Evang. J. Krijgsman - Johannes 10 : 22

Wintertijd

Johannes 10 : 22

Johannes 10
22
En het was het feest der vernieuwing des tempels te Jeruzalem; en het was winter.

Delen & Download

Download preek

Meditatie

De wintertijd is weer ingegaan. Alle klokken zijn een uur teruggezet. De tijd van de korte dagen en lange nachten is aangebroken.

In Johannes 10 wordt ook over de winter gesproken. De tijd waarin dit zich afspeelt, kun je vergelijken met onze maand december.

Waarom wordt er zo specifiek bij gezet dat het winter was?

 

Chanoeka

In Jeruzalem wordt het feest van de tempelwijding gevierd: Chanoeka, of het lichtfeest.

Dit feest duurt acht dagen. Het is een herinnerring aan het herstel en de inwijding van de tempel door Judas de Makkabeeër in 164 voor Christus. Het wordt ook wel het feest van de vernieuwing van de tempel genoemd of het feest van de herinwijding van de tempel.

Vele Joden en ook Jezus zijn daarbij aanwezig.

 

Winter

Dit Chanoeka of lichtfeest werd altijd midden in de winter gevierd, zoals bij ons kerst altijd midden in de winter wordt gehouden. Iedereen wist dit. Waarom staat er dan zo nadrukkelijk bij dat het winter was?

Het is misschien niet zo’n belangrijk punt. Niemand zal ervan wakker liggen. Maar toch, er staat niets in de Bijbel zonder betekenis.

Het zou heel goed kunnen dat deze mededeling meer is dan alleen een tijdsaanduiding. ‘Het is winter’; dat is tegelijk een sfeertekening. Daarmee wordt de ijzige sfeer geschetst die er is tussen de Joden en Jezus. Jezus, Die daar in Jeruzalem is en Zich bevindt tussen vele Joden. De Joden, die Hem omringen en op Hem aandringen.

‘Winter’, dat zegt ook iets over de gevoelstemperatuur (onder nul) tussen Jezus en de Joden.

‘Joden’, een term die nadrukkelijk in dit gedeelte wordt genoemd.

‘Winter’ schetst de ijzige verhouding die er is tussen Jezus en de Joden.

 

Contrast

Johannes is een meester in het tekenen van contrasten: hier aan de ene kant de liefdevolle Jezus en aan de andere kant de haatdragende Joden. Johannes tekent bewust met zwart en wit.

Een mooi voorbeeld daarvan vind je in Johannes 13 vers 30. Daar staat: En het was nacht. Het gaat daar over het verraad van Jezus door Judas. Het was toen werkelijk nacht, maar ook nacht in het leven van Jezus en Judas.

Zo’n sfeertekening gebruikt Johannes wel meer in zijn Evangelie.

 

Joden

Zoals gezegd heeft Johannes het hier over Joden. Op het eerste gezicht niets vreemds en niets mis mee. Toch heeft de naam ‘Joden’ hier ook een diepere betekenis. Je moet hier niet denken aan het hele Joodse volk. De Joden die hier genoemd worden, zijn felle tegenstanders van Jezus. Ze staan scherp tegenover Jezus. Jezus staat alleen tegenover déze Joden.

 

Opnieuw een contrasttekening van Johannes. Op het lichtfeest staan het Licht en de duisternis tegenover elkaar.

 

Dreiging

Wat zeggen deze Joden, deze tegenstanders tegen Jezus?

Volgens vers 24 komen ze om Hem heen staan. Ze omringen Hem. Je voelt de dreiging toenemen. Jezus kan als Mens geen kant meer op.

De Joden ondervragen Hem. Ze vragen: ‘Hoe lang houdt U ons nog in het onzekere? Als U de Christus, de Messias bent, zeg het ons dan ronduit.’

In die vraag klinkt iets van verwijt, van ongeduld, van dreiging, van spanning.

 

Het antwoord dat de Heere Jezus geeft, klinkt bits. Opnieuw schetst Johannes hiermee de ijzige sfeer die er heerst.

De Heere Jezus zegt kortaf: ‘Wie Ik ben, dat heb Ik jullie al gezegd. Maar jullie geloven Mij niet. Wat Ik namens Mijn Vader doe, getuigt over Mij’ (vers 25).

 

Pas op de plaats

Waar gaat het hier om? Jezus spreekt tegen de Joden. Dat zijn Zijn tegenstanders, dus de mensen die niet in Hem geloven. Dat staat er twee keer.

Weer de vraag: wie zijn dat die niet geloven?

Zijn dat de Joden alleen? Of zijn wij dat soms? Ben ik dat misschien?

Ik, die tegenstander, die het zo moeilijk vind om te geloven. Ik, die niet wil geloven. Ben ik dat, die mijn vragen heb met een zeker verwijt en ongeduld, die God op het matje wil roepen?

 

Wat zeggen de Joden tegen Jezus? ‘Hoe lang houdt U ons nog in het onzekere?’ (vers 24).

Wat zeggen de mensen vandaag? ‘Als er een God is, waarom laat Hij Zich dan niet zien? Waarom grijpt God niet in, in de puinhoop waarin we met z’n allen leven? Als Hij er is, waarom blijft het dan allemaal zo vaag? Waarom dan zoveel toenemende ellende in de wereld?’

 

Misschien zijn dit ook wel jouw en mijn vragen. Deze Joden staan echt niet zover van ons af.

 

Vastheid en zekerheid

De vraag van de Joden is de vraag van de tegenstanders, de vraag van de oppositie. Het is de vraag die Jezus en de boodschap van Jezus door alle tijden heeft ontmoet.

De vraag van de Joden is ten diepste een vraag naar vastheid en zekerheid – die vastheid en zekerheid die we kwijtgeraakt zijn door onze opstand tegen God in het Paradijs. We leven vanaf dat moment in een wereld waar de ‘kou’ van de onzekerheden heerst en leeft. De vraag van de Joden is de prangende vraag van de onzekere mens van nu, van jou als je (nog) niet echt gelooft in Jezus.

 

Als je het Evangelie van vandaag op die manier leest, dan wordt die tekst actueel. Dan is het geen verslag van een discussie van honderden jaren geleden, ergens tussen de zuilen van de tempel. Dan wordt het iets van jou en mij. Dan is de vraag van de Joden in vers 24 jouw vraag – een vraag die zelfs een waar gelovige die midden in de geloofsstrijd zit dag en nacht kan bezighouden.

 

Het antwoord van Jezus

Jezus geeft de Joden een antwoord dat niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Klip en klaar zegt Hij: ‘U gelooft Mij niet, omdat U niet tot Mijn schapen hoort’ (vers 26).

 

Ineens geeft de Heere Jezus een draai aan deze ijzige discussie. Hij heeft het ineens over Zijn schapen. Daar heeft Hij ze in het begin van dit hoofdstuk ook al op gewezen. Hij presenteerde Zichzelf als de Goede Herder. Zijn schapen kennen Hem en volgen Hem (vers 1-15). Deze schapen, deze kinderen van Hem, horen Zijn stem. De Heere Jezus kent ze en zij volgen Hem. Hij geeft hun het eeuwige leven en niemand zal ze uit Zijn hand roven. Hij heeft deze schapen van Zijn Vader gekregen (vers 27-29).

Jezus zegt tegen die haatdragende Joden: ‘Jullie blijven in het onzekere. Jullie horen niet bij deze schapen van Mijn Vader. Daarom geloven jullie Mij niet. Dat is jullie schuld.’

 

Troost

Er zijn hier mensen aanwezig die het ware geloof ontvangen hebben. De onwil en de onmacht om je te bekeren en te geloven, zijn verbroken. Je hebt door het geloof Zijn stem gehoord in de Bijbel. Je bent Hem gaan ‘volgen’.

Maar nu zit je vol twijfels. De laatste keer dat je Jezus’ stem ‘hoorde’ in de Bijbel, is tijden geleden. De vraag in vers 24 van deze ijzige, ongelovige Joden begrijp je.

 

Als dat zo is met je, ligt er troost in het antwoord van Jezus. Hij zegt: ‘Mijn schapen zullen nooit verloren gaan. Niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Ik geef hun het eeuwige leven.’

Misschien twijfel je honderd keer of je wel een schaap van Hem bent geworden. Tegelijk is er iets in je wat op de Heere aantrekt. Je kunt niet bij Zijn deur en bij de Deur Jezus vandaan blijven.

Luister! Tegen zulke mensen zegt Jezus: ‘Zij zullen niet verloren gaan in eeuwigheid.’

 

Wat een zekerheid tegenover de kilheid van het leven, in deze tijd waarin de kou van de liefdeloosheid van mensen gevoeld wordt. In zo’n tijd is de warmte van de liefde van de Heere Jezus aanwezig. Niet voor mensen die weigeren te geloven, die blijven steigeren met hun vragen. Die warme liefde is er wel voor ‘tobbers’, voor mensen die deze vraag van de Joden herkennen, voor mensen die de geestelijke, ijzige winterkou vanbinnen soms voelen tot hun verdriet.

 

Wintertijd?

De wintertijd is weer ingegaan. Is het bij jou geestelijk gesproken nog wintertijd in je ziel?

Zit je daar niet mee? Weiger je je te bekeren en te geloven? Dan zul je verloren gaan voor eeuwig. Of je het gelooft of niet, de Heere Jezus zegt het. Zijn Woord is waarheid.

 

Kom, verwarm je ijskoude hart aan de stralen van Jezus, dé Zon. De ongelovige kou zal dan verdwijnen als sneeuw voor de zon.