Bijbellezing Brieven van Johannes - Deel 6
Liturgie:
Psalm 25: 7
Belijdenis: HC 40
Lezen: 1 Johannes 2: 1-11
Psalm 133: 1, 2, 3
Psalm 122: 3
Psalm 146: 7
Citaat:
Het moet een liefde zijn van harte, die vanzelf, uit de aard van het kindschap Gods, uit de aard der genade voortspruit. Die liefde komt van binnenuit, daar vandaan, waar God de liefde Gods uitgestort heeft. Men bewijst Gód liefde in de broederen! Men ziet wat van God in hen, men ziet de genade van de Heere Jezus in hen. En daarom heeft men elkander lief.
- W.L. Tukker, Gereformeerd Weekblad 1963.
Geloofsbelijdenis:
Westminster Confessie hoofdstuk 19 (over de wet): Par. V. De morele wet bindt allen tot in eeuwigheid, zowel zij die gerechtvaardigd zijn als alle andere mensen, tot gehoorzaamheid hieraan; en dat niet alleen om de inhoud die het bevat, maar ook met in achtneming van de autoriteit van God de Schepper, Die het ons heeft gegeven: noch heft Christus in het evangelie deze wet op, maar bekrachtigt de plicht ertoe des temeer.
Leestips:
- Johannes 13 (nieuw gebod van Jezus)
- Efeze 5 (wandelen als kinderen van het licht)
Gespreksvragen:
1. In 1 Joh. 2:6 wordt gezegd dat kinderen van God moeten wandelen zoals de Heere Jezus heeft gewandeld. Betrek dat eens op het onderhouden van de geboden, zoals dat in vers 4 en 5 van dit hoofdstuk aan de orde komt.
2. Ook kan de lijn worden doorgetrokken naar het gebod van de liefde. Hoe zien wij dat de Heere Jezus de liefde tot God de Vader en tot de mensen in de praktijk bracht?
3. Johannes tekent in hoofdstuk 2 van zijn eerste zendbrief een aantal tegenstellingen. Zo maakt hij onderscheid tussen: - een ‘oud gebod’ en een ‘nieuw gebod’ - duisternis en licht - haat en liefde. Waarom doet hij dat?
4. Waarom is het gebod van de liefde zowel ‘oud’ als ‘nieuw’ te noemen?
5. Ten aanzien van het ‘nieuwe gebod’ verwijzen de kanttekeningen naar Jer. 31:33 en Joh. 13:34. Wat is het verband?
6. Johannes schrijft: ‘Die zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en geen ergernis is in hem’. Wat wordt bedoeld met ‘ergernis’? En waarom zegt Johannes dat wie zijn broeder haat nog in de duisternis leeft?
7. Het ‘licht’ waarover Johannes spreekt, wordt wel uitgelegd in verschillende Bijbelgedeelten. De kanttekenaren wijzen op Ef. 5:8. 1 Joh. 1:7; 2:9. Zoek eens één of meerdere verzen op.
8. Zijn er in jouw/uw leven mensen aan wie je je ergert? En zijn er mensen ten aanzien waarvan je een wrok gevoelt? Wat moet jij/u daarmee doen?
9. Er wordt wel gezegd: haat is de geestelijke vorm van moord. Leg dat eens uit.