Ds. C.G. Vreugdenhil - 1 Johannes 1
Onderwerp
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 31: 15 en 17 | |
Lezen : | 1 Johannes 1 - 2: 2 | |
Zingen : | Psalm 95: 1, 3 en 4 | |
Zingen : | Psalm 5: 7, 8 en 11 | |
Zingen : | Psalm 32: 6 |
De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 2, par.3-4:
2-3 Deze dood van den Zone Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld.
2-4 En deze dood is daarom van zo grote kracht en waardigheid, omdat de Persoon, Die dien geleden heeft, niet alleen een waarachtig en volkomen heilig mens is, maar ook de eniggeboren Zone Gods, van éénzelfde eeuwig en oneindig wezen met den Vader en den Heiligen Geest, zodanig als onze Zaligmaker wezen moest. Daarenboven, omdat Zijn dood is vergezelschapt geweest met het gevoel van den toorn Gods en van den vloek, dien wij door onze zonden verdiend hadden.
De kracht en de waarde van Christus’ offer
We merken op:
1. Dat Christus’ offer oneindige waarde heeft.
2. Op welke manier Christus’ offer oneindige waarde heeft.
3. Waarom Christus’ offer oneindige waarde heeft.
1. Dat Christus’ offer oneindige waarde heeft.
Gemeente, jongens en meisjes, wat kun je in het voorjaar prachtige zonnige dagen hebben. Heerlijke koesterende warmte. De natuur bot uit en bloeit. Vogels zingen en maken hun nesten.
De zon. Stel je voor dat er geen zon was. Wat zou het donker om ons heen zijn. Benauwd, angstig. Hebben jullie allemaal de zon zien schijnen? Wat moet het toch erg zijn als je blind bent! Dan zie je de zon niet. Duisternis. De zon geeft genoeg licht om alle mensen te verlichten, maar het licht komt alleen ten goede aan degenen, die kunnen zien en niet aan de blinden.
Moet je horen. De Heere Jezus is de Zon der Gerechtigheid. Die schijnt heerlijk en helder in de Bijbel. Maar Zijn offer aan het kruis tot vergeving van zonden en verzoening met God, komt alleen ten goede aan degenen, die zien, die door het geloof op Hem zien. Niet aan degenen, die geestelijk blind zijn, die niet geloven, die de Heere Jezus niet nodig hebben.
Niemand kan tegen jou of u zeggen: ‘De zon en het zonlicht zijn voor u niet bedoeld.’ Zo is het ook met de genade van de verzoening. In de prediking van het Woord mag ik tegen niemand zeggen: ‘Zeg, luister eens, het is voor jou niet echt bedoeld.’ Christus wordt in het Evangelie aan u allemaal aangeboden. Wie ontvangen vergeving? Alleen degenen, die met hun zonden tot Hem komen en in Hem geloven. Maar er is bij Hem voldoende genade voor u allemaal, voor alle mensen, voor de hele wereld.
Daarover gaat het nu in de preek, over ‘de algenoegzaamheid van Christus' verdiensten’.
Het rijke en ruime aanbod van genade.
De gewilligheid van Christus.
Dat Hij zijn Zaligmakersarmen tot ons heeft uitgebreid en eenieder, die onder het Woord zit, hartelijk nodigt om tot Hem te komen.
Het is al zo vaak gebleken, dat juist de prediking harten vertedert, verbreekt en vernedert.
Maar dat is iets anders dan dat je zegt dat de Heere Jezus voor alle mensen, hoofd voor hoofd, gestorven is, dat alle zonden van alle mensen verzoend zijn. Als dat waar zou zijn, zijn er nu heel veel mensen, die wel allemaal met God verzoend zijn, in de hel. Dan zou de Heere Jezus voor al hun zonden volkomen betaald hebben, maar omdat ze niet geloofden zijn ze verloren gegaan. Dan is Hij maar een machteloze Zaligmaker. Hij betaalde alles, maar ja, velen wilden niet en toen ging het niet door.
Over deze dingen gaat het vandaag: de kracht en de waarde van Jezus' offer, over het verschil tussen de algemene verzoening en de algenoegzaamheid van Christus' verdiensten. Als par.3 zegt dat het offer van Christus overvloedig genoegzaam is voor de zonde van de hele wereld, legt onze belijdenis de schuld bij de mens als hij verloren gaat. We zijn geen robots, we zijn verantwoordelijk. Straks zal par.5 zeggen dat dit rijke Evangelie wordt verkondigd en voorgesteld met bevel van bekering en geloof. In die weg krijgt het verzoeningswerk van Christus zijn beslag.
Je ziet dan ook dat de verzoening niet algemeen is, niet hoofd voor hoofd, maar persoonlijk, particulier.
Ik wil beginnen met nog even de lijn op te halen van art 2. Toen ging het over een Borg, de Heere Jezus als Borg. Het voorbeeld van Juda, dat ik toen heb genoemd, weet u nog. Juda, die borg stond voor zijn kleinere broer Benjamin. Hij ging in zijn plaats staan, wilde voor hem de straf dragen. Evenzo gaf God Zijn eigen lieve Zoon Jezus Christus als een Borg voor onze zonden. In Zijn rechtvaardigheid eiste God dat de zonde gestraft werd en in Zijn barmhartigheid gaf Hij Christus tot een Borg om de vloek op de overtreding van de wet te dragen.
Zo ging het in de vorige paragraaf over Gods gerechtigheid die voldoening eist en ook over Gods barmhartigheid die de voldoening schenkt. Laat ik dit met een eenvoudig voorbeeld nog eens verduidelijken. Er was eens een rechter in Engeland die zijn eigen zoon vanwege een niet gering misdrijf moest berechten. Als hij zijn vaderlijke liefde voorop liet gaan en de straf daardoor zou matigen, dan zou iedereen er schande van spreken en mogelijk de uitspraak in hoger beroep aanvechten. De rechter zou ook bij volgende strafzaken boter op zijn hoofd hebben en altijd met deze rechtspraak klemgezet kunnen worden. Velen waren aanwezig. Zou alles eerlijk gaan?
Wat gebeurde? De vader droeg niet tevergeefs zijn toga. Hij sprak als rechter. Hij eiste een boete die geheel in overeenstemming was met de misdaad. Zo was het recht gehandhaafd en dat tot eer van de rechterlijke macht en tot heil van het volk. Maar wat deed de rechter toen hij de zitting afgesloten had? Hij deed zijn toga uit en ging als vader naar zijn zoon en overhandigde hem het grote bedrag dat zijn zoon moest betalen. Niemand kon hier iets van zeggen. Integendeel, zijn optreden dwong groot respect af, want, door van de rechtvaardige straf niets af te doen, strafte hij zichzelf.
Hij had zichzelf een rechtvaardige en betrouwbare rechter betoond en tegelijk had hij laten zien dat hij een liefhebbende vader was. Wel, ik hoef dit verder niet toe te passen. Het is een eenvoudig voorbeeld. Door de rechtvaardige straf en boete niet te laten vallen, heeft God Zelf de straf op Zich genomen omdat Hij al van eeuwigheid had besloten Zijn Zoon tot een Borg te geven.
Zo schitteren Gods gerechtigheid en Gods barmhartigheid in volmaakte harmonie.
God, de beledigde Partij, baant Zelf de weg van de verzoening. Hij wordt niet alleen verzoend, maar de verzoening gaat ook van Hem uit. De verzoening komt op vanuit Zijn eeuwig heilsplan, vanuit Zijn Vrederaad. Vanuit die door Christus aangebrachte verzoening komt God in de prediking tot ons met de oproep: Laat u met God verzoenen (2 Kor. 5: 20). Jezus' offer heeft een oneindige kracht en waarde.
Zo staan de Leerregels in par.3 en 4 stil bij de vraag welke waarde het offer van Christus heeft. Daar geven zij helder antwoord op. Lees maar mee in par.3:
Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de ganse wereld.
Voordat de vaderen zeggen dat Christus' offer overvloediglijk genoegzaam is tot verzoening van de zonden van de gehele wereld, stellen zij eerst nog met nadruk:
Deze dood des Zoons Gods is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden.
In deze enkele woorden stellen zij twee dingen aan de orde met betrekking tot Christus' offer. In de eerste plaats dat Zijn dood het enige offer is en in de tweede plaats dat Christus' dood het volmaakte offer is.
Het enige offer
In het Oude Testament zijn heel wat offers te vinden. De Hebreeënbrief laat echter zien dat deze offers in zichzelf geen verzoenende waarde hadden. Het dierenbloed zelf kon geen schuld wegnemen. Let wel, de offers hadden wel waarde, namelijk verwijzende waarde naar het geheim van het Lam Gods. Dat werd trouwens door de vromen in het Oude Testament ook zo beleefd. Denk maar aan Psalm 40, waar de dichter zingt: Brandoffers, noch offer voor de schuld, voldeden aan Uw eis noch eer.
Er is maar één offer dat werkelijk verzoent en dat is de dood van Jezus Christus. Daarom kan Christus zeggen dat niemand tot de Vader komt dan door Hem. Buiten Hem is er geen weg tot God. Buiten Hem kunnen wij voor God niet bestaan. Hij is de enige Zaligmaker. Een andere is er niet. Niet onze werken, vroomheid, godsdienstigheid of goede wil. Jezus alleen. De zaligheid is in geen ander, onder de hemel is geen andere Naam, die onder de mensen gegeven is, door welke we moeten zalig worden (Hand. 4:12).
Christus' offer is ook het volmaakte offer.
Het offer van Christus is perfect. Er kan, er hoeft, er mag niets aan toegevoegd worden. Dat is ook onmogelijk en te denken dat het wèl moet is beledigend. Dan zetten wij een vraagteken bij Christus' eigen uitroep: Het is volbracht (Joh. 19: 30). Deze verklaring van Christus heeft God bevestigd door het voorhangsel van de tempel te scheuren en door Zijn Zoon op de derde dag op te wekken tot onze rechtvaardiging.
In de Hebreeënbrief lezen we dat Christus door Zijn eigen bloed een eeuwige verlossing teweeggebracht heeft (Hebr. 9:12) en dat Hij met één offerande in eeuwigheid volmaakt heeft degenen, die geheiligd worden (Hebr. 10,14). Christus' offer is volmaakt. Dat betekent ook dat alles wat aan de mens wordt toegeschreven als noodzakelijke voorwaarde of aanvulling, dat wordt bij Christus afgeschreven.
Dit kan op allerlei manieren gebeuren.
Het kan op Roomse wijze door de noodzakelijkheid van de boetvaardigheid en de boete van de mens vooraf, zodat je pas tot de genade van Christus de toevlucht mag nemen als je boetvaardigheid en boete genoeg zijn. Dat moet de mens dan zelf zien op te brengen.
Het kan ook op judaïstische, wijze. Deze Christenen uit de Joden probeerden met hun valse leer de vrijheid van de heidenen in Galatië in te perken. Ze beleden wel dat Jezus de Messias was, maar probeerden toch de heidenen de eisen van de Mozaïsche wet op te leggen. Christus? Ja! Maar ze moesten zich wel eerst laten besnijden,
Christus is een volkomen Zaligmaker en daarom kunnen en zullen de gelovigen alleen rusten op en in Zijn volbrachte werk.
Als de vaderen dit nog eens hebben uitgesproken belijden zij de hoofdzin, namelijk:
Deze dood des Zoons Gods is van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld.
De waarde van Christus' offer is niet aan te geven. Zijn offer heeft oneindige kracht en waardigheid. Deze woorden kunnen we zowel kwalitatief als kwantitatief lezen.
Er kan geen zondaar zijn die weggezonden moet worden omdat zijn zonden te groot zijn. De duivel vecht daar menigeen mee aan. Maar het is een leugen. Het is een belediging voor Christus. Het zou betekenen dat Zijn bloed voor sommigen tekortschiet.
Als u omsingeld wordt door de gedachte dat uw zonden te groot zijn, dan gaat het om u en dan doet u Christus tekort. Zou u van Christus durven denken dat Zijn bloed voor u te weinig kracht heeft? Zie toch op dat bloed en neem tot Christus de toevlucht: Heere Jezus, de kracht van Uw bloed is groter dan de last van mijn zonden. Zo wordt Christus geëerd in Zijn offer. Dat offer van Christus heeft een oneindige kracht en waarde.
Maar dat geldt niet alleen de kwaliteit, ook de kwantiteit, de hoeveelheid. Nooit raakt Christus' verdienste uitgeput. Een winkel kan adverteren met een grote publiektrekker die inhoudt dat eenieder die de zaak bezoekt een leuk presentje krijgt. Als de advertentie aanslaat is het niet onmogelijk dat op een gegeven ogenblik gezegd moet worden: ´Helaas, er zijn zoveel mensen op af gekomen, we zijn erdoorheen.’
Christus' offer heeft oneindige kracht en waardigheid. Het is nooit zo dat iemand de laatste zegen van Christus' offer ontvangen heeft. Al zouden alle mensen van de wereld uit alle tijden tot Hem komen, zij zouden allen door dat Offer gered kunnen worden. Tot niemand van hen zou Christus dan moeten zeggen: ‘U bent de laatste, na u kan Ik niemand meer helpen, want nu is de kracht van mijn Offer uitgeput. Het is op. Daarom wordt Christus ook de Zaligmaker der wereld genoemd. Daarom roept Johannes uit: Hij is een verzoening voor onze zonden; doch niet alleen voor de onze, maar voor de zonden der gehele wereld. (1 Joh.2:2)
Daarom mag in de prediking ‘het aanbod van genade’ zo ruim zijn. Daar komen wij de volgende keer bij par.5 nog op terug. Daar blijkt dat de Dordtse Leerregels als het om de prediking gaat, niet uitgaan van de verkiezing, maar van de dood van Jezus. Christus als de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld.
Maar hoe zit dat dan? Is er voor alle mensen betaald? We letten daarop in ons tweede aandachtspunt.
2. Op welke manier Christus’ offer oneindige waarde heeft.
Als Christus' offer zo'n oneindige waarde heeft zodat het genoeg is voor alle kinderen van Adam, betekent dat dan dat alle mensen zalig zullen worden?
Gemeente, het is goed te midden van alle verwarring die er is, dat eens op een rij te zetten. De leer van de alverzoening leert dat Christus werkelijk voor de gehele wereld verzoening heeft aangebracht. Dat Jezus werkelijk voor alle mensen gestorven is, zodat er niemand verloren kan gaan. Dat wordt dan met allerlei argumenten omkleed. Zo wordt onder andere gezegd dat in geen enkel mensenleven de zonde triomferen zal over de genade, omdat de zonde dan sterker zou zijn dan God. Hier hoeven wij niet uitvoerig op in te gaan. De Schrift laat ons duidelijk zien dat velen verloren gaan. Met name Christus Zelf heeft dat op allerlei wijzen in gelijkenissen laten zien. Denk maar aan die van ‘de wijze en dwaze maagden’.
Dit leerden de remonstranten niet. Die verkondigden niet de alverzoening, het werkelijk verzoend zijn van alles en allen, maar de ‘algemene verzoening’. Wat betekent dat? Dat kunnen wij vinden onder Verwerping der dwalingen, par.5. De Remonstranten leerden dat alle mensen in de staat der verzoening en de genade des Verbonds zijn aangenomen; zodat niemand om de erfzonde der verdoemenis schuldig is of verdoemd zal worden; maar dat alle mensen van de schuld dezer zonde vrij zijn.
Ze leerden dus dat niemand verloren gaat vanwege de erfzonde, omdat Christus daarvoor betaald heeft. Christus heeft voor alle mensen in het algemeen de schuld van de erfzonde betaald. Ik zeg het op mijn eigen manier zo: in wezen zijn alle mensen hersteld in de genade net als in het paradijs, maar nu gaat het niet om de gehoorzaamheid van de werken (doet dat en gij zult leven) maar om die van het geloof. Wie zelf beslist te geloven die wordt, als hij/zij het volhoudt, zalig; wie niet gelooft, wie de genade afwijst niet.
Maar zo ligt het niet. We beginnen niet allemaal met een schone lei. Zonder het persoonlijk deelhebben aan Christus liggen wij verloren.
We kunnen dus ook niet zomaar als een feitelijke constatering tegen iemand zeggen: ‘Jezus is voor jou gestorven, heeft al je zonden betaald.’ Dat zou betekenen dat die persoon werkelijk met God verzoend is. Zo'n persoon zou kunnen zeggen: ‘Bedankt voor de mededeling, dan hoef ik nergens meer over in te zitten.’ Of: ‘Dat had Hij helemaal niet hoeven te doen, ik heb er toch niet om gevraagd?’
Omgekeerd mag ik ook niet preken: Denk erom, Jezus is alleen voor de uitverkorenen gestorven. Hij is immers ook gestorven om de schepping te verlossen van ‘de dienstbaarheid aan de verderfenis’.
Hoe moeten we er dan wel over spreken?
Gemeente, we moeten niet gaan redeneren.
De oplossing van het geheim ligt in de formulering van de Catechismus. Daar wordt in Antw. 37 gezegd: Dat Christus aan lichaam en ziel, de ganse tijd van Zijn leven op de aarde, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, de toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht gedragen heeft. Waar begint de Catechismus mee? Niet met de vraag wie er door dit Offer gered zullen worden, maar wat Christus geleden heeft.
Heeft Hij alleen voor de toorn van God tegen de zonden van de uitverkorenen geleden?
Nee, de zondeschuld van Adam en van zijn nageslacht kan niet als een rekening uitgesplitst worden over degenen, die wel of niet gered worden. Gods toorn is één geheel, is ondeelbaar. De volle toorn is over Christus uitgegoten. Die heeft Hij in lichaam en ziel gedragen. Dat is de inhoud van Christus' offer. Al had Christus voor één zondaar willen sterven dan had Hij toch de volle toorn moeten dragen. Je zou kunnen zeggen: om één zondaar uit het vuur te redden, moest Christus door de hele brand heen, de brand van Gods toorn, die zich richtte tegen de zonde van heel het nageslacht van Adam.
De vloek op de ongehoorzaamheid van het eten van de ‘boom der kennis des goeds en des kwaads’ gold niet alleen Adam, maar Adam en heel zijn nageslacht. Dat is niet uit te splitsen. Zo heeft Christus, als de tweede Adam, Adams plaats als verbondshoofd ingenomen en de volle toorn gedragen.
Dat is de grond van een welmenend aanbod van genade. Er loopt geen mens op aarde rond, die zo zwaar gezondigd heeft tegen God, dat er voor hem geen vergeving zou zijn in Christus' bloed.
Gelooft u dat?
Heel de wereld mag bij Christus schuilen. Zijn offer heeft zoveel waarde dat de hele wereld tot Hem mag gaan. Zo moet er ook gepreekt worden. De prediking moet en mag ieder mens confronteren met:
Christus' volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden; van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld.
Weet u wat de Dordtse Synode opgemerkt heeft bij 1 Johannes 2:2, waar staat: Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld? Dit:
dat de dood en het lijden van Christus van zo grote waarde, kracht en prijs is, dat het overvloedig genoegzaam is, om te boeten de zonden van allen en ieder mens, die ooit geleefd hebben, leven en hierna zullen leven, ook al waren er meer dan duizend werelden.
Wat een stuwkracht voor zending en evangelisatie, wat een draagvlak voor het gebed. Wat een rijke grond voor de Evangelieverkondiging, Zie het Lam van God, Dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1: 29. Er is kracht, wonderbare kracht tot verzoening in het bloed van het Lam. Daarom predik ik aan allen zonder onderscheid dat Christus' bloed reinigt van alle zonden. Ik verkondig, dat wie er ook maar tot Hem komt, geenszins wordt uitgeworpen. Ik blijf uitroepen dat niemand verloren zal gaan, omdat er voor hem of haar geen vergeving is. Integendeel, al waren uw zonden als scharlaken, wie tot Christus komt, zal ervaren: ze zullen worden witter dan sneeuw (Jes. 1: 18).
De Gereformeerde vaderen hebben zich nooit verzet tegen een ruim aanbod van genade. Nee, het ging hen erom dat de remonstranten leerden dat iedereen al in een verzoende staat was en nu ja of nee moest zeggen. Ze bestreden de leer dat alleen Christus de mogelijkheid verworven had om zalig te worden. Het ging niet over de vraag of de waarde van Christus' offer wel of niet ruim gepreekt moest worden. Par.5 zal dat nog heel expliciet aan de orde stellen.
Tot zover ons tweede aandachtspunt over de manier waarop Christus' offer oneindige waarde heeft.
We zingen nu eerst Psalm 5: 7, 8 en 11.
Maar mij ontmoet Uw mededogen;
Ik zal, Uw woning ingeleid,
En, naar ’t paleis der heiligheid
In ware Godsvrees neergebogen,
Uw gunst verhogen.
Leid mij in Uw gerechtigheden,
Om mijn verspied’ren wil, en richt
Uw wegen voor mijn aangezicht;
Dan zal ik veilig voorwaarts treden,
Met vaste schreden.
Maar geef Uw dierb’ren gunstelingen,
Wier geest in U zijn sterkte vindt,
Wier hart Uw Naam oprecht bemint,
In U volvrolijk op te springen,
En blij te zingen.
3. Waarom Christus’ offer oneindige waarde heeft.
Op welke grond berust de grote kracht en waarde van het offer van Christus?
Deze vraag wordt behandeld in par.4:
En deze dood is daarom van zo grote kracht en waardigheid, omdat de Persoon, Die dien geleden heeft, niet alleen een waarachtig en volkomen heilig mens is, maar ook de eniggeboren Zone Gods, van éénzelfde eeuwig en oneindig wezen met den Vader en den Heiligen Geest, zodanig als onze Zaligmaker wezen moest.
Blijkbaar hebben die grote kracht en waarde van Christus' offer te maken met Zijn Persoon. De persoon van de Middelaar. Hij Die God en mens is.
Als het offer van Christus kracht gaat doen in ons leven, kan dat alleen door het persoonlijke kennen van Hem en omgang met Hem, in het zien op Hem door het geloof. Dat kan alleen door het persoonlijk kennen van Christus als de Zaligmaker, de Redder en Verlosser.
Dan gaan we Hem liefhebben, dienen en vrezen. Herkent u dat? Alleen die geloofsverbondenheid met Hem, de intieme persoonlijke relatie brengt in de staat van de verzoening met God. Dan krijg je vrede en vreugde, ja… het eeuwige leven.
Als ik het even kort zeg, dan gaat het er om dat Christus niet alleen mens was, maar ook waarachtig God en daarom heeft Zijn offer goddelijke, oneindige waarde. Hiermee willen de vaderen niet over het mens-zijn heenstappen alsof dat geen waarde had. Integendeel als Christus niet waarachtig en volkomen heilig mens was geweest, had Hij geen Offer kunnen zijn.
God heeft als straf niet uitgesproken dat engelen moeten sterven of dat alle dieren de eeuwige dood moeten sterven. Nee, de mens zou de eeuwige dood sterven. De mens moet dan ook voor voldoening zorgen. De mens moet de straf dragen. Niet een schijnmens, maar een waarachtig mens.
Daarom verzette de apostel Johannes zich ook zo tegen degenen die leerden dat Christus een schijnlichaam had. Dan zou de voldoening ook schijn zijn geweest.
Vervloekt is daarom een iegelijk die niet belijdt dat Christus in het vlees gekomen is. Het Woord is in de volheid van de tijd waarachtig vlees geworden. Christus is in het geslacht van Adam, van Abraham, van David ingegaan.
En ook nu heeft Christus in de hemel een waarachtige, menselijke natuur.
Christus moest echter niet alleen waarachtig mens zijn, maar ook een volkomen heilig mens. Wie zelf reddeloos in de schuld staat kan voor een ander geen borg worden. Die kan het voor zichzelf niet eens. Christus kwam niet uit Adam voort. Hij is in het menselijk geslacht ingegaan van buitenaf en daarom behoefde God Hem de schuld van Adam niet toe te rekenen. Hij kwam heilig en volkomen. Zo kon Hij een heilig en volkomen Offerlam zijn.
Maar daar ligt nu niet de spits. Die ligt op het punt dat het offer van deze Mens goddelijke waarde heeft, omdat Jezus Christus niet alleen een waarachtig en volkomen heilig Mens is, maar ook de eniggeboren Zoon Gods, van éénzelfde, eeuwig en oneindig wezen met den Vader en den Heiligen Geest, zodanig als onze Zaligmaker wezen moest.
Dat Christus de Zoon van God is, ga ik op deze plaats niet bewijzen. Het gaat er om dat Christus' offer van goddelijke, van oneindige waarde is, omdat dit Offer het Offer is van de eniggeboren Zoon van God. Christus heeft Zijn lichaam en ziel, Zijn menselijke natuur geofferd op het altaar van Zijn goddelijke natuur. Alleen zo kon de mens Jezus de goddelijke toorn dragen. Als Jezus alleen mens was geweest, zou Hij de toorn eeuwig hebben moeten dragen. Nu kon de toorn Gods zich concentreren op Hem in de tijd, omdat Hij meer dan mens was, namelijk God. Zo kon Christus deze last volbrengen en uitroepen: Het is volbracht (Joh. 19: 30). Let wel, Christus' Godheid heeft de last niet verlicht, maar verzwaard.
We moeten ook niet gering over die last denken. Het slot van par.4 zegt:
Daarenboven, omdat Zijn dood is vergezelschapt geweest met het gevoel van den toorn Gods en van den vloek, dien wij door onze zonden verdiend hadden.
Christus is niet zomaar gestorven. Nee, Christus heeft de toorn Gods gevoeld. Dat is wat! Daar kunnen wij niet ernstig genoeg over denken. Gods toorn, dat is niet te peilen. Een kind kan toornen, dat is kinderlijke toorn. Een directeur kan toornen, dat is menselijke toorn. Maar als God toornt, dat is goddelijke toorn. Die is zo erg, dat mensen zullen uitroepen: Bergen valt op ons, en heuvelen bedekt ons (Luk. 23: 30). Johannes de Doper sprak al over de ‘toekomende toorn’.
De Heere Jezus zei tegen Nicodemus: Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem (Joh. 3: 36). Het is alleen Jezus Die verlost van de toekomende toorn. Hij kan ervan verlossen, omdat Hij de toorn Gods gedragen heeft.
Gelooft u dat u onder die toorn ligt, u die Christus niet kent? Er staat: de toorn en vloek, die wij door onze zonden verdiend hadden.
Is dat het probleem waaronder u gebukt gaat?
Als u dat echt beleeft, dan bent u in beweging gebracht met Christen vanuit stad Verderf. Als wij nog gerust in die stad wonen, dan wil ik u herinneren aan wat de Hebreeënbrief zegt: Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht slaan (Hebr. 2: 3). Hoeveel te zwaarder straf zal hij waardig geacht worden, die de Zoon van God vertreden heeft, Zijn bloed onrein geacht heeft. Dan komt de dag van Gods toorn en zullen wij buiten Christus in het brandpunt van die toorn staan. Dan zullen wij eeuwig die toorn moeten dragen.
O, ontvliedt de toekomende toorn!
Als u worstelt en gevangengehouden wordt door de gedachte: Ik weet niet of ik uitverkoren ben en of er voor mij wel verzoening is. Laat dat redeneren dan varen, hoe logisch het ook lijkt. Zeg liever: De Bijbel zelf spreekt over de wereld en daar behoor ik bij. De Catechismus spreekt er over dat Christus de toorn van God tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht gedragen heeft. Daar hoor ik ook bij. Schep moed en grijp Jezus aan in Zijn enige en algenoegzame offerande. Pleit op dat Offer. Omhels deze gekruisigde Zaligmaker. Rust niet voordat de Geest getuigenis geeft, dat ook u gewassen en gereinigd bent in Zijn bloed.
Al moet u lang worstelen, bemoedig uzelf met de gedachte dat er bloed genoeg is voor de hele wereld. Dan zal de Geest u vrijmoedigheid geven om te zeggen: ‘Jezus is voor mij gestorven, heeft genâ voor mij verworven, ik ben van schuld en zonden vrij.’
Ja, alleen al om mij te redden moest Hij de toorn van God tegen het hele menselijke geslacht dragen.
Dan wordt Golgotha de plaats waar ons zondepak verdwijnt in het geopende graf.
De plaats van vrede en vreugde.
De plaats waar u in de wonden van Christus allerlei vertroosting vindt.
Wat een kracht en wat een waarde ligt er dan voor u in Jezus bloed.
Amen.
Slotzang: Psalm 32:6
Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken,
Verheugd in God, naar waarde nooit te danken.
Zingt vrolijk; roemt Zijn deugden t’ allen tijd,
Gij die oprecht van hart en wandel zijt.