Ds. C.G. Vreugdenhil - Zondag 11

De Naam Jezus

Hij is onze Zaligmaker
Hij is onze enige Zaligmaker
Hij is onze volkomen Zaligmaker
Deze preek is eerder in boekvorm uitgegeven door de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuidwijk. Te bestellen via: heterensr@wxs.nl www.bethelkerkrotterdam.nl www.jongboek.nl/shop/

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 135: 1
Lezen : Handelingen 4: 1-12
Zingen : Psalm 111: 1, 5 en 6
Zingen : Psalm 72: 7 en 11
Zingen : Psalm 52: 7

Gemeente, aan de beurt is vandaag Zondag 11 van de Catechismus.

 

Vraag 29: Waarom wordt de Zone Gods Jezus, dat is, Zaligmaker, genoemd?

Antwoord: Omdat Hij ons zalig maakt en van al onze zonden verlost; daarbenevens, dat bij niemand anders enige zaligheid te zoeken of te vinden is.

Vraag 30: Geloven dan die ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf, of ergens elders zoeken?

Antwoord: Neen zij; maar zij verloochenen met de daad de enige Zaligmaker Jezus, ofschoon zij met de mond in Hem roemen; want van tweeën één: of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die deze Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben dat tot hun zaligheid van node is.

 

Gemeente, het gaat in deze Zondag over

De Naam Jezus

 

Drie gedachten vragen onze aandacht:

1. Hij is onze Zaligmaker

2. Hij is onze enige Zaligmaker

3. Hij is onze volkomen Zaligmaker

 

Ik geloof in Jezus Christus, Zijn enig geboren Zoon, onze Heere, zo luidt het tweede artikel.

Het eerste deel ging over God de Vader en onze schepping. Nu is het tweede deel aan de orde. Dat gaat over God de Zoon en onze verlossing. De Vader heeft Zijn Zoon naar de wereld gezonden om Zijn wil bekend te maken, om Zich te openbaren. De Vader openbaart Zich uitsluitend door de Zoon. We mogen ook nooit over God spreken, buiten Christus om. De Zoon is door de Vader naar de wereld gezonden met een speciale opdracht, namelijk om Gods welbehagen te doen.

Wat is het welbehagen van God? Gemeente, dat zondaren zalig zullen worden. Daarvoor moest de Heere Jezus mens worden, om onze Middelaar te kunnen zijn. En de mens geworden Zoon van God moest een naam hebben. Daarover gaat het in Zondag 11, over de Naam Jezus.

 

Die Naam is Hem door de Vader gegeven. Ziende op de bereidwilligheid van Zijn Zoon om zondaren te zaligen, heeft de Vader gezegd: ‘Gij zult Zijn Naam heten Jezus; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.’ 

 

Waarom wordt de Zoon van God Jezus, dat is Zaligmaker, genoemd?

Voelt u de tegenstelling in dit korte zinnetje? De Zoon van God. Enerzijds dat hoge, dat verhevene, dat heilige: de Zoon van God. En anderzijds komt Hij zo dicht bij ons: de vleesgewordene, de menselijke, mens geworden Jezus van Nazareth.

 

Die Naam hoor je tegenwoordig vaak klinken als een vloek. Dan moet je wel eens iets overwinnen en de gelegenheid afwegen, of het zinvol is om er iets van te zeggen. Je hoort die Naam in de moderne theologie klinken als: Jezus, de Man van Galilea, de Man van Nazareth. Veel moderne theologen leggen de nadruk op de mensheid van Jezus; ze geloven niet, dat Hij de Zoon van God is.

Maar de Catechismus vraagt juist: ‘Waarom wordt de Zoon van God Jezus genoemd?’ De nadruk valt, vandaag de dag, op de mens Jezus. Als u vraagt wie Jezus is, dan hoor je allerlei antwoorden. De een zegt een goed mens, de ander zegt een groot mens en weer een ander heeft het over een religieus leider, een profeet, een maatschappelijk hervormer, de partijganger van de armen en noem maar op. Maar al die denkbeelden, al die namen doen Hem te kort.

Onze Catechismus zegt het heel eenvoudig: Jezus, dat is Zaligmaker.

 

De Heiland draagt vele namen. Als onze jongens en meisjes er eens een aantal moesten opschrijven, dan kwamen ze best aan een hele lijst: Immanuël, Vredevorst, Lam van God, Zoon van David en noem maar op. Maar, geen Naam is er beter en zoeter voor het hart, dan de Naam Jezus. Want in die Naam zit een belofte van God aan alle zondaren opgesloten.

Jezus, dat is Zaligmaker. Dat is de korte inhoud van heel het Evangelie. Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Dat is het getrouwe woord, dat aller aanneming waardig is.

De Naam Jezus is niet door mensen uitgedacht, maar door de Heere Zelf. Mensen kunnen elkaar soms mooie namen geven, maar achteraf blijkt, dat die persoon het tegenovergestelde openbaart van wat zijn naam betekent. Absalom heet vader des vredes, maar hij was een zoon van de oorlog. Judas betekent godlover, maar wat heeft hij de Heere Jezus laag verraden! Wat een mooie naam! Alleen klopte er niets van.

Bij Jezus klopt het wel en dat komt omdat God Zelf die Naam aan Zijn Zoon heeft gegeven. Die Naam kwam niet van Jozef of Maria. De engelen hebben die Naam ook niet bedacht. Gabriël gaf die Naam door aan Maria en aan Jozef, zelfs met de betekenis erbij: ‘Gij zult Zijn Naam heten Jezus; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.’

 

Maar eer iemand Hem op aarde Jezus noemde, werd Hij in de hemel al zo genoemd. Dat betekent dus dat God helemaal achter die Naam staat. Hij is Gods eigen Zoon en daarom heeft de Vader Hem die Naam gegeven. Die Naam is Godsopenbaring en in die Naam ligt de zending naar deze wereld opgesloten. Dat zegt de Catechismus zo eenvoudig en nuchter. Waarom Jezus? Omdat Hij ons zalig maakt. Hij heet Jezus; Hij maakt zalig omdat Hij de Zaligmaker is.

 

Dat is bij Zijn naamgenoten niet het geval. De naam Jezus kwam meer voor in de Bijbel. In het Oude Testament staat Joshua, dat betekent zaligheid, hulp, verlossing. Daar zijn die mooie namen van afgeleid. Ik zal er een paar noemen: Hosea en Jozua. De Griekse vertaling daarvan is Jezus.

Op het eiland Cyprus liep ten tijde van Paulus een zekere Elymas of Bar-Jezus, zoon van Jezus, rond. Ook in de Kolossenzenbrief komen we een zekere Jezus tegen, die toegenaamd was Justus. Deze mensen dragen hun naam echter niet met recht.

Slechts twee naamgenoten van de Heere Jezus droegen hun naam wel met recht. Dat was in de eerste plaats Jozua, de zoon van Nun. Hij leidde het volk Israël door de woestijn naar Kanaän, zoals Jezus Zijn volk leidt naar het hemelse Kanaän en het nieuwe Jeruzalem. De tweede is ook een Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, die het volk uitleidde uit de Babylonische ballingschap en terugbracht in Jeruzalem. Toch blijven deze personen nog maar een type, een afschaduwing van de ware Jezus.

 

Van Jezus Christus alleen geldt dat Hij Jezus is en Jezus heet, want Hij is de ware Zaligmaker. Hij is niet alleen mens, maar ook God. In de Naam Jezus spreekt de Vader Zijn vertrouwen uit, dat Hij heeft in Zijn heilig Kind. Hij zal immers de wil van Zijn Vader volbrengen en de Naam van Zijn Vader verheerlijken in het zaligen van zondaren.

De Vader wil, gemeente, dat u en jij tot Hem de toevlucht neemt, als een rampzalige zondaar in uzelf, om gezaligd te worden door Jezus. In deze Naam schittert het Evangelie als een belofte. Die Naam is niet alleen een onderscheidingsteken, niet alleen een eigennaam, maar ook de openbaring van Gods reddende liefde tot onze zaligheid.

In de Naam Jezus komt de Heere, als de barmhartige God, naar ons toe. Hij komt tot ons als de God, Die geen lust heeft in onze dood, maar daarin dat we ons bekeren en geloven in die ene Naam tot zaligheid.

 

In die Naam stelt God Hem ons voor, nu in de prediking over Zondag 11, als de Zaligmaker van zondaren. Bent u een zondaar? Niemand kan zeggen dat hij geen zondaar is. We zijn allen zondaren. Weet u de weg naar God? ‘Ja’, zegt u, ‘met mijn verstand.’ Nou, ik weet Iemand, Die het in uw hart brengt. Zijn Naam is Jezus.

Hoe benauwd of bekneld u zich ook voelt, hoe ook in het nauw gebracht, Hij maakt ruimte, waar geen ruimte is, waar u vastgelopen bent met uzelf. Waar geen ruimte is, daar maakt Hij ruimte bij God voor zondaren.

Zijn Naam betekent Redder. Wie moeten er gered worden? Drenkelingen, mensen die in doodsnood zijn, mensen die de weg niet meer weten, mensen die onder het oordeel liggen, ellendigen die zich niet kunnen redden. God verkondigt u heden, dat u niet op hoeft te klimmen tot Hem in de hemel en u maar moet zien te redden, maar dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft om af te dalen in deze wereld. Hij wil in onze verlorenheid de Redder zijn. Hij is een Helper voor hulpelozen.

Gemeente, in Hem alleen ligt de zaligheid. In die dierbare naam Jezus breidt God Zijn armen genadig tot verloren zondaren uit. Zo spreekt Hij: ‘Wendt u toch naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer. Ik wil u ontvangen om Jezus’ wil.’

In deze Naam keert God Zich tot mensen, die Hem de rug toekeerden en Hij zegt:

‘Het antwoord op al uw afwijkingen, op al uw ongeloof, op al uw zonden, is Jezus. Ik geef u een Zaligmaker, want u kunt uzelf niet zalig maken. U bent verloren. In Hem kondig Ik genade, vrede en vergeving af voor des doods schuldigen en vrijspraak voor veroordeelden. Leef niet aan Hem voorbij, maar buk voor Hem, buig voor Hem en vlucht naar Hem toe!’ 

 

Dat hebben de apostelen ook gedaan en daarom hoorden we in het voorgelezen hoofdstuk, dat Petrus staat te getuigen: ‘Mensen, er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden.’ Wie tot Hem vlucht, ontvangt de zaligheid.

Waarom wordt de Zoon van God Jezus, dat is Zaligmaker, genoemd? Omdat God de wereld alzo liefhad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Om het met de Catechismus te zeggen: ‘Omdat Hij ons zalig maakt en ons van al onze zonden verlost.’

Ja, dat woordje mogen we wel even onderstrepen: zalig maakt, verlost. Dat staat niet in de toekomende tijd: Hij zal dat doen. Het staat ook niet in de verleden tijd: dat Hij ons zalig heeft gemaakt en dat Hij ons heeft gered. Nee, het staat in de tegenwoordige tijd. Dat betekent, dat de zaligheid die Jezus schenkt niet iets is wat in een verre toekomst gelegen is.

Natuurlijk, in de hemel is de zaligheid volkomen en voltooid, maar hier op aarde wordt die zaligheid al genoten. Nu, in deze tegenwoordige tijd. Onder Zijn heerschappij zijn we zalig, zijn we vrij. Als we dagelijks tot Hem de toevlucht mogen nemen door het geloof, met lege armen en een schuldig hart, dan ervaren we elke keer opnieuw de reddende kracht van Zijn dierbaar bloed.

 

En omdat Hij ons zalig maakt en van onze zonden verlost.

Dat woordje ‘en’ mogen we eigenlijk lezen als een dubbele punt. Want de verlossing is niet iets wat nog eens bij de zaligheid komt, maar daarin bestaat juist die zaligheid. En wie wordt er bedoeld met ons? Nou, dat bent u. Als u zich door Hem laat zalig maken. Dat betekent: de verlossing van onze zonden. En dat is nog maar de helft. Want daar hoort ook nog de herstelling in Gods gunst en gemeenschap bij en de vrede en vereniging met God. Dat het weer helemaal goed komt, zoals het in den beginne was.

Omdat Hij ons zalig maakt, gelukkig maakt. Echt gelukkig! Hoe kun je dat worden? Als je weet, dat je van al je zonden bent verlost en dat er niets meer ligt tussen God en je ziel. ‘Onze zonden’ staat er, heel persoonlijk. Ja, want de zonde is de oorzaak van onze rampzaligheid en van de scheiding, die er is tussen God en ons. En nu verlost de Heere Jezus ons daarvan.

Hij verlost van de heerschappij van de zonden, als Hij ons hart vernieuwt en het goede in ons werkt door Zijn Heilige Geest.

 

O, als Jezus in uw leven komt, dan is het gebeurd met de heerschappij van de zonde! Dan wil je niet meer zondigen, want dan zie je hoe smartelijk het is en welk verdriet je er de Heere mee aandoet, en wat je er jezelf mee aandoet. Dan ga je juist de zonde haten en vlieden. De zonde wordt bitter en ga je zien, dat het jouw zonden zijn, die de Heere Jezus aan het kruis gebracht hebben. Mijn zonden zijn als nagels en spijkers door Zijn handen en voeten gedreven. Mijn zonden zijn de doornen, waarmee Hij gekroond is en de striemen, die Zijn rug hebben doorploegd. Daarvan heeft Jesaja geprofeteerd: Door Zijn striemen is ons genezing geworden. Als Jezus in ons leven komt, dan wordt de heerschappij en de macht van de zonde gebroken en zien we het Godonterende en hatelijke karakter van de zonde.

 

Gemeente, dat moet je echt leren zien.  Niet licht over de zonden heen huppelen! Het is iets verschrikkelijks. Er is niets ergers dan de zonde. Het is rebelleren tegen God en dat brengt scheiding tussen Hem en ons. Daarom is het zo nodig dat de macht van de zonde, door de kracht van Gods genade, door het bloed van Jezus, gebroken wordt. Dan doen we nog wel zonden, want niemand is zonder zonden, maar dan zeggen we met Paulus: ‘Als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. En het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.’

Kent u die strijd? Dan lig je onder en ben je er verdrietig om. Maar het is wel echt een strijd in je leven. Maar de kracht van de zonde is gebroken. De Heere Jezus verlost van de schuld van en de straf op de zonde. Hij doet mij zien, dat ik schuldig sta voor een rechtvaardig God. Dat is Zijn profetische bediening. Dat is het werk van de ontdekking door Zijn Heilige Geest. Hij laat u en mij zien, dat we geen cent hebben om te betalen, zodat we ons schuldig gaan voelen en God gelijk gaan geven, als Hij zegt hoe het er met ons voorstaat in ons leven. We zijn strafwaardig. We komen in de nood, want de schuld kunt u en kan ik niet dragen.

We leren vragen om het middel: ‘Heere, kan ik nog met U verzoend worden? Is er een middel om de straf te ontgaan?’ ‘Ja’, zegt God, ‘Ik gaf Mijn Zoon, de Heere Jezus. Hij is de Zaligmaker, Hij betaalde de schuld en Hij droeg de straf.’

O, als ik Hem zo eens mag zien hangen aan Golgotha’s kruis met Zijn doornagelde handen en voeten. Dan moet ik tot mijn verootmoediging belijden, dat mijn zonden Hem op die plaats brachten. Ik zie Zijn ogen vol liefde tot zondaren en ik roep het uit: ‘O, dierbare Heiland, hoe is het mogelijk, dat U dat wilde doen voor een mens zoals ik, een vijand, een zondaar!’

 

Waarom wordt de Zoon van God Jezus genoemd? Wel, omdat Hij Jezus is, omdat Hij is de Redder, de Helper, de Zaligmaker, de Verlosser, de Loskoper. Want Hij verlost van de vloek van de wet, door een vloek te worden en aan het vloekhout te hangen. Hij verlost van de last van de zonde, door die last te torsen op Zijn schouders, zodat Hij daaronder verdrukt en verbrijzeld wordt. Hij verlost door de schuld van de zonde weg te nemen omdat Hij Zijn ziel tot een schuldoffer gesteld heeft. Hij verlost van de eeuwige dood, door Zelf die eeuwige dood in te gaan. Hij proefde de verlatenheid van Zijn Vader in de hof van Gethsémané en aan het kruis. Daar is Hij afgedaald in de diepte van onze nood en verlorenheid. De verschrikkingen van de hel heeft Hij gesmaakt. O, dat Hij dat wilde doen voor mensen zoals wij!

Straalt Zijn ontfermende zondaarsliefde niet aan alle kanten van Zijn Naam af? Heeft dit niet iets van de gloed van de echte bevinding, de geloofservaring? Raakt u er al helemaal bij betrokken? Die ene Naam onder de hemel, gemeente, jongelui, kinderen, wordt ons verkondigd en die roept op tot een keus. Dan kun je niet vrijblijvend blijven zitten onder de verkondiging van Jezus’ Naam. Bent u voor of tegen? Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, zegt Jezus.

 

In deze Zondag staat Jezus levensgroot voor u als de dierbare Zaligmaker, in al Zijn zondaarsliefde.

Hij kijkt u aan en zegt:

‘Jij, jongen van vijftien of zestien, meisje van dertien, man van veertig en vul maar in, hebt gij Mij lief?’

‘Hoe zou ik U lief kunnen hebben, Heere?’

‘Heb ik Mij niet bekend gemaakt in Mijn Woord? Is u nooit die zondaarsliefde van Mij gepredikt? Ik wil armen en ellendigen redden van het verderf. Daarom heb Ik juist de heerlijkheid van de hemel verlaten, om naar deze zondige wereld te komen en Mijn ziel te geven tot een rantsoen voor de zonden.’ 

 

Onze jongens en meisjes leren op catechisatie wat zaligmaken is. Zaligmaken is: verlossen van het grootste kwaad en brengen tot het hoogste goed. Zou u dat willen? Wees eens eerlijk, zou u van het grootste kwaad af willen? Dat grootste kwaad is de zonde. Wilt u daarvan af? Van al uw zonde? Dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend, hoor! Eerlijk gezegd, geloof ik, dat de meeste mensen er niet vanaf willen. Daarom zijn ze ook niet bekeerd, ze houden de zonde liever vast; ze gaan er liever mee door. Boezemzonden koesteren we in ons hart.

Zeggen we hier van harte ‘ja’ op? Zou u graag van uw zonden af willen en ze met wortel en tak uitroeien? Ja, echt? Weet u, dan is Jezus uw hart al aan het veroveren. Dat kan niet anders.

 

Verlossen van het grootste kwaad en brengen tot het hoogste goed. Wat is dat? Dat is de gemeenschap met God; dat het weer goed komt tussen God en onze ziel. De Heere Jezus maakt u niet alleen leeg van de zonde, maar Hij maakt u ook vol van God. Het grootste kwaad is immers, dat we God kwijt zijn en het allerhoogste goed is, dat we weer met Hem verenigd zijn en dat we Zijn aangezicht weer in gunst tot ons gewend mogen zien.

Is het uw verlangen: ‘Heere, laat Uw vriendelijk aangezicht over mij lichten?’ Het hoogste goed, gemeente, is God Zelf. Is Hij voor u ook het hoogste goed? Zegt u: ‘Het is mij goed, nabij God te zijn.’ Dan is alles weer goed.

O, dan mogen we in beginsel al iets proeven van de eeuwige zaligheid, van het volmaakte hemelleven. Het zijn zalige ogenblikken, als we zo dicht bij God mogen zijn. Dan zijn al je zonden verzoend en vergeven.

 

Gemeente, hoe meer de Heere Jezus ons vòlmaakt van God, des te meer maakt Hij ons leeg van de zonde. En dat gaat door tot aan de dood toe. De macht van de zonde is wel gebroken, maar helaas steekt deze steeds weer de kop op. Dat is nu de strijd tussen geest en vlees. Hij moet wassen, hoe langer hoe meer, en wij minder worden, hoe langer hoe meer. Al strijdend en verlangend naar Hem, komen we steeds dichter bij die grote zaligheid.

Want het beginsel van de eeuwige vreugde, dat Hij schenkt in het hart van een zondaar door Zijn Heilige Geest, smaakt naar meer.

En wees eens heel eerlijk. Hebt u dat beginsel van die eeuwige vreugde weleens geproefd? Iets van de goedheid van God? Dan word je klein en nederig. Als je de heerlijkheid van Christus mag zien, wat is dat heerlijk! Dat is het beginsel van de eeuwige vreugde.

Dan hebben we verdriet over onze zonden omdat God er verdriet over heeft. We gaan jagen naar de volmaaktheid, om nooit meer te hoeven zondigen.

 

En zo, gemeente, past Jezus de verworven zaligheid toe in de harten van mensen. Ja, dat doet Hij nog door Zijn Heilige Geest. Hij heeft niet alleen de zaligheid verdiend, Hij laat het niet alleen zien in de prediking, maar Hij past het ook toe door Zijn Heilige Geest. ‘De schenking van de Geest vormt ook al een deel van onze verlossing,’ zegt Ursinus in zijn verklaring op de Catechismus. De Heere Jezus heeft als Middelaar Zijn Geest verworven en die Geest vernieuwt harten. Die Geest reinigt van de zonden en Hij past het bloed van Christus toe. Die Geest maakt Jezus dierbaar en verheerlijkt Christus in zondaarsharten. Die Geest sterkt in de strijd tegen de zonde.

O, zonder die toepassende bediening van de Heilige Geest zou de Heere Jezus onze Zaligmaker niet kunnen zijn! Nee, dan hadden we geen heil bij God. Maar de Geest draagt het zo ons leven binnen, dat we het gaan proeven, smaken, ervaren en er vol van zijn.

Nu moet je niet denken, dat je dat altijd bent. Was dat maar waar! Maar ik hoop toch dat u het kent, dat vol zijn van God, dat hartelijk buigen voor de Heere, dat zien van Zijn grootheid en heerlijkheid.

 

Nog één woordje uit de Catechismus moet even onder de schijnwerper en dat is het woordje ‘al’. Hij maakt ons zalig en verlost ons van ‘al’ onze zonden. Al onze zonden, hoort u dat? Dat staat er niet voor niets. Dat is een geweldige troost voor arme zondaren. Al onze zonden. Weet u, wat dat betekent? Dat er voor de Heere Jezus geen hopeloze gevallen zijn. Niemand hoeft te zeggen, dat de Heere Hem niet kan helpen omdat hij die ene boezemzonde maar niet kwijtraakt.

Wat een ruimte is er in het Evangelie! Hij maakt ons zalig en Hij verlost ons van al onze zonden.

 

Alle zonden.

Hij kon Maria Magdalena helpen. Zij was volledig in de macht van de boze, want zij was door zeven duivelen bezeten.

Hij kon een man helpen door een legioen duivels uit hem te werpen.

Zacheüs, die geldgierige man, die tollenaar, die dief, was niet te slecht voor de Heere Jezus.

Die zondares, die aan Zijn voeten boog en Zijn voeten natmaakte met haar tranen, was niet te slecht voor Hem. Hij zei tot haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’

Die Samaritaanse vrouw ontdekt Hij aan haar zonde en zij mag nog diezelfde dag Jezus leren kennen als haar Zaligmaker en evangeliste worden in het dorpje Sichar.

Wat een kracht, gemeente, gaat er uit van Jezus’ bloed! Niemand hoeft te zeggen: ‘Mijn zonde is te groot, voor mij kan het niet meer.’ Al onze zonden!

Jezus verlost slechte, verloren zondaren. Is dat geen troost? Hebt u zo de Naam van de Heere Jezus wel eens mogen spellen, noemen en aanroepen? Weet u, u mag naar Hem roepen. Jezus is Zijn roep.

Hij heeft die Naam voor ons gegeven. Roep Hem aan: ‘Heere, Gij Zoon van David, ontferm U mijner.’ Als we niet zalig worden, gemeente, dan zal het niet aan Hem liggen, maar ligt het aan ons.

 

Jezus is de Zaligmaker. Dat was onze eerste gedachte. Maar hier laat de Catechismus het niet bij. Waarom niet? Is dit nog niet genoeg? Ja, het is op zich wel genoeg, maar blijkbaar proberen wij altijd weer een stukje zaligheid of geluk naast of buiten Hem te vinden en te zoeken. Daarom lezen we nog even wat er verder staat in antwoord 29:

Daar benevens, dat bij niemand anders enige zaligheid te zoeken of te vinden is.

En dat wordt uitgewerkt in vraag 30:

Geloven dan die ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf, of ergens elders zoeken?

 

2. Hij is onze enige Zaligmaker

 

Dat is onze tweede gedachte. Jezus is niet alleen de Zaligmaker, maar Hij is ook de enige Zaligmaker.

Een ander is er niet. Hij is de enige zaligmaker. U begrijpt wel, dat dat zinnetje in de praktijk geboren is. Blijkbaar zit het ons in het bloed, om het overal te zoeken behalve bij de Heere Jezus. We willen graag in eigen kracht nog iets doen, ook na ontvangen genade. Wat zijn we toch hardleers! 

Ja, het is ook niet moeilijk te vragen waar de spits van antwoord 30 op gericht is. U moet denken aan de leer en de praktijk van de Roomse kerk. Zij willen het borgwerk van de Heere Jezus niet helemaal vervangen, maar het heeft toch wel een aanvulling nodig. Er moet een soort samenwerking komen: Hij wat en ik wat. En zo steunt men voor de zaligheid zelfs op de overtolligheid van de goede werken van de heiligen, op de goede wil, het vasten of de gebeden en de aalmoezen, vroeger ook wel de aflaat genoemd.

 

Eerst noemt de Catechismus de heiligen. Daar worden de kerkheiligen mee bedoeld. Dat zijn gestorven christenen, die door de paus heilig verklaard zijn. Ik denk dat de Catechismus hier wijst op de beschermheiligen, want er staat: onze welvaart en zaligheid. Men had overal een beschermheilige voor, zeker in de tijd van de middeleeuwen. Toen Luther door het bos liep en de bliksem insloeg, toen was hij zo bang voor het onweer, dat hij de heilige Anna aanriep. Heilige Anna was in die tijd speciaal om te beschermen tegen onweer. Een andere heilige was weer voor de oogst.

Sommige mensen hebben dat nog in de vorm van een mascotte, die in de auto hangt. Ze beseffen misschien niet eens wat dat betekent, maar de herkomst ligt in de beschermheiligen.

 

Maar, gemeente, hoe is het onder ons? Is dit nog actueel of niet? Zou het verleden tijd zijn, om je welvaart, je zaligheid, je uitkomst en je redding ergens anders te zoeken dan bij de Heere Jezus? Hoeveel instanties zijn er niet, waar wij ons vertrouwen op stellen? Wij hebben zo onze protestantse heiligen. Denk alleen maar eens aan onze eigengerechtigheid, aan onze rechtzinnigheid.

Sommige mensen steunen op hun bevinding, maar dat is geen grond voor de zaligheid. ‘Nee’, zegt de Catechismus, ‘dat is een verloochening van de enige Heiland, Jezus.’

Er is wel veel roemen met de mond. ‘Het is Jezus alleen’, zeggen we dan. Dat klinkt goed reformatorisch, maar met de daad beroven we Hem van Zijn eer en leven aan Hem voorbij.

 

We proberen ons geluk en onze zaligheid ergens anders te zoeken.

Want,

zegt de Catechismus,

of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of zij die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben wat tot hun zaligheid van node is.

 

Dat is nogal radicaal. Het is alles of niets. Hij wil u bevrijden van de boeien, Hij kan u redden van de banden van de zonde. ‘De Naam van de Heere Jezus is voor het oprecht gemoed van al Gods gunstvolk goed,’ zegt de dichter.

Gemeente, om deze Naam te kunnen dragen, stelde deze goede Herder zelfs Zijn leven voor Zijn schapen. Hij komt om en Zijn volk blijft behouden. Zijn sterven is het leven voor Zijn Kerk. En waar Hij Zelf in geweest is, daarin kan Hij anderen tegemoet komen. Hij is dood geweest en Hij is weer opgestaan. Zo kan Hij anderen uit- en doorhelpen. Ter dood veroordeelden en vloekwaardigen mogen een schuilplaats vinden en bevrijding aan Zijn voeten.

 

‘Ja’, zegt iemand, ‘zou Hij dat voor mij ook kunnen zijn? Ik zit zo diep in het moeras, mijn kluisters zijn zo sterk en mijn zonden zijn zo groot en zoveel.’ Hoor, de Naam Jezus is niet alleen Zijn eigennaam en Zijn roepnaam, maar - en dat is heel vertroostend, gemeente! - het is Zijn erenaam.  Het is Zijn er te na om juist zulke diep verloren zondaren te verlossen en zalig te maken van hun zonden.

 

Jongelui, jongens en meisjes, zoek je geluk toch niet in de wereld, want die geeft stenen voor brood. Zoek je geluk bij de Heere Jezus. Hij staat voor je, ook nu en Hij zegt:

Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Ik kan je tot God leiden, Ik kan je waarlijk gelukkig maken. Ik ben het Licht der wereld.’

Hij kan je zalig maken, al zit je helemaal aan de grond. Al was je verslaafd. Hoor, Zijn Naam is Jezus! Redder, Helper, Verlosser, Zaligmaker.

 

Wie maakt Hij zalig? Een jongen en een meisje? Ja, maar ook een man en een vrouw, die moeten zeggen: ‘O, God, mijn zonden, mijn zonden!’ De Heere Jezus maakt vrij van al uw zonden. Hij maakt u vrij van grote zonden, van grove zonden en van erge zonden. Van hoeveel zonden maakt Hij zalig? Dat getal staat er niet bij. Hij maakt vrij van alle zonden, staat er. Van welke zonde maakt Hij zalig? Vul maar in.

Hij maakt u vrij van de zonde van bedrijf en nalatigheid, van de erfzonde en de dadelijke zonde, van de schuld van de zonde, de smet van de zonde en de macht van de zonde. Hij maakt u vrij van de zonde van overspel, diefstal, moord, verslaving, leugen.

 

En u, die tot nog toe hier  buiten staat, nodigt Hij in deze dienst en Hij zegt: ‘Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw.’ Het bloed van de Heere Jezus Christus reinigt van alle zonde. O, als uw leven u lief is, kom dan tot deze Zaligmaker! Geloof in Hem en vertrouw u aan Hem toe.

Wie zich afvraagt of het voor hem of haar wel zal zijn, u die zo naar Hem verlangt, op grond van Jezus’ naam mag ik u zeggen: ‘U deelt al in Hem.’

De Vader maakt er geen bezwaar tegen en de Zoon heeft er ook niets op tegen. Hij is juist voor u naar deze wereld gezonden.

De Heilige Geest heeft er ook niet de minste moeite mee, want Hij werkt onwederstandelijk en krachtig in zondaarsharten. Hij is almachtig en het offer van de Heere Jezus is algenoegzaam. De hele wereld kan zalig worden. Niemand is te slecht, te onwaardig of te weerbarstig. Het kan voor iedereen. Val maar aan Zijn voeten, want in Zijn Naam ligt ruimte om zalig te worden. Hij is de enige Zaligmaker.

 

Dat was onze tweede gedachte.

 

Voor we naar het laatste punt gaan, zingen we eerst over die Naam van Hem, Die nooddruftigen verschoont en armen uit genâ Zijn hulpe ter verlossing tonen zal, uit Psalm 72 vers 7 en 11:

 

Nooddruftigen zal Hij verschonen;

Aan armen, uit genâ,

Zijn hulpe ter verlossing tonen;

Hij slaat hun zielen gâ,

Als hen geweld en list bestrijden,

Al gaat het nog zo hoog;

Hun bloed, hun tranen, en hun lijden,

Zijn dierbaar in Zijn oog.

 

Zijn Naam moet eeuwig’ eer ontvangen;

Men loov’ Hem vroeg en spa;

De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen

Met “Amen, amen” na.

 

3. Hij is onze volkomen Zaligmaker

 

Gemeente, het gaat in Zondag 11 over de Naam Jezus.

We hebben gezien, dat Hij de Zaligmaker is, dat Hij de enige Zaligmaker is, maar Hij is ook de volkomen Zaligmaker.

Lees maar mee in antwoord 30:

Nee zij; maar zij verloochenen met de daad de enige Heiland en Zaligmaker Jezus, ofschoon zij met de mond in Hem roemen; want van tweeën één: of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die deze Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, dat tot hun zaligheid van node is.

De Heere Jezus is een volkomen Zaligmaker. Hij is geen halve Zaligmaker, ook niet voor negenennegentig procent, maar volkomen. Dat is tegelijkertijd de ergernis van het kruis. Want het is van tweeën één: Hij betekent voor mij alles of niets. Een derde mogelijkheid is er niet. Wie Hem heeft, heeft alles en wie naast Hem nog iets nodig heeft, is bezig Hem te verloochenen. Hij is de enige en de volkomen Zaligmaker. In Hem hebt u alles en buiten Hem hebt u niets.

 

Het viel u misschien al op, dat er staat: ‘Die Hem met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben.’ Dat geloof is nodig en daardoor zien we, dat Hij de volkomen Zaligmaker is. Zonder dat ware geloof kunnen we Hem niet aannemen als Zaligmaker.

Dat geloof is als een hand, als een lege, schuldige bedelaarshand, die Hem aanneemt. Het geloof is dus wel nodig. De kerk maakt u niet zalig. Een rechtzinnige leer maakt u niet zalig. Jezus alleen maakt u volkomen zalig. Maar dat kunnen we alleen maar zeggen door het geloof.

 

Ziet u, gemeente, hoe wij de Heilige Geest nodig hebben? De toepassing van het Woord van Jezus in het hart van een mens geschiedt door de Heilige Geest. De Geest laat een arme zondaar de armen uitstrekken naar Jezus. Dat is de kracht van het geloof. U mag de kerk en de ware leer liefhebben. Dat is goed. Maar alleen Jezus maakt zalig door een waar geloof.

Dat vraagt tegelijkertijd om zelfonderzoek. Want wie de Heere Jezus niet door een waar geloof aanneemt, die kan wel met de mond in Hem roemen, maar die verloochent Hem met de daad.

 

Die verschrikkelijke mogelijkheid laat vraag en antwoord 30 open. Dan vloekt onze levenspraktijk met onze belijdenis. Die mensen zijn er altijd geweest, die met de mond God roemen. Je kunt heel godsdienstig zijn, de mond vol hebben over de Bijbel, over het geloof en over God. Maar weet u, door zulke mensen is David Jeruzalem uit gedreven, is Jeremia in de kuil geworpen, is Jesaja in stukken gezaagd en Jezus aan het kruis geslagen. In de loop van de eeuwen is er veel martelaars bloed vergoten. Alles door godsdienstige mensen. Ze roemden met de mond, maar in de praktijk van hun leven verloochenden ze de Zaligmaker Jezus.

En waarom zouden die mensen er nu niet meer zijn? Het komt best dichtbij voor u en voor mij. Het is goed om ons te beproeven: Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is?

Je kunt godsdienstig praten en weten hoe diep het alles moet en wat er eerst komt en wat daarna. Maar ken je het zelf? Ken je Hem?

 

Jezus is een volkomen Zaligmaker. Hij neemt niet alleen de schuld van de zonden weg, maar Hij vernieuwt ook ons leven, zodat de vruchten der dankbaarheid openbaar komen. Een van die vruchten is toch wel de liefde, de mildheid, dat we de ander niet zullen veroordelen.

Het staat er niet, gemeente, maar met een variant op vraag 30 zou ik willen zeggen, dat er ook mensen zijn, die Hem met de daad dienen, maar die met de mond nog niet in Hem durven roemen. Zij durven er nog niet helemaal voor uit te komen, maar diep in hun hart weten ze: ‘Ik kan Hem niet missen.’ Ze hebben Hem wel lief en de Heere zal Zijn werk voor hun voleindigen. Maar Hij wil toch dat we voor Hem uitkomen. Hij is het zo waard, dat we Zijn lof vertellen.

’k Zal Zijn lof, zelfs in den nacht,
Zingen, daar ik Hem verwacht.

 

O, vraag maar om veel vrijmoedigheid: ‘Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.’ Is hier soms iemand in kerk, die alles uit Zondag 11 toestemt, maar die zeggen moet:

‘Ik sta er buiten. Ik geloof in Jezus Christus. Ja, dat Hij in de wereld gekomen is, dat geloof ik. En dat Hij de enige Zaligmaker is, dat geloof ik ook. Dat Hij een volkomen Zaligmaker is, dat geloof ik ook. En ik wil geen ander Evangelie en er is geen ander Evangelie, maar of Hij ook mij wil zalig maken? Ik sta zo van verre.’

Is dat uw worsteling?

 

Ik kom weleens mensen tegen, die in alle ernst zeggen: ‘Ik ben zo bang om te stelen.’ U weet toch, dat de Heere Jezus onvoorwaardelijk aangeboden en gepredikt wordt als de Zaligmaker van zondaren? Hoe zou je Hem dan stelen, als heel je hart naar Hem uitgaat?

‘Ja’, zegt u, ‘maar ik kom maar niet over mijn onmacht heen.’ Ik begrijp het, gemeente. Er is er Eén, Die u er overheen kan helpen en dat is de Heilige Geest. Laten we Hem Zijn werk toch laten doen. Stel u in de weg van de middelen, van het gebed, de stille tijd, het lezen van de Bijbel en in het komen onder de prediking van het Woord.

U vergeet misschien één ding. Bij een volkomen Zaligmaker hoort ook een volkomen overgave aan Hem. Laat je gebed zijn:

‘O, God, wees mij de zondaar genadig. Ik geef me aan U over. Door de nood gedreven, kom ik tot U, want ik kan niet anders, dan vluchten tot Jezus.’

McCheyne dichtte:

Toen vluchtte ik tot Jezus! Hij heeft mij gered;
Hij heeft mij verlost van het vonnis der Wet;
Mijn heil en mijn vrede en mijn leven werd Hij;
Ik boog me, en geloofde, en mijn God sprak mij vrij.

 

Daarvoor is Hij weggezonken in de verlatenheid aan het kruis. Wij moeten ook onszelf leren kennen, opdat deze Middelaar waarde krijgt voor ons hart. Want deze Middelaar krijgt juist daar waarde, waar u en ik onze naam als zondaar leren kennen en schrijven’. Die Naam krijgt waarde, daar waar we in onze eigen waarneming ver bij God vandaan zijn en de zalige gemeenschap met Hem moeten missen. Weet u daar ook van? Hebt u de scheiding tussen God en uw ziel wel eens beleefd? Wat is dat bitter!

 

U bent verkocht en verknocht aan de zonde en toch schreeuwt u het met de tollenaar uit: ‘O, God wees mij de zondaar genadig.’ Kijk, daar roepen we Zijn Naam aan. Dat mag, want Zijn roepnaam is Heere Jezus, Zoon van David.

Christus, gemeente, luistert naar u. Hij luistert naar de Naam Jezus. Daarin komt Hij naar ons toe. Hij hoort die Naam zo graag; Hij laat Zich zo graag aanroepen. Als we dat eens meer zouden beseffen, dan zouden we niet zo lang wachten.

 

Ja, Jezus wil aangeroepen zijn. Wat een openbaring, als die Naam begint te schitteren in al Zijn Middelaarsgraveerselen! Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tienduizend. Wat een openbaring, als de Naam van Jezus waarde krijgt in mijn hart! Dan is Hij de Zaligmaker, Die mijn schuld betaalde en mijn straf droeg.

O, wat een wonder dat Zijn Naam niet alleen een eigennaam is, maar ook een roepnaam! Dan ga ik Hem aanroepen en Zijn hulp inroepen in de nood van mijn leven.

Herkent u het? Ligt u zo wel eens op uw knieën voor God te bedelen en te smeken:

‘Heere, het gaat niet meer! Ik kan niet meer verder. Ik moet met U verzoend worden. Heere Jezus, kom toch en red mijn ziel. Heere, kom alstublieft vandaag, morgen zou het wel eens te laat kunnen zijn.’

 

Dan is het nood en dat hoort de Heere Jezus zo graag. U mag Zijn eigennaam als roepnaam gebruiken en klinkt het uit de mond van stervelingen en reddeloze zondaren: ‘Heere, help! Ach Heere, ach wierd mijn ziel door U gered!’ Dat geroep zal Hij horen, want Hij luistert naar Zijn Naam. Daar reageert Hij op. Hij houdt Zich niet als doof.

Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig;
De Heer’ is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt Zich op ’t gebed.

 

Om Jezus’ wil.

De Heere redt! Hij is niet een van de velen, die veel beloven, maar altijd weer teleurstellen. Wat dienen zich een namen aan in ons leven! Denk eens aan de geschiedenis van de mensheid. Velen zeiden: ‘Hier moet je zijn en bij mij moet je zijn.’ Het waren mannen van naam, maar ze stelden allemaal teleur.

Maar Jezus maakt waar wat Hij zegt. Hij maakt Zijn Naam waar. Gemeente, de Heere Jezus luistert niet alleen naar Zijn Naam, maar Hij zet die Naam ook luister bij, want het is Zijn erenaam.

Wie Hem aanroept, zal ondervinden, dat hij Zijn Naam eer aandoet. Want het is Hem een eer, om zondaren te zaligen en Zijn volk te verlossen van hun zonden.

 

Jezus is de Zaligmaker, de enige Zaligmaker en de volkomen Zaligmaker.

Niets uit ons, maar al uit Hem,

zo reist men naar Jeruzalem.

 

Om Jezus’ wil.

 

Amen.