Ds. J.S. van der Net - Johannes 10 : 9

Christus, de open Deur

De heerlijkheid van deze Deur
Het behoud achter deze Deur
De vrijheid door deze Deur

Johannes 10 : 9

Johannes 10
9
Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 84: 1
Lezen : Johannes 10: 1 t/m 18
Zingen : Psalm 118: 10, 13
Zingen : Psalm 119: 86
Zingen : Psalm 119: 88
Zingen : Psalm 56: 5

Gemeente, het Woord van God dat we in deze dienst overdenken kunt u vinden in het Schriftgedeelte dat wij samen gelezen hebben, het Evangelie naar Johannes, het tiende hoofdstuk en daarvan vers negen. Daar lezen we het Woord van God als volgt:

Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden.

 

Het thema van de preek is: Christus, de open Deur.

Er zijn drie aandachtspunten:

1. De heerlijkheid van deze Deur

2. Het behoud achter deze Deur

3. De vrijheid door deze Deur

 

Deze Schriftwoorden prediken ons dus: Christus, de open Deur. We staan in de eerste plaats stil bij de heerlijkheid van deze Deur, in de tweede plaats bij het behoud achter deze Deur, en tenslotte bij de vrijheid door deze Deur.

 

1. De heerlijkheid van deze Deur

Gemeente, er is niets, bijna niets ergers te bedenken op deze aarde dan dat een mens dakloos is. Ik denk, meisjes en jongens, dat jullie allemaal weleens foto’s gezien hebben van mensen van wie het huis verwoest is, die geen huis meer hebben, bijvoorbeeld door overstromingen. Het is iets verschrikkelijks om dakloos te zijn, dat je geen plaats meer hebt waar je samen met je ouders kunt leven.

Maar, dakloos zijn we in geestelijke zin allemaal, we zijn zoals we geboren worden mensen die zonder God leven, mensen die geen plaats meer hebben bij God! Al hebben wij daar geen erg in, toch probeert de Heere in Zijn Woord ons op allerlei manieren daarvan te overreden: u bent dakloos! Meisje of jongen: je leeft zonder God! Maar nu dringt de Heere bij ons erop aan dat er een Deur is. Wij zijn bij Hem welkom. Er is een Deur, Die geopend is voor daklozen. Het is de Deur van Zijn geliefde Zoon, de Heere Jezus Christus. Die Deur is Jezus Christus Zelf! Hij zegt het Zelf in onze tekst: Ik ben de Deur!

Dat zegt Hij ook tegen de Farizeeën en Schriftgeleerden. We zien Hem in onze gedachten staan, omringd door Farizeeën en Schriftgeleerden, die menen dat zij midden in het Koninkrijk van God staan. Tot hen zegt Hij dat ze moeten ingaan door de Deur der schapen.

Om dit duidelijk te maken gebruikt de Heere Jezus een beeld uit het herdersleven. Hij vergelijkt Zichzelf met een herder. Dit is een beeld dat de Farizeeën heel goed begrepen. Zij kenden het herdersleven in Israël. Ze waren goed thuis in de Bijbel, ze kenden allemaal Psalm 23 waarin David zegt: De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken (Ps.23:1).

 

Nu zegt Jezus in de eerste verzen van Johannes 10 dat Hij schapen heeft en dat Hij die bij name noemt, dat die schapen Hem volgen. Wat lezen we dan in vers 6? Deze gelijkenis zeide Jezus tot hen; maar zij verstonden niet wat Hij tot hen sprak …

Ze begrepen niet dat de Heere Jezus Zelf de Herder is! Of, beter gezegd, ze willen het niet begrijpen! Ze willen het niet! Want ze zien zichzelf als de herders van het volk, en zij willen niet als herder worden afgezet. Daar verzetten zij zich tegen.

De Heere Jezus spreekt verder en komt met een ander beeld: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Ik ben de Deur der schapen! Ik denk, meisjes en jongens, dat jullie dit beeld dat de Heere Jezus gebruikt ook goed kunnen begrijpen. Want wat bedoelt Hij? In Israël werden de schapen ‘s avonds naar de schaapskooi gebracht. Zo’n schaapskooi was niets anders dan een stuk land waar omheen een muur was aangebracht. Die muur diende om de schapen te beschermen tegen rovers en wilde dieren. Maar, meisjes en jongens, in die muur om die schaapskooi heen was één opening gelaten. Dat is de deur van de schaapskooi, waardoor de schapen naar binnen moesten gaan.

 

Als de Heere Jezus in onze tekst zegt: Ik ben de Deur, dan moeten we ons geen mooie afgewerkte deur voorstellen. Nee, die deur waar de Heere Jezus over spreekt is alleen maar een opening in die muur van de schaapskooi. Door die ene opening gaan alle schapen de schaapskooi binnen.

En ja, meisjes en jongens, als die schapen eenmaal door die deur in de schaapskooi zijn, wat doet een herder dan? Dan gaat hij in die opening zitten, zodat er geen schaap meer uit kan en geen wild dier er meer in kan komen. De herder zit daar in die deur als bescherming voor de schapen. Eigenlijk is hij zelf de deur.

In onze tekst zegt de Heere Jezus: Ik ben de Deur. Is het u inmiddels duidelijk worden wat de Heere Jezus bedoelt, als Hij Zichzelf de Deur noemt? ‘Ik ben de opening in die muur,’ want in de schaapskooi loopt de kudde van de Heere Jezus Christus. Dat is het Koninkrijk van God. En nu zegt de Heere Jezus: ‘U kunt nooit in dat Koninkrijk van God komen; U kunt nooit in die gemeenschap met God komen, dan alleen door die Deur, dan alleen door Mij. Daar heb je Mij nu voor nodig, want Ik ben de Deur.

 

Ooit hebben wij allemaal in de gemeenschap met God gestaan, in het paradijs! Toen was er geen Deur nodig. Maar door onze zondeval hebben wij in het paradijs die deur met een klap dichtgegooid. Nu is er geen toegang meer tot God.

Toch zegt de Heere Jezus nu: Ik ben de Deur.

Hoort u, hoor jij dat? Er is een Deur die toegang geeft tot het Koninkrijk van God. En die Deur tot dat Koninkrijk wordt u in de prediking van het Evangelie tijdens deze dienst aangewezen: de Heere Jezus Christus, de Zoon van God. Hij is de Deur, de Toegang tot de gemeenschap met God. Door een weg van lijden en sterven zal Hij de Deur zijn, zal Hij de deur tot God openen. Hij heeft geroepen aan het kruis: Het is volbracht (Joh. 19:30). Als teken dat er weer een geopende deur tot God is, is het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden gescheurd.

Daarom zegt Hij met nadruk: Ik ben dé Deur! Laat de klemtoon maar rustig op het woordje ‘de’ vallen: Hij is dé Deur. Er is er maar Eén, Jezus Christus, Die door Zijn lijden en sterven de deur tot God heeft geopend.

 

Gemeente, meisjes en jongens, zoeken wij deze Deur? Leeft u, leef jij nog steeds buiten de schaapskooi van Gods Koninkrijk? Dan klinkt nú voor u de prediking: Ik ben de Deur! U zult door Hem moeten ingaan! Deuren van eigen ontwerp helpen niet! Zal ik u eens zo’n deur van eigen ontwerp noemen? Dat is bijvoorbeeld de deur van het wetticisme: proberen om door ons doen en laten toegang tot God te verkrijgen. Een ander maakt een deur van zijn rechtzinnigheid, weer een ander is bezig met de deur van zijn bevindingen.

Maar al deze deuren zijn Jezus niet! En daarom, als de Heere Jezus zegt: Ik ben de Deur, dan is dat een ernstig woord! Hij zegt niet: ‘Ik was de Deur!’, of ‘Ik zal de Deur zijn’. Nee, Hij zegt: Ik ben! Dat wil zeggen: Deze Deur staat nu nog wagenwijd open. Tot nu toe, ook op deze dag. Hij is geopend tot de dag van onze dood.

 

Kom, gemeente, nu staat deze Deur nog open! Kijkt u eens naar die Deur; kijken jullie ook eens heel goed, meisjes en jongens. Wat staat er boven die Deur geschreven?

Boven die Deur staat: Klopt, en u zal opengedaan worden; zoekt en gij zult vinden (Matth. 7:7). Ziet u dat er ook boven die deur geschreven staat: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden (Jes. 45:22). Want voor daklozen is er een woning bij God bereid. Voor hen staat de Deur open.

Wat is het voor ons allen nodig om door die Deur binnen te gaan. Er is alleen behoud achter deze Deur. We letten daarop in de tweede gedachte, maar we zingen eerst Psalm 119 vers 86:

 

Psalm 119 vers 86

 

Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer,

Gelijk een bron zich uitstort op de velden;

Wanneer ik door Uw Geest Uw wetten leer,

Dan zal mijn tong Uw redenen vermelden;

Want Uw geboôn zijn waarlijk recht, o HEER;

Gij zult de vlijt van die U zoekt, vergelden.

 

Gemeente, het gaat in deze preek over Jezus Christus, de open Deur. We hebben in de eerste gedachte stilgestaan bij de heerlijkheid van die Deur. En nu letten we op:

 

 

 

 

 

2. Het behoud achter deze Deur

Ik ben de Deur, indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden. Er is behoud als we door deze Deur binnengaan. De tekst zegt het duidelijk. We zullen door die Deur, de Heere Jezus Christus, moeten ingaan: Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden.

Wij allen hier in de kerk weten dat de Heere Jezus gekomen is om zondaren te zoeken en zalig te maken. We weten allemaal dat Hij de Deur is. En toch, velen blijven buiten deze Deur staan. Weten dat er een geopende Deur is maakt niet zalig. We worden alleen zalig als we, zoals de Heere Jezus hier zegt, door Hem ingaan.

Meisjes en jongens, daarvan vinden wij een prachtig voorbeeld in de Bijbel. Jullie hebben er vast en zeker wel eens van gehoord: In Israël had je vrijsteden. Het kon gebeuren dat je per ongeluk iemand doodgeslagen had; dan kon de familie van degene die je doodgeslagen had zich op je wreken. Zo iemand werd de bloedwreker genoemd. Maar wat kon nu zo’n doodslager doen? Hij kon vluchten naar een vrijstad, want als hij in een vrijstad was, dan mocht de bloedwreker van de familie hem niets meer doen.

Nu zie ik in mijn gedachten een doodslager op weg gaan naar zo’n vrijstad. Maar zo lang hij nog buiten die vrijstad was kon hij getroffen worden door de wraak! Want buiten die vrijstad kon de bloedwreker je altijd vinden! En daarom moest zo’n doodslager de poort door. Pas binnen de vrijstad was hij veilig.

Zo is het ook met die Deur, de Heere Jezus! Het helpt niet of wij veel met anderen spreken over de Heere Jezus. Nee, staat er niet: Niet een iegelijk die zegt: Heere, Heere, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen (Matth.7:21). Nee, zegt de Heere Jezus: Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden. Door Mij ingaat!

We kunnen tot vlak bij die Deur komen! Meisjes en jongens, jullie weten daar wel een voorbeeld van. Ja, precies: de rijke jongeling! Hij kon tegen de Heere Jezus zeggen: Van jongsaf aan, van kindsaf aan, heb ik geijverd in Uw geboden, en deze gedaan.’ En we lezen zelfs van de Heere Jezus dat Hij die jongen beminde. Maar toch horen we de Heere Jezus zeggen: Eén ding ontbreekt. Nou, dat is toch niet veel! Eén ding! Ga nu heen en verkoopt al wat gij hebt (Mark.10:21).

Wat gebeurt er dan?

Dan gaat die jongen weg, want uiteindelijk bemint hij zijn goederen meer dan de Heere Jezus. Tegen één van de schriftgeleerden zei Jezus zelfs: Gij zijt niet ver van het Koninkrijk van God (Mark.12:34).

 

Gemeente, het ligt niet aan die Deur hoor! Het komt niet omdat die Deur te nauw is. Want ik mag u vandaag preken: deze Deur is ruim genoeg! De grootste van de zondaren kan er doorheen. Want Paulus schrijft aan Timotheüs: De verborgenheid der godzaligheid is groot. God is gekomen in het vlees om zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben (1 Tim. 1:15). Nee, dat er zoveel mensen weg gaan ligt niet aan de Heere. Want in deze wereld heeft God de Deur geopend, de deur van de gekruisigde Christus, Die door Zijn bloed de toegang tot God is. Gemeente, in dat bloed van de Heere Jezus ligt zo’n overvloed dat onze vaderen beleden hebben in de Dordtse Leerregels: De dood van de Zoon van God is de Enige en volmaakte Offerande en genoegdoening van de zonden, van oneindige kracht en waardigheid; overvloedig en genoegzaam, tot verzoening van de zonden, van de ganse wereld!

Als wij niet door die Deur binnengaan is dat niet de schuld van de Heere Jezus, dat is niet de schuld van die open Deur!

‘Ja maar,’ zegt iemand: ‘maar hoe zit dat dan?’

Wel, als de Heere Jezus zegt: Wie door Mij ingaat! Wat betekent dan dat ingaan?

Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden!

Hoe kan ik ingaan door deze Deur?

Gemeente, dat is heel eenvoudig. Weet u wat dat ingaan is? Dat is geloven! U kunt alleen ingaan door het geloof!

‘Ja maar’, zegt u, ‘is het zo eenvoudig?’

Ja! Zo eenvoudig is het; door het geloof.

 

Weet u, als wij de Bijbel lezen, komen we allerlei beelden tegen over het geloof. Het geloof wordt soms genoemd hongeren, een andere keer wordt het dorsten genoemd. Ook wordt het geloof het aannemen van Christus genoemd. In onze tekst is geloven: het ingaan door de Deur! Hongeren, dorsten, aannemen, ingaan, het zijn allemaal beelden die ons de werkzaamheid van het geloof voorstellen. Zo is nu ook het ingaan door die Deur, de Heere Jezus Christus, een werkzaamheid van het geloof!

Weet u wat dat ingaan door die deur Jezus Christus is?

Laat ik het zo zeggen: dat ik als een arme, ellendige zondaar vlucht tot de Heere Jezus Christus als de enige Naam Die onder de hemel gegeven is door Welke ik zalig moet worden (Hand. 4:12).

We lezen dat in de Bijbel, denkt u maar aan de geschiedenis van de Kananese vrouw. Ze riep tot de Heere Jezus: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! (Matth.15:22) Ze móest geholpen worden, omdat ze erachter was gekomen dat ze zichzelf niet kon helpen. Haar geloof bestond daarin dat ze de Heere Jezus achternaliep en Hem nodig had, omdat ze met alles, alles van haarzelf, dood was gelopen!

Gemeente, dat is nu het geloof! En wat zegt de Heere Jezus tegen haar? O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt (Matth.15:28). Dat is nu het ingaan door de Deur: als een ellendige zondaar vluchten tot Hem, omdat ik door Hem geholpen moet worden. Het is het verlaten van de wereld, het is het vluchten uit de stad verderf, het is het ingaan door de enige Deur, Die u nu wordt gepredikt: Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden.

 

Maar toch, weet u wat er nu zo vaak gebeurt? Er zijn mensen die vluchten naar de Deur, maar ze blijven voor die Deur heen en weer lopen. Hoe komt dat? Omdat er bij hen nog maar zo weinig kennis is van die Deur. Hij is niet de Zaligmaker van mensen die zich willen opknappen, maar een Zaligmaker van zondaren, van vijanden van God. Zulke mensen zeggen: ‘Was ik maar dieper verootmoedigd, had ik maar meer last van mij zonden. Dan zou ik meer geschikt zijn om gezaligd te worden …’

En zo kunnen we maar voor de Deur heen en weer lopen, omdat we nog niet geschikt genoeg zijn om door die Deur in te gaan om behouden te worden.

Maar weet u wat de Heere doet met deze drentelende vluchtelingen? Wel, laat ik het zo maar uitleggen, dan kunnen jullie het ook begrijpen, meisjes en jongens. De Heere trekt als het ware in liefde met Zijn rechterhand zo’n treuzelende zondaar naar de Deur toe! Hij trekt zo’n zondaar met Zijn rechterhand in liefde, maar tegelijkertijd neemt Hij met Zijn linkerhand alles van ons af wat wij willen meenemen om door de Deur te gaan. Hij trekt met Zijn rechterhand, Hij trekt met Zijn liefde. Tegelijkertijd neemt Hij met Zijn linkerhand alles van ons af zodat wij zo arm worden dat we niets meer van onszelf hebben en zullen hebben.

Zo houden we niets anders over dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Paulus roept het uit: Ik wens niets anders te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd (1Kor.2:2). Hij alleen is onze enige gerechtigheid! Dan houden we niets anders over! Zulke mensen mogen door die Deur gaan, alleen door de gerechtigheid van het bloed en een vrede smaken die alle verstand te boven gaat!

 

Gemeente, echt waar; dan komt er zo’n verwondering in je hart; zo’n verwondering; want dan zeg je: ‘O, wat is die Poort ruim! Wat is die Poort ruim! De grootste van de zondaren kan erdoor.’ Indien iemand, staat er in de tekst, indien iemand, hoe groot zondaar hij of zij ook is, indien iemand door Mij ingaat, hij of zij zal behouden worden! Maar wat is die Deur ook tegelijkertijd heel smal; ik kan niets, helemaal níets van mezelf meenemen.

De Heere Jezus zegt het Zelf: Indien iemand door Mij ingaat, Die zal behouden worden. Behouden! Wat betekent dat? Dat wil zeggen: behouden van de toorn van God, omdat Christus als Borg voor de Zijnen in de toorn van God is geweest! We denken aan het beeld van de ark van Noach. Als we in de Ark zijn dan kan het water gaan stijgen, maar de Ark stijgt mee. Als we in de Ark Jezus Christus zijn dan zijn wij behouden en bewaard voor de toorn van God!

Wie ingaat door de Deur, wie gelooft in de gekruisigde Christus, die zal behouden worden van de toorn van God. Dat betekent: voor eeuwig behouden. Eeuwig de oneindige liefde van een drie-enig God mogen ervaren. In plaats van eeuwig verderf -eeuwige zaligheid, bekleed met gewaden die witgewassen zijn in het bloed van het Lam! Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden, die zal eeuwig bij God mogen zijn! Dat is het eeuwige behoud als we door deze Deur, Jezus Christus binnengaan.

Laten wij daar nog eerst van zingen.

 

Psalm 119 vers 88:

 

Gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond

Uw trouwe hulp; stier mij in rechte sporen;

Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond,

Dat, onbedacht, zijn herder heeft verloren;

Ai, zoek Uw knecht, schoon hij Uw wetten schond;

Want hij volhardt naar Uw geboôn te horen.

 

 

  1. De vrijheid door deze Deur

Gemeente, het thema van deze preek is: Christus de open Deur. We hebben u de heerlijkheid van deze Deur gepredikt, maar ook het behoud als we door deze Deur zijn binnengegaan. We letten daar nu in de derde plaats op.

Over die vrijheid gaat het aan het einde van onze tekst: Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden, en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. Wie door die Deur mag ingaan, komt niet in een gevangenis! Die wordt niet opgesloten, nee, achter die Deur zal vrijheid zijn. Dat zegt de Heere Jezus immers Zelf: Die zal in mogen gaan en uit mogen gaan!

De woorden die de Heere Jezus hier gebruikt vormen eigenlijk een Hebreeuwse uitdrukking, die naar het Grieks zijn vertaald. In het Nederlands kun je dit omschrijven als wonen in je eigen veilige woning. In- en uitgaan heeft hier dus de betekenis van wonen. Zoals u uw huis in en uit mag gaan en zoals u vrij bent om dat te doen, zo is ook de vrijheid die de Heere schenkt aan hen die door Hem ingaan, in Hem geloven. Dat is een vrijheid die in Christus Jezus is.

Het is waar dat iemand die buiten de schaapskooi leeft denkt dat hij vrij is om te doen en laten wat hij wil. Misschien denken jullie dat ook wel, meisjes en jongens. Misschien denken jullie wel: Bekeerd worden, leven met de Heere Jezus, het lijkt me allemaal wat eng en bekrompen, dan ben ik mijn vrijheid kwijt! Maar dan bekijk je het écht verkeerd hoor!

Want het lijkt misschien wel zo, maar als we niet door deze Deur zijn binnengegaan zijn we ten diepste niet anders dan ellendige slaven van de zonde, die de satan dienen. Nee, wie door deze Deur mag ingaan, ontvangt in Christus Jezus de vrijheid van de kinderen Gods. Ze mogen vrij ingaan en uitgaan!

We kunnen ons allemaal wel voorstellen wat in onze tekst bedoeld wordt met ingaan en uitgaan. We denken weer aan het beeld van de herder met zijn schapen. De herder gaat voorop naar de schaapskooi en al die schapen volgen hem de schaapskooi in. Daar zijn ze veilig, achter de deur, achter de herder die in de deuropening zit. Maar als er weer een nieuwe dag aanbreekt roept die herder de schapen en komen ze allemaal weer naar buiten. Ze gaan achter de herder aan de schaapkooi weer uit. De herder zoekt dan een stuk weiland op waar ze rustig kunnen grazen en voedsel tot zich kunnen nemen. Dat staat in de laatste woorden van de tekst: Hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden. De herder zorgt ervoor dat er voedsel is voor zijn schapen.

 

Gemeente, zo is het ook in het geestelijke. Allen die de goede Herder volgen en achter Hem aankomen vinden voedsel in het Woord van God. Zo leidt de Herder Zijn schapen. Psalm 23 zegt het: Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil. En als de Herder ’s avonds terugkeert naar de schaapskooi vinden de schapen binnen die schaapskooi rust, veiligheid en beschutting. Ze kunnen met hun noden en zorgen terecht bij de goede Herder. Al ging ik ook door een dal der schaduw des doods, ik zal geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij (Ps.23:4).

Dat is ingaan en uitgaan, en weide vinden.

Er is dus leven, er is dus vrijheid in Christus! Bij Hem is er zo’n grote overvloed, want Hij zegt: Ik ben gekomen, opdat zij het leven en overvloed hebben.

 

Gemeente, Jezus zegt: Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden. Ik heb u de open Deur, Jezus Christus voorgesteld. De noodzaak om door Hem in te gaan en behouden te worden is u verkondigd. Dan zult u door Hem geleid en gevoed worden.  

Maar hoe gaan we nu straks naar huis? Gaan we dan toch weer naar huis met alle vreugde en zorg van de week? Jongens en meisjes, ik kijk ook jullie aan. Zeg maar tegen de Heere: ‘Heere, nu heb ik gehoord van die Deur Die openstaat. Dat heeft U Uw geliefde Zoon gekost. Heere, uit mezelf zal ik nooit komen, maar zou U me willen trekken met koorden van eeuwige liefde?’

Misschien zit er wel iemand in de kerk, die zegt: ‘Ja, ik heb goed naar de preek geluisterd en de noodzaak gevoeld om door die Deur in te gaan! Laat dat uw grond niet zijn. Gaat in door de enge poort. Bidt, en zal gegeven worden. Zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden (Matth. 7:7). Want Hij zegt het nog tegen u: Wie Mij nederig valt te voet, die zal van Mij Mijn wegen leren!

 

De Heere heeft in Zijn schaapskudde allerlei schapen, ook dwaalzieke en kreupele schapen. Kinderen des Heeren, laat het tot smart zijn dat wij zo vaak wegdwalen van de Herder. Maar zeg het eens eerlijk: Hebben wij ooit te klagen gehad over deze Herder? Hebben we echt reden om over Hem te klagen? Hij is toch de Goede Herder en daarom zullen al Zijn schapen straks door die Deur ingaan in die eeuwige schaapskooi in de hemel. Niet één zal er verloren gaan, omdat Hij hen heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Dan zullen ze er eeuwig van zingen dat er op die Deur geschreven staat: Klopt en u zal geopend worden (Luk.11:9). Maar ook dat er achterop die Deur staat: Het is niet desgenen die loopt; niet desgenen die wil, maar des Ontfermenden Gods (Rom.7:16,17). Daarom zal in de hemel eeuwig gezongen worden: Het is door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen!

 

Amen

 

Psalm 56 vers 5

 

Ik roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord;

Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;

'k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;

Wat sterv'ling zou mij schenden?

Ik heb beloofd, wanneer G' in mijn ellenden

Mij bijstand boodt, en 't onheil af zoudt wenden,

Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,

Door ijver aangespoord.