zaligheid afhankelijk maakt van het kiezen van de mens. Als God de mens werkelijk de volle ruimte geeft om ja of nee te zeggen tegen de zaligheid, dan moet er bij God helemaal niets besloten zijn.
Zo wordt het ook door allerlei evangelische bewegingen en groepen geleerd. Er is geen uitverkiezing. De mens moet en kan zelf kiezen.
Ergens is ‘zelf kiezen’ op het eerste gehoor best aantrekkelijk. Wij krijgen de volle ruimte. Er is geen verkiezing en dus ook geen verwerping. Je besluit gewoon zelf. Maar kunnen wij daar wel zo blij mee zijn? Als we nu eens even doordenken, wat dat betekent? Dat God besloten heeft Zijn Zoon te geven zonder te besluiten dat het offer van Christus ook werkelijk gevallen mensen ten goede zou komen. Het was theoretisch dus ook mogelijk dat Christus' offer zonder vrucht gebleven zou zijn. Een Goede Herder, zonder schapen. Als God niet besloten had dat het offer van Christus daadwerkelijk vrucht zal dragen, dan was het kruis een geschiedenis geweest met een open einde.
U voelt: dat spreekt de Bijbel overal tegen. Christus zou Zich gegeven hebben zonder werkelijk Zich ervan bewust te zijn dat Hij bezig was te lijden en te sterven voor Zijn schapen, die schare die niemand tellen kan. Christus zou alleen de mogelijkheid voor God verworven hebben om mensen die besluiten te gaan geloven, genadig te kunnen zijn. Dit doet geen recht aan het spreken van de Schrift. Het doet ook geen recht aan het feit dat alle ware gelovigen moeten belijden dat zij hun verlossing enkel en alleen aan de Heere te danken hebben. Dat God Zelf hun hart moest verbreken en hun wil moest vernieuwen om te willen wat God wil.
De leer van de remonstranten is alleen muziek voor mensen die heel oppervlakkig denken over zichzelf. Wie werkelijk eerlijk is, weet dat wij ons eigen hart niet ten hemel kunnen opheffen. We weten dat we geloven moeten, maar toch zijn wij niet bij machte om ons hart te vervullen met liefde tot God en het ware geloof in Christus. Integendeel, je komt erachter hoe weerbarstig en onbekeerlijk je hart is. Wat is het dan een zegen dat de Gereformeerde leer voluit Bijbels is.
Ik hoef niet te preken dat God wil kiezen voor mensen die voor Hem gekozen hebben en die dat ook consequent vol weten te houden, maar wel dat de Heere zondaren die honderd procent zondaar zijn uit hun diepe val en verlorenheid opraapt. Ik zou ze nu naar voren kunnen roepen die een getuigenis kunnen afleggen, niet van hun eigen kiezen voor Jezus, maar van het wonder dat de Heere naar hen heeft omgezien. Dat wonder wordt steeds groter als wij vanuit de Schrift mogen horen dat God dat al van eeuwigheid van plan was.
Par.8 moeten wij zorgvuldig lezen tegen de achtergrond van de gedachte van het open einde van de remonstranten. In dat verband en zonder te gaan redeneren. We moeten met twee woorden spreken. De dood van Christus is vanwege de goddelijke waarde voldoende, al was het voor tien werelden. Van hieruit mag en moet zelfs het Evangelie verkondigd worden aan alle schepselen. Dat is Christus' eigen bevel. Bekeert u en gelooft het Evangelie (Mark. 1: 15). Het geloof rust niet op de wetenschap van het uitverkoren zijn, maar enkel op Gods genadige belofte. Wij hebben alleen te maken met de verkondiging van het Evangelie en daar zullen wij naar geoordeeld worden. Wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden (Mark. 16: 16).
Maar anderzijds was het voor God en Christus op Golgotha geen spannende vraag of de dood van Christus wel echt voor mensen tot zegen zou zijn. Integendeel, God heeft niet alleen besloten Zijn Zoon te geven, opdat Zijn dood werkelijk tot verlossing zou zijn. Gode zij dank, want als de Heere het op de wijze van de remonstranten aan ons, mensen, overgelaten zou hebben, zou er niemand zalig worden. Wie verlangt er om God te dienen? Wie van ons kan in eigen hart de onberouwelijke keus leggen? Nee, als God niet een schare, die niemand tellen kan had uitverkoren dan zou de Goede Herder geen kudde schapen gehad hebben. God laat niet toe dat het bloed van Christus tevergeefs is gestort. Hij behoefde niet af te wachten of er wel mensen zouden gaan geloven.
De remonstranten zien dat geloof in Christus, die gehoorzaamheid van het geloof, als een voorwaarde om tot genade te komen. Het volbrengen van die voorwaarde is helemaal afhankelijk van je vrije wil. Gelukkig, volgens hen, dat God daarbij ook genoegen neemt met een onvolmaakt geloof en dat Hij die onvolmaakte geloofsgehoorzaamheid wil belonen met het eeuwige leven.
Wat gebeurt hier? Het onvolmaakte geloof, dat een werk van de mens is, wordt de grond van de vergeving van zonden en het fundament van de zaligheid. Wat een wankele basis! De Bijbel leert het anders: Er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven (Hand. 13: 48). Gode zij dank! Het geloof is een gave van de verkiezende God. We worden voor het geloof niet teruggeworpen op onszelf. Nee, zalig worden is voor honderd procent genade.
Let op, het geheim is dus niet dat God besloten heeft bepaalde mensen niet te redden. Daarvoor behoefde God niets te besluiten. Als God niets besloten had, zouden alle mensen verloren zijn gegaan. Het is genade dat God besloten heeft om verloren mensen te redden en dat Hij ook besloten heeft wie Hij zal redden. Dat moeten wij belijden tegenover de remonstrantse visie. Dit besluit van God noemen onze vaderen in par. 8: de ganse vrije raad, de genadige wil en het voornemen Gods des Vaders. Wat een genade! Gods wil is vol van genade. God verkiest mensen, die naar Hem niet zouden omzien.
Hier zeggen allen die tot het geloof gekomen zijn amen op.
Ons geloof is niet onze verdienste. Nee, dat is enkel en alleen te herleiden tot Gods genadige wil.
Tot zover ons eerste aandachtspunt over de kerk als vrucht op het offer van Christus.
We gaan nu letten op onze tweede gedachte:
2. De Kerk wordt toegebracht door de Heilige Geest
De Kerk is de vrucht op het werk van Christus. De Goede Herder gaf Zijn leven voor Zijn schapen. God heeft Christus niet alleen vrucht gegarandeerd, maar ook Hem de volmacht gegeven die vrucht volledig binnen te halen. Dat doet Hij door de verkondiging van het Evangelie waarin de Heilige Geest meekomt en zondaarsharten opent en vernieuwt. Par.5 sprak over alle volken en mensen, tot welke God naar zijn welbehagen zijn Evangelie zendt.
Dat komt hier bij het toebrengen van de kerk weer terug: uit alle volken, stammen, geslachten en tongen. O, wat zal dat een schare zijn! Mensen uit China, uit Australië, Iryan Jaya, uit Afrika, uit India, uit Sri Lanka, uit de verenigde Staten, uit Israël, uit Portugal, uit Siberië, uit Holland en noem maar op. Dat gaat langs wonderlijke wegen. Door zendelingen die uitgezonden zijn. Door eenvoudige verpleegsters die uitgegaan zijn. Door adoptie. Ze zullen allen in verwondering zingen van het geheim dat en hoe Christus hen verlost heeft. De één is door het huwelijk toegebracht, een ander is aan moeders of oma's hand tot Jezus geleid.
Maar hoe zij ook verlost zijn, zij zullen allen roemen in Christus alleen.
Daarom is het zo zeker dat die schare er op de nieuwe aarde zijn zal. God heeft niet besloten dat Christus zou zorgen voor het offer en dat de mensen het dan maar bekijken zouden. Nee, de Heere heeft, met eerbied gezegd, alles in Zijn eigen hand gehouden, alles in handen van Christus gelegd. De Vader heeft Zijn Zoon een volkomen opdracht gegeven en daarom is het zeker dat Zijn offer niet tevergeefs is. God heeft besloten dat allen die Hij van eeuwigheid heeft liefgehad, zeker zalig zullen worden. Die zal Hij, zegt par.8c: begiftigen met het geloof en door Zijn bloed reinigen.
Hoe brengt de Goede Herder zijn schapen toe? De Heilige Geest wordt hier genoemd. Die schenkt het geloof dat met Christus verenigt en waardoor wij van de zonde worden gereinigd. Dat wijst op rechtvaardiging en heiliging. Wie Christus door een waar geloof omhelst, heeft in Hem vergeving van zonden. Als de Geest, op grond van het bloed van Christus, u in levende relatie brengt met Christus, ziet u in Hem uw schuld wegsmelten als sneeuw voor de zon. Maar dan wil je ook heilig voor de Heere leven. Door de reinigende kracht van de Geest ga je strijden tegen je boze natuur. De schapen, die God van eeuwigheid aan Christus heeft gegeven om te verlossen, worden door het geloof als een werk van de Heilige Geest Zijn eigendom, zodat Hij zeggen kan: Mijn schapen. En ze gaan Hem volgen. Dat is de heiliging.
Zo brengt Christus zijn kerk toe. Zijn schapen.
Gemeente, wat een schitterend beeld gebruikt de Heere Jezus voor dat ‘toegebracht worden tot de Kerk’ in de Schriftlezing. Hij zegt: Ik ben de Deur, indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden. Die oosterse schaapskooi was een ommuurde ruimte in de open lucht. In de deuropening zat de deurwachter, de Herder zelf. Een levende deur. Zo kan Hij zeggen: ‘Wie door Mij ingaat is binnen, is behouden.’ Is dat geen groot wonder, dat er een Deur is? Van nature staan we buiten, onmogelijk om tot God te komen. Die toegang tot God en Zijn Rijk heeft Christus geopend. Daarover gingen de vorige paragrafen: het offer van Christus als genoegdoening voor onze zonden.
Dat heeft Hem alles gekost: de hemel moeten verlaten en aan het kruis moeten sterven.
Nu nodigt Hij: Kom tot Mij, geloof in Mij.
Ik ben de Deur. De grootste van de zondaren mag door die deur naar binnen. Gemeente, Hij is De Deur, de enige om in de schaapskooi van de Kerk te komen. Ik ben de Deur. De zaligheid is in geen Ander (Hand. 4: 12). Onze deuren zijn van hout of staal, deze deur is een Persoon, een levende Deur.
Is Hij dat ook voor u?
Een levend Persoon, een dierbare nodigende Zaligmaker. Hij ziet u aankomen. Hij trekt door Zijn liefde. Niemand kan binnengaan zonder Hem te spreken. Hij laat u binnen. Hij leeft! De Herder is de Deur. Hij laat ze door, Hij waakt over hen en raakt ze aan met de staf van het Woord.
Kent u die aanraking. Is de Herder alles voor u geworden?
Jezus zegt: Wie door Mij ingaat, zal behouden worden. Het is dus niet genoeg als u weet dat Hij de Deur is, u moet door Hem ingaan. Wie doet dat? Degene, die ontdekt dat hij buiten staat. Bent u dat? Roept u: ‘O, God, ik heb gezondigd. Hoe kan ik zalig worden?’ Hoor: Gelooft in Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden (Hand. 16: 31).
Door Hem ingaan betekent: geloven in Hem, Die door de Vader in de wereld gezonden is. Op Hem vertrouwen. Je aan Hem overgeven. Zijn Offer aanvaarden.
Buiten Hem en de schaapskooi bent u verloren. In Hem bent u behouden. Dat ingaan door die Deur leidt tot vrede met God, gemeenschap, zaligheid. Dat is niet een zaak van je verstand, vooral van je hart. Hij is de Deur. Zijn offer is algenoegzaam. U hongert en dorst. U staat als het ware op de drempel. Zijn staf raakt je aan en Zijn stem brengt je in vervoering. Zijn liefde trekt. De Heilige Geest overweldigt met kracht en haalt u over om tot Jezus te vluchten en op Hem te vertrouwen. U kunt die Goede Herder niet meer missen.
U ziet Hem hangen aan het kruis om Zijn leven te geven voor Zijn schapen. De Geest haalt u over om te geloven: Ook voor mij!
Wat een vrede! Wat een reiniging van je zonden door de overgave aan Christus. Je bent ingegaan in de schaapskooi. Levend lid van Christus' Kerk. Er is verzoening, gerechtigheid en eeuwig leven.
Je bent behouden van de schuld van de zonde:
welzalig hij wiens zonden zijn vergeven.
Gered van de toorn van God:
Ik zal niet meer op u toornen, noch u schelden (Jes. 54: 9).
Bevrijd van de macht van de zonde. Die macht is dan gebroken door de reinigende en heiligende kracht van Jezus’ bloed.
Tot zover ons tweede aandachtspunt over de Heilige Geest, Die de kerk toebrengt.
We letten nog op onze derde gedachte, maar we zingen eerst Psalm 32:1 en 6.
Welzalig hij wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven;
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor ’t heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens wien ’t mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die, in ’t vroom en ongeveinsd gemoed,
Geen snood bedrog, maar blank’ oprechtheid voedt.
Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken,
Verheugd in God, naar waarde nooit te danken.
Zingt vrolijk; roemt Zijn deugden t’ allen tijd,
Gij die oprecht van hart en wandel zijt.
3. De Kerk wordt bewaard tot de zaligheid
Lees par.9:
Deze raad, voortkomende uit de eeuwige liefde Gods tot de uitverkorenen, is van den aanbeginne der wereld tot op dezen tegenwoordigen tijd (de poorten der hel zich tevergeefs daartegen stellende) krachtiglijk vervuld geweest, en zal ook voortaan vervuld worden, alzo dat de uitverkorenen te zijner tijd tot één vergaderd zullen worden, en dat er altijd zal zijn een Kerk der gelovigen, gefundeerd in het bloed van Christus, dewelke Hem, haar Zaligmaker, Die voor haar, als een bruidegom voor zijn bruid, aan het kruis Zijn leven overgegeven heeft, standvastiglijk beminne, geduriglijk dienen, en hier en in alle eeuwigheid prijzen.
Ziet u gemeente, dat het hier om een loflied gaat? Er zal altijd een Kerk van gelovigen zijn. Gods Kerk gaat een zekere overwinning tegemoet. Christus brengt met vaste hand Zijn Kerk tot de zaligheid. Hij bewaart Zijn schapen tot het einde toe. De poorten van de hel zullen Zijn Gemeente niet overweldigen. De Goede Herder is de Bruidegom en Zijn schapen vormen de bruid. Een bruid die haar Bruidegom liefheeft, dient en prijst tot in alle eeuwigheid.
Als God op de dag van Christus’ heerlijkheid de schare telt op de nieuwe aarde dan zal er niet één gemist worden, ondanks het woeden van de hel. Niet één die struikelde, blijkt verongelukt. Niet één die vreesde om te komen, blijkt buiten te zijn. Zij zullen er allen zijn de kleinen en de groten. Ze zijn er, uit welk volk dan ook.
O, machtig wonder: Hij Die een goed werk in u begonnen is, zal het voleindigen tot op de dag van Christus (Fil. 1: 6).
We hebben het wel verdiend dat God er een punt achter zet, vanwege al onze afdwalingen, vanwege ons kleingeloof en vanwege ons ongeloof. Maar het kán niet. Gods wil is in het geding. Christus' overwinning is in het geding. Het is het enge van de remonstrantse leer dat je zelf moet beginnen en je zelf moet volhouden. Wij hebben echter een Koning Die het werk begint en Die het voltooit. Hij bewaart Zijn Kerk en Hij brengt ze onfeilbaar tot de zaligheid. Dat zegt de Heere Jezus Zelf zo diep vertroostend als het gaat over zijn schapen in Johannes 10:28: En zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.
Christus bewaart zijn Kerk tot de zaligheid. Hij schenkt ze niet alleen het eeuwige leven, maar bewaart ze ook bij de verkregen verlossing. Dat kostte wel het leven van de Herder. De veiligheid van de schapen kostte de vogelvrijverklaring van de Herder. Zijn handen en voeten zijn doorboord opdat niemand de schapen meer uit Zijn hand zou kunnen losrukken.
Ze zullen niet verloren gaan in eeuwigheid. Wat een wonder! Als je naar jezelf kijkt en naar je zonden en ontrouw zou je denken: Zo gaat het niet goed, ik val terug, ik ga toch nog verloren. Maar de Herder houdt Zijn schapen vast. Hij stelde Zijn leven voor Zijn schapen. Daarom is er geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn (Rom. 8: 1). Ondanks de poorten der hel, die zich tegen je stellen.
Er kunnen zware beproevingen komen in uw leven: ziekte, pijn, verdriet. Maar voor degenen, die God liefhebben, moeten alle dingen medewerken ten goede (Rom. 8: 28). Verliezen kunnen ons treffen, vrienden kunnen je verlaten, je familie kan je laten vallen. Je bezittingen, je zaak, je werk kunnen je ontnomen worden. Maar ze zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid. De erfenis wordt bewaard. God bewaart zijn kinderen voor de erfenis. Zware aanvallen van satan kunnen zich op de schapen richten, somtijds uit zwakheid kunnen ze in zonde vallen, maar ze zullen niet verloren gaan.
De zaligheid ligt vast vanuit de eeuwige raad tot in het eeuwige rijk.
Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk (Rom. 11: 29).
De voorbede van Christus kan nooit meer krachteloos gemaakt worden en de verzegeling van de Heilige Geest niet vernietigd. Weet u waarom niet? Dan moet u kijken naar de twee doornagelde handen van de Herder. Christus zegt: Niemand zal ze uit Mijn hand rukken. De kerk is gefundeerd in het bloed van Christus.
Die bruidsschat betaalde de Bruidegom voor Zijn bruid.
Misschien wordt u aangevochten en bent u niet zo zeker van uw verkiezing. Hoe dieper u graaft in uw hart, hoe moeilijker het voor u wordt om te geloven dat u bij de kudde hoort. U ontdekt bij uzelf meer vodden dan bruiloftsklederen. ‘Is mijn geloof wel echt? Hoe word ik daar toch ooit zeker van?’ Luister, aangevochten en bestreden schaap, u moet naar de Herder kijken. Hij zegt: Niemand zal ze uit mijn hand rukken. Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd (Jes. 49: 16). Die handen zijn nu zegenend uitgebreid voor het aangezicht van de Vader.
Verwonde handen, overwinnende handen, machtige en beschermende handen want Hij is opgestaan.
Niemand rukt zijn schapen daaruit los. Daarbij zegt Jezus ook nog: en niemand kan ze rukken uit de hand mijns Vaders. Wat God in Zijn verkiezende liefde vastgreep, dat houdt Hij eeuwig vast. De duivel rukt en trekt op alle mogelijke manieren aan de schapen. Onze zonden en ons ongeloof ontnemen ons soms het zicht op die handen. Moeheid en depressie kunnen als een mistige sluier over je ziel hangen. Dan kan het donker worden in je hart. Een nachthemel zonder sterren. Je denkt: Nu zal Hij me wel loslaten. Verdiend. Maar daar in de hemel zijn twee opgeheven handen voor de Vader.
Niemand zal ze uit Mijn hand rukken.’
Gelukkige schapen, die zo'n Herder hebben. Hij heeft Zijn schapen niet alleen in het oog, maar ook in Zijn hart en ook in Zijn hand. Die hand laat nooit meer los. De Heer' is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk voor mij volenden. Verlaat niet wat uw hand begon, o Levensbron, wil bijstand zenden. Hij brengt zijn kerk onfeilbaar tot de zaligheid.
Dat is geen reden tot zorgeloosheid, maar juist tot een ernstige ijver om voor Hem te leven. Als je zien mag wie de Herder voor zijn schapen is, hoe moeten de schapen dan toch voor de Herder zijn. Het staat er zo mooi in het slot van par.9 dat de Kerk altijd haar
Zaligmaker standvastig bemint, gedurig dient, en hier en in alle eeuwigheid prijst.
De Bruidegom gaf Zijn leven aan het kruis. Wat een liefde! Paulus schrijft, met tranen in de ogen: Die mij liefgehad heeft en Zijn leven voor mij overgegeven heeft. Wie iets van die diepe zondaarsliefde van Heere Jezus mag zien, weet zich voor eeuwig, in dankbare wederliefde verbonden aan de hemelse Bruidegom.
Toets uzelf maar aan die drie kenmerken waar par.9 mee eindigt.
Het eerste: Hem standvastig beminnen.
Niet in een opwelling, in een enthousiaste bui, als er gevraagd wordt om nu te kiezen voor Jezus, meelopen naar voren, maar: standvastig, echt, diep, weloverwogen uit wederliefde vanuit het zicht op de liefde van Christus, als een levenshouding.
Dan ook dat tweede: Hem gedurig dienen.
Jezus sprak: Die Mijn geboden heeft en dezelve bewaart, die is het die Mij liefheeft. Uit Hem leven en voor Hem leven. Getuigen van Hem en bezig zijn voor Hem. Wat een vreugde geeft dat. Als een bruid bezig is voor de bruidegom, die ze liefheeft, is dat echt een liefdedienst
.
Kun je de Heere ook dienen als je jong bent? Jazeker, Hij ziet niet liever.
Mijn zoon, mijn dochter geef Mij je hart (Spr. 23: 26).
En dan het derde: Hem hier en in alle eeuwigheid prijzen.
Dat begint dus hier al. Hem prijzen in je gebed, in je woorden, in je leven, daden, in je lied. Aanbidding. Wat staan er ook mooie lofliederen in Bijbel. Zing ze maar, jongeren en ouderen. De Heere wil daarin meekomen en je hart erdoor aanraken en meenemen naar Hem toe. Hem prijzen, hier en in alle eeuwigheid. Op verhoogde toon, volmaakt, naar de lust van je hart. Uit dank voor die grote verlossing, die Hij teweeggebracht heeft.
Zo zullen wij, de schapen uwer weiden, in eeuwigheid uw lof uw roem verbreiden, en zingen van geslachten tot geslachten uw trouw, uw roem, Uw onverwinbre krachten.
Amen.
Slotzang: Psalm 79:7
Zo zullen wij, de schapen Uwer weiden,
In eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden,
En zingen van geslachten tot geslachten
Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinb’re krachten.
Hem, Die alleen mij bij kon staan.