Ds. C.G. Vreugdenhil - Genesis 12

5. Nog steeds Gods verkiezende liefde (1,8-9)

Genesis 12
Verkiezing tot zaligheid
Verkiezing tot geloof
Verkiezing tot dienst

Deze prekenserie is eerder uitgegeven door de Gereformeerde Gemeente Rotterdam-Zuidwijk.

 

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 103: 2
Lezen : Genesis 12: 1 - 8
Zingen : Psalm 33: 1, 6 en 10
Zingen : Gezang 12: 1, 4, 6 en 7
Zingen : Psalm 89: 1

De Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 1, par.8-9:

 

1-8 De voormelde Verkiezing is niet menigerlei, maar één en dezelfde, van al degenen die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament. Aangezien de Schrift ons een enig welbehagen, voornemen en raad van den wil Gods voorstelt, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren, beide tot de genade en tot heerlijkheid, tot de zaligheid, en tot den weg der zaligheid, denwelken Hij bereid heeft, opdat wij daarin wandelen zouden (Ef. 1:4,5 en 2:10).

1-9 Deze zelfde verkiezing is geschied, niet uit het voorgezien geloof en gehoorzaamheid des geloofs, heiligheid, of enige andere goede hoedanigheid of geschiktheid, als een oorzaak of voorwaarde, tevoren vereist in den mens, die verkoren zou worden; maar tot het geloof en gehoorzaamheid des geloofs, tot heiligheid, enz.; en dienvolgens is de verkiezing de fontein van alle zaligmakend goed, waaruit het geloof, de heiligheid, en andere zaligmakende gaven, en eindelijk het eeuwige leven zelf als vruchten vloeien; naar het getuigenis van den apostel: Hij heeft ons uitverkoren (niet, omdat wij waren, maar) opdat wij zouden zijn heilig en onberispelijk voor Hem in den liefde (Ef. 1:4)

 

Gemeente het gaat in deze paragrafen over

 

Nog steeds Gods verkiezende liefde

En we zien een

 

     1. Verkiezing tot zaligheid

     2. Verkiezing tot geloof

     3. Verkiezing tot dienst

 

Gemeente, jongens en meisjes, één korreltje zand kan een heel uurwerk laten stilstaan. Eén druppeltje vergif in de koffie kan de dood betekenen voor degene, die het opdrinkt. Eén klein gaatje in de waterleiding kan een heel huis, kelder incluis, blank zetten. Eén lucifertje kan een hele boerderij in brand zetten. Er hoeft maar één dingetje veranderd te worden in de Bijbel en heel onze zaligheid valt in duigen. En dat ene dingetje is bijvoorbeeld dat je zelf nog iets, al was het een duizendste gedeelte, van je eigen zaligheid zou moeten bewerken. Dat leerden nu de remonstranten.

 

Zij ergerden zich aan de verkiezing omdat ze vonden dat zo aan de mens en zijn vrije wil schromelijk werd tekortgedaan. De mens met zijn geloof, liefde en goede wil werd naar hun idee helemaal weggepoetst. Alleen zij konden niet loochenen dat de Bijbel spreekt over ‘Gods verkiezende liefde van voor de grondlegging van de wereld’. Dat God Zich een Gemeente tot het eeuwige leven heeft verkoren staat heel duidelijk op verschillende plaatsen in de Bijbel. Dat konden ze dus niet loochenen.

 

Daarom hebben ze geprobeerd op een andere manier over de verkiezing te spreken. Tegen die achtergrond moeten we par. 8 lezen. Ze zeiden: Er zijn verschillende soorten verkiezing. Ze zeiden: Je kunt verkoren zijn om te geloven, maar dat wil niet zeggen dat je dan ook echt zalig wordt, want als je niet volhardt in dat geloof loopt alles nog mis. De remonstranten maakten dus onderscheid tussen ‘verkiezing tot de genade’ en de ‘verkiezing tot de zaligheid’. Wie tot de genade verkoren is, is nog niet tot de zaligheid verkoren. Degenen die weer afvallen, krijgen de heerlijkheid niet. Zij maakten ook verschil tussen een ‘meer algemene’ en ‘onbepaalde verkiezing’, n.l. dat God in het algemeen bepaald heeft dat degenen, die in Christus geloven, zalig zullen worden en daarnaast leerden ze een ‘bijzondere of bepaalde verkiezing’, die betrekking heeft op de personen, waarvan God wist dat ze zouden gaan geloven. De vraag waar het in wezen om ging was deze: Draagt de mens zelf iets wezenlijks bij aan het heil of niet. Doet God alles of doe je allebei wat? God geeft Zijn genade en de mens komt met zijn goede wil, geloof en liefde.

 

Laten wij luisteren wat onze vaderen leerden, wanneer we spreken over de

 

1.  Verkiezing tot zaligheid

 

De Dordtse Leerregels belijden op grond van de Bijbel: alles is uit God, alles is genade. Wij mogen onze hand ophouden en ook dat is genade. Zo wordt nog een keer duidelijk dat onze Dordtse vaderen echt uit pastorale zorg hebben geschreven. Zij wilden de gelovigen troosten met de trouw van de eeuwige onveranderlijke liefde van God en hen niet terugwerpen op zichzelf, op hun keus of hun goede wil.

Tegen deze achtergrond staat par. 8. Daarin zeggen de vaderen onomwonden dat als wij het hebben over de uitverkiezing dan denken wij niet aan allerlei verschillende soorten uitverkiezing en andere kunstgrepen. Nee!

De voormelde verkiezing is niet menigerlei, maar een en dezelfde, van al degenen die zalig worden, beide in het Oude en Nieuwe Testament.

Er is maar één Naam onder de hemel gegeven tot zaligheid: Jezus Christus en dien gekruisigd. Hij bracht de verzoening aan op Golgotha. Van de Vader verlaten opdat wij nimmermeer van Hem verlaten zouden worden. Hij is gestorven om onze zonden, en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking (Rom. 4: 25). Deze gewillige Zaligmaker, Die ons op elke bladzijde van de Bijbel tegenkomt en ons aanspoort om ons aan Hem over te geven en te vertrouwen op Zijn volkomen offer voor onze zonden, om Hem lief te hebben en voor Hem te leven. Jezus alleen. Een geschenk van Gods eeuwige liefde. Genade alleen.

 

Dat is de boodschap van het Oude en Nieuwe Testament. We moeten niet, zoals de remonstranten deden, gaan onderscheiden tussen de verkiezing in de bedeling van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament. Het gaat om dezelfde Christus, dezelfde God en dezelfde heilsweg voor Jood en heiden. De gelovigen onder het Oude Verbond zijn op geen andere wijze zalig geworden dan die van het Nieuwe. Zeker, er is wel verschil in de bediening van de Verbonden. Christus werd in het Oude Testament afgeschaduwd, voorgesteld en beloofd. Denk aan de ceremoniële eredienst en offers in de Tempel. Dat is vervuld in het Nieuwe Testament. Daar is het volle licht opgegaan in de verschijning van de Zon der gerechtigheid, Jezus Christus, waarbij alle schaduwen verdwijnen.

 

Maar het gaat om dezelfde weg van het heil: God maakt zondaren zalig door het plaatsvervangend offer van Christus. Het gaat om dezelfde Christus. Alleen hebben wij nu in het Nieuwe Testament een rijkere openbaring van dat heil in Christus. Wij mogen weten hoe al Gods beloften in Hem zijn vervuld. Wat dat betreft is er wel verschil tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Maar dat verschil in de bedeling en bediening van het Verbond betekent niet dat Israël anders zalig wordt dan de heidenen. Het wezen van de beide verbonden is gelijk. Daarom kan er ook geen toekomst voor Israël zijn als het zich niet bekeert tot de enige Redder en Zaligmaker Jezus Christus. En dat zal God geven. Hij brengt ze uit alle volkeren terug in hun land. Ze zijn een toonbeeld van Gods waakzaamheid en trouw. De Heere houdt Zijn uitverkoren volk vast.

 

Wat een trouwe God, gemeente! Dient u Hem al? Heb jij Jezus lief? Hebt u deze Redder en Zaligmaker al aangenomen? Dan kunt u nooit meer afvallen. Dan mag je weten dat je voor eeuwig bent gegrift in de doorboorde handen van Jezus. Hoe pastoraal schreven de Dordtse vaderen tegenover die harde leer van de remonstranten! Die werkten de mogelijkheid om af te kunnen vallen zelfs uit naar Gods verkiezing. Verkoren zijn ‘tot de genade’ hield niet in dat de mens de zaligheid uiteindelijk ook zou ontvangen, want je moest ook werkelijk volhouden.

 

Onze vaderen leren anders. Het is niet zo, en nu zeg ik het maar simpel, dat er een eerste verkiezing is tot de genade en dat er vervolgens op het punt van de goede werken een afvalrace komt, waarbij mensen nog kunnen afvallen. Nee, als wij door het Woord van God geraakt zijn, als wij geroepen zijn, als wij tot Christus getrokken en gedreven zijn en Zijn verschijning hebben lief gekregen en Hem als de van God geschonken Zaligmaker omhelsd hebben, dan is dat een teken van onze eeuwige verkiezing. Dan is er geen afval meer mogelijk, omdat de Heere besloten heeft om ons alles te geven met Christus. Als ik zelf ook maar aan één enkele voorwaarde had moeten voldoen, als ik een begin had moeten maken of als ik het af zou moeten maken, dan zou het voor mij verloren zijn. De zaligheid is echter zeker omdat God met Christus alles schenkt.

 

Daarom moeten wij ons niet in duizend bochten wringen om er nog iets van de mens in te schuiven of om een andere weg uit te denken van een net en deugdzaam leven en noem maar op. Wij moeten maar één zorg hebben: om in Christus te zijn. In Hem te geloven, op Hem te vertrouwen, ons helemaal aan Hem over te geven. Jezus, leven van mijn leven, Jezus dood van mijne dood. Daarom moet er gepreekt worden dat: En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden (Hand.: 4: 12). En omgekeerd: wie Christus heeft die heeft alles wat tot de zaligheid nodig is. Christus laat Zijn werk niet halverwege los.

 

Als de remonstranten dan tegenwerpen dat je met dat te preken zorgeloze mensen maakt, omdat de gelovigen dan ‘rustig kunnen leven en zondigen’, dan vergeten zij één ding: God heeft niet alleen besloten om tot de gemeenschap in Christus te roepen, maar ook om hen in Christus te heiligen. Wie zegt bekeerd en gered te zijn en vervolgens in de zonde rustig voortleeft, die liegt. Dat is onmogelijk. Paulus schrijft niet voor niets: Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt (Rom. 8:30).

Het werk van God is niet te keren, omdat Hij daarover waakt.

 

We zien nu in ons tweede punt van aandacht:

 

2.  Verkiezing tot geloof

 

En dus niet op grond van geloof.

 

Lees Dordtse Leerregels par.9:

Deze zelfde verkiezing is geschied, niet uit het voorgezien geloof en gehoorzaamheid des geloofs, heiligheid, of enige andere goede hoedanigheid of geschiktheid, als een oorzaak of voorwaarde, tevoren vereist in den mens, die verkoren zou worden; maar (deze zelfde verkiezing is geschied,) tot het geloof en gehoorzaamheid des geloofs, tot heiligheid, enz;

De vraag is hier: Op grond waarvan heeft God zijn Gemeente verkoren?

 

Is dat net zoals met een kist aardappels? Een gedeelte ervan is verrot. De goede aardap-pels kies ik uit, en de rest, de rotte, gooi ik weg. Nee … want als we ons de eerste paragraaf nog herinneren dan weten we: alle aardappels zijn verrot, alle mensen hebben in Adam gezondigd en liggen onder het oordeel van de eeuwige dood.

Is het dan net als met een grote zak rode en blauwe knikkers? De blauwe kies ik uit omdat ik een voorkeur heb voor blauw. Nee, zo is het niet bij God. Geen willekeur, geen voorkeur.

 

De reden van het kiezen van die goede aardappels en die blauwe knikkers ligt in die aardappels en die knikkers zelf. Zo dachten de remonstranten over de verkiezing. Bij hen ligt de oorzaak ten diepste in de mens. Zij stellen het zo: God heeft wel van eeuwigheid een Gemeente verkoren, maar verkoos hen, waarvan Hij van tevoren wist, wie er zouden gaan geloven, gehoorzamen, Hem liefhebben. Hij koos hen dus uit op grond van vooruitgezien geloof. Het zijn de mensen die zich gunstig van de rest onderscheiden in vroomheid, kleinheid, nederigheid en geschiktheid tot het eeuwige leven. Hij koos de beteren uit.

 

God stelt volgens hen voorwaarden. De mens moet geloven en de mens moet door zijn gehoorzaamheid tonen dat het hem ernst is. Wie hieraan voldoet, wie gelooft en gehoorzaamheid toont en wie dat dan levenslang volhoudt, die zal aan het einde door God beloond worden met de zaligheid. Uiteraard kunnen dat geloof en die gehoor-zaamheid niet volkomen zijn, maar God wil in Zijn genade het onvolkomene dan houden voor volkomen. U voelt hoe de mens meedoet en tegelijk levenslang in een kramp blijft. Als u in een diep dal komt en aangevochten wordt - zit hier zo iemand in de kerk? - en dan tegen mij zegt: ‘Dominee, ik hoop maar dat het niet overgaat en dat ik niet afval’, dan zou ik moeten zeggen: ‘Ik hoop het ook voor u, want anders is het nog eeuwig verloren.’ Ziet u hoe troosteloos deze leer is?

 

Stel je eens voor dat het waar was, wat de remonstranten leerden. Dat God mensen zou verkiezen omdat ze zo gelovig waren. Dan moest je dus zelf maar zien dat je gelovig werd, heilig werd en gehoorzaam werd. Maar daar zit nu toch juist het knelpunt. Of is dat voor u niet zo? Wat zou u ervan vinden als ik tegen u zou zeggen: God wil een heleboel voor u doen, Hij heeft ook heel veel voor u gedaan, maar u moet zelf wel zorgen voor geloof, hoop en liefde en een gehoorzaam leven leiden. God verwacht dat u dat zelf opbrengt.

 

Voelt u wat hier gebeurt? Meer en meer verschuift het zwaartepunt van het geheim van de zaligheid naar de mens. In diepste wezen hangt alles af van onze geschiktheid. De ene mens is het waard en de andere niet. Wie hier blij mee kan zijn, is alleen die mens die optimistische gedachten heeft over zichzelf. Maar als je echt eerlijk bent voor God en beseft wie je zelf bent en wat God vraagt, kun je hier alleen maar moedeloos van worden. Wat een troosteloze leer. Deze leer wordt nu in par.9 radicaal afgewezen. Wij hebben niets en zien in onszelf niets wat voor God aangenaam kan zijn. Gelukkig hebben de remonstranten geen gelijk. Hun leer zou de oprechte gelovigen tot wanhoop brengen. Het geheim ligt net andersom. U vindt dat terug in par.9.

 

God heeft niet een Gemeente verkoren van wie Hij zag dat zij ging geloven en van wie Hij zag dat zij gehoorzaam zou zijn en ook een zekere heiligheid bezitten. Nee … zo zou het hele menselijke geslacht verloren zijn gegaan want God zou niemand hebben gezien die goed deed tot… niet één toe. De verkiezing is niet op grond van het geloof; de verkiezing is tot het geloof. Niet omdat ... maar opdat ... We zijn niet uitverkoren omdat God ons geloof zag, maar de gelovigen mogen weten dat omdat God ons uitverkoor, schonk Hij het geloof. Kijk, en dan ligt het vast. Dan kan het niet meer overgaan. God begiftigt met een geloof dat niet kan overgaan. De Heere bewerkt en versterkt het geloof zo, dat wij in dat geloof volharden. Hij doet ons gehoorzaam zijn. Hij heiligt ons in Christus. Dat zijn allemaal vruchten, die voortvloeien uit de fontein van Gods verkiezende liefde.

 

En dan ons aandachtspunt de;

 

3. Verkiezing tot dienst

 

In par.9b lezen we:

Diensvolgens is de Verkiezing de fontein van alle zaligmakend goed, waaruit het geloof, de heiligheid, en andere zaligmakende gaven, en eindelijk het eeuwige leven zelf, als vruchten vloeien; naar het getuigenis van den Apostel: ‘Hij heeft ons uitverkoren (niet, omdat wij waren, maar) opdat wij zouden zijn heilig en onberispelijk voor Hem in den liefde (Ef. 1:4).

 

Wat een heerlijk Evangelie wordt hier in deze paragraaf ontvouwd. Die fontein van alle zaligmakend goed is niet ons eigen hart, maar Gods hart, van eeuwigheid zo met ons bewogen, dat Hij besloot ons alles te geven wat ons van onszelf ontbreekt. Hij die zit bij de droge fontein van zijn eigen hart, hij die uit de fontein van zijn eigen hart alleen maar vuil water ziet borrelen, mag horen van een andere Fontein. De Fontein van Gods hart. De Fontein van alle zaligmakend goed, waaruit het geloof, de heiligheid en andere zaligmakende gaven en tenslotte het eeuwige leven zelf, als vruchten vloeien.

Daar heb je het weer: God heeft niet verkoren ‘omdat’, maar ‘opdat’.

Bij U Heer' is de levensbron.

 

Nu heeft God het zo geregeld dat die fontein van levend water eerst ons leven komt binnenstromen en van daaruit stroomt het verder naar anderen toe, naar onze naaste, ons gezin en mensen buiten de gemeente. Jezus zegt: Wie in Mij gelooft, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien (Joh. 7: 38). Daar gaat nu het tweede deel van par.9 over: de verkiezing tot dienst. Want die stromen van levend water gaan ook werkelijk vloeien.

 

Het gaat hier nu even niet over de oorzaak en de oorsprong van de verkiezing namelijk de eeuwige raad van God, Gods liefdehart en over Christus, in Wie God verkoren heeft. Maar die verkiezing heeft ook een doel. Wat is nu het doel? U zegt misschien: de eeuwige zaligheid. Ja, daarover ging het in onze eerste gedachte. In de verkiezing draait het om de zaligheid. Wie door God is verkoren komt in de hemel. Dat is zeker waar, maar dat is dan wel meteen het allerlaatste doel. Wat het allerlaatste is, moeten we ook voor het allerlaatste bewaren. Als het gaat over ons leven hier en nu, is de verkiezing in de eerste plaats verkiezing tot dienst. Want wat zegt Paulus in Ef.1:4: Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde.

 

Denk nog eens even terug aan de schriftlezing uit Gen.12. Het bekende hoofdstuk waarin ons de roeping en verkiezing van Abraham beschreven wordt. Het is duidelijk dat Abraham niet verkoren werd, omdat hij zo gelovig was. Nee, hij werd verkoren tot dienst. We kunnen dat lezen in de hoofdstukken die op Gen.12 volgen. Abraham werd verkoren en geroepen opdat hij zijn leven anders zou gaan leiden dan voorheen. Opdat er allerlei vruchten zouden gaan groeien in zijn leven, die er voorheen niet waren. Vruchten van geloof, gehoorzaamheid, hoop en vruchten van lankmoedigheid.

 

Denk maar aan Abrahams opstelling ten aanzien van de ruzies onder de herders. Vruchten van nederigheid en het ‘de minste kunnen zijn’. Denk maar aan Abrahams houding tegenover Lot. Vruchten van geloof: De Heere beloofde hem dat zijn zaad zou zijn als de sterren aan de hemel, en Abraham geloofde God en het werd hem tot rechtvaardigheid gerekend. Vruchten van heiligheid, hoor maar: Hij leefde als vreemdeling in het beloofde land en was een rechtvaardig en godvrezend man. Vruchten van volharding. Hoe werd zijn geloof bestreden, denk aan het offer van Izak op de berg Moria, maar in die ontzaggelijke beproeving volhardde hij. Ziet u bij Abraham de fontein van de verkiezing opborrelen, overvloeiende van alle zaligmakend goed?

 

Voor wie zijn al die vruchten nu? U zegt: ‘Voor God.’ Ja, dat is zeker waar. Het gaat om de eer van God. Efeze 1: opdat wij zouden zijn heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde. God verkiest ons om Zijn beeld gelijkvormig te zijn. Zijn doel is dat Hij weer een mens voor ogen heeft in wie Hij ten volle vreugde kan hebben. Bent u dat, jij, die belijdt de Heere lief te hebben? Het doel van de Gemeente in deze wereld is in eerste plaats om er te zijn voor God. Tot eer van God.

 

Even terug naar Abraham. Een tweede antwoord op de vraag voor wie die vruchten van de verkiezing zijn is dat die vruchten er zijn voor Abraham zelf. Want het leven, dat hij gaat leiden in geloof en gehoorzaamheid aan de roepende God, is niet altijd succesvol, maar het is wel een gezegend leven. Wat is hij door de Heere gezegend met knechten en vee, rijkdom en vrede. Dat had God ook beloofd als hij zei: Ik zal u tot een groot volk maken en uw naam groot maken en Ik zal u zegenen.

 

Er is ook nog een derde antwoord mogelijk op de vraag ‘voor wie die vruchten van Gods verkiezing in Abrahams leven zijn’. De Heere heeft dat Zelf in deze bewoordingen gezegd: Wees een zegen en In u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden. Dit derde antwoord is zeker niet het minst belangrijk. De opdracht om tot een zegen te zijn is een heel belangrijk doel van de verkiezing. Gods verkoren Gemeente is er niet alleen voor God, maar ook voor de wereld. Om te getuigen van Gods reddende liefde en zo anderen tot Christus te brengen. Zo is de Gemeente Gods gezondene in de wereld, het lichaam van Christus, dat groeit en bloeit en barmhartigheid bewijst en zo het beeld van de grote Meester uitstraalt.

 

Dat kan alleen als het heerlijke licht van Christus Zelf over ons leven straalt. De genade van Hem, in Wie de Gemeente verkoren is en waardoor we aan Zijn beeld gelijkvormig mogen worden.

 

Laten we daar samen om bidden met de Avondzang, de verzen 1,4,6 en7.

 

O grote Christus, eeuwig licht!

Niets is bedekt voor Uw gezicht;

Die ons bestraalt, waar wij ook gaan,

Al schijnt geen zon, al licht geen maan.

 

Houd ons gemoed voor U bereid,

Opdat het blij Uw komst verbeid’,

Daar ’t in een stil vertrouwen leeft,

Dat Gij ons onze schuld vergeeft.

 

Behoed het ganse Christendom;

Geef dat in kruis Uw vreugd weerom;

Vertroost het neergebogen hart,

En heel in gunst der kranken smart.

 

O Vader, dat Uw liefd’ ons blijk’;

O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk;

O Geest, zend Uwen troost ons neer;

Drie-enig God, U zij al d’ eer!

 

Verkiezing tot dienst. Je komt dat ook tegen in Ex.19, waar het gaat over de verkiezing van Israël. Daar lezen we in het vijfde vers: Zo zult gij Mij een eigendom zijn uit alle volken, dit is verkiezing. Het doel van deze verkiezing en de opdracht van deze verkiezing volgen in het zesde vers: Gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk zijn. De apostel Petrus haakt in zijn eerste brief bij deze woorden aan, als hij over de verkiezing schrijft en daarmee verbonden over de opdracht van de Gemeente van de Heere Jezus Christus uit Joden en heidenen, als hij schrijft: Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden van Degene, Die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht  (1 Petr. 2: 9).

 

De verkiezing springt dus niet met een grote boog vanuit de eeuwige raad naar de eeuwige heerlijkheid. Daar tussenin ligt de roeping van Gods Gemeente, van uw en mijn leven op aarde, en daar komt het er wel terdege op aan dat we zijn uitverkoren tot dienst. In het leven van de uitverkoren Gemeente moet zichtbaar worden hoe God het leven bedoelt. In een wereld vol wanhoop straalt de Gemeente van Christus hoop uit. In een wereld van liefdeloosheid: liefde. In een wereld van geweld: zachtmoedigheid en lankmoedigheid. In een wereld van onrecht: gerechtigheid.

 

Dat was al het doel van de verkiezing van Israël onder het Oude Testament. Jes.49: Ik heb u ook gegeven tot licht der heidenen om Mijn heil te zijn tot aan de einden der aarde. Vanaf Gen.12 heeft Gods verkiezing een wereldwijde strekking en heeft iedere verkorene net als Abraham, Mozes en heel Israël, de opdracht om iets van die strekking zichtbaar te maken. Het verkoren volk is een ‘in de wereld gezonden volk’. In haar geheiligde leven fungeert de Gemeente van Christus als een plaats van licht en barmhartigheid in deze duistere wereld vol ellende en nood.

 

Daarom worden ook aan eind van par.9 die prachtige woorden uit Ef. 1:4 geciteerd: Opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde. Het gaat om ons leven, een leven der dankbaarheid en dus van dienstbaarheid. Heilig en onberispelijk in getuigenis en levenswandel om zo anderen te winnen voor Christus en Zijn rijk. We moeten weer gaan lijken op Adam voor de zondeval. Je kunt ook zeggen op Christus. We moeten Zijn beeld gelijkvormig worden. Heilig. Kunt u zich voorstellen wat dat is? Als je God gezien hebt en ontmoet hebt wel. Onberispelijk, dat woord wijst eigenlijk op een offerdier zonder gebrek. Het zegt ons dat we ons leven aan de Heere offeren. Dat moet een leven zijn zo, dat we niet te berispen zijn.

 

Tot die adelstand heeft God Zijn Gemeente uitverkoren. Zodat we heilig leven door Hem. Zo heilig en onberispelijk dat Gods oog met welgevallen op ons rust. Dat we ons leven wijden aan Hem. Daardoor zullen anderen iets zien van het geheim van het leven met God, het geheim van de verkiezing. Als ze die vruchten zien, zullen ze kunnen bedenken hoe heilig en heerlijk de bron, de Fontein is, waaruit dit alles voortvloeit.

 

Ziet u gemeente, dat par.9 maar niet een theoretisch geval is? Het wordt hoe langer hoe praktischer. God verkiest tot de zaligheid. Wat een genade! Hij verkiest tot geloof en niet op grond van het geloof. Wat een heerlijk en ruim Evangelie! Maar dat geloof krijgt in ons leven heel duidelijk handen en voeten en het wordt ‘praktisch christendom’. Het is te zien als je er door God bent uitgehaald.

 

Best diep ontdekkend, vindt u niet? Voelt u zich niet schuldig? Denkt u echt dat God veel plezier van u heeft? Heilig en onberispelijk. De prediking van de heiligmaking is voor de gelovigen altijd ontdekkend. Maar het drijft ons ook altijd weer uit tot Christus, Die ons door Zijn Geest vernieuwt. Bij Hem moeten we toch zijn, gemeente..., bij Jezus, het onbevlekte en onbestraffelijke Lam van God. Als er ooit Eén heilig en onberispelijk was, dan was Hij het wel. Nu zegt de apostel: In Hem zijt gij volmaakt.

Leef toch uit Hem, de Gekruisigde, Die is opgestaan.

 

Verkiezing tot dienst. Ziet u hoe dat ook uitdrijft tot gebed: Heere Jezus, reinig mij door Uw bloed, maak mij een beeld van U. Vervul mij met Uw Geest, opdat Ik uw heiligheid deelachtig word. Het is de Geest van de heiligmaking, Die wijst op Christus en verbindt met Christus. Daar zijn we toch weer bij de hoofdpersoon, Hoofd van de Gemeente, Jezus Christus, in Wie de Vader Zijn Gemeente verkoos. De fontein van de verkiezing brengt dus heerlijke dingen voort, ‘zaligmakend goed’: geloof en heiligmaking, ja … zelfs het eeuwige leven.

 

Bent u zo'n vruchtdrager? Hoe oordelen anderen over ons leven? Als ze u ontmoeten, zien ze dan iets van Christus in u? Jezus sprak: Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en zo zult gij Mijn discipelen zijn. (Joh. 15:8) Heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde. In de liefde tot God en de naaste. In Joh.15 zegt de Heere Jezus ook: Blijf in deze Mijn liefde, heb elkaar lief zoals Ik u liefgehad heb. Zo zal de wereld bekennen, dat de Vader Mij gezonden heeft. En ook dat jullie Mijn Gemeente zijn, Mijn lichaam, Mijn vertegenwoordiging op aarde. Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve.

 

Toets hier uw leven maar aan. Struikel maar niet over Gods verkiezende liefde. Aanbid het maar. Hier bereikt de verkiezing zijn doel: heilig en onberispelijk. Het gaat om de verheerlijking van God en het behoud van zondaren. Zo zullen we tot zegen zijn. Zo zullen we de opdracht van God in deze wereld vervullen. Net als Abraham: Ik zal u zegenen en wees een zegen (Gen. 12:2).

Wees eens eerlijk, gemeente, leeft het nu niet in uw hart: O God, als dat Uw bedoeling is met Uw Gemeente, wat mankeert er dan nog veel aan bij mij. Onze fonteinen zijn vaak droog. Soms spuiten ze modder op. Aan onze boom groeien vaak zulke onherkenbare vruchten.

Wees een zegen. Abraham, en u, die Ik verkoren heb en geroepen tot Mijn dienst. Wees heilig en onberispelijk voor God in de liefde. Hoe zal ik deze opdracht ooit vervullen? Wel, zegt God, Ik heb u niet uitverkoren omdat Ik dacht dat u zelf genoeg kwaliteiten bezat, maar Ik heb u uitverkoren opdat Ik Mijn kwaliteiten, Mijn zaligmakende gaven aan u kwijt zou kunnen. Ik heb ook Mijn Zoon uitverkoren tot een volkomen Zaligmaker.

Leef maar uit Hem, Die gezegd heeft: Wie in Mij blijft, die draagt veel vrucht (Joh. 15:5).

Amen.

 

Slotzang: Psalm 89:1

 

‘k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên;

Uw waarheid t’ allen tijd vermelden door mijn reên;

Ik weet hoe ’t vast gebouw van Uwe gunstbewijzen,

Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen;

Zomin de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,

Zomin zal Uwe trouw ooit wank’len of bezwijken.