Ds. C.G. Vreugdenhil - Genesis 43

13. Jezus als de schuldovernemende Borg (2,1-2)

Genesis 43
De actualiteit van dit onderwerp
De voldoening aan Gods gerechtigheid
De betoning van Gods barmhartigheid
Deze prekenserie is eerder uitgegeven door de Gereformeerde Gemeente Rotterdam-Zuidwijk.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 30: 1 en 3
Lezen : Genesis 43: 1 - 9
Zingen : Psalm 96: 1, 5, 6 en 9
Zingen : Psalm 85: 1 en 4
Zingen : Psalm 103: 2

De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 2, par.1-2:

 

2-1 God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig. En Zijn gerechtigheid (gelijk Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft) vereist dat onze zonden, tegen Zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar ziel en lichaam, gestraft worden; welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid Gods genoeg geschiede.

2-2 Maar alzo wij zelven niet kunnen genoegdoen, en ons van den toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven, Die, opdat Hij voor ons zou genoeg doen, voor ons of in onze plaats zonde en vervloeking aan het kruis geworden is.

 

We letten op:

Jezus als de schuldovernemende Borg

 

1. De actualiteit van dit onderwerp

2. De voldoening aan Gods gerechtigheid

3. De betoning van Gods barmhartigheid

 

1. De actualiteit van dit onderwerp

 

Jongens en meisjes, hebben jullie zojuist goed meegelezen, geluisterd naar Schriftlezing? Dat die broers van Jozef naar Egypte gaan en zich verdedigen voor Jozef dat ze die beker niet gestolen hebben. Maar ook dat Juda aan zijn oude vader Jakob beloofd had om borg te zijn voor zijn kleinere broer Benjamin.

Wat is dat eigenlijk, een borg? Een borg stelt zich garant voor iemand anders. Hij zet zich voor hem in met goed en bloed. Hij wil de straf dragen, die de ander verdient. Hij neemt helemaal de plaats van de ander in.

 

Luister nog eens mee naar het verhaal uit Genesis, waarin Juda zich borg stelt voor zijn jongste broer Benjamin. Vader Jakob wil eigenlijk niet, dat zijn lieveling Benjamin meegaat naar die strenge onderkoning van Egypte. Eerst was Simeon al als gegijzelde achtergebleven in Egypte. En wat zou Benjamin niet kunnen overkomen. Jozef is hij ook al kwijtgeraakt. Dan is hij straks drie zonen kwijt, onder wie twee van zijn liefste. Maar de tijd verstrijkt en de honger wordt steeds nijpender. En dan, zo hebben we gelezen, treedt Juda naar voren en zegt: ‘Ik ben borg voor Benjamin.’ Dat wil zeggen: Ik treed, zo nodig, in de plaats van Benjamin. Mocht de koning hem gevangen willen nemen, dan bied ik mij aan in zijn plaats.

 

Dat dit geen praatje was van Juda blijkt wel als het zover is. We hebben immers ook gelezen hoe Juda zijn belofte aan zijn vader heeft waar gemaakt. In de zak van Benjamin wordt immers de beker van de onderkoning gevonden en het vonnis luidt dat Benjamin als gevangen slaaf in Egypte moet achterblijven. Maar dan treedt Juda naar voren en zegt: Nu dan, laat toch uw knecht voor deze jongeling (in plaats van Benjamin) een slaaf van mijn heer blijven, en laat de jongeling met zijn broers optrekken.

Zie je, dat is een borg! Hij zegt dat hij voor de ander in wil staan en hij doet dat ook. Plaatsvervangend wil hij de straf ondergaan.

 

Soms zijn borgstelling en borgtocht ook bij de wet geregeld. Onze rechtspraak kent niet de mogelijkheid, dat iemand op borgtocht wordt vrijgelaten. In andere landen is dat wel mogelijk. In afwachting van het definitieve vonnis behoeft iemand dan niet in voorarrest, maar kan hij op borgtocht worden vrijgelaten. Als je tenminste een borg hebt. Iemand dus, die gezegd heeft: Je kunt mij nemen of je kunt mijn bezittingen nemen, als in geval van veroordeling de verdachte nergens meer te vinden is. De borg treedt in iemands plaats, hij is plaatsvervanger, hij verklaart zich bereid om de straf en de schuld op zich te nemen.

 

Zo, gemeente, jongens en meisjes, wil de Heere Jezus onze Borg zijn. Hij wilde de straf dragen voor alles wat wij verkeerd hebben gedaan.

In par.2 staat:

dat God uit oneindige barmhartigheid Zijn enig geboren Zoon ons tot een Borg heeft gegeven.

Tegen de achtergrond van deze geschiedenis van Juda en Benjamin wordt de betekenis van een borg voor ons duidelijk. Van de Heere Jezus staat in Hebr.7 dat Hij Borg is geworden van het Nieuwe Verbond. Hij is in onze plaats gestraft en vervloekt aan het kruis. Dat hadden wij verdiend. Nu heeft Jezus dat gedragen. Voor wie? Voor eenieder, die in Hem gelooft. Welk een Vriend is onze Jezus, Die in onze plaats wil staan. 

Jezus' borglijden, Zijn borgtocht, Jezus als schuldovernemende Borg.

Anders gezegd ‘verzoening door voldoening’. Deze kern uit het belijden van de kerk is uiterst actueel. Begrijpt u de reikwijdte van die uitdrukking?

 

Verzoening door voldoening.

De moderne theologie gelooft dat niet.

De centrale vraag is dan: Hangt Christus daar aan dat kruis alleen tot verzoening of ook tot voldoening?

 

Dit wordt duidelijker met een voorbeeld. De Verenigde Naties kunnen bij politieke spanningen tussen twee partijen die met elkaar in oorlog zijn een verzoener, een vredesonderhandelaar aanwijzen. Zo'n man probeert, als het goed is, voor beide partijen het beste te zoeken. Zulke vredesonderhandelingen worden dan gevoerd ver buiten de frontlinie. Dat is geen gemakkelijke taak. Er is niet alleen sprake van de concrete aanleidingen tot de strijd, maar ook van een diepgeworteld wantrouwen. De vredesonderhandelaar moet het wederzijds vertrouwen herstellen en duidelijk maken dat beide partijen toch goede bedoelingen hebben.

 

Wel, zo wordt door vele modernen de positie van Christus gezien. Hij is de vredesonderhandelaar die door God naar deze aarde is gezonden om de mensen te overtuigen van Gods goede bedoelingen. Door Zijn onderwijs en door Zijn wonderen en met name ook door de wijze waarop Hij onze vijandschap heeft verdragen, heeft Hij de mensheid willen overtuigen dat God barmhartig is en dat Hij het echt met ons wil proberen. Bekering is dan dat wij Gods vredesaanbod accepteren en het met God gaan wagen.

Dat is, op een eenvoudige wijze samengevat, de moderne zienswijze op de verzoening. Christus is de unieke Vredesonderhandelaar die Zijn oprechtheid bewezen heeft door, voor deze vrede tussen God en mens, slachtoffer te willen zijn. Door die bereidheid is Hij overwinnaar geworden. Wie het, door Christus met God wil wagen, wordt in die overwinning meegenomen.

Dit lijkt allemaal wel aardig, maar het is een enorme dwaling.

 

Deze moderne dwaling is nog erger dan die van de Remonstranten, die de algemene verzoening leerden. Bij hen is het nog verzoening, in de moderne theologie niet meer. Daar wordt de verzoeningsleer verworpen. Christus is geen Borg in Zijn lijden en sterven, alleen een Voorbeeld.

In de dagen van de Afscheiding werd door de Groninger School honend gesproken over de bloedtheologie. Volgens hen is Christus alleen op aarde gekomen om Gods vaderliefde te openbaren en die leer heeft Hij met Zijn bloed bezegeld.

Prof. P. Smits noemde in 1959 de verzoening door voldoening godslasterlijke taal en zei: ‘Als ik schuldig ben, zal ik dat zelf moeten dragen, dat hoeft een ander niet voor mij te doen. Geef mijn portie maar aan Fikkie.’

In 1970 kwam de Gereformeerde Ds H. Wiersinga met een alternatieve verzoeningsleer. Alternatief in de zin van ‘anders dan de Gereformeerden’. Hij zei: ‘God heeft de kruisiging van Christus niet gewild, maar de mensen hebben dat gedaan. Het kruisgebeuren brengt een schokeffect teweeg. De mens moet schrikken van deze afschuwelijke daad. Het bloed van het kruis roept zo tot inkeer, tot berouw en tot een nieuw leven.’ Volgens hem gaat het om het effect van de verzoening voor het dagelijks, maatschappelijke en politieke leven. Van het plaatsvervangend lijden en sterven van Christus wil hij niets weten. Prof. H.M. Kuitert leert precies hetzelfde.

Enige jaren geleden zijn we opgeschikt door het boek en de uitlatingen van Prof. C.J. Den Heyer, die ook de ‘verzoening door voldoening’ loochent. Hij komt het in de Bijbel niet tegen. Maar hij heeft eerst, door middel van zijn schriftkritiek, al die gedeelten, die over de verzoening gaan weggesneden.

 

Zij willen nog wel van Gods barmhartigheid weten, maar niet van Gods rechtvaardigheid. Zo komt het tot een eenzijdige vertekening van Golgotha. De Bijbel spreekt bij het kruis immers ook van Gods toorn en van het brengen van hét Offer tot voldoening. Het gaat in het schenken van de verzoening in Christus niet alleen om Gods barmhartigheid, maar ook om Gods gerechtigheid. Voor ons soms schijnbaar een tegenstelling, maar in God niet. Gods deugden zijn één in God.

 

Het probleem voor ons mensen is echter, dat wij niet bij machte zijn om dat met één woord aan te geven. Daardoor lijkt het alsof het één tegenover het ander staat.

Wij mensen hebben verschillende lagen. In de eerste laag kunnen we vriendelijk zijn. Daaronder kan een stukje drift zitten. Daaronder weer een stukje eerzucht. Als wij op een bepaalde laag functioneren dan doen die andere niet meer mee. Op het moment dat wij driftig worden is er van die vriendelijkheid niets meer te zien.

Begrijpt u het? Verschillende lagen.

 

Maar zo is het met de Heere niet. De Heere is altijd ‘wat Hij is’. Hij is dat volkomen. Hij is dat in eenvoudigheid. Als de Heere ons met name zijn barmhartigheid toont, dan betekent dat niet dat Hij op dat moment zijn gerechtigheid maar laat zitten. Gelukkig niet, want dan zou het ook zo maar weer kunnen omslaan. God is altijd Dezelfde. Hij is de genadige God, Die toornt over de zonde en Die in Christus barmhartigheid bewijst.

 

Als het over deze deugden van God gaat, gemeente, over het karakter van God, over Zijn inborst, moet u daar altijd bij bedenken dat wij in de belijdenisgeschriften te doen hebben met geloofsuitspraken. Ik bedoel daarmee aan te geven dat we alles wat gezegd wordt over de toorn van God en de rechtvaardigheid van God en van de straf op de zonde alleen door het geloof kunnen verstaan. Het is een belijdenis vanuit de wandel met God en de liefde tot God binnen de relatie van het verbond. Het geloof zegt: ‘Wij kunnen Gods straffen niet ontgaan, tenzij dat aan de gerechtigheid van God genoeg geschiedt.’ Dat is bevindelijke taal, spreken van iemand, die God kent. Waar geen geloof is, ontbreekt de liefde en zonder liefde hebben wij verkeerde gedachten van de Heere.

 

God is zowel barmhartig als rechtvaardig. Zo gaat het ook bij het kruis van Golgotha èn om Zijn gerechtigheid èn om Zijn barmhartigheid. God is rechtvaardig en straft de zonde aan zijn eniggeboren Zoon. God is barmhartig omdat Hij Zijn Zoon overgeeft uit liefde tot verloren mensen. Als wij nu een van beide aspecten verwaarlozen, dan dwalen wij.

 

Nu, om die reden brengen de Leerregels beide deugden ter sprake. Lees maar mee in het begin van par.1:

God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig.

Let op wat dit betekent. Wij kunnen wel eens van iemand zeggen: Ja, hij is wel aardig, maar… Datgene wat er dan achteraankomt, zet achter het eerste een groot vraagteken. De Leerregels doen dat niet. Par.2 geeft straks het volle pond aan Gods barmhartigheid. Maar die barmhartigheid is geen barmhartigheid als zij wordt losgemaakt uit de eenheid met de gerechtigheid. Ze horen bij elkaar. Zo alleen is Jezus onze schuldovernemende Borg.

Zo belijden wij de ‘verzoening door voldoening’.

 

Tot zover ons eerste aandachtspunt: de actualiteit van dit onderwerp.

 

2. De voldoening aan Gods gerechtigheid

 

Het gaat, gemeente, niet alleen om verzoening, maar ook om voldoening. Dat er voldaan is, dat er betaald is. Christus is niet zomaar Vredesonderhandelaar. De Bijbel noemt Hem Borg.

Wat is een borg? We zagen het al in de geschiedenis van Juda. Ik zal nog een voorbeeld geven uit het dagelijks leven. Een borg kan voor je optreden bij de bank. Als een kind een huis gaat kopen en de vader stelt zich borg, dan moet die vader voor de betaling van de schuld zorgen als de zoon in gebreke blijft of moet blijven. Christus is niet slechts Verzoener in de zin van ‘verzoening in het bij elkaar brengen van twee partijen’. Integendeel, Hij is Borg. Hij moet voor voldoening zorgen. Dat punt komt met name aan de orde in par.1. God eist voldoening.

Lees het vervolg maar:

En Zijn gerechtigheid (gelijk Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft) vereist dat onze zonden, tegen Zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar ziel en lichaam, gestraft worden; welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid Gods genoeg geschiede.

 

Aan Gods gerechtigheid moet genoegdoening geschieden. Dat komt als eerste op de voorgrond. Logisch gezien moet dat ook het eerste behandeld worden. De Leerregels vinden die gerechtigheid niet belangrijker dan de barmhartigheid. Het gaat niet om een rangorde maar om een volgorde. Op dat punt gaan de remonstranten helaas een andere weg en zij zijn niet de enigen. Velen willen alleen weten van Gods barmhartigheid en niet van Zijn gerechtigheid. Bovendien vinden zij dat God barmhartig moet zijn op de wijze zoals zij vinden dat God dat moet zijn.

 

Onder barmhartigheid verstaan zij dat God over alle zonden maar zand moet doen. Maar aan die barmhartigheid zouden wij niets hebben, als het niet ging in de weg van gerechtigheid. De duivel zou er zo de vinger bij kunnen leggen en alles kunnen aanvechten. Het wonder van het Evangelie is juist dat het ons verkondigt, dat God Zijn barmhartigheid verheerlijkt in een rechte weg. Een weg waar niemand gegrond bezwaar tegen kan aantekenen. Hoe zou u het vinden als God niet rechtvaardig was? Als Hij willekeurig was, slap. Zo van: Nu ja, vooruit dan maar. Zo'n God zou u toch niet willen dienen?

 

Maar hoe zit het dan met Gods gerechtigheid?

Deze vereist, dat onze zonden, tegen zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar ziel en lichaam, gestraft worden.

Om dit goed te verstaan moeten wij bedenken dat het Bijbelse woord gerechtigheid veronderstelt dat er een verbond is tussen twee partijen, een liefdesrelatie, een innige verhouding. Het is goed in dit verband te denken aan de situatie voor de zondeval in het paradijs. Gerechtigheid is oorspronkelijk het woord dat wijst op de liefdesband tussen God de Vader en Zijn kind. Vader belooft alles te doen wat Zijn kind ten goede komt en het kind moet zich in overeenstemming met dit liefdesverbond gedragen.

Wij hebben die oorspronkelijke liefdesgemeenschap met God verbroken. De Heere wil die breuk niet. Hoewel wij ons niet gehouden hebben aan de afspraken van het verbond, God blijft erbij en Hij zoekt gemeenschap met de gevallen mens. God wil geen scheiding. In Zijn hele optreden bewijst God dat Hij de gemeenschap wil herstellen, dat Hij Vader is en van Zijn kind geen afstand doet. Hij heeft lief en Hij eist liefde. In dat kader klinken die zwaar geladen woorden: straf, tijdelijk en eeuwig, en toorn en vervloeking.

 

In dit alles blijft God rechtvaardig. Hij heeft in het paradijs gezegd dat op de zonde de doodstraf staat. Die straf moet ondergaan worden. Die dood moet gestorven worden. Als dat niet gebeurt, is God een leugenaar. Trouwens, als Christus Zichzelf toen niet als Borg had aangeboden, had God ter plekke Adam en Eva moeten doden. Christus heeft echter 'ja en amen' gezegd op de vraag van de Vader of Hij in Adams plaats Borg wilde worden. ‘Ja’ op de vraag of Hij de plaats van Adam wilde innemen. Maar dat niet alleen vanwege Gods waarheid, maar ook vanwege Zijn gerechtigheid.

 

God is rechtvaardig. Gods gerechtigheid houdt in dat God niet tegen de zonde kan. God kan er niet mee marchanderen. Hij kan de zonde niet kleineren en vergoelijken Dat kan God niet omdat Hij volmaakt is. Wij kunnen met kleine dingen sjoemelen. ‘Nou ja, vooruit het is wel niet helemaal zoals het hoort, maar...’ Als wij zo zijn, dan zegt dat iets over ons, namelijk dat wij verdorven zijn. God kan niet zo zijn. Hij is eerlijk en rechtschapen. God weegt de zonde. God kent het wezen van de zonde. De zonde is nogal wat! Ja, dat weten alle gelovigen. Daar heeft de Geest van God hen van overtuigd. Zonden zijn zonden tegen Gods oneindige Majesteit begaan. Als je dat ziet, ga je uitroepen: ‘O God, mijn zonden drukken zo, U bent rechtvaardig als U mij voorbijgaat’ en toch ‘Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed. Vergeef mij al mijn zonden.’

 

Voelt u dat we door deze woorden worden betrokken in een rechtsgeding? Wij, keurige mensen, die ons van geen kwaad bewust zijn, krijgen heden vanuit deze paragraaf een dagvaarding in onze brievenbus, waarin staat, dat wij voor de hoogste Rechter moeten verschijnen. Schrikt u daarvan? ‘Ja, zegt u, we maken allemaal fouten, maar we weten dat ook van elkaar en dat moeten we tot op zekere hoogte van elkaar nemen’. Schrik echter maar eens goed. Deze fouten, deze zonden, zijn zo ernstig, dat we daardoor in het rechtsgeding van God betrokken worden. Gedagvaard!

Dat is het eerste wat met dat woordje borg te maken heeft: Rechter, hoge Majesteit, zonden en straf.

 

In de tweede plaats: een schuldovernemende Borg heb je nodig als je schuldig verklaard bent en dat gelooft. God ziet de zonde niet door de vingers. God heeft geen begrip voor het kwaad, zoals wij mensen dat hebben voor het kwaad van onszelf en van anderen. Wij vergoelijken de zonde, omdat we er helemaal mee vergroeid zijn. Het hoort van jongs af aan bij ons leven. Met God is dat anders. Hij kan er absoluut geen begrip voor hebben, omdat Hij het kwaad niet kent en er op geen enkele manier enige verwantschap mee heeft. Daarom toornt Hij erover en veroordeelt het.

 

In dat verband spreekt de Bijbel over 'de heiligheid van God’. Par.1 spreekt over zonden tegen Gods oneindige majesteit begaan. God en de zonde verdragen elkaar op geen enkele manier. God en onze zonde verhouden zich tot elkaar zoals het vuur zich verhoudt tot de doornstruik. Vuur heeft op geen enkele manier begrip voor de doornstruik. Vuur kan de doornstruik alleen maar verteren. Lees Hebreeën.12: Want onze God is een verterend vuur.

Wij blijven dus nergens gemeente, als we staan voor de rechtbank van de hoge majesteit van God. Is dat uw beleving ook? Tegen U, ja U alleen heb ik gezondigd.

 

In de derde, als het gaat over Jezus als schuldovernemende Borg, staan we niet alleen in een rechtsgeding, we worden niet alleen schuldig verklaard, maar van tevoren staat ook al vast, dat wij zelf niets meer kunnen doen om de schuld te boeten, te verzoenen of te herstellen, om ons van de toorn van God te bevrijden.

Zo begint immers par.2. Dat valt dus ontzettend tegen. Het is een menselijke trek om eerst zo lang mogelijk de schuld te ontkennen. Als we daarna moeten toegeven ‘wat niet te ontkennen valt’, dan willen we graag nog zoveel mogelijk proberen goed te maken.

 

Maar, hoe zullen we dat ooit kunnen? Stel dat u vanaf vandaag zou beginnen om heilig voor God te leven, hoe zit het dan met al die jaren daarvoor? Je kinderjaren, waarin je vaak dacht: Ze bekijken het maar, ik doe toch waar ik zelf zin in heb. Je jeugdjaren, waarin je je ouders en God zoveel verdriet aandeed. De eerste jaren van je huwelijk, waarin je dacht: Nu hebben we voorlopig nog niet zoveel tijd voor God en voor anderen, want nu moeten we eerst hard werken, hypotheek aflossen, sparen en carrière opbouwen. Ook al die jaren kun je niet meer overdoen. Daar ligt een hemelhoge schuld, die je nooit meer weggewerkt krijgt. Er valt niets goed te maken, niets over te doen en niets te verbeteren. Gedane zaken nemen geen keer.

 

U voelt wel dat het rechtvaardig is als op deze plaats gesproken wordt over de straf op de zonde. Dat doet par.1 dan ook. Er staat:

Daarom vereist Gods gerechtigheid dat onze zonden niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar ziel en lichaam, gestraft worden.

Dat hebben wij verdiend. Dat verdient de zonde. Zo is er straf in dit leven en straf na dit leven. Dat is wat ‘eeuwige straffen’! Als deze straf miljard jaren zou duren, dan was dat ongelofelijk erg, maar dan kwam er toch nog een eind aan. Eeuwig betekent echter eindeloos. Waarom? Omdat de mate van de ernst van de zonde niet te peilen is.

 

Maar let nu eens op het slot

welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid Gods genoeg geschiede.

Voor de zonde moet geboet, voor de schuld moet betaald worden. Dat eist Gods gerechtigheid. Ja, en als de Geest in ons hart komt en ons levend maakt, als Hij onze ogen opent en laat zien dat we zonde zíjn, dan zeggen wij: ‘Heere, dat kan ook niet anders. Er moet voldoening komen.’

 

Er is geen verzoening zonder voldoening. Dat is nu juist het wonder van het Evangelie: Christus heeft God genoegdoening gegeven. Voor wie in Christus is, zijn er geen openstaande rekeningen meer. Omdat Christus betaald heeft, werkelijk Borg geworden is, is er geen schuld meer. Dat is voor eenieder, die deze schuldovernemende Borg door het geloof mag omhelzen.

 

We gaan daarop letten in ons derde aandachtspunt.

 

We zingen eerst Psalm 85:1 en 4.

 

Gij hebt Uw land, o HEER’, die gunst betoond,

Dat Jakobs zaad opnieuw in vrijheid woont;

De schuld Uws volks hebt G’ uit Uw boek gedaan;

Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan;

Gij vindt in gunst, en niet in wraak, Uw lust;

De hitte van Uw gramschap is geblust.

O heilrijk God, weer verder ons verdriet;

Keer af Uw wraak, en doe Uw toorn teniet.

 

Dan wordt genâ van waarheid blij ontmoet;

De vrede met een kus van ’t recht gegroet;

Dan spruit de trouw uit d’ aarde blij omhoog;

Gerechtigheid ziet neer van ’s hemels boog;

Dan zal de HEER’ ons ’t goede weer doen zien;

Dan zal ons ’t land zijn volle garven biên;

Gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht,

Hij zet z’ alom, waar Hij Zijn treden richt.

 

3. De betoning van Gods barmhartigheid

 

De vaderen geven in de Dordtse Leerregels Gods gerechtigheid het volle pond, maar op een bepaalde wijze en zo hebben wij het ook te doen. Ik moet in de prediking Gods gerechtigheid het volle pond geven. Ik moet verkondigen dat wij, als wij buiten Jezus Christus zijn, voor God niet kunnen bestaan. God is in Zijn gerechtigheid een verterend vuur. De schuld moet betaald en vergeven worden. Dat moeten wij allen goed voelen en weten. Dat gebeurt ook waar de Geest van Christus binnendringt in onze harten. Daar gaat de moordenaar aan het kruis belijden: Wij dan rechtvaardiglijk, wij ontvangen straf, waardig hetgeen we gedaan hebben (Luk. 23: 41).

 

We moeten deze rechtvaardigheid van God wel in directe relatie zien met par.2 over Gods barmhartigheid. We doen de Bijbelse boodschap onrecht als we spreken over de barmhartigheid los van de gerechtigheid en omgekeerd. Daarom komt nu par.2. Wij lezen daar

Maar alzo wij zelf niet kunnen genoeg doen, en ons van den toorn Gods bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid zijn eniggeboren Zoon ons tot een borg gegeven.

Wat een Evangelie!

Let op. Er zijn er die vinden dat God als Hij zo consequent aan Zijn rechtvaardigheid vasthoudt, niet barmhartig is. Het wonder van Gods wezen en van Zijn goddelijke wijsheid is echter dat Hij barmhartig is in een rechte weg. God is goddelijk barmhartig. Hoe barmhartig? Dat God uit oneindige barmhartigheid zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven heeft. Machtig wonder! God heeft gegeven. Nee, wij hebben niet om een Borg gevraagd. Adam heeft er niet om gevraagd. Eva heeft er niet om gevraagd. Ik heb er niet om gevraagd. God heeft gegeven.

En dat uit oneindige barmhartigheid.

Want wat hield die gave in? God heeft niet een vredesonderhandelaar gegeven onder bescherming van miljoenen engelen. God heeft niet een vredesonderhandelaar ge-geven die zijn werk doet ver bij de frontlinie vandaan. Wat dan? God heeft Zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven. Een Borg midden in de frontlinie. Een Borg die geeft, wat degenen voor wie Hij Borg wordt niet kunnen geven.

 

Gemeente, jongelui, wat doe je met deze gegeven Borg? Of zoals Zondag 6 van de Heidelbergse Catechismus het zegt: deze Zaligmaker, die ons van God geschonken is. Er zijn maar twee mogelijkheden. Of het eeuwige oordeel wordt over je uitgesproken of de Borg treedt in en neemt de schuld van je over.

Jezus is de Borg. Hij bepaalt mij bij mijn schuld en Hij bepaalt mij ook bij mijn eigen volkomen machteloosheid om de zaak goed te maken. Ik kan helemaal niets aanbrengen.

Hij alleen redt. Is Hij uw borg? Als Hij het niet is, wat is Hij dan wel voor u?

 

Om Borg te zijn kwam Hij naar deze wereld. Jesaja zegt van Hem: Hij is om onze overtredingen verwond en om onze ongerechtigheden verbrijzeld, de straf, die ons de vrede aanbrengt was op Hem (Jes. 53: 5). Paulus vat Zijn werk zo samen in 2 Kor. 5: Dien, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods door Hem. Wat bedoelen Paulus en Jesaja anders dan dat Jezus voor ons tot een schuldovernemende Borg geworden is?

 

Zo gaat par.2 dan ook verder:

Die, opdat Hij voor ons zou genoeg doen, voor ons of in onze plaats zonde en vervloeking aan het kruis geworden is.

 

Daar hebt u de verzoening door voldoening.

Het plaatsvervangend Middelaarswerk van Christus.

Jezus als de schuldovernemende Borg.

Christus is aan het kruis geworden tot zonde en vervloeking.

Christus heeft de eis van Gods verbond in het paradijs vervuld.

Zolang Hij op deze aarde leefde, heeft Hij geleefd als de tweede Adam, in gemeenschap met God. Hij heeft echter niet alleen de eis van dat verbond vervuld, Hij heeft ook de vloek op de overtreding van dat verbond gedragen. De vloek die op de eerste Adam moest neerdalen, heeft Christus op Zichzelf laten neerdalen. God heeft Hem behandeld als de zondebok op wie al de zonden en al de ongerechigheden van het Volk gelegd werden. Hij heeft voor voldoening gezorgd.

Van degenen, die in Hem geloven, heeft God niets meer te eisen.

 

Deze Borg, Jezus Christus, is de Enige door Wie we in het gericht van God kunnen bestaan. Zonder Hem redt u het niet. Zonder Hem kunt u voor Gods rechterstoel niet verschijnen.

Wat vindt u van deze Borg? Hij heeft de straf gedragen, Hij heeft op Golgotha gehangen. De hitte van Gods gramschap is geblust.

 

Straks zal par.3 gaan belijden dat het offer van Christus van oneindige kracht en waardigheid is, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de gehele wereld. Daar kan, daar mag, daar hoeft niets meer aan bij. Het is voldaan.

Daarom, gemeente…, is het zo'n wonder dat het gaat èn om Gods gerechtigheid èn om Gods barmhartigheid. Hier kan niemand, hier kan zelfs de duivel geen natte vinger op leggen.

De schuld uws volks hebt Gij uit uw boek gedaan. Niet met een gummetje. Nee, met de boeking van het Borgschap van Christus. Christus heeft Gods toorn gestild. Hij is een verzoening voor onze zonden. Hij is het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1: 29).

De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden (Jes. 53: 5). Hij heeft Zijn ziel gegeven tot een rantsoen voor velen. Door een vloek te worden voor ons heeft Christus ons verlost van de vloek der wet. Daarom is er geen verdoemenis voor wie in Christus Jezus is.

 

Gelooft u dat Hij die verdoemenis ook voor u gedragen heeft? Dat geloof is nodig, de toepassing van Christus' verdiensten, verzoening door voldoening. Maar dat gaat dwars door uw eigen verantwoordelijkheid heen. Dat zullen we later zien vanuit par.5 waar het erover gaat dat het heil door middel van de prediking wordt uitgedeeld. U kunt er zelf de schuld van zijn dat het aangebrachte heil aan u voorbijgaat. God behandelt ons niet als robots. Zo zijn wij niet geschapen en zo gaat God ook niet met ons om als het gaat om onze zonde. Hij stelt ons verantwoordelijk en daardoor wordt zonde tot schuld.

 

Maar zo gaat God ook niet met ons om als het gaat om de kruisverdienste van Christus. Zeker…, de verzoening is aangebracht op Golgotha, maar het Evangelie eindigt niet bij Golgotha. De Gekruisigde staat op en gaat Zich door Woord en Geest een Gemeente vergaderen. In de verwerving van het heil zijn wij helemaal uitgeschakeld. Maar als Christus ons levend maakt met Hem, worden we bij de toepassing helemaal ingeschakeld. De Heilige Geest gaat ons erbij betrekken. Hij schenkt het geloof om ook werkelijk uit dat brgtochtelijke lijden en sterven van Christus te leven.

Is dat uw verlangen? Bent u daarvoor naar de kerk gekomen? Het geloof is immers uit het gehoor.

 

Het draait in het Evangelie wel om de verzoening, maar het gaat uiteindelijk om het verzoende leven, het leven vanuit de verzoening met God in de heiliging van ons bestaan. De Vader en de Zoon zetten na Golgotha hun werk voort door het werk van de Heilige Geest. Na Goede Vrijdag en Pasen is het ook Pinksteren geworden. De Heilige Geest ontdekt ons aan Gods rechtvaardigheid en schuld, Gods heiligheid en onze schande, Gods toorn over de zonde en onze volslagen verlorenheid. Maar de Geest leert ons ook om de verzoening te aanvaarden uit Christus doorboorde handen en als geschenk van de Vader. Dan krijgt u vrede met God en dan gaat de verzoening concreet doorwerken in het leven van iedere dag.

 

Hoe actueel zijn deze paragrafen. Leven vanuit de ‘verzoening door voldoening aan Gods gerechtigheid’. Leven uit Gods geschonken barmhartigheid. De moordenaar aan het kruis zag het. Hij zag èn Gods gerechtigheid: Wij dan rechtvaardig, wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben, èn Gods barmhartigheid: Gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn (Luk. 23: 42).

Wie dit geheim verstaat, mag bij alle beschuldigingen zeggen: Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon reinigt van alle zonde (1 Joh. 1: 7). Die komt nooit uitgewonderd over Gods eindeloze barmhartigheid voor mensen, die de eeuwige straf verdiend hebben.

Amen.

 

Slotzang: Psalm 103:2

 

Loof Hem, Die u, al wat gij hebt misdreven,

Hoeveel het zij, genadig wil vergeven;

Uw krankheên kent en liefderijk geneest;

Die van ’t verderf uw leven wil verschonen,

Met goedheid en barmhartigheên u kronen;

Die in den nood uw Redder is geweest.