Johannes 1
35
Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen.
36
En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods!
37
En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus.
38
En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen:
39
Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij?
40
Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure.