Ds. C.G. Vreugdenhil - Zondag 19

De verheerlijkte Christus in de hemel

Zijn plaats in de hemel
Zijn werk vanuit de hemel
Zijn komst uit de hemel
Deze preek is eerder in boekvorm uitgegeven door de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuidwijk. Te bestellen via: heterensr@wxs.nl www.bethelkerkrotterdam.nl www.jongboek.nl/shop/

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 96: 1
Lezen : Lukas 21: 20 - 33
Zingen : Psalm 68: 2, 16 en 17
Zingen : Psalm 89: 7 en 8
Zingen : Psalm 98: 4

Gemeente, aan de beurt is Zondag 19. We gaan samen de vragen en antwoorden lezen.

 

Vraag 50: Waarom wordt daarbij gezet: Zittende ter rechterhand Gods? Antwoord: Dewijl Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij Zichzelf daar bewijze als het Hoofd Zijner Christelijke Kerk, door Wie de Vader alle ding regeert.

Vraag 51: Wat nuttigheid brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus? Antwoord: Eerstelijk, dat Hij door Zijn Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet.

Daarna, dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart.

Vraag 52: Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?

Antwoord: Dat ik in alle droefenis en vervolging met opgerichten hoofde even Dezelfde, Die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en al de vloek van mij weggenomen heeft, tot een Rechter uit de hemel verwachte, Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal.

 

Deze Zondag onderwijst ons over

De verheerlijkte Christus in de hemel

 

Aan de hand van de drie vragen met de bijbehorende antwoorden, zijn er drie aandachtspunten:

1. Zijn plaats in de hemel

2. Zijn werk vanuit de hemel

3. Zijn komst uit de hemel

 

Gemeente, jongens en meisjes, toen de Heere Jezus naar de hemel ging, bleven de discipelen naar boven staren. Maar ze zagen niets meer, want de Bijbel zegt, dat een wolk de Heere Jezus wegnam van voor hun ogen. Het gordijn werd dichtgedaan en onze menselijke ogen kunnen daar niet doorheen dringen. Maar met geestelijke ogen, met geloofsogen, is het toch mogelijk om verder te kijken dan die wolk. Daarbij heffen we onze ogen niet meer op naar de lucht, maar naar de Bijbel. In de Schrift mogen wij Christus volgen in Zijn hemelvaart.

 

We zien voor Hem de hemeldeur opengaan en wij horen de Vader zeggen: ‘Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.’ De apostel zegt: ‘Wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond.’

Daarom volgt na het artikel van de hemelvaart:

Zittende aan de rechterhand van de Vader.

 

Het gaat hier niet om een nieuw geloofsartikel, maar om een toevoeging bij het artikel van de hemelvaart. De Catechismus zegt dat ook. Er wordt gevraagd: Waarom is daarbij gezet?

Let wel, het is beeldspraak als het hier gaat over Gods rechterhand! Deze beeldspraak is afgeleid van aardse vorsten. In de Bijbel komen we verschillende keren tegen, dat de plaats aan de rechterhand van een koning een ereplaats is. Wie aan de rechterhand van de koning mag zijn, bekleedt een eervolle en verantwoordelijke positie. Dat bedoelt de Bijbel als er staat dat Christus aan de rechterhand van Zijn Vader is. Het betekent dat de Vader Zijn Zoon verheerlijkt heeft.

 

Dat is een gebedsverhoring van de Heere Jezus, want Hij heeft gebeden bij het begin van Zijn lijden: ‘En nu, verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld was.’ Zijn gebed is verhoord omdat Christus op aarde Zijn Vader verheerlijkt heeft. De Heere Jezus wordt gezet aan de rechterhand van God omdat Hij Zich op aarde liet zetten aan Gods linkerhand. Daar heeft Hij het oordeel gedragen, toen Hij leed en stierf en van God verlaten werd. Zo verheerlijkte Hij God en zo heeft Hij die ereplaats verworven.

Die plaats had Hij niet voor Zijn menswording, maar kreeg Hij na Zijn hemelvaart in Zijn verheerlijkte, menselijke natuur als de Middelaar.

 

Hij is Vaders rechterhand. Hier hebben we de Vader en de Zoon bij elkaar, vandaar dat antwoord 50 aan het slot zegt: ‘Door Wie de Vader alle dingen regeert.’

De Vader en de Zoon zijn het hartelijk eens. De Middelaar voert de wil van de Vader uit, de Middelaar is bij al het handelen van de Vader direct betrokken. In het antwoord staat dat Hij alle dingen regeert. Dat is een troost voor ons. Hij heeft een onbeperkte macht.

Dat heeft Hij Zelf ook gezegd: ‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.’ Hij heeft macht over de engelen en over de duivelen, macht over presidenten en koningen, macht over uw gezondheid en uw werkgever. Alles staat onder Zijn regering. Niet alleen Zijn Kerk, nee, alle dingen, de hele wereld.

 

Die uitvoerende macht van onze Koning is onbeperkt. Alles moet Hem dienen, alles moet Hem eren. Als Middelaar voert Hij vanaf de troon van Zijn Vader de raadsbesluiten van Zijn Vader uit.

Let daarbij op de volgorde waarin de Catechismus ons onderwijst. Eerst is Hij het Hoofd van de Kerk en daarna staat er dat Hij alle dingen regeert. Dat betekent dit: het wereldgebeuren ontrolt zich om de Kerk van Christus uit alle volkeren heerlijk tevoorschijn te roepen.

Maar de regering van Christus in deze wereld is een verborgen werkelijkheid. Zo nu en dan ziet het geloof er iets van, maar meestal zien we het tegendeel. Jakobus wordt onthoofd, Johannes naar Patmos verbannen en christenen worden vervolgd en verbrand.

Miljoenen ongeboren levens worden in de moederschoot vermoord. Ja, de regering van de Heere Jezus is een kwestie van geloof om daarop te vertrouwen, om dat te zien, om dat te mogen weten. Het staat in de Bijbel en daarom geloven we het. En dat de Kerk van Christus er nog is, is al een duidelijk bewijs, dat Hij regeert.

In het boek Openbaring lezen wij over het Lam, staande als geslacht, Dat waardig was om het boek met de zeven zegelen van de wereldgeschiedenis te openen. Alleen in en door Christus vervult God Zijn raadsbesluiten in de wereldgeschiedenis tot zaligheid van Zijn gemeente.

En nu mag het wonder voor de Kerk zijn, dat de Vader alle dingen door Hem regeert. Weet u, wat dat betekent?

Dat betekent in de eerste plaats, dat God regeert als Vader en niet als God. Dat betekent ook, dat alle besluiten en de uitvoering daarvan dienen tot het heil van Zijn kinderen.

In de tweede plaats mag de Kerk weten, dat de Vader alle dingen regeert door de hand van de Middelaar, de Verlosser. De Kerk mag weten, dat Gods regering verlossend is voor hen. Het is geen rechterlijke regering.

 

Er staat nog iets bij: ‘zittende’, zittende ter rechterhand van God. Dat spreekt van rust. U begrijpt, dat dat beeldspraak is. Christus kon gaan zitten, Zijn offer was volmaakt. Daar hoefde niets meer aan toegevoegd te worden. De oudtestamentische priester stond de hele dag. Nooit was hij klaar, telkens weer moesten er nieuwe offers gebracht worden. Christus kon gaan zitten en ingaan in de rust. Hij kan het zittend af. Het loopt Hem nooit uit de hand! Hij heeft alle macht en dat ten behoeve van Zijn Kerk. Dat is de spits van Zijn beleid. Lees maar mee in het eerste deel van antwoord 50. Daar staat:

Dewijl Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij Zichzelf daar bewijze als het Hoofd van Zijn Christelijke Kerk.

 

Christus is ten hemel gevaren. Waarom? ‘Wel’, zegt de Catechismus, ‘opdat.’ Het heeft een doel. Hij heeft er een bedoeling mee. Christus is naar de hemel gegaan om Zich daar te manifesteren, te bewijzen als het Hoofd van Zijn Kerk. Op het door Hem gelegde fundament van Zijn lijden en sterven, gaat Hij Zijn Kerk vergaderen en toerusten.

Door Zijn Geest gaat Hij Zijn lichaam formeren. Dat is het doel. Denk maar aan wat Petrus zegt in Handelingen 5 vers 31: ‘Deze heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving van zonde.’

 

Ziet u het? Hebt u bekering nodig? Hebt u vergeving van zonde nodig? Met eerbied gesproken: Hij zit ervoor. Ga maar naar Hem. God nodigt u in Christus uit en zegt: ‘Kom dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.

Ga naar Hem! Nee, dat is geen vriendelijk advies, het is een bevel. Paulus zegt, dat God Christus gezet heeft aan Zijn rechterhand, opdat in Zijn Naam alle knie zich zal buigen.

Dat raakt ons allemaal en dat is een geweldige zaak. Als u de knieën buigt voor de Heere en u tot Hem roept om hulp, dan mag u ervan verzekerd zijn, dat Hij u redt. Hij heeft daartoe alle macht, Hij heeft de sleutels van de hemel en van de hel. En als Hij opent, dan is er niemand die sluit.

O, wend u dan tot deze Zaligmaker! Doe het nu voor het te laat is! Hij is gewillig om ons te zaligen en Hij is machtig daartoe.

 

Weet u, wat wij dan ervaren? De Catechismus zegt het: ‘Dan wordt Hij ons Hoofd.’ Dat is een kenmerk van de genade. Van de gelovigen is Christus het Hoofd. Dat is een heel belangrijk beeld. Christus is het Hoofd en de gelovigen zijn Zijn leden, Zijn lidmaten.

Neem dat beeld maar even heel letterlijk. Wat is ons hoofd belangrijk! Je denkt met je hoofd? We horen met ons hoofd, we zien met ons hoofd, we spreken met ons hoofd, we luisteren met ons hoofd, we denken met ons hoofd. Als ik mij beweeg, komt dat door een signaal vanuit mijn hersenen, vanuit mijn hoofd.

En nu staat hier, dat Christus ons Hoofd is, het Hoofd van Zijn lichaam, van Zijn Kerk.

Als Adam nog ons hoofd is, dan bedenken we, zo zegt de Bijbel, de dingen die des vleses zijn. Dan stel ik hoogmoedige en kritische vragen aan God. Dan vind ik het heel gewoon om God te beoordelen en ter verantwoording te roepen en te zeggen: ‘O God, waarom hebt U dit of dat toegelaten?’ Dan schuif ik de schuld van me af op Adam, op Eva of op God.

Wordt Christus echter ons Hoofd, dan gaan we anders denken. Dan gaan we denken vanuit Hem, spreken vanuit Hem en leven vanuit Hem. Dan wordt alles anders, nieuw en toegewijd aan God. Dan zegt Paulus: ‘Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.’ Hij heeft alles voor het zeggen, Hij is het Hoofd, Hij regeert alles, Hij bepaalt alles, Hij bestuurt alles.

 

Hij is mijn Koning en dat is geen theorie.

Nee, de Catechismus zegt:

Opdat Hij Zichzelf daar bewijze als het Hoofd van Zijn Christelijke Kerk.

Daar manifesteert Hij Zijn heerschappij. Daar bewijst Hij, dat Hij Koning is. Maar hoe dan?

Is dit niet het punt waartegen we zo vaak te pletter lopen? Is dit niet het punt waar ook onze jongeren zo mee kunnen worstelen?

Is het probleem juist niet dat we voor het koningschap van Christus, als we om ons heen zien in de wereld, geen bewijzen kunnen vinden? Christus alle macht? O ja? Wat heeft Hij dan nog te vertellen in deze wereld en in Nederland? Neem de krant en lees hem eens. We lezen over moord en doodslag. We lezen verslagen van vreselijke aanslagen, mishandeling, oorlogen en vul maar aan.

Als er nu stond dat Christus vertrokken is van het wereldtoneel en dat satan voortaan alles voor het zeggen heeft in deze wereld en in ons vaderland, ja, dat zou misschien wel van meer werkelijkheidszin getuigen. Dat Christus Zich bewijst als het Hoofd van Zijn Christelijke Kerk, wie kan dat bewijzen? Moeilijk, hè? Maar dat komt omdat wij vleselijk zijn en met vleselijke ogen om ons heen zien. Die ogen zien geen bewijzen van zijn Koningschap.

Dat geldt niet alleen voor de ongelovigen, maar dat geldt ook voor Gods kinderen. Die kunnen zo in de knel zitten of zo met oogkleppen voor lopen, dat ze met Psalm 74 zingen: ‘Doe een teken mij ten goede.’ Alles lijkt tegen ons te zijn.

De spotters durven vragen: ‘Waar is nu die God, op Wie gij bouwde, en aan Wie g’ uw zaak vertrouwde?’ Je kunt zo in de knel zitten, dat je je machteloos voelt bij die uitdaging. En bewijs dan maar eens, dat jouw Hoofd in de hemel is en alle dingen regeert.

En toch is het waar, want de Bijbel zegt het! Je kunt het Hoofd ook ontmoeten in de leden, in het lichaam, in hun geloof, in hun bidden, in hun zingen. In al die zaken is God. Daarin is Christus met Zijn macht en majesteit.

 

Heb je dat wel eens ervaren? Je boog voor de Heere, je voelde Zijn nabijheid en je mocht zingen: ‘Gij koninkrijken zingt Gods lof.’

Nee, de Kerk is niet uit te roeien, ondanks vervolgingen en alles wat tegen haar opkomt, omdat Christus haar Hoofd is. De Kerk is er nog, het Woord is er nog en de sacramenten zijn er nog en deze zullen blijven tot op de dag van Jezus Christus.

 

Wilt u nog een bewijs? Dat zit hier in mijn hart en ik hoop ook in dat van u. Daar getuigt de Geest met onze geest, dat we kinderen van God zijn. Dat is een heerlijk bewijs. Christus heeft mij op de knieën gekregen. Ik kwam tot bekering. Ik ging mijn schuld zien en belijden voor God. Ik heb de Heere en Zijn dienst lief gekregen. Ik werd uitgedreven tot de Heere Jezus. Hij werd dierbaar voor mij en Zijn offer werd waardevol voor mij.

Ja, die weg is een bewijs van Zijn almacht en regering, maar ook, dat Hij mij vaak achteraf laat zien: ‘Heere, het is goed wat U doet in mijn leven.’ Alle dingen moeten medewerken ten goede, voor degenen die God liefhebben. Dat was onze eerste gedachte.

 

2. Zijn werk vanuit de hemel

 

In vraag 50 ging het om het bewijs van Christus’ heerschappij. In vraag 51 gaat het om het nut van Zijn heerschappij.

Kijk maar:

Wat nuttigheid brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?

 

Deze heerlijkheid van ons Hoofd lijkt wel een jubel. Let eerst eens op de inhoud van de vraag: ‘ons Hoofd Christus’. Daarmee zegt het geloof: ‘Ik zit aan Hem vast.’ En wat van Hem geldt, daar ben ik direct bij betrokken. Als u hoofdpijn hebt, dan zucht het hele lichaam mee. Als het hoofd verheerlijkt wordt, dan wordt het hele lichaam mede verheerlijkt. Wat is er een eenheid tussen hoofd en lichaam! Het is een onverbrekelijke relatie. Dat is nu de geloofsverbintenis tussen de Heere Jezus en een gelovige, tussen het Hoofd en het lichaam. Ze vormen één geheel.

 

Christus gebruikt allerlei beelden in de Bijbel, om iets aan te geven van de intieme relatie tussen Hem en Zijn kinderen. Hij spreekt over de Wijnstok en de ranken, over de Herder en de schapen, over de Bruidegom en de bruid. Elk van deze beelden geeft bepaalde aspecten aan van de relatie met Hem.

Maar het beeld van Hoofd en lichaam is wel het meest intiem. Ik kan niet straffeloos mijn hoofd losmaken van mijn lichaam. Zo is Christus met de Zijnen verbonden. Hij kan er niet vanaf en Hij wil er niet vanaf. Daarom verzekert Hij, dat geen lidmaat ooit zal achterblijven.

 

Ons Hoofd is in de heerlijkheid, in de hemel en daarom moet het lichaam Hem volgen. Gelooft u het? Het is een troost, als je dat geloven mag. En dat mag, want de Bijbel zegt het.

U moet het eerste deel van het antwoord nog eens goed lezen.

Daar staat:

Eerstelijk, dat Hij door Zijn Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet.

Alleen dit zinnetje al. De heerlijkheid van het Hoofd Christus heeft dus direct betekenis voor de lidmaten, voor het lichaam op aarde.

Christus is in de hemel en daarom kan de Kerk nooit teniet gedaan worden, nooit meer sterven. En daarom zal de Kerk ook op aarde leven.

 

Wat is de verbinding tussen het Hoofd en het lichaam? De Catechismus zegt het al: dat is de Heilige Geest. Hij is de directe band tussen Christus en de gelovigen. Als u zeggen mag, dat de Heere Jezus in u woont, dan is dat door Zijn Heilige Geest. Door Zijn Heilige Geest geeft Hij u de hemelse gaven, zegt de Catechismus. Dat zijn gaven die uit de hemel komen.

Wat doen we daarmee en wat hebben we daaraan? Die vernieuwen en veranderen ons leven zo, dat heel ons leven gericht wordt op de hemel. Die gaven komen uit de hemel en bereiden toe voor de hemel. De Geest maakt mensen pasklaar voor de heerlijkheid, door middel van die hemelse gaven. Het Hoofd is in de hemel en vandaaruit deelt Hij die gaven mee. Was het Hoofd niet in de hemel, dan kon Hij die hemelse gaven niet schenken. Zijn verblijf in de hemel heeft dus een directe betekenis voor Zijn gemeente op aarde.

 

Let er eens op hoe Hij werkt! Er staat niet, dat Hij die gaven een beetje laat druppelen, maar er staat, dat Hij die zal ‘uitgieten’.

Het Hoofd is in de hemelse heerlijkheid, in de hemelse overvloed. Hij heeft zoveel verdiend en daarom kan Hij zoveel geven. Van die overvloed deelt Hij koninklijk, royaal uit aan Zijn lichaam.

Welke gaven bijvoorbeeld?

Hemels leven, zodat iets van de eeuwigheid in ons komt.

Hemels licht, zodat de duisternis wijkt.

Hemelse barmhartigheid, zodat onze ziel overweldigd wordt.

Hemelse vreugde, zodat alles in ons zingt en trilt van verwondering.

Hemelse wijsheid, zodat we de dingen gaan zien en doorzien.

Verstand met goddelijk licht bestraald.

Hemelse kracht, die in onze zwakheid wordt volbracht.

Hemelse heiligheid, zodat we niet anders meer willen leven dan naar de geboden van de Heere.

Geloof, zodat we het Woord voor waar houden.

Lankmoedigheid, ootmoedigheid, kinderlijke overgave aan de Heere.

 

Herkent u in uw eigen leven de rijkdom van deze hemelse gaven? Alles waar wij gebrek aan hebben om voor de Heere te kunnen leven, tot eer van Zijn Naam en om gered te worden van de eeuwige dood, wil Hij u schenken. Van nature leven we in de duisternis en zijn we krachteloos. We missen al die gaven. We zijn onheilig. Maar wat een overvloed is er bij Hem! Als een milde regen stort Hij al die zegeningen, al die gaven uit, keer op keer.

Nee, Hij geeft het niet voor maandenlang tegelijk, maar iedere dag weer, opdat we Hem iedere dag nodig hebben, opdat we iedere dag in afhankelijkheid van Hem leven.

Kent u iets van dat rijke leven, van die vervulling met de gaven uit de hemel? Bent u er ook vol van?

 

Nee? Hoe zou het komen, gemeente, dat we vaak niet vol zijn van die gaven? Misschien in de eerste plaats wel omdat we veel te weinig van Hem verwachten, want in het geloof krijgt een mens wat hij verwacht van de Heere. En in de tweede plaats - en dat is, denk ik, ook heel belangrijk - kan het zijn, dat we zo vol zitten met andere dingen, dat er geen plaats meer is voor de hemelse gaven. We kunnen vol zitten met de zorgvuldigheden van dit leven. Is het niet de nood van heel veel mensen vandaag, dat we vol zitten van de wereld? We moeten overal van op de hoogte zijn, maar Bijbelstudie en gebed schieten er keer op keer bij in. Dat staat het vol worden met de hemelse gaven in de weg.

We kunnen ook een wereldgelijkvormig of rechtzinnig, zelfgenoegzaam leven leiden. Zo staan we de Geest tegen, gemeente. De Heilige Geest wil werken in uw hart, dat heeft Hij al beloofd bij uw doop. Hij wil u geven wat Christus verworven heeft. Maar we kunnen de Geest tegenstaan, tegenhouden omdat we andere dingen doen en liefhebben en omdat we voor de Heere niet willen buigen. Dan wijkt de Geest of de Geest wordt geblust.

 

Gemeente, jongelui, ga daar eens mee naar de Heere toe en zeg dan maar:

‘Heere, ik zit vol met alles wat verkeerd is. Wilt U me leegmaken, om me vol te maken van U en Uw hemelse gaven?’

Zeker, dat leegmaken kan pijn doen. Het is geen pretje als de Heere je voor het eerst of opnieuw van alles gaat afnemen. Je zakken worden geleegd, zodat je je godsdienstigheid, je eigen roem, eer en gerechtigheid verliest. Dan vind je ook geen pret meer in de wereld. De oppervlakkige lol van deze tijd kan je niet meer bevredigen. Je gaat nadenken en dan zeg je: ‘Ik ben ongelukkig, want ik ken God niet.’ Dat is pijnlijk, daar kun je heel bedroefd om zijn en gaan snikken van verlangen naar de Heere.

De maakt Heere mensen helemaal leeg. Waarom? Omdat alleen lege vaten volgegoten kunnen worden met de hemelse gaven. We moeten alles kwijtraken wat van ons is. Dan houd je niks meer over om je gerust te stellen. Maar het is heilzaam, het is nodig opdat de overvloed van Hem geschonken wordt in je leven.

Daar gaat het toch om? Het gaat toch om een levend geloofsleven? Daar bent u toch voor naar de Kerk gekomen. Uw gebed was toch: ‘Heere, mag ik van U ontvangen wat ik nodig heb om door dit leven te komen en om verzoend te zijn met U?’

 

Het leven met de Heere is een heerlijk leven. Wat moet je dan doen? Hoe kun je aan die gaven komen? Waar zijn die te krijgen? Wel, bidden en Bijbellezen zijn de genademiddelen. Maar vooral kom trouw op onder de levende bediening van het Evangelie. Want in de prediking van het Woord der zaligheid houdt God uitdeling van die gaven. Hij schenkt het om niet. Hier in de Kerk deelt Hij Zijn gaven uit. De Geest is de belangrijkste gave na hemelvaart.

Via de Heilige Geest komen ook de andere gaven naar ons toe, want de Geest bedient Zich van het Woord.

Al wat u ontbreekt,
Schenk Ik, zo gij ’t smeekt,
Mild en overvloedig.

Niemand hoeft leeg naar huis te gaan.

 

‘Ja’, zegt u, ‘maar er staat hier: in ons Zijn lidmaten, dus dat geldt alleen voor de lidmaten.’ Ja, dat is waar. Wie geen lidmaat van Christus is, die kent die gaven niet. U kunt wel eens wat geproefd kan hebben van de gaven van de toekomende eeuw. Je hebt even geproefd en toen is de smaak verdwenen.

Dat ligt bij het ware geloof anders. We hebben geproefd met een onbedrieglijke zekerheid en de smaak is ons zo bijgebleven, dat we iedere dag naar de Heere teruggaan om meer. We hebben het genadebrood geproefd, dat God goedertieren is en dat Zijn goedertierenheid beter is dan dit leven. God te moeten missen is bitterder dan de dood. Buiten Jezus is geen leven.

‘Ja’, zegt u, ‘maar als ik niet zeggen kan, dat ik Zijn lidmaat ben? Wat moet ik dan in de Kerk doen? Hij giet toch gaven uit in Zijn lidmaten? Zijn er dan voor mij geen gaven?’

 

Gemeente, het valt zo mee, want dan zijn er voor u ook gaven en die houden ook verband met de ten hemel gevaren Christus, Die aan de rechterhand Gods is.

Dat lezen we in Psalm 68. Daar staat: Gij zijt opgevaren in de hoogte en hebt gaven genomen om uit te delen. Aan wie? Niet alleen aan Zijn lidmaten, maar zelfs aan wederhorigen, opdat ook het wederhorig kroost altijd bij U zal wonen.

Ziet u, hoe rijk de Heere Jezus is? Hij heeft ook gaven voor wederhorige mensen. Hoe dor en droog het ook in uw leven is, God belooft in Zijn Woord: ‘Kom bij Mij, want Ik zal water gieten op de dorstige en stromen op het droge.’

Ga dan met al uw ongeloof, ellende en gebrek maar tot Christus. Hij is zo rijk en Hij heeft gaven voor u.

De gave van de boetvaardigheid.

De gave, dat u het leven in uzelf zult verliezen.

De gave, dat u uw schuld zult belijden en om genade zult roepen.

De gave van de vergeving der zonden, vooral de zonde van het ongeloof.

En de gaven van liefde, blijdschap, goedertierenheid en geloof.

Dat is genoeg om te gaan behoren bij Zijn lidmaten. Ziet u, Christus heeft voor iedereen wat.

 

Het uitgieten van die gaven is het eerste nut van Christus’ zitten aan de rechterhand van God en dan noemt de Catechismus nog een tweede aspect. Kijk maar:

 Daarna, dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart.

U moet dat goed lezen. Er staat: tegen alle vijanden. Er staat niet: als je nu maar een lidmaat van Christus bent, dan zal je nooit meer last hebben van vijanden of Hij zal je bewaren voor al die vijanden. Nee, dat heeft Christus niet aan Zijn Kerk beloofd. Er staat nergens, dat wie eenmaal in Christus gelooft, nooit meer last zal hebben van vijanden.

De Heere Jezus heeft juist gezegd, dat u in de wereld verdrukking zult hebben. De Kerk op aarde is een strijdende Kerk. Er staat niet, dat Hij beschut ‘voor’ alle vijanden, maar Hij bewaart ‘ertegen’.

Hoe? Door het Hoofd van Zijn Kerk te zijn. Hij geeft steeds weer wat nodig is in de strijd tegen de vijand. Hij geeft leven, genezing als we gewond ter aarde liggen en kermen tot God. Hij weert niet alle smart, maar Hij heiligt die en Hij zorgt ervoor, dat de poorten van de hel geen lidmaat van Hem ooit nog kunnen ontnemen.

De strijd blijft ons niet bespaard, maar Hij is erbij en Hij beschut en bewaart. Zonder strijd is er geen overwinning en die overwinning heeft Christus behaald en daarin doet Hij ons delen.

 

Er moet dus gestreden worden. Waarom? Ach, dat weet de Heere beter dan wij, want Hij heeft het gezegd. Zo oefent Hij het geloof van Zijn kinderen, zo loutert Hij ons door het lijden, zo staalt Hij de hoop. We moeten hier soms onder het kruis door, anders weten we niet wat we aan onze Koning in de hemel hebben.

In de strijd tegen alle vijanden, van buitenaf, de wereld en de duivel, en van binnenuit, de zonde en het ongeloof, is Hij het, Die beschut en bewaart. Zijn machtige arm beschermt de vromen.

Kijk maar naar Stefanus. Hij heeft de waarheid van dit woord ervaren. Hij predikte Christus, maar de mensen waren zo vijandig, dat ze hun oren dicht stopten omdat hij ze de waarheid zei. En daar staat hij. Zijn aangezicht blinkt van Christus. Hij staat te glanzen. Zo vol giet Christus zijn getuige met hemelse gaven. Het Hoofd liet Zich even zien in Zijn dienstknecht. Stefanus zag Jezus, staande aan de rechterhand van God.

Hij staat in voor Zijn Kerk, Hij staat voor Zijn zaak en Hij zorgt ervoor, dat Stefanus niet faalt en roemloos ten onder gaat. Want als het martelaarsbloed van Stefanus de aarde rood kleurt, dan is Hij daar om Zijn knecht te ontvangen in de eeuwige heerlijkheid. Daar worden zijn wonden geheeld en daar ontvangt Hij de kroon van de overwinning.

 

De Koning duldt in het strijdperk van dit leven niet de val van één van de Zijnen. Zeker, soms kun je je afvragen: ‘Zal ik staande kunnen blijven?’ Ach, dat is een hele domme vraag. Natuurlijk kunnen we niet staande blijven. U niet en ik niet, niemand kan staande blijven in eigen kracht. Maar het is de vraag ook niet of wij staande kunnen blijven in de verdrukking. De vraag is of Christus Zijn Woord, Zijn belofte, waarmaakt.

Want God is ons ten schild in ’t strijdperk van dit leven,

En onze Koning is van Isrels God gegeven.

 

We gaan daarvan zingen uit Psalm 89 vers 7 en 8:

 

Hoe zalig is het volk dat naar Uw klanken hoort!

Zij wand’len, HEER’, in ’t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort;

Zij zullen in Uw Naam zich al den dag verblijden;

Uw goedheid straalt hun toe; Uw macht schraagt hen in ’t lijden;

Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen,

Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen.

 

Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;

Uw vrije gunst alleen wordt d’ ere toegebracht;

Wij steken ’t hoofd omhoog, en zullen d’ eerkroon dragen

Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen;

Want God is ons ten schild in ’t strijdperk van dit leven,

En onze Koning is van Isrels God gegeven.

 

3. Zijn komst uit de hemel

 

Zondag 19 spreekt over de verheerlijkte Christus in de hemel.

Vraag 52 luidt:

Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?

Wat troost u? De wederkomst wordt dus gezien als een troost. ‘Een troost?’ zegt u. De meeste mensen zijn daar toch bang voor? Ja, er zijn zelfs kinderen van God, die met grote huiver denken aan het ogenblik waarop de bazuin zal klinken en Christus wederkomt in Zijn heerlijkheid op de wolken. Sommigen zijn bevreesd, terwijl ze juist heel blij zouden moeten zijn.

Wat troost u de wederkomst van Christus?

Maak de toepassing eens voor uzelf. Misschien fronst u de wenkbrauwen en zegt u: ‘Troost?’ ‘Er staat toch, dat Christus als Rechter komt? En wie kan er dan voor Hem bestaan?’

Bent u bang? Zijn jullie bang, jongelui, als je aan de wederkomst denkt?

Waarom kan de Catechismus zeggen, dat ik die Rechter met opgeheven hoofd, dat wil zeggen met verlangen, uit de hemel verwachten moet? Hij is toch de Rechter?

 

Er is nog een reden waarom de wederkomst zo weinig gezien wordt als troost. Dat staat in de eerste woorden van het antwoord:

In alle droefenis en vervolging.

Toen de Catechismus werd opgesteld, werden de christenen vervolgd in Nederland. Toen woedde de Tachtigjarige Oorlog nog. Je ruikt in dit antwoord de brandstapels en je ziet de inquisitie zijn gang gaan. Misschien is dat nog wel de reden waarom nu voor velen de wederkomst geen troost is namelijk dat we hier geen vervolging hebben, we hebben geen honger, geen armoede. We zijn niet in doodsgevaar vanwege ons geloof.

Ik zeg niet, dat je daarnaar verlangen moet. Dat bedoel ik niet.

In veel landen worden christenen vervolgd. De Kerk van het Westen beseft dat niet genoeg. We zijn ontevreden en we misbruiken onze vrijheid en de welvaart holt ons christelijk en kerkelijk leven uit. We hebben het zo goed. We worden niet gedrukt door een kruis, dat uitdrijft om te roepen: ‘O Heere Jezus, maak toch een eind aan de verdrukking. Kom toch haastiglijk.’

 

Dat betekent natuurlijk niet, dat we moeten doorslaan naar de andere kant en ons werk maar moeten neerleggen en geen plannen meer moeten maken. We moeten niet zomaar met de armen over elkaar de wederkomst afwachten.

De bede om Zijn komst is zowel de bede om de komst van Zijn Koninkrijk, als de opdracht om ook anderen, die Hem nog niet kennen, bekend te maken met het Evangelie van Zijn genade.

 

Zo mag u de lijn doortrekken. Wij missen in onze tijd droefenis en vervolging en we hebben zo’n geweldige welvaart, dat we niet voldoende beseffen, dat het leven hier toch tijdelijk is. Het gaat om de toekomst.

Veel mensen willen alleen maar dit leven hebben en hier alles meemaken. En daarom klinkt de vraag hen vreemd in de oren: ‘Wat troost u de wederkomst van Christus?’ Dat is een slecht teken, waarop we ons wel ernstig mogen bezinnen.

 

O zeker, ik wil niet ontkennen, dat de wederkomst ontzagwekkende aspecten heeft! Daar spreekt het tweede deel van het antwoord over, kijk maar. Daar staat:

Dat wij Christus tot een Rechter uit de hemel verwachten, Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen zal.

Wat een woorden, gemeente! Christus zal komen als Rechter van hemel en aarde en alle onrecht, dat schijnbaar door kon gaan, zal dan berecht worden. Christus beklimt als Rechter Zijn troon en de doden zullen voor Hem verschijnen. Alle mensen, jong en oud, rijk en arm, u en ik. In die dag zijn alle mensen gelijk. Wij zullen allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus. Dan gaan de boeken open en komt alles aan het licht, ook wat wij gedacht en gefluisterd hebben.

Dan zal openlijk bekend worden hoe we geweest zijn in het zakenleven, hoe we ons opgesteld hebben in het kerkelijk leven, of we goed van de Heere gesproken hebben, of we tot eer van Zijn Naam bezig geweest zijn en tot opbouw van Zijn gemeente.

Dan zal openbaar worden of we alleen maar onze eigen naam veiliggesteld hebben, of het om onze eigen eer ging, of dat we huichelachtig hebben meegedaan met die en met die.

 

O gemeente, de dag der dagen zal wat openbaren! Het zal zeer aangrijpend zijn. Die ernstige, richtende profetieën uit het Oude Testament zullen dan wereldwijd plaatsvinden.

Velen, ontelbaar velen zullen dan voor eeuwig in de rampzaligheid wegzinken, in de poel, die brand van vuur en sulfer. U begrijpt, dat ik er geen behagen in heb om dat zo breed mogelijk uit te meten, maar het is wel waar. Het is ontzettend om voor eeuwig weg te moeten zinken in de buitenste duisternis.

Als we daar enig besef van hebben, dan moeten we op de knieën gaan en het uitroepen: ‘O Rechter, ik kan voor U niet bestaan! Red mij!’

 

Denkt u, die gelooft, er nooit eens aan, dat alles wat wij verkeerd doen in ons leven met God, eenmaal openbaar zal komen? Net zomin als welke ongelovige dan ook, kunnen wij voor de rechterstoel van Christus bestaan.

De dag van de wederkomst zal de grote, doorluchte dag des Heeren zijn. Daarover spraken reeds de profeten van het Oude Testament. Dat is de dag van de scheiding van de schapen en de bokken. Dat zal een ontzagwekkende werkelijkheid zijn.

De Catechismus zegt:

dat ik Hem tot een Rechter uit de hemel mag verwachten, Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen zal.

Wat een huiveringwekkend antwoord! U moet het wel goed lezen.

 

Er staat niet ‘mijn en Zijn vijanden’. Dit is niet de harde taal van een liefdeloos, ongevoelig mens, maar het bloed der martelaren roept om recht. Er staat: ‘Zijn en mijn vijanden’. Niet omdraaien, dus!

Het gaat hier niet over leedvermaak of persoonlijke wraakzucht. Wie beeft niet als hij iemand verloren ziet gaan? Het gaat hier over de haters van de Heere.

Zou ik niet haten, Heere, die U haten? Het gaat om de vijanden van Christus en daarom zijn het ook mijn vijanden.

Ja, dat staat er. Wie een vijand van Christus is, is mijn vijand. U zegt: ‘Dat is onchristelijk.’ Nee, luister! Het gaat hier niet over het ‘nu’, het gaat over straks. Het gaat nu om het punt dat Christus Zijn rechterstoel beklimt en dan is er een onherroepelijke situatie ingetreden.

Nu zijn de gelovigen bewogen met wie Christus tegenstaan, met de duizenden en miljoenen, die ten dode wankelen. Nu zijn we bewogen met vloekers en spotters. Nu geldt: Hebt uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken.

 

Bovendien moet u dat ook persoonlijk lezen. Want dit kan in de dag der dagen ook gelden voor uw eigen man of vrouw of voor je eigen kind.

Dan staat daar die moeder aan de kant van Christus, aan de kant van de schapen. En zal die moeder zeggen: ‘Kind, je kunt hier niet zijn, want je hebt de Heere Jezus niet liefgehad.’

 

Ouders, bespreek het eens met uw kinderen. Christus nog niet gekomen is, we leven nog in de genadetijd. Lees de eerste helft van het antwoord nog maar eens.

Daar staat:

Dat ik in alle droefenis en vervolging met opgericht hoofd even Dezelfde Die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld heeft en al de vloek van mij weggenomen heeft, tot een Rechter uit de hemel verwacht.

 

‘Even Dezelfde,’ dat betekent: de Rechter is geen onbekende. Het is de Man van Golgotha, de Man van smarten.

Zo komt het op de vraag aan, gemeente, jongelui, of wij Hem hebben leren kennen. Op die dag zal er niet alleen veroordeling zijn, maar ook vrijspraak. De vrijspraak van de Rechter ligt verankerd in de veroordeling van de Rechter, want Hij is in het gericht van God geweest.

Wie nu, met de moordenaar aan het kruis, Hem omhelst en tot Hem uitgaat en Hem vraagt om vergeving, die zal vrijgesproken worden. Ja, die is al vrijgesproken. Want God straft de zonde geen twee keer. Hij heeft ze gestraft aan Zijn lieve Zoon. Wie in Hem gelooft, voor die is Hij Borg.

Hebt u Hem zo leren kennen? Mocht u als een boetvaardige zondaar neerknielen aan Zijn voeten? Mocht u Hem als de vernederde Christus, Die om onze overtredingen is verwond, omhelzen?

Om Christus met blijdschap in Zijn verhoging te verwachten, te ontmoeten en te begroeten, is het nodig, dat we Hem hier in Zijn vernedering leren kennen en dat we voor Hem bukken. Met de moordenaar aan het kruis leert u dan uitroepen: ‘Wij toch rechtvaardig, ik toch rechtvaardig, wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben.’

Alleen in deze weg zijn we blij met deze Rechter van hemel en aarde en met Zijn wederkomst.

 

Ja, want Hij komt, Hij komt om de aarde te richten. Hij komt terug, het is Zijn wederkomst. Hij is hier al eerder geweest. De Catechismus zegt ‘even Dezelfde’.

Het is geen ander, maar Hij komt wel anders.

Hij, Die geboren is in Bethlehem. Hij, Die de Knecht des Heeren was, Die om mijnentwil het kruis gedragen heeft, de dood geproefd en mijn vloek op Zich geladen heeft, Dezelfde met Wie de wereld spotte en Die uitgeworpen is door de godsdienst en Die onder de vloek van Zijn Vader in het gericht is geweest, Die ineen kromp onder mijn zonden en vloek en Die zo mijn Redder werd, Die wordt straks mijn Rechter.

 

Allen die hier onder God gebogen hebben en zich het gericht van God over hun leven en hun zonden hebben leren waardig keuren, hebben aan deze zijde van het graf gebeefd voor de rechterstoel van Christus. Maar, o wonder van genade, zij hebben ook gezien en geloofd, dat die lieve Borg en Zaligmaker Jezus Christus in hun plaats de straf gedragen heeft en aan het kruis gehangen heeft!

Zij zullen geen vreemde zien op die rechterstoel. Daar zullen ze Jezus zien, Die ze hier in dit leven hebben lief gekregen.

Alleen in dit genadewonder ligt de troost van de wederkomst van Christus. Alleen dan kan er een verlangend uitzien zijn.

 

En zo volgt de jubel aan het slot:

Maar mij met alle uitverkorenen tot Zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal.

Heerlijke, hemelse blijdschap, dat is de hoogste blijdschap die er is. Dat is het toppunt van blijdschap.

Dat is een blijdschap die zo groot is als God groot is.

En heerlijkheid. Ja, zo heerlijk als Christus heerlijk is, volmaakt naar lichaam en ziel.

Gods glorie, Zijn heerlijkheid zal dan aan alle kanten van ons afstralen en schitteren zonder zonde, zonder gebrek, zonder verdriet. We zullen dan volmaakt gelukkig zijn en dat zonder ophouden. Eeuwig zullen we zingen van Gods goedertierenheden.

Is dat niet heerlijk? Ja, dat is heerlijk.

En voor wie geldt dat? Voor mij en alle uitverkorenen.

Waarom zijn die mensen gered? Lag dat aan hen? Vraag het maar aan ze. Daar zal die ontelbare schare maar één antwoord op hebben:

Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen.

Het was enkel genade. Er was niets van mij bij.

 

En tenslotte staat er ‘met opgeheven hoofd’.

Dat spreekt van verlangen, van verwachting. Wie Hem verwacht, hoeft het hoofd niet te laten zakken. Die mag onder droefenis en vervolging uitzien naar de verlossing.

Die mag reageren zoals iemand in nood reageert als hij redding hoort naderen. Die mag het hoofd oprichten en de oren spitsen.

 

Christus spreekt daarvan in het hoofdstuk dat we gelezen hebben, Lukas 21. Hij zegt:

Als nu deze dingen, beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.

 

Ja, te middernacht klinkt het geroep:

Zie, de Bruidegom komt, ga uit naar Hem.

 

O, heerlijk erf, Gij kunt mijn ziel vervoeren.

 

Amen.