Ds. C. Harinck - Handelingen 1 : 4 - 5

De belofte van de Vader

De inhoud van die belofte
Het verwachten van die belofte

Handelingen 1 : 4 - 5

Handelingen 1
4
En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt.
5
Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 123: 1
Lezen : Handelingen 1: 1 - 14
Zingen : Psalm 130: 1, 3 en 4
Zingen : Psalm 145: 3
Zingen : Psalm 27: 7

Gemeente, de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren wordt wel de weeszondag genoemd. Hoe komen we toch aan dat woord ‘weeszondag’?

Het is een naam die na de Afscheiding is ontstaan, vooral vanuit de gezelschappen. Men grondt dat op Johannes 14 vers 18, waar Jezus zegt: Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. Er staat eigenlijk: Ik zal niet troosteloos achterlaten. Jezus beloofde dat zij na een kleine tijd Hem weer zouden zien en verblijd zijn. Dit ziet meer op de tijd tussen Goede Vrijdag en Pasen dan op de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren. Ja, je kunt het zelfs, zoals sommigen verklaren, betrekken op de tijd tussen Hemelvaart en de wederkomst.

Maar een feit is wel, dat het ‘niet troosteloos achterlaten’ in de wereld ook ziet op de komst van de Trooster, de Heilige Geest. Jezus beloofde: En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; namelijk den Geest der waarheid (Joh.14:16). Jezus heeft Zijn Kerk inderdaad niet verweesd achtergelaten. Een andere Trooster is gekomen. Iemand heeft de plaats van Christus ingenomen: God de Heilige Geest.

 

In verband met de naam weeszondag moet onze vraag zijn: Waar ging het om op die zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren? Waar ging het die mensen om in de opperzaal? Het ging hen om de vervulling van wat Jezus beloofd had.

Daarbij willen wij dan ook vooral stilstaan. Onze tekst kunt u vinden in Handelingen 1, de verzen 4 en 5:

 

4. En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt. 5. Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.

 

In deze woorden gaat het over: De belofte van de Vader.

 

We willen dan letten op:

1. De inhoud van die belofte.

2. Het verwachten van die belofte.

 

  1. De inhoud van die belofte

 

Tussen Hemelvaart en Pinksteren waren in de bekende opperzaal in Jeruzalem ongeveer 120 mensen bijeen: de discipelen (zonder Judas), de bekende vrouwen, waaronder ook Maria, de broers van Jezus en nog meer volgelingen.

Waarom bleven die mensen na de hemelvaart van Jezus in Jeruzalem? Waarom gingen ze niet terug naar Galilea? Ze hadden in Jeruzalem toch niets te zoeken? Dat was immers de stad die Jezus had gekruisigd. Dat was toch de stad die de Zaligmaker en ook Zijn volgelingen vijandig gezind was? Galiléa was hun thuis; daar hadden ze hun werk, hun woonplaats en hun familie. Hoe kwam het dan dat ze in Jeruzalem bleven?

Omdat de Heere Jezus dat bevolen had. We lezen dat in onze tekst: En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden. Het was het bevel van Jezus. Hij had zeer nadrukkelijk gezegd dat ze Jeruzalem niet mochten verlaten.

Wat moesten ze dan wel doen?

Ze moesten verwachten de belofte des Vaders, zei Jezus.

De belofte des Vaders, wat houdt dat in? De volgelingen van Jezus wisten het. Niemand vroeg: ‘Wat houdt die belofte in? Wat bedoelt U daarmee?’

De belofte des Vaders is allereerst de belofte van God de Vader, een Vaderlijke belofte dus. En in die belofte zien we ook Vaderlijke zorg voor een gemeente die op aarde achterblijven zal nadat Jezus ten hemel gevaren zal zijn. Daarom is het een belofte van de Vader.

 

Jezus heeft dikwijls over de Vader gesproken. Hij sprak dan meestal van ‘de Vader’ of ‘Mijn Vader’. Hij zei: ‘Ik heb een gebod van Mijn Vader ontvangen om Mijn lichaam af te leggen.’ Daarom zei Hij: ‘De Vader heeft Mij lief, omdat Ik het van Mijzelf afleg.’ Jezus sprak over Zijn weg naar het kruis, als de weg die de Vader wilde dat Hij gaan zou. Hij sprak daarover als ‘het doen van de wil van de Vader.’ Jezus zei dat Hij na Zijn dood zou heengaan tot de Vader om voor hen plaats te bereiden in de hemel. Hij leerde Zijn jongeren: ‘Wanneer iemand Mij liefheeft, zal de Vader hem liefhebben.’

Zo horen we Jezus dikwijls over Zijn Vader spreken. Hij spreekt nu ook over Hem, nu Hij gereed staat de wereld te verlaten. Hij zegt: En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid (Joh.14:16).

 

Die belofte komt dus specifiek van de Vader. De Vader, die eens Zijn Zoon in de wereld zond, zal nu een andere Trooster zenden. Hij zei dat die Trooster de Heilige Geest is en dat Deze na Zijn heengaan Zijn plaats zal innemen. Hij zal u na Mijn heengaan troosten. Hij zal bij u blijven tot in der eeuwigheid. U zult nooit zonder Hem zijn; Hij zal altijd bij u blijven. Hij zal u met kracht aandoen. Hij zal u bekwamen tot het werk waartoe Ik u geroepen heb. Hij zal u in al de waarheid leiden. Hij zal u alles indachtig maken wat Ik u heb geleerd. Hij zal Mij verheerlijken.

Heerlijke en voor hen onmisbare dingen had Jezus over de Heilige Geest gezegd. Daarom beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt.

Wat zou er dan gebeuren? En wat houdt die belofte des Vaders in?

We lezen Jezus’ eigen verklaring in het vijfde vers. Hij zei: Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.

De belofte van de Vader is de Geestesdoop; de doop met de Heilige Geest. Daarop moesten ze wachten.

De Geestesdoop, wat houdt dat in? Daarover hoor je Charismatische bewegingen, pinksterkerken en evangelische groeperingen ook spreken. Zij beschouwen die doop als een tweede zegen, als een extra, die slechts weinig gelovigen ontvangen. De gelovigen die de Geestesdoop hebben ontvangen zijn een soort elitechristenen. Wanneer je de doop met de Heilige Geest hebt ontvangen, kun je in tongen spreken; ontvang je openbaringen van God en is jouw uitleg van de Schrift altijd de juiste. U begrijpt dat dit zulke mensen een bijzonder aanzien geeft.

Ook in bevindelijke kring kent men zulke gelovigen. Het zijn mensen die met de Heilige Geest zijn gedoopt. Men noemt dit ‘de beleving van Pinksteren’. Het is een extra. Het is een heel aparte zegen, die slechts aan weinigen is gegeven. Het zijn bijzondere christenen. Zij kennen de persoon van de Heilige Geest.

 

Maar wat bedoelde Jezus met de belofte des Vaders en met de doop met de Heilige Geest? Wat wilde Hij zeggen?

Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat Jezus’ uitleg de beste is. De doop met de Heilige Geest wordt door Hem vergeleken met de doop van Johannes de Doper. Jezus zegt: Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.

Verschillende van de discipelen van Jezus zijn eerst discipel van Johannes de Doper geweest en door hem gedoopt in de Jordaan. Ze zijn ondergedompeld. Er wordt ook wel gedacht dat dit gebeurde door een grote hoeveelheid water over hen uit te storten. In ieder geval zijn ze gedoopt door Johannes de Doper.

Wat zei Johannes de Doper toen ze hem naar zijn doop vroegen?

Hij antwoordde toen: ‘Mijn doop is niet zo belangrijk.’ In Lukas 3 vers 16 zegt Johannes: Ik doop u wel met water; maar Hij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijn schoenen te ontbinden; Deze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur.

Over deze beloofde doop heeft Jezus het. Hij zei tot Zijn discipelen: ‘Johannes doopte met water, dompelde jullie onder in water, stortte een grote hoeveelheid water over jullie uit, maar je zult straks gedoopt, ondergedompeld, worden met de Heilige Geest. De Heilige Geest zal over jullie uitgestort worden. Dit is Jezus’ verklaring van de Geestesdoop.

 

De overvloedige uitstorting van de Heilige Geest is de grote belofte van het Oude Testament. Het is de belofte des Vaders, waarover Jezus sprak. De profeten van het Oude Testament zeggen dikwijls: ‘En het zal te dien dage geschieden...’ Ze bedoelden dan de dag van Jezus’ verschijning op aarde, de dag van het Nieuwe Testament.

Er zou overvloed komen. Er zou een grote zegen komen. De komst van de Messias zou gepaard gaan met een vollere uitstorting van de Heilige Geest, dan onder het Oude Testament. Al die profeten zeggen dat de komst van de Messias met een rijkere tijd en een overvloedige uitstorting van de Heilige Geest gepaard zal gaan. Denk maar aan de oude profetie van Joël: En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien (Joël 2:28). Dat wijst op een grotere overvloed dan in het Oude Testament. Want wie profeteerden er onder het Oude Testament?

Alleen de profeten.

En wie zagen er gezichten?

Alleen de zieners.

En wie droomden er dromen?

Alleen de ingewijden, meestal oude vromen.

De profetie van Joël voorspelt een tijd dat al hun zonen en dochters zullen profeteren, al hun ouderen zieners zullen zijn en al hun jonge mensen gezichten zullen zien. Wat beperkt was tot enkelingen, zal allen ten deel vallen. Er komt een tijd, zo profeteerde Joël, dat God Zijn Geest zal uitstorten op alle vlees, dus niet alleen op de nakomelingen van Abraham. Ja, zelfs op hun dienstknechten en dienstmaagden, dat zijn hun slaven en slavinnen.

Alles wijst op iets groots dat met de komst van de Messias zal gebeuren. Er zal overvloed komen. Al de profeten wijzen daarop. Zo ook de profeet Jesaja: Want Ik zal water gieten op de dorstigen, en stromen op het droge (Jes.44:3). De Geest uit de hoogte zou worden uitgestort en de woestijn zou beginnen te bloeien als een roos. Het zou gepaard gaan met een grotere kennis van God en van de weg der zaligheid. Denk bijvoorbeeld aan Jesaja 54 vers 13: En al uw kinderen zullen van den Heere geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn. En aan Jeremia 31 vers 34: En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den Heere! Want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de Heere.

Het zou ook gepaard gaan met een grotere zekerheid van het geloof. Want ze zullen zeggen: Ik ben des Heeren, ik ben van de Heere. Ze zullen het zelfs schrijven met hun hand, dus schriftelijk vastleggen: Ik ben des Heeren.

 

Deze tijd was nu aanstaande. Nu Jezus Zijn werk volbracht had en heengegaan was naar de Vader, was het tijd voor de vervulling van deze oudtestamentische beloften. Jezus had Zijn werk op aarde volbracht en Zijn plaats ingenomen aan Gods rechterhand. Nu zullen deze beloften worden vervuld. Daar had alles op gewacht.

In dat licht staan ook die vreemde woorden uit Johannes 7. Daar wordt gezegd: Want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was (Joh.7:39).

De Heilige Geest was nog niet. Hoe moet je dat verstaan? Zijn de oudtestamentische gelovigen dan tot bekering en tot geloof gekomen zonder de Heilige Geest? Hebben ze hun hele leven op de belofte van de Messias gehoopt en gebouwd zonder de Heilige Geest?

Nee, natuurlijk niet. In 2 Korinthe 4 vers 13 zegt de apostel van die oudtestamentische christenen dat zij dezelfde Geest des geloofs hadden als wij. De Heilige Geest was er natuurlijk. Wij wekken soms de indruk – en de prediking is er ook schuldig aan – dat de Heilige Geest pas met Pinksteren is gekomen. Maar dat is natuurlijk niet zo. De Geest was er ook onder het Oude Testament. In Jesaja 63 wordt over de woestijnreis gesproken en gezegd: Die Zijn Heiligen Geest in het midden van hen stelde. En David bidt: Neem Uw Heiligen Geest niet van mij (Ps.51:13). De Geest was er dus en de gelovigen ervaarden Zijn werking en kenden Hem ook.

Maar die volheid waarover de profeten gesproken hadden, was er onder het Oude Testament nog niet. Die volheid des Geestes, die rijkere kennis van de weg der zaligheid is het merkteken van de nieuwtestamentische bediening. Het gaat in al die profetieën ook steeds over ‘uitstorten’, alsof er een volle emmer omgekeerd en uitgestort wordt. Het wijst op overvloed.

 

Er zijn twee woorden die in verband met de Heilige Geest in het Nieuwe Testament belangrijk zijn. Het zijn de woorden ‘vervulling’ en ‘dopen’. Het Nieuwe Testament kent niet alleen de belofte van de Geest, maar ook de vervulling en doop met de Geest.

Die tijd was nu aangebroken. Nu zou de Geest Zich uitstorten op alle vlees en met grote overvloed. Daarom zei Johannes de Doper: ‘Ik doop u wel met water, maar Die na mij komt zal u met de Heilige Geest en met vuur dopen.’ En daarom zei Jezus: Gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. De belofte van de Vader is de belofte van een overvloedige uitstorting van de Heilige Geest. Dat bedoelde Jezus.

 

Wat is nu de weg naar de vervulling van deze belofte?

Allereerst het opvolgen Jezus’ bevel dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden. Maar vooral ook dat ze verwachten zouden: maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt. We letten daarop in de tweede gedachte:

 

  1. Het verwachten van die belofte

 

De discipelen moeten in Jeruzalem blijven. Ze mogen geen stap verzetten in eigen kracht. De discipelen en andere volgelingen van Jezus waren vol van het wonder van Jezus’ hemelvaart. Ze keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap en ze waren dagelijks in de tempel, lovende en dankende God. Maar ze zijn niet gaan preken en niet gaan evangeliseren. Jezus had hun bevolen om niet aan hun werk te beginnen, maar in Jeruzalem te blijven en de belofte des Vaders te verwachten, die gij, zeide Hij, van Mij gehoord hebt.

Wat deden ze dus na Zijn hemelvaart?

Ze gehoorzaamden. Ze gingen terug naar Jeruzalem, naar de bekende opperzaal. En dan lezen we die bekende woorden in vers 14: Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken. Ze waren eendrachtelijk bijeen – en daar stoppen wij meestal. Er was geen ruzie en er waren geen scheuringen; ze waren in grote eendracht bijeen.

Maar eigenlijk staat dat er niet. We moeten de Bijbel altijd goed lezen. Er staat: ‘Ze waren eendrachtig volhardende in het bidden en in het smeken.’ Die eendracht is gericht op het bidden en smeken. Daarin waren ze eendrachtig en volhardende.

 

Het woord ‘eendrachtig’ is in het Grieks een bijzonder interessant woord. Het is een muzikaal woord dat voor een koor gebruikt wordt. Er zijn verschillende stemmen binnen een koor. Maar die vloeien allemaal prachtig ineen – eendrachtig. Die 120 mensen in de opperzaal waren zeer verschillend in afkomst, ontwikkeling, karakter enzovoort, maar op die dag waren ze eendrachtig als een prachtig koor. Al die verschillende stemmen smolten samen.

Eendrachtig waren ze, en volhardende. Dat woord ziet op het harden van ijzer. Dat gaat zomaar niet; daar moet je de tijd voor nemen; je moet erin volharden. De smid moet volharden in zijn werk. Dat zijn de woorden die we hier lezen: eendrachtelijk volhardende in het bidden.

Het woord verwijst eigenlijk naar de kwaliteit van hun bidden. Het was een bidden in eendracht en in volharding. Wel, dan moet er toch iets geweest zijn waar ze allen eendrachtig over waren en overeenstemden. Het was bidden in een heel sterk verlangen. Ze verlangden allen naar de vervulling van de belofte des Vaders, dat is: naar de overvloedige uitstorting van de Heilige Geest. Ze hadden van Jezus gehoord dat de vervulling van de profetieën aanstaande was. Daarom waren ze nu zo eendrachtig volhardende in het bidden; zij zagen ernaar uit dat al die heerlijke profetieën over de uitstorting van de Geest vervuld zouden worden.

 

Gemeente, deze 120 personen in de opperzaal waren reeds geestelijk rijke mensen. Ze waren aanschouwers geweest van Jezus’ heerlijkheid. Jongens en meisjes, dat betekent dat ze erbij waren geweest. Ze hadden aanschouwd dat Jezus een melaatse reinigde, een blinde het gezicht gaf en de broden vermenigvuldigde. Ze waren erbij geweest toen Hij op de opstandingsdag levend verscheen. Ze waren aanschouwers geweest van Jezus’ heerlijkheid. Dat is niet gering.

Ze waren rijk aan geestelijke ervaring. Wat waren vooral de laatste veertig dagen rijk geweest! Ze hadden de opgestane Jezus ontmoet. De betekenis van het kruis van Golgotha was hun uitgelegd. En Jezus had hen onderwezen in de dingen van Gods Koninkrijk; in de verborgenheden van het Godsrijk. Dat blijkt ook uit de brieven die later door de apostelen geschreven zijn. Hij had hun zelfs de Heilige Geest al meegedeeld. Jezus blies op hen en zij ontvingen de Heilige Geest. Ze waren niet aan hun eigen inzichten overgelaten. De Geest leidde hen reeds.

Daarom mogen wij die mensen geen arme hulpeloze wezen noemen, die al hun vroegere troost verloren hadden, en hulpeloos en verlaten waren. Nee, ze waren naar Jeruzalem wedergekeerd met grote blijdschap en we lezen dat ze voortdurend in de tempel te vinden waren, lovende en dankende God.

Ze verwachtten vooral ook grote dingen, want op de dag van de hemelvaart had Jezus gezegd: Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.

 

Wat had Jezus vooral heerlijke dingen van de Heilige Geest gezegd. Hij had Hem ‘een andere Trooster’ genoemd, een ‘Parakleet’. Een parakleet is niet zomaar een advocaat. Een parakleet is een advocaat die zich jouw zaak zo aantrekt dat het zijn zaak wordt.

De Heilige Geest zou hen in al de waarheid leiden. Daarover moet u eens nadenken. Hij zou hen niet alleen in de waarheid leiden, maar in ál de waarheid leiden. Hij zou het hen indachtig maken. Ze hadden zoveel van Jezus gehoord. Hij had hen zoveel verborgenheden bekend gemaakt! Jezus had zoveel diepe en eenvoudige dingen gezegd. De Heilige Geest zou dit terug in hun herinnering brengen. En Hij zou hen aandoen met kracht uit de hoogte. Hemelse en geestelijke krachten zouden zij ontvangen. De Geest zou de wereld ook overtuigen, zodat hun boodschap ontvangen en geloofd zou worden.

Wat een heerlijke dingen heeft Jezus van de Heilige Geest gezegd! Deze mensen voelden dat ze Hem zo nodig hadden. Ze stonden voor zo’n grote taak, een immense taak, een onmogelijke opgave: ‘Gij zult Mijn getuigen zijn’; in het vijandige Jeruzalem, in Judea, onder de Samaritanen en in de heidense, afgodische wereld. Daarom was er een sterke behoefte en een uitzien naar de vervulling van de belofte van de Vader, de vervulling van de rijke uitstorting van de Heilige Geest. Dit gemis en dat verlangen was zo groot dat het hen op de knieën bracht. Het bracht hen tot eendrachtig bidden smeken.

Dat is dus de praktijk van het verwachten van de beloften van God. Als u zich afvraagt hoe u de belofte van God moet verwachten, dan hebt u hier een voorbeeld. Ze waren eendrachtelijk bijeen, volhardende in bidden en smeken.

Dit alles leert ons hoe de vervulling van Gods beloften wordt verkregen. En het leert ons wat het is om de belofte te verwachten.

 

Bidden en smeken is de weg. Wanneer bidden en smeken we even aanhoudend als de 120 personen in de opperzaal?

Wanneer we de waarde van de belofte kennen. En wanneer er behoefte is aan wat God belooft!

De belofte van God verwachten staat in verband met behoefte en gemis. Er wordt door de oude puriteinen gezegd dat het een heerlijke ontmoeting is wanneer onze noden en behoeften en Gods beloften elkaar ontmoeten. Zo was het daar bij die mensen: er was een gemis en een behoefte. En wat ze nodig hadden, was allemaal te vinden in de belofte van de Vader. Dat maakte hen eendrachtig en volhardend, biddend en smekend.

Zo zijn het dus de elementen van gemis en behoefte die brengen tot het biddend verwachten van de belofte. Het maakt Gods beloften dierbaar. Zo maakt een gevoel van schuld en zonde de belofte van vergiffenis dierbaar. Zo maakt het gevoelen van uw onreinheid de belofte uit Ezechiël zo heerlijk: Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen (Ez.36:25).

 

Het missen van wat beloofd is, en dat niet te kunnen missen, maakt de belofte waardevol en maakt de ziel werkzaam. Als Jezus niets beloofd had, dan was er ook niets te smeken en te bidden geweest. De belofte maakt werkzaam. Gods beloften nemen dan ook in het geloofsleven van Gods kinderen een belangrijke plaats in. De verwachting van de huichelaar rust op iets van zichzelf, maar de verwachting van de gelovige rust op Gods beloften.

Gods beloften worden wel een pelgrimsstaf genoemd. Gods beloften worden lichtende sterren genoemd die schijnen in de nacht van strijd, van lijden en van aanvechting. De beloften maken Gods kinderen werkzaam. In nood en gemis krijgen de beloften een bijzondere waarde. Want het goed dat God in Zijn belofte belooft, is in de waarneming van een mens die zijn ellende kent zo dierbaar en zo kostbaar – daar zijn geen duizend werelden mee te vergelijken.

Gods belofte verwachten heeft dus te maken met gemis, behoefte en verlangen. Dat zien we bij die 120 mensen in de opperzaal. Zij waren allen rijk begenadigd en rijk gezegend. We kunnen ons bijna niet voorstellen welke rijke geestelijke zegeningen die mensen hadden ontvangen. En toch misten zij nog de volle uitstorting van de Heilige Geest.

 

Gemis is kenmerkend in het geestelijk leven. Er zijn wel mensen die rijk wedergeboren worden, maar dat gaat toch in tegen de praktijk van de ware gelovigen. Er is een gemis gekomen in het leven van de wedergeboren mens.  Er is een wond in hun ziel. Het wordt veroorzaakt door een gemis van God, Zijn gunst en Zijn gemeenschap. Er is een diep besef in het hart dat zij buiten het geluk van Gods kinderen staan. Men ziet zichzelf verloren en voelt zich diepongelukkig omdat men God kwijt is. Het is geen gemis dat met angst, maar een gemis dat met droefheid vervult.

Dit droevige gemis is volgens de Bijbel het merkteken van de ware bekering: Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid (2Kor.7:10). Het missen van God is een gezegende ziekte, een gezegende krankheid, waarvan we kunnen zeggen: Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods (Joh.11:4).

 

De gelovigen kennen ook een gemis van Christus. Bij alle troost die ze uit Gods Woord en onder de prediking ontvangen, kan de kennis van Christus zo gemist worden. De zondaar die bedroefd is naar God, komt tot de pijnlijke, maar ook zo onmisbare overtuiging dat hij niet alleen zonder God is, maar ook zonder Christus is en daarom geen hoop kan hebben op de zaligheid. Zij moeten zeggen: ‘Ik ken Jezus niet, tenminste: niet zoals Gods kinderen Hem kennen.’ Ze gevoelen dat ze de ware geloofskennis missen, die Jezus zo onmisbaar maakt en doet hongeren en dorsten naar Zijn gerechtigheid.

 

Er is nog een ander geestelijk gemis. Die 120 mensen in de opperzaal hebben een behoefte aan de Heilige Geest. Daar is een gemis van Gods Geest, een behoefte aan de vervulling van de belofte die Jezus heeft gedaan. Er is bij hen een sterk verlangen naar al de zegeningen die de Geest zal brengen. Zij zien uit naar de Heilige Geest om hen alles omtrent Gods koninkrijk leren, hen in al de waarheid leiden en hen de lessen van Jezus indachtig te maken, hen te troosten en altijd bij hen te blijven. Die beloofde rijke zegeningen brachten hen op de knieën. De belofte des Vaders, waarover Jezus gesproken had, maakte hen eendrachtig, volhardende in bidden en smeken.

 

Volk des Heeren, kennen wij ook dat gemis van de Heilige Geest? Het is een gemis dat gepaard gaat met behoefte aan Zijn troost, Zijn onderwijs, Zijn leiding, Zijn kracht en Zijn getuigenis met onze geest dat wij kinderen Gods zijn.

Wat hebben we die Heilige Geest, van Wie Jezus zei: Die zal u alles leren, nodig als de Leraar die ons de weg der zaligheid leert, Die de duisternis verdrijft, Die kennis werkt van Jezus Christus en van Zijn bloed – een kennis zo anders dan de historische kennis. Wat hebben we die Trooster nodig, Die troost in strijd en aanvechting, in lijden en kruis. Zijn troost is de zielen van Gods kinderen zo dierbaar.

Waarmee denkt u dat de Heilige Geest troost?

Hij troost niet met een valse of oppervlakkige troost. Hij troost met Christus, met wat Christus verworven heeft en met het werk dat Jezus nu in de hemel doet. Hij troost met Christus’ verzoenend sterven op Golgotha en met Zijn voorbede in de hemel. Hij troost door indachtig te maken wat Jezus heeft gezegd. Hij brengt in herinnering wat God ons eens beloofde.

Oude beloften die we van God kregen, liggen soms begraven onder de strijd, de geestelijke duisternis en het ongeloof. Maar de Geest maakt ze indachtig. Hij brengt ons weer terug naar die oude beloften. Hij maakt die beloften weer nieuw.

Hij wordt ook de Verzegelaar genoemd. Hij zet Zijn zegel op het werk dat God in ons hart deed. Hij geeft ons de overtuiging dat het Gods werk is. Hij verzekert ons dat we deel aan Christus hebben. Hij doet ons weten wat we in Christus hebben. De Geest doet ons weten welke rijkdommen we in Jezus Christus hebben. Hij geeft ons zicht op vergeving van zonden, de aanneming tot kinderen en het eeuwige leven. De Geest werkt de zekerheid die met Paulus doet zeggen: Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere (Rom.8:38-39).

 

Kunt u nu nadat u dit alles gehoord heeft, die 120 mensen in de opperzaal begrijpen? Zouden wij ook niet met die 120 mensen op de knieën moeten gaan om de Heere volhardend aan te lopen om die rijke zegen van de Geest te ontvangen?

Kinderen van God, u klaagt over uw gemis en de magerheid van uw ziel. Maar ligt de oorzaak niet in het ontbreken van het bidden en smeken om de vervulling door Gods Geest?

De weeszondag is in de Bijbel gekenmerkt door een kleine gemeente, die in eendrachtig gebed tot God is om de gaven en zegeningen van de Heilige Geest. We kunnen een heleboel maken van de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren, maar dit zegt de Bijbel ervan. Dit is de eigenlijke Pinksteradvent. De Pinksteradvent staat in nauw verband met de belofte des Vaders en het verwachten van die belofte. En dat verwachten staat weer in nauw verband met bidden en smeken. Langs die weg heeft God Zijn belofte vervuld en worden ook nu Gods beloften vervuld.

 

Onze Heidelbergse Catechismus zegt nadrukkelijk dat God Zijn genade en de Heilige Geest alleen aan diegenen geven wil die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.

We moeten de beloften des Vaders verwachten. Dat gaat gepaard met bidden en smeken, maar dat gaat ook gepaard met bestrijdingen. Satan wil ons koste wat kost bij de beloften weghouden. Daarom doet hij ons geloven dat die beloften alleen maar voor de uitverkorenen zijn. Satan benauwt ons door ons te laten geloven dat de beloften niet voor ons zijn, omdat we daarvoor te onwaardig, te zondig en niet diep genoeg ontdekt zijn aan onze zonden. Indien dat zo was, was er voor Petrus niet veel te verwachten en voor de andere discipelen ook niet.

De duivel probeert een arm en ellendig zondaar de hoop op Gods beloften te ontnemen. Wanneer hij daarin zou slagen is er niets meer voor een zinkende zondaar om zich aan vast te houden. Het ware geloof weet dit en ervaart dit ook. Het kan daarom Gods belofte niet loslaten en niet ophouden te bidden om de vervulling.

Zo was het bij de 120 mensen in de opperzaal. Er wordt niet alleen gezegd dat zij eendrachtelijk bidden en smeken. We lezen ook dat ze volhardend waren in hun bidden en smeken. Er is één ding wat de duivel nooit lukt: een kind van God van bidden afhouden, ervoor zorgen dat hij stopt met bidden. Dat kan niet. De Geest Gods en de Geest van het gebed rusten op Gods kinderen. Ze kunnen niet ophouden met bidden en smeken. Soms blijft er slechts een kort gebed over. Denk aan de Kananese vrouw. Ze had zoveel slagen geïncasseerd en tot tweemaal toe gehoord dat het heil van de Messias niet voor haar was. Zij hield alleen maar dit over: Heere, help mij! (Matth.15:25). Gods kinderen blijven roepen. Ze blijven de Heere verwachten. Zij zeggen: Ik hoop in al mijn klachten op Zijn onfeilbaar Woord. Dat is de weg naar de vervulling van Gods beloften.

 

Er staat in de Psalm 65: Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks. God maakt ons niet zoekend, kloppend, hongerend en dorstend om dat nooit te vervullen. Er kómt vervulling. Dat zien we ook op de Pinksterdag. Er staat: En er geschiede haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedreven wind (Hand.2:2). Haastig! De Heilige Geest haastte zich. Hij vervulde hen met Zijn aanwezigheid, kennis, troost, liefde en drang om anderen het heil van Christus te prediken. Hij maakte Zich zichtbaar door tongen als van vuur die op hun hoofden te zien waren.

Zij werden gedoopt, ondergedompeld in een bad, het bad van de Heilige Geest. De Heilige Geest werd over hen uitgestort en ze werden met Hem vervuld. Ze werden er vol van.

Waar werden ze vol van?

Niet van zichzelf en hun bekering, maar van de grote werken Gods. En men hoorde hen de grote werken Gods, gedaan in de dood en opstanding van Jezus, verkondigen. Zij waren vol van Gods werken.

Laten we nu eerst samen Psalm 45 vers 3 zingen:

 

Zij zullen, uit de volheid van ’t gemoed,

Gedachtig aan den milden overvloed

Van Uwen gunst, die roemen bij elkeen,

En juichen van al Uw gerechtigheên.

De Heer’ is goed en vriend’lijk en weldadig,

Barmhartig, mild, lankmoedig en genadig;

Hij doet Zijn gunst aan allen klaar bemerken;

Zijn goedheid is verspreid op al Zijn werken.

 

Gemeente, we gaan Pinksteren tegemoet en horen weer over de rijke geestelijke zegen die uitgestort is op die 120 mensen in de opperzaal. We horen van grote kracht waarmee ze werden toegerust. We horen van liefde, troost, zekerheid, ja van overvloed. We hoorden dat al die heerlijke oudtestamentische beloften over een overvloedige uitstorting van Gods Geest op de Pinksterdag zijn vervuld.

Wat doen we daar nu mee? Nemen we dit alles voor kennisgeving aan of stemmen we in met het refrein van een bekend lied: Ook op mij. Ook om mij. Stort uw zegen ook op mij!

U zegt misschien: ‘Maar ik ben geestelijk dood en doof en blind.’

Maar wat staat er in de oudtestamentische beloften? Er wordt zelfs gezegd, dat het te dien dage het zal geschieden. En dat is de dag van Pinksteren en de nieuwtestamentische bedeling, dat de doven zullen horen de woorden des boeks. En dat de blinden zullen zien en de kreupelen zullen springen als een hert.

God belooft zelfs: Ik zal Mijn Geest uitstorten, ook over uw zaad en Mijn zegen op uw nakomelingen. Wat een rijke beloften!

Nu, daar waren die 120 mensen in de opperzaal mee werkzaam. Dat maakte hen biddende en smekende. En ze hebben niet tevergeefs gebeden en gesmeekt.

 

In de profetie van Zacharia – dat is een profetie die zich afspeelt rondom de herbouw van de tempel – lezen we over een engel die God uitgezonden had om het land te doorwandelen, om te zien hoe het ervoor stond met de herbouw van de tempel. We lezen dat die engel terugkeert tot de Heere en verslag doet. En wat zegt hij dan? Het ganse land zit en het is stil (Zach.1:11). De tempelbouw was gestaakt. Ze zaten in diepe moedeloosheid terneer, in gelatenheid eigenlijk. Bij de profeet Jesaja lezen we: En er is niemand, die Uw Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe (Jes.64:7). Er heerste een geest van lijdelijkheid, van gelatenheid, van afwachten.

Ze waren wel ijverig bezig met het bouwen van hun éigen huizen. ‘Maar Mijn huis’, zegt de Heere, ‘laten jullie woest.’

Wat lijken wij op dat volk van Juda, daar in Jeruzalem. In materiële zaken zijn we vol van ijver, maar in geestelijke zaken vol van lijdelijkheid. Wat werken we voor de spijs die vergaat. Maar voor de spijs die blijft tot in het eeuwige leven doen we nauwelijks onze Bijbel open, laten we het gebed na, en bezoeken we zonder uitzien de kerkdiensten. Gelatenheid heeft zich van velen meester gemaakt. Indien God mij hebben wil, zal Hij mij wel grijpen. Dit zeggen niet alleen ouderen, die zichzelf al jaren in slaap hebben gewiegd met de gedachte: Het zal en mens gegeven moeten worden, maar dit zeggen ook jongeren, die aan het begin van het leven staan.

 

De christelijke kerk staat voor een geweldige krachtmeting. We staan tegenover een ontkerstende samenleving, een hedonistische en heidense wereld, zonder normen en waarden. Alles waar je van geniet, is geoorloofd.

We krijgen te maken met de oprukkende Islam. Het is een macht die streeft naar de wereldheerschappij.

Daartegenover staat een krachteloze kerk, een verdeelde kerk, een oppervlakkige kerk, die de eerlijke waarheid heeft verlaten. En we staan tegenover de wereld met een kerk, verstard in traditie, lamgeslagen door de een geest van: wat kan een mens anders aan doen dan afwachten. Is het een wonder dat jonge mensen dan afhaken? Wie wordt er nu jaloers op dat soort koude vormendienst?

Het ganse land zit en het is stil, dat moest de engel rapporteren. Er is niemand, die U aangrijpt, moest Jesaja zeggen. Kerken vol onbekeerde mensen. We zijn er helemaal aan gewend om kerken te hebben met meer dan duizend mensen, maar met slechts een handvol avondmaalgangers.

Wat moet er van zo’n kerk terechtkomen? Is dat de kerk, die opgewassen is tegen de stroom van secularisatie en afval?

 

Gemeente, wat te doen?

Ook de bekende theoloog John Owen uitte zijn zorg over zulke ontwikkelingen. Hij ziet de diepe oorzaak vooral liggen in een kerk met dode leden en het missen van persoonlijke genade. Hij geeft dan het volgende advies:

‘Bent u in diepte van twijfel, onzeker en vol vrees, niet wetende wat uw conditie is, of u deelhebt aan Christus en Gods vergiffenis of niet? Wordt u geschud tussen hoop en vrees? Mist u de vrede, de troost, de zekerheid en de blijdschap in het geloven? Waarom zit u moedeloos neer? Sta op, waak, bid, roep tot God, kruisig uw lusten, ga tot de troon van de genade, met gebed en smeking. Pleit op Gods beloften en u zult de begeerde vrede en zekerheid verkrijgen.’

Dat leren we ook uit wat gebeurde in de opperzaal. Ze waren volhardende in het bidden en smeken – en ze ontvingen waarom ze gebeden hadden. Langs die weg kwam de zeggen en de vervulling van Jezus’ belofte.

Gemeente, het is allemaal begonnen in de opperzaal, met die 120 mensen. Wat is dat bemoedigend! De Heere kan weinig gebruiken om er veel van te maken. En God is nog steeds Dezelfde. Dat wij dan met Elisa zouden roepen: Waar is de Heere, de God van Elia? Ja, Dezelve? (2Kon.2:14).

 

Amen.

 

Slotzang: Psalm 27 vers 7.

 

Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven

Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,

Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven?

Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.

Wacht op den Heer’, godvruchte schaar, houd moed:

Hij is getrouw, de bron van alle goed;

Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer;

Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer’.