Ds. J.S. van der Net - Micha 2 : 13

De komst van de Doorbreker

Micha 2
Het werk van de Doorbreker
Zijn vrijheid
Zijn leiding

Micha 2 : 13

Micha 2
13
De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 132: 7, 11
Lezen : Micha 2
Zingen : Lofzang van Zacharias: 1
Zingen : Psalm 31: 1, 2, 6
Zingen : Psalm 126: 1
Zingen : Psalm 126: 2
Zingen : Psalm 56: 5

Gemeente,

De tekst voor deze adventspreek vindt u in het Schriftgedeelte dat we zojuist lazen: Micha 2, het dertiende vers. Het Woord van de Heere luidt daar als volgt:

De Doorbreker, zal voor hun aangezicht optrekken. Zij zullen doorbreken en door de poort gaan en door dezelve uitrekken. En hun Koning zal voor hun aangezicht henen gaan, en de Heere is in hun spits!

Deze woorden van Micha spreken over: De komst van de Heere Jezus, de grote Doorbreker.

Drie gedachten:
Het werk van de Doorbreker;
Zijn vrijheid; 
Zijn leiding.

Dus het gaat om de komst van de Heere Jezus, de grote Doorbreker; ten eerste Zijn werk; ten tweede Zijn vrijheid en ten slotte Zijn leiding.

1. Het werk van de Doorbreker
Gemeente, in ons Schriftgedeelte wordt eigenlijk de terugkeer van de ballingen uit de ballingschap getekend. De profeet Micha ziet die grote groep gevangenen daar in Babel in een machteloze en moeilijke positie verkeren. Het overblijfsel van Jakob is samengedreven, aan alle kanten omringd door vijanden. De ballingen verkeren als het ware in een ruimte waaruit niemand kan ontkomen. Ze zitten als in een gevangenis met dikke muren. Er is niemand onder het volk, die door eigen kracht door deze linies heen kan breken! Maar dan zien we het wonder: de Heere verwekt een Doorbreker, Die dwars door de vijandelijke linies heen, de vrijheid tegemoet gaat! De Heere stuurt een Doorbreker, Die als het ware een grote bres in de muren slaat! Hij stoot van binnenuit de gevangenisdeur open; Hij breekt er doorheen de vrijheid tegemoet! Het is een Doorbreker, Die de Heere sturen zal! 

Wie bedoelt Micha nou eigenlijk met deze Doorbreker? Wijst de profeet misschien naar Kores, de koning van de Perzen? Want Kores was immers het instrument in de handen van God om de Joden te laten terugkeren naar het beloofde Land. 
Zou het Kores zijn? Want wat doet een doorbreker? 
Wel, gemeente, een doorbreker is een bevrijder; een leider, die alle obstakels opruimt die de terugkeer in de weg staan! Is het Kores? Of zou het misschien Zerubabel zijn, die door Kores is aangesteld als stadhouder; een vorst uit het huis van David, die de ballingen als eerste heeft gebracht naar Kanaän? Zou Zerubabel het zijn? 
Nee, gemeente, we moeten nog verder kijken. Achter Kores, en achter Zerubabel, de aardse doorbrekers, staat de grote Doorbreker, de Heere Jezus, de Koning van de Kerk. Want al deze doorbrekers zijn types van de Heere Jezus; want de God van het Verbond ziet Zijn volk alle eeuwen aan in de Heere Jezus Christus! Hij is de enige ware Doorbreker, Die Zijn volk verlost uit de ballingschap! 
Heeft David ook al niet gesproken over de Heere Jezus als de grote Doorbreker? Want toen hij in gevecht was tegen de Filistijnen, en hen versloeg bij Baäl Perázim, zei David: ‘De Heere is door mijn vijanden heen doorgebroken voor mijn aangezicht, als een waterbreuk’ (2Sam.5:20, kanttekening).
Gemeente, die Doorbreker uit onze tekst is een heerlijk beeld van de Heere Jezus en Zijn kracht! Hij is door de vijandelijke linies heen gebroken, zoals water dat opgezweept wordt en een bres kan slaan in de dijken, en er onweerstaanbaar doorheen breekt! Niets kan immers Christus en Zijn kracht weerstaan! Want de Heere Jezus gaat als een Krijgsheld Zijn volk voorop! Mozes sprak van Hem: De Heere is en Krijgsman, Heere is Zijn Naam! (Ex.15:3). En Zacharias heeft over Hem gezongen: ‘Hij heeft verlossing teweeggebracht, namelijk Zijn volk, namelijk een verlossing van de vijanden en al degenen die ons haten!’ 

Als Micha in onze tekst spreekt over de Doorbreker, die voor het aangezicht van het volk zal optrekken, dan is zijn profetie aanvankelijk vervuld toen de Joden uit Babel terugkeerden onder leiding van Zerubabel, een nakomeling van David. Maar voor de tweede keer is deze profetie vervuld in de komst van de Heere Jezus op deze aarde in het vlees! Want Hij is gekomen om Zijn volk te bevrijden uit de macht van hun vijanden. Immers, de ballingschap in Babel is heel de Bijbel door een beeld van de mens, in zijn ellende buiten God. 
In de ballingschap ligt het beeld van de gevangenis, waarin wij ons vrijwillig door de zonde geworpen hebben. Uit die gevangenis kunnen en willen wij onszelf niet bevrijden! Omdat wij mensen zijn die niet eens de ellende zien, waarin wij ons van nature bevinden. Dat laten we ook vaak blijken door de koude manier van spreken over geestelijke zaken. We voelen die ellende niet eens. We voelen zoals we geboren worden niet dat wij buiten God leven. We geloven niet dat we van nature in de duisternis zijn. We geloven niet dat de geestelijke duisternis ons omgeeft. 

Gemeente, dáárom is het Evangelie van Christus' komst in het vlees zo’n onuitsprekelijk heerlijke Boodschap! Want Hij is gekomen om gevangenen te bevrijden! Hij is gekomen om mensen, die Hij van eeuwigheid van de Vader heeft ontvangen, in vrijheid te stellen! ‘Ja, die Doorbreker’, zegt Micha, ‘zal voor hun aangezicht optrekken!’ 
Wat zien we dan een heerlijke vervulling van deze profetie in de Heere Jezus, toen Hij mens werd. Met die menswording is Hij persoonlijk opgetreden als de Doorbreker, om Zichzelf door de linies van de vijand heen te slaan, voor Zijn volk! Daarmee is Hij de Doorbreker, om gevangen kinderen van Adam te bevrijden. 
Hij is de Doorbreker, Die als een Held verlossen kan! Hij heeft het vlees en het bloed van Maria aangenomen. De Heere Jezus, de Vorst van het licht, is op deze wereld gekomen om de linies van de vorst der duisternis aan te vallen en te doorbreken! Die Doorbreker, de Heere Jezus Christus, zal voor het aangezicht van zijn vijanden optrekken. 

Gemeente, wat een vreselijke tegenstand ondervond de Heere Jezus toen Hij op aarde wandelde. Wat was er een tegenstand van de duivel en die vele bezetenen in Zijn dagen. Maar de Heere Jezus, de Doorbreker, sloeg een bres in de linie van de duivel. Een bres die zo breed en zo groot is, dat er niemand is die deze dichten kan. En de Heere Jezus is om deze linies te doorbreken, de weg gegaan van Kribbe tot Golgotha! De Heere Jezus heeft daar de duivel zijn wapenrusting ontnomen.
Petrus zegt over de Heere Jezus dat Hij aan het kruis de vorsten en overheden heeft uitgetogen. Dat wil zeggen: Hij heeft ze ontwapend! De apostel laat erop volgen dat de Heere Jezus over deze machtigen heeft getriomfeerd. De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; dus dwars door het geweld van de duivel heen. 
Zit er nu iemand in de kerk die de Heere is gaan zoeken? Zit er iemand in de bank die met een hartelijke droefheid naar God is vervuld? Iemand die Hem lief heeft gekregen? Een zondaar die zich onvoorwaardelijk heeft mogen overgeven? 
Luister dan! Wat ik gezegd heb is een vrucht op het werk van deze Doorbreker; want zonder het verlossende werk van de Heere Jezus zouden we eeuwig in de gevangenis van de satan blijven. Er is een Doorbreker Die de linies van Satan doorbroken heeft! 
Maar de Heere Jezus heeft als Doorbreker meer gedaan. Hij is ook doorgedrongen tot de verschansing van de zondeheerschappij! Die zondemacht is ook zo'n onneembare linie om Adamskinderen heen. Vandaar dat de apostel zegt: Maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde (Rom.7:14). 

Gemeente, de zonde is van nature koning in ons leven; die zonde beheerst ons denken. We voelen ons in de zonde thuis als een vis in het water! Geen mens kan die zondemacht in ons verbreken! 
Maar nu is Christus Mens geworden, om in Zijn menselijke natuur die zondeheerschappij te doorbreken. Daarom heeft Hij vrijwillig de vloek van de wet op Zich genomen. De Heere Jezus heeft Zich in nooit te begrijpen liefde in de plaats van Zijn volk onder de toorn van God gesteld. Zo heeft Hij doemwaardigen verzoend met de Rechter, Die hen naar de gevangenis verwezen had. Daarom is Hij de Doorbreker, door de macht van de zonde heen. De Heere Jezus heeft die linies doorbroken; de Doorbreker zou voor hun aangezicht optrekken.

Gemeente, er is nog een sterke linie; niet alleen die van de duivel, niet alleen de linie van de zondeheerschappij, maar er is nog een sterke gevechtslinie die om Adamskinderen heen ligt: namelijk de wereld. De wereld verstrikt een zondaar met alle mogelijke strikken en netten. Het is een wereld vol agressiviteit. De wereld vindt weerklank in ons hart. Maar van die wereld heeft deze Doorbreker getuigd: Hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen (Joh.16:33). Geen cultuuruitingen waar de walm van de duivel uit opstijgt, geen boulevardbladen, geen verslaving aan drugs en noem maar op, geen vervolging kan deze Doorbreker tegenhouden! Hij heeft alle macht ontvangen in de hemel en op de aarde, en als Hij er doorheen breekt moet de wereld machteloos toezien. Christus maakt een zondaar vrij van die banden. Christus ontrukt zondaren aan de macht van de wereld.
Die wereld staat er soms van te kijken als een zondaar bevrijd wordt aan haar macht. Ze zegt: ‘Kun je dat nou begrijpen? Dat iemand zin heeft om naar de kerk te gaan. Kun je dat nu begrijpen dat iemand zin heeft om de Bijbel te lezen? Vroeger was hij toch anders? Hoe kan dat toch! Wat is er toch met die man aan de hand?’
Ze begrijpen niet hoe dat kan. Maar de Heere Jezus, de Doorbreker, heeft de linie van de wereld doorbroken! Hij is het gebied van de hel doorgegaan; Hij heeft het domein van de dood betreden; Hij heeft dood en hel van hun sterkte beroofd. Die Doorbreker is na drie dagen weer opgestaan uit de dood. Hij heeft het leven verworven voor een volk dat gebonden is door de ketenen van de tijdelijke en de geestelijke dood. Deze Doorbreker is de Enige Die kan zeggen: Ik ben de Opstanding en het Leven (Joh.11:25). Dat sprak de Heere Jezus eenmaal tot Martha, en dat zegt Hij nog tegen een ellendige zondaar, die met alles aan een eind is gekomen! 

Uitgeworstelde zielen, hoort u dat? Ik ben de Opstanding en het Leven! De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken. Het naderend kerstfeest spreekt over de komst van de Heere Jezus in het vlees. De Doorbreker! Is het dan geen reden om uw knieën te vallen en deze Doorbreker te bewonderen? Want alles getuigt van Zijn onbegrijpelijke liefde voor zondaren; van onpeilbare diepten van plaatsbekledend lijden.
Kent u dat verlossende werk van deze Doorbreker? 
Als we daar iets van kennen, zeggen we: ‘Heere, neig Uw oor tot mij en kom haastiglijk! Wees mij tot een sterke Rotssteen, om mij te behouden.

Wij zingen nu eerst Psalm 126 vers 1:

Wanneer de Heer’, uit 's vijands macht,
't Gevangen Sion wederbracht,
En dat verlost' uit nood en pijn,
Scheen 't ons een blijde droom te zijn.
Wij lachten, juichten; onze tongen
Verhieven 's Heeren naam, en zongen.
Toen hieven zelfs de heid'nen aan:
‘De Heer’ heeft hun wat groots gedaan.’

Gemeente, we overdachten in de eerste plaats het werk van de Doorbreker. Met de tweede gedachte zien we:


2. Zijn vrijheid
De vrijheid van de Doorbreker. Micha zegt erover: En zij zullen doorbreken en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken! 
Zojuist hebben we gezien dat die grote Doorbreker Zijn werk heeft verricht. Want de Heere Jezus heeft met grote stem geroepen op Golgotha: Het is de volbracht! (Joh.19:30). Wat is dat een heerlijke vrucht!
Wel, zegt Micha: Zij zullen doorbreken, en door de poort gaan; en door dezelve uittrekken! Want wat die Doorbreker heeft gedaan wordt op grond van Gods welbehagen in die gevangenen uitgewerkt. Toen koning Kores zijn edict uitvaardigde was er maar een klein gedeelte dat terugkeerde naar Babel; zo'n vijftigduizend mensen. Tallozen hoorden de bekendmaking wel, maar ze bleven in ballingschap; ze gingen niet! 
Maar doen wij niet hetzelfde in de ballingschap van onze doodstaat? 
O ja, we gaan wel naar de kerk, we horen wel het adventsevangelie, maar wat doen we?
Wij blijven waar we zijn! En waarom? 
Omdat we heel diep in ons bestaan, in vijandschap en in ongeloof de roepstem van God verwerpen. Omdat wij toch uiteindelijk van nature onze ballingschap beminnen. Wij hebben onze ketenen zo lief. Uiteindelijk geven wij toch de voorkeur aan onze gevangenisdeuren. Zo dwaas zijn wij mensen! 
Voorkeur geven aan de cel… Iemand die in de Koepelgevangenis in Breda zit zou zeggen: ‘Wat een dwaasheid!’ Wat zijn we toch diep gevallen. We geven de voorkeur aan onze boeien.

Wat gebeurt er eigenlijk als die Doorbreker door de bres Die Hij heeft geslagen ons oproept om Hem te volgen? Als Hij door Zijn komst in het vlees en Zijn werk op Golgotha de poort heeft geopend om Hem te volgen? Wat ervaart u dan? 
Dan worden wij vaak korzelig! Dan kan de vijandschap tegen vrije genade zomaar in uw hart opwellen. Dan gooien wij er in onze ergernis er wel eens uit: ‘Als je niet uitverkoren bent, dan kom je er toch niet!’ Of we worden op een andere manier geërgerd: ‘De prediking van het aanbod van genade is veel te ruim. Het moet zo niet. Het gaat zus en het moet zo!’ We beminnen onze gevangenisdeuren; en we blijven waar we zijn. We horen de verkondiging van het adventsevangelie wel, maar wij verlaten de gevangenis niet! 
Zo zijn wij nu van nature! Daarom bid ik u: Ga zo toch niet door! Als u zo onder het adventsevangelie verkeert, en diep in uw hart God te beschuldigt. Leef toch niet verder in de boosheid van uw hart. Lever toch liever de wapens van vijandschap bij de Heere in. Meisjes en jongens, smeek toch om waarachtige bekering. Doe het zodra je thuiskomt. Want we liggen verloren in zonde en schuld. Het is nodig dat we dat we gaan geloven dat we dood zijn in de zonden en in de misdaden. We moeten dat voor onszelf een keer gaan inzien. 

Jongens en meisjes, pas dan krijgt die Doorbreker grote waarde. Als je nou thuiskomt straks, vergeet dan niet in je gebed tegen de Heere te zeggen: ‘Heere, bekeer me! Breek toch door in mijn leven’ 
Gemeente, het is nog niet te laat! Al zit u misschien met opstandige gedachten onder de prediking van het Evangelie van advent; al kruipt misschien de vijandschap in uw hart omhoog: Het is nog niet te laat! Het is het heden der genade! O, als u deze Doorbreker niet zoekt, dan zult u het straks eeuwig van Hem moeten verliezen. Want u kunt het tegen deze Doorbreker nooit volhouden. U zult u door eigen schuld, eeuwig de gevangene zijn van de vorst der duisternis. Dan zult u boeien hebben die tot in eeuwigheid niet worden losgemaakt; dan zult u op de plaats zijn waar wening zal zijn en knersing der tanden. 
O, deze Doorbreker is gekomen om blinde ogen te openen; deze Doorbreker is gekomen om tegen gebondenen te zeggen: ‘Ga uit die gevangenis!’ De Vader heeft de Heere Jezus geroepen om tot zulke gevangenen te zeggen: ‘Kom tevoorschijn.’ En daar gaat Hij mee door, ook vandaag. Dan zegt Hij nog: ‘Verlaat uw gevangenis! Kom tevoorschijn uit uw duisternis.’

Gemeente, als Hij spreekt, en uw oren gaan open, dan horen wij Zijn woorden anders en dan zien wij het anders. 
Is dat al gebeurd in uw leven? Wat ervaart u dan? 
Wel, leg uw hart er maar naast. Dan zien wij de ellende van ons leven buiten God; dan voelt u zich niet langer thuis in de ballingschap van de zonde; dan schrijnen de pijnlijke ketenen van de zonde, die u vroeger niet opmerkte. Dan zien we de duisternis die ons omgeeft; en in die duisternis kunnen we het niet uithouden. We moeten de Heere leren vinden! Dan breekt er een tijd aan in ons leven, dat we zelf storm gaan lopen; storm gaan lopen tegen de linie van de zonde; storm gaan lopen tegen de satan, en tegen de linie van de wereld. We proberen er zelf doorheen te breken, want het moet toch veranderen? Het kan toch zo niet langer? Dan gaan we zelf stormlopen. 
Maar als we tegen die wallen oplopen worden we afgeslagen! Elke nieuwe stormloop eindigt onder aan de verschansing, en alle pogingen om zelf die linies te doorbreken falen. Uiteindelijk liggen we uitgeput en moedeloos onder aan die wal! En onze toestand wordt al hopelozer. We kunnen er zelf niet uitkomen, en klagen: ‘Voor mij is het onmogelijk.’ Dan roepen we het uit: ‘Ik ben van Uwe wet te schenden, krom van lenden, vol van kommer en verdriet!’
Bovendien ervaren we iets waar we voorheen geen weet van hadden. We gaan zien dat de Heere heilig is; we gaan zien dat de Heere rechtvaardig is. Hij eist van ons wat wij Hem niet geven kunnen… 
Maar er is dan ook een hartelijk bukken onder de Heere. Onder Zijn recht. Een hartelijke belijdenis: ‘Heere, U kunt naar recht aan mij voorbijgaan! Maar Heere, ik kan U niet missen. Is het nog mogelijk om door die onoverkomelijk hoge verschansingen door te breken? Is er nog een weg om eruit te komen, uit die gevangenis?’ 

Is het zo al in uw leven eens gegaan? Zijn uw ogen en oren al geopend? Echt waar: Dan komt de Heere met de adventsboodschap tot krachtelozen. Ze horen dat die Doorbreker gekomen is om gevangenen vrijheid te geven. Dan klinkt er een boodschap voor vermoeide en uitgeworstelde gevangenen die er niet meer doorheen kunnen breken, en die alle pogingen hebben opgegeven om zichzelf te verlossen. Er is verlossing! Want die Doorbreker, de Heere Jezus, heeft een bres geslagen. Hij heeft de poort van de gevangenis geopend. 
O, wat een blijde boodschap voor een afgetobd volk in ballingschap! Als u die tijding hoort, die blijde Boodschap, dat Die Doorbreker een bres geslagen heeft, dan wordt ons gebed vermenigvuldigd. ‘O, machtige Doorbreker, ontfermt U Zich over mij! O machtige Doorbreker, ontfermt U!’

Er zit nu misschien wel een man of een vrouw in de kerk, een meisje of jongen, die bij zichzelf zegt: ‘Ja maar, ik begrijp het niet. Waarom gaan die ballingen nou niet direct naar die bres? Als ze die stem horen die hen wijst op die opening? Waarom gaan ze niet onmiddellijk door die poort? Waarom roepen en smeken ze dan tot die Doorbreker?
Ach, gemeente, weet u waarom? 
Ze ervaren dat ze zelf niet bij die bres kunnen komen! Zij ervaren dat ze zelf die poort niet kunnen bereiken. Ze ondervinden één ding: dat ze voeten des geloofs nodig hebben, om door die bres heen te gaan. Maar ze kunnen het geloof niet uit zichzelf voortbrengen. Dat ervaren ze; en daarom smeken ze, als ze die heerlijke boodschap over die Doorbreker horen: ‘Heere, ontferm U mijner! U bent de Doorbreker!’ 
Zelf kunnen ze geen geloof maken! Ze luisteren vol verbazing naar mensen die schijnbaar zo gemakkelijk kunnen geloven; en toch worden ze er niet jaloers op. Ze blijven maar door bedelen: ‘Heere, ontferm U mijner, ontferm U! Trek mij en wij zullen U nalopen…’ Maar wat een wonder; dan komt die Doorbreker in de weg van het gebed! Hij leidt Zelf door die bres heen! 
Hoe doet de Heere Jezus dat? Hoe leidt Hij ons dan door die bres heen?
Ach, weet u hoe Hij dat doet? Hij grift de belofte van het Evangelie in het hart; dan schrijft Hij op de wanden van uw hart: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh.14:6). Dan golft het geloof, dan golft de hoop en de liefde door ons heen. Dan spreekt de Heere tot ons persoonlijk Dan valt er een hele kerk met mensen weg! 

Op die schenking volgt ook het aannemen. Want wij zien die Doorbreker als Hij spreekt; als Hij naar de belofte van het Evangelie leidt. Dan beginnen we ootmoedig van de Heere Jezus gebruik te maken, door het geloof. We gaan onszelf verootmoedigd toevertrouwen aan die Doorbreker: ‘Heere Jezus, Gij hebt die bres geslagen! Leidt Mij er doorheen.’ O, dan zien we op die Doorbreker; we vertrouwen ons aan Hem toe; we mogen die Doorbreker volgen. Als dat ogenblik komt in uw leven, dan wordt het geloof een heilige vanzelfsheid! We zien die Doorbreker, Jezus; we volgen die Doorbreker, Jezus; we gaan door de bres heen. Door de Poort heen; door de gevangenisdeur… Babel ligt dan achter ons, Kanaän voor ons! 
En reken er maar op, gemeente, dat in vrijheid gesteld worden is een zielsverrukkende ervaring. Besprenkeld te worden met het bloed van de Heere Jezus Christus; dat is het leven! In blijdschap en in verwondering zien wij dan op tot deze Doorbreker. We kunnen de grootheid van Zijn ontferming niet op. Ze vervult ons gehele hart! Het is niet onder woorden te brengen. Dan stamelen we: ‘Het is niet alleen voor anderen, het is ook voor mij.’ Dan wordt onze ziel als een gewaterde hof en trilt van innerlijke ontroering bij zo'n sterke uitlating van Gods liefde. Dan stromen vanwege Gods ontferming de tranen over uw wangen.
Kent u daar iets van? 
En ze zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken!
En als we door die bres zijn, blijven we daar dan staan?
Nee, gemeente! 

Maar we zingen eerst. Psalm 126 vers 2:

God heeft bij ons wat groots verricht;
Hij zelf heeft onzen druk verlicht;
Hij heeft door wond'ren ons bevrijd;
Dies juichen wij, en zijn verblijd.
Breng, Heer’, al Uw gevang'nen weder;
Zie verder op Uw erfvolk neder;
Verkwik het, als de watervloed,
Die 't zuiderland herleven doet.

Gemeente, Gods kinderen worden door de Doorbreker verder geleid. Daarover gaat onze derde gedachte:

3. Zijn leiding
En hun Koning zal voor hun aangezicht henen gaan. Onder Zijn leiding… Want de ballingen, die daar voortrekken, komen veilig in Kanaän aan. Ze worden verder geleid; onder de leiding van Zerubabel bereiken de ballingen Jeruzalem.
Maar, gemeente, meer dan Zerubabel is hier! Micha geeft het aan. Ten diepste schrijdt Vorst Messias voor Zijn volk uit! Hij bevindt Zich aan de spits van het leger. Er staat in onze tekst: En de Heere is hun Spits! 
Hij gaat voorop. Hij baant de weg. Hij is de Doorbreker, en op weg naar huis blijft Hij de Doorbreker. Hij doorbreekt alle weerstand en tegenstand. Want rekent u er maar op dat op weg naar het Vaderhuis veel gevaren opdoemen. Reken er maar mee dat onderweg veel obstakels liggen. 
Als de Heere Jezus Christus de linies van de zonde en de duivel verbroken heeft, kunnen de vijanden die nederlaag niet verkroppen. De wereld, de satan, de zonde, ze vallen Gods kinderen van alle kanten aan. Ze proberen zo de Doorbreker te treffen. Als wij door de woestijn van het leven trekken worden we door de ene aanval na de andere getroffen. 

Wie nu door opzoekende liefde de Heere heeft leren zoeken en vrezen en heeft te kampen met zware tegenstand en veel obstakels, die luistere dan naar dit adventswoord van Micha. Laat u heden onderwijzen door de Koning, Die u lief gekregen hebt. Laat u in alle waarheid leiden door deze Bruidegom van Wie u eenmaal hebt mogen zeggen: Zulk Eén is mijn Liefste! (Hoogl.5:16).
Misschien zit er wel een man of een vrouw in de kerk, die in grote nood is; die misschien wel heel veel aanvechtingen heeft; die misschien zegt: ‘O, die drie doodsvijanden de wereld, de zonde en de satan, wat kunnen ze te keer tegen mij gaan.’ 
Ach, ik zou u graag willen zeggen: ‘Laat u niet verschrikken; de Heere is aan de spits getreden.’ Het staat in onze tekst. De Heere Jezus gaat vooraan. Ook in de nacht, als er aanvechtingen zijn, dan gaat de Heere aan de spits. Ook in de nacht van de vreze des doods treedt de Heere aan de spits! Ja, ook als de wereld zo trekt, gaat de Heere voorop. Ook als de satan u toeroept dat er niets van de Heere bij was: ‘Denk je dat dat allemaal met genade mogelijk is? Je hebt zelf een begin gemaakt! God is niet begonnen, je bent zelf begonnen!’ De Heere treedt aan de spits! O, als u zo bestreden wordt, roep dan tot Hem om hulp. 
Mensen stellen teleur, mensen geven vaak een verkeerde raad. Sommigen zeggen misschien tegen je: ‘Je moet maar dieper graven, hoor. Om de Heere iets aan te kunnen bieden.’ Maar, gemeente, al graven we nog zo diep in ons binnenste, we vinden niets dan ongerechtigheid in onszelf. Er is niets dat we de Heere kunnen aanbieden. Zulke mensen zijn slechte raadgevers. Kom, bedenk toch dat de Heere aan de spits gaat. Roep dag en nacht tot deze Koning! Hij heeft het Zelf gezegd: Deze ellendige riep en de Heere verloste hem uit al zijn benauwdheden (Ps.34:7).

Kinderen des Heeren, er rust een heilige verplichting op ons om de Koning die aan de spits gaat, aan te roepen. Die Koning leidt… Maar als wij ons aan Zijn leiding onttrekken, als we menen het beter te weten, dan komen we met alle ontvangen weldaden nog op een dwaalweg terecht. Er is niets waar we banger voor moeten zijn, dan onze eigen weg te gaan. Als de zonde er tussenkomt, en scheiding maakt tussen God en onze ziel, dan gaan we zo vaak weer onze eigen weg. Dat brengt duisternis, verachtering in de genade en vermindering van de liefde. Dan volgt een inzinking van de hoop, en een verzwakking van het geloof! 
Kinderen des Heeren, vraag daarom steeds opnieuw om achter Jezus aan te mogen komen. Want Micha zegt: ‘Hij blijft vooropgaan. En hun Koning zal voor hun aangezicht henen gaan, en de Heere is aan hun spits!’ En als Hij eenmaal door die bres van de zonde heeft geleid: Hij zal niet begeven, Hij zal niet verlaten. Hij is de Doorbreker, en in de nabijheid van de Koning zijn we veilig! 
Bij de Koning! Daar is immers de wijsheid van God de Vader, de wijsheid van God de Zoon en de wijsheid van God de Heilige Geest. Zou die wijsheid van een drie-enig God niet voldoende zijn om alles te doen mede werken ten goede? 
Kinderen des Heeren, heeft de Heere het ooit verkeerd gedaan? 
Nee! En Hij zal het ook nooit verkeerd doen! Hij doet het goed. Begeer daarom de wijsheid van deze Koning, opdat u mag zien dat Zijn leiding goed is; dat Zijn leiding aanbiddelijk is! Hij heeft beloofd: Ik ben met ulieden tot aan de voleinding van de wereld (Matth.28:20). Laten we dan maar bidden: Heere, vermeerder ons het geloof (Luk.17:5). Want Hij heeft het beloofd: Ik ben met ulieden! 

Gemeente, in het leven van Gods kinderen moet de Heere Jezus elke dag weer doorbreken; want er is zoveel dat we niet in eigen kracht kunnen. Maar deze Doorbreker breekt door; Hij breekt door het ongeloof heen; Hij breekt door de twijfelmoedigheid heen; Hij breekt door de verachtering heen! En dan gaan we als een bedelaar aan Zijn troon verkeren. Dan wordt het waar: ‘Niets uit ons, maar alles uit Hem! Zo komen we in Jeruzalem!’

Amen.

Ik roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;
'k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat sterv'ling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G' in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en 't onheil af zoudt wenden,
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,
Door ijver aangespoord.