Ds. W. Harinck - 1 Korinthe 15 : 54-eind

De zegepraal van Pasen

De dood als een gehate rover
De dood als een overwonnen vijand

1 Korinthe 15 : 54-eind

De dood is verslonden tot overwinning.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 74: 18, 19
Lezen : 1 Korinthe 15: 35 - 58
Zingen : Psalm 6: 2, 3, 4, 5
Zingen : Psalm 89: 19
Zingen : Psalm 48: 6

Gemeente, onze tekst is 1 Korinthe 15 vers 54 het laatste gedeelte:

 

De dood is verslonden tot overwinning.

 

Het thema van de prediking is

De zegepraal van Pasen

We letten op:

1.      De dood als gehate rover.

2.   De dood als overwonnen vijand.

 

1.  De dood als gehate rover

 

Pasen is een zaak van leven en dood. Als de apostel Paulus over Pasen spreekt in 1 Korinthe 15, heeft hij beide, zowel dood als leven, in het vizier. Hij ziet de dood als de grote vijand van het leven. Hij ziet dan het leven, zoals dat met Pasen begint, als de overwinning op de dood. Pasen is niet alleen een zaak van leven én dood, maar ook een zaak van leven óf dood. Van geloof of ongeloof.

Toen Lazarus door Jezus uit de doden werd opgewekt, sprak de Zaligmaker: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven; en een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Dan voegt Hij er de indringende vraag bij: Gelooft gij dat? (Joh. 11:25,26)

 

Ja, het is ook een zaak van leven of dood. Van geloof of ongeloof.

In Korinthe waren er, die niet geloofden in de opstanding uit de doden. Pasen leefde voor hen niet en zij leefden niet uit Pasen. Voor velen geldt vandaag precies hetzelfde. Pasen is voor hen, net als sommigen uit Korinthe, geen levende werkelijkheid.

Maar het betekent nogal wat als je niet uit Pasen leeft, als Pasen geen werkelijkheid voor je is. Hoe kun je dan de dood in de ogen zien? Je merkt dat op begraafplaatsen. Dan durven mensen nauwelijks dicht bij het open graf te komen, want de dood is voor hen een deur, die op het nachtslot zit. Ze staan met lege handen. O, wat ben je dan arm en ongelukkig!

 

Paulus heeft het antwoord, want Paulus leeft uit Pasen. De opgestane Zaligmaker is voor hem werkelijkheid. Hij kent Christus met zijn hart. Hij begint hiermee in dit hoofdstuk als hij zegt: ‘Christus is aan mij, als aan een ontijdig geborene, verschenen.’ Omdat Christus werkelijkheid voor hem is, kan hij de dood in de ogen zien. Ja, sterker nog, hij kan de dood uitdagen en mag weten wat de zegepraal, wat de overwinning van Pasen is.

 

De dood is verslonden tot overwinning. Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De dood is dood. Voor eens en voorgoed. Pasen is de grote wende, de grote ommekeer. Paulus gebruikt die grote woorden ‘onverderfelijkheid’ en ‘onsterfelijkheid.’ Ja, de boog wordt vér gespannen, want Zijn opstanding – het geloof mag het weten – is ook mijn zalige opstanding.

De dood is verslonden tot overwinning. De dood is een vijand, in de eerste plaats van God, maar vooral ook een grote vijand van de mens. Al meer dan zesduizend jaar slaat deze vijand onder de mensen zijn slag en hij behaalt de ene overwinning na de andere. Het ene geslacht mensen na het andere wordt door de dood weggerukt. Of je nu rijk bent of arm, of je nu kroon en troon bezit, of je nu wetenschap en kennis hebt, of je nu vroom bent of goddeloos, niets en niemand ontziend gaat de dood tekeer.

 

De apostel Paulus zegt dat de dood heerst vanaf Adam. Vanaf Adam is de dood oppermachtig en die vijand gaat door tot op de jongste dag. De dood is een bittere vijand. Ook velen onder ons hebben het van dichtbij moeten ondervinden hoe de dood tere banden van liefde breekt en verscheurt. Wat heeft de dood al een tranen doen vloeien! Wat een levensgeluk is er al niet stukgemaakt door de dood! Wat vallen er door die vijand donkere schaduwen over het levenspad van mensen!

Je kunt ertegen vechten, maar je verliest het. Je kunt er hard voor weglopen, maar je wordt erdoor ingehaald. Knappe dokters, bekwame artsen kunnen vechten voor het leven van patiënten. Het dwingt groot respect af, wat ze het doen. Maar toch moeten artsen vaak een stapje terugdoen en zeggen: ‘Nu weten we het niet meer; we staan machteloos.’ Je kunt oogkleppen opdoen, doen alsof de dood er niet is, maar zelfs dat misleiden van jezelf, dat dromen dat de dood er niet is, loopt stuk op de werkelijkheid van het sterven. Wie redt zijn ziel van ‘t graf?

 

Nee, de dood hoort er niet bij, zoals je tegenwoordig velen hoort zeggen. De dood hoort écht niet bij Gods goede schepping. God schiep mensen niet om de dood te sterven, maar om te leven. Zou de grote Schepper de adem van het leven in ons geblazen hebben met de bedoeling dat wij die levensadem weer uit zouden blazen en het leven zouden verliezen? Zou God mensen uit stof geformeerd hebben met het doel dat ze tot stof zouden wederkeren?

Zou Hij ons met Zijn beeld begiftigd hebben, omdat Hij wilde dat wij Zijn beeld weer zouden verliezen? Nee, dat kan Gods bedoeling niet zijn geweest. God is de God van het leven. Hij schiep de mens om te leven, om altijd met Hem in eeuwige gelukzaligheid te leven.

 

Adam en Eva wisten niet wat sterven was; ze kenden de dood niet. God had wel gezegd: Want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven (Gen.2:17b). Maar wat sterven was, dat wisten ze niet.

‘Sterven’ zegt satan, ‘je zult als je van die boom eet juist leven en dan zul je zijn als God!’ En wij gaven satans leugenstem gehoor. Wij geloofden satans valse woorden. We legden de woorden van God naast ons neer en zo hebben wij de dood binnengehaald.

De zonde brengt de mens de doodsteek toe. Paulus heeft het over de ‘angel’, de ‘prikkel’ van de dood. De zonde is het dodelijke vergif waaraan wij sterven.

 

Toen was er geen houden meer aan. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en die is overgegaan op alle mensen. Van de dood gaat een aanklacht, een beschuldiging uit: ‘U hebt gezondigd, u hebt God verlaten en daarom zult u moeten sterven.’ Want wie met God breekt, wie de levende God verlaat, moet sterven. Dat is wat wij gedaan hebben.

 

Wat is eigenlijk sterven? Ga naar het kerkhof en zie wat sterven is. Wat een macht heeft de dood! Daar liggen ze op de dodenakker. Oude mensen, jonge mensen, kinderen, zuigelingen. Ga naar de dodenakker en je ziet de werkelijkheid. ‘Gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren (Gen. 3:19). Als bloemen des velds waren zij, maar men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer. Aangrijpend!

Je hebt een jong en gezond lichaam; je kunt en je wil nog zoveel. Je mag werken. Je kunt eten en drinken. Je mag beminnen en bemind worden. Maar bedenk, dat het eens moet sterven en tot stof vergaan. De prediker zegt erover: IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid (Pred. 1:2).

 

Sterven, dat is tot stof wederkeren; sterven is dat ziel en lichaam uiteengaan. God heeft ze samengevoegd. Ziel en lichaam horen bij elkaar. Zo heeft God ons geschapen; zo geeft God ons het leven; zo worden we geboren. Op het allernauwst zijn je ziel en je lichaam aan elkaar verbonden en ze vormen samen de mens die je bent. Maar door de dood worden ze van elkaar gescheiden.

Wat God samen had gevoegd, wordt door de dood gescheiden: ziel en lichaam. Wat is dat een aangrijpend gebeuren op sterfbedden als ziel en lichaam van elkaar gaan scheiden!

Toen de Spanjaarden op hun paarden tegen de Indianen vochten, dachten de Indianen dat paard en ruiter één geheel waren. Ze hadden nog nooit zoiets gezien en ze begrepen maar niet hoe het toch kon zijn dat, wanneer zij met hun pijlen het paard doodden, de ruiter dan nog bleef leven.

Zo is het voor ons eigenlijk ook niet te begrijpen, dat het lichaam sterft, maar dat de ziel blijft leven.

 

Dat ziel en lichaam van elkaar scheiden, is niet het enige wat sterven inhoudt.
Sterven is ook God ontmoeten. Gods Woord zegt: En gelijk het den mensen gezet is eenmaal te sterven, en daarna het oordeel (Hebr.9:27). Ik geloof dat elk mens het wel weet: en daarna het oordeel. We luisteren toch nog wel naar de stem van ons geweten?

 

De wereld wil die stem tot zwijgen brengen door de dood als een oplossing te zien. De wereld probeert vriendschap te sluiten met de dood. Maar het is een wrede vriendschap. Mensen worden aangezet tot zelfdoding. Het ongeboren kind wordt in de moederschoot geaborteerd. De dood wordt verbloemd. De werkelijkheid moet worden weggestopt en soms zelfs weggelachen. Wat zijn de barmhartigheden van de goddelozen toch wreed!

Maar in het Woord blijft het staan: gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Welk oordeel is dat dan? Dat is het oordeel van God! Niet het oordeel van mensen. Niet wat mensen van je zeggen is doorslaggevend. Niet wat mensen van je denken is bepalend voor de eeuwigheid. Nee, het oordeel is van God de Almachtige, de Alwetende, Die het hart kent, Die ons leven kent, Die onze nieren proeft.

 

Ons levensboek ligt voor Hem open van de eerste tot de laatste bladzijde. Sterven brengt mij voor God, brengt mij oog in oog met mijn Maker. Dan zal God mij verantwoordelijk houden voor alles wat ik gedaan heb. Dan zal heel mijn bestaan in het gericht van God worden gebracht. Daarom is het leven zo kostbaar. Het leven is de zaaitijd voor de eeuwigheid. Wat je hier in het leven zaait, ga je straks maaien als je moet verschijnen voor de rechterstoel van Christus. O, als je dan niet uit Pasen hebt geleefd, als Pasen dan geen werkelijkheid voor je is, dan zul je op duizend vragen geen enkel antwoord kunnen geven. Dan zullen we in dat Goddelijke gericht verstommen. Dan zul je horen: Gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt (Matth.7:23b).

Ja, dat wacht elk mens, die niet uit Pasen leeft, want buiten Christus is God een verterend vuur en een eeuwige gloed, voor wie niemand kan bestaan. Dan neemt de dood, die gehate rover, je mee en levert je uit aan de eeuwige verdoemenis.

Wat zal in ons leven het laatste woord hebben? Leven of dood? Op een dag wordt niet een ánder maar word ík grafwaarts gedragen! Wat zal de dag van onze dood ons brengen?

 

Nu klinkt nog het Evangelie van Pasen. De dood is verslonden tot overwinning, omdat Christus de dood is ingegaan. Hij is daar werkelijk geweest. Hij heeft Zich laten binden door de dood, maar Hij heeft de windsels van de dood ook weer afgeworpen. Hij is verrezen! Hij is uit de doden opgestaan!

Op die toonhoogte van Pasen spreekt het geloof in 1 Korinthe 15, ziende op Christus. De dood – die gehate rover – is verslonden tot overwinning. De dood is een overwonnen vijand!

 

Voor we naar het tweede punt gaan, zingen we Psalm 89:19:

 

Gedenk, o Heer’, hoe zwak ik ben, hoe kort van duur;

Het leven is een damp; de dood wenkt ieder uur.

Zou ’t mensdom dan vergeefs op aarde zijn geschapen?

Wie leeft er, die den slaap des doods niet eens zal slapen?

Wie redt zijn ziel van ’t graf? Ai, help ons, als tevoren,

Gelijk Gij bij Uw trouw aan David hebt gezworen.

 

2. De dood als overwonnen vijand

 

Hoe kan Paulus het toch zeggen: De dood is verslonden tot overwinning? Waar haalt hij de moed vandaan? Hoe kan hij zo opgetogen zijn? Je hoort de vreugde en de opgetogenheid erin doorklinken.

 

Wat is onherroepelijker dan de dood? Wie keerde er ooit uit het rijk van de doden terug? Door de zonde is de dood een prikkel, een giftige angel. De dood is oppermachtig! Het is satans bolwerk. Het geeft de hel overwinningen, het is het instrumentarium van satan om mensen in zijn macht te krijgen. En dat alles zou nu overwonnen zijn? Hoe is dát mogelijk?

 

Gemeente, daar is maar één antwoord op. De Bijbel zegt dat het alleen mogelijk is door voldoening. Door de prijs, de schuld en de straf op de zonden te betalen. Er is geen andere manier. Zo alleen kan de prikkel van de dood worden weggenomen en hel en graf worden overwonnen. Voldoening, díe moet er komen.

Daar heeft God voor gezorgd in Zijn lieve Zoon, de Heere Jezus Christus. God gaf aan Zijn uitverkoren gemeente een Borg, een Zaligmaker, Zijn heilig Kind Jezus. Hij kwam in deze wereld als Borg, als Plaatsbekleder. Alzo lief heeft God de wereld gehad. Christus nam al de schuld en zonden van de Zijnen op Zich en Hij ging de zware weg van de kribbe naar het kruis. Hij heeft het gericht over onze zonden willen dragen. Hij heeft de straf en de toorn en de dood willen dragen.

 

Aan het einde van Zijn leven werd Zijn lijden steeds zwaarder. Hij werd gevangen genomen, bespot en tot het kruis veroordeeld. De onschuldige, reine Jezus moest die vreselijke dood sterven, die ontzaglijke vloek dragen. In Zijn hart is de bezoldiging van de zonde niet. In Zijn hart is de dood, de prikkel van de zonde niet en toch heeft de dood Hem aangegrepen. De volle, werkelijke dood heeft Jezus aangegrepen. Hij is dood geweest, Hij is werkelijk in het graf geweest. Zo heeft Hij de straf op de zonde gedragen.

Op dit volbrachte werk van Christus is Pasen het Goddelijke zegel. De Vader heeft Zijn hand willen leggen op de prijs, die Christus heeft betaald. Diezelfde Vader, Die Zijn Zoon neerlegde in het stof van de dood, heeft Hem ook van de doodssmarten ontbonden.

Het was onmogelijk dat de dood Hem vast zou houden. Op de Paasmorgen heeft de Vader van de hemel plechtig betuigd dat het offer van Zijn Zoon Hem behaagde. Dat Zijn offer geldig is en krachtig is, zodat zondaren gezaligd zullen worden om Jezus’ wil. Zo is Hij geworden de Eersteling uit de opstanding van de doden en heeft Hij de machten van de hel verslagen en de dood vernietigd.


Op de toonhoogte van Pasen staat hier ons tekstwoord in 1 Korinthe 15: De dood verslonden tot overwinning. Het geloof kent óók die toonhoogte van Pasen. De Leeuw uit Juda’s stam heeft de dood verslonden. Hij heeft de zonde en de satan in Zijn grootste macht aangepakt. Satan bezit het grootste bolwerk van dood en graf en daar is Jezus ingegaan. Hij heeft satans macht gebroken, satan van Zich afgeslingerd, de kop van de oude slang vermorzeld met Zijn gehoorzaamheid en met Zijn stervende liefde, met de offerande van Zijn ziel en met het dragen van de straf. Zo heeft Hij de dood gedood.

Onze tekst, gemeente, spreekt over de dood vanuit de overwinning van Christus met Pasen. Zie, hoe het licht van Zijn opstanding doorbreekt in de duisternis van dood en graf.

 

De dood verslonden. Wat is dat, jongens en meisjes, ‘verslinden’? Wel, dat doet een wild beest en wel met huid en haar. De dood verslonden. Het Griekse woord betekent zoveel als ‘tot op de bodem leegzuigen’.

Verslonden, dat loopt uit op de overwinning. Aan Christus is het laatste woord. Niet dood en graf hebben het laatste woord, maar Christus is ‘Verwinnaar in den strijd’. Hij heeft overwonnen. Totaal! Volkomen! En de satan, die alles verteerde, wordt nu zelf verteerd.


De dood verslonden tot overwinning. Die boodschap blijft Paulus hier in dit hoofdstuk herhalen. Je hoort het hem ook in vers 26 zeggen: De laatste vijand, die tenietgedaan wordt, is de dood. De vijand is verslagen, hij is er dan niet meer. Die gehate rover wordt verslonden door Koning Jezus. Wat een stralend woord!

Paulus heeft dat niet verzonnen, hij heeft het niet zelf bedacht, maar hij heeft het ontdekt in het Woord van God. Hij citeert hier de woorden van de profeet Jesaja. Want er staat in Jesaja 25: Alsdan zal het woord geschieden dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. Dat Woord is nu vervuld en dat staat, gemeente, op naam van Jezus, de Christus, Die opgestaan is uit de doden.

Jesaja had het reeds van ver gezien. Eeuwen tevoren profeteerde hij van die grote dag. Op die grote dag zal de Heere een vette maaltijd aanrichten voor alle volkeren op de berg Sion. Alle sluiers zullen van de aangezichten worden weggenomen, de dood wordt verslonden en alle tranen worden van de ogen afgewist. Geen smaad en geen rouw en geen gekrijt zal er meer zijn.

 

‘Dat Woord is geschied’, zegt Paulus. Het is gebeurd: De dood verslonden tot overwinning. O, probeer het eens in te denken wat dat betekent! De uiterste consequentie van Pasen is, dat de dood er niet meer is. Verslonden, dan is ze er immers niet meer. Dan is die vijand tenietgedaan.


Nog steeds worden er graven gedolven. Nog steeds worden er bittere tranen geschreid van verdriet en van rouw. De klacht klinkt steeds opnieuw: Wie redt zijn ziel van ’t graf? En tóch: Het is geschied.

Het is Pasen geweest. De dood is verslonden tot overwinning. Zalig zijn de doden die in de Heere sterven (Openb. 14:13). Zalig zijn ze met het oog op die grote dag, waarvan Jesaja en de andere profeten gesproken hebben.

Wij keren bedroefd van het graf terug. Het leven wacht weer met zijn vreugde en met verdriet, maar de ‘dode die in de Heere sterft’ blijft achter. Maar hoe blijft ‘die dode die in de Heere sterft’ achter? Die blijft achter, gemeente, als een wachtende. Wachtend op de dag van de opstanding. Wachtend op de grote morgen, de morgen waarvan Jezus zegt: Ja, Ik kom haastelijk. Amen.

 

Zo is de werkelijkheid van Pasen! Als we in dit leven met de dood worden geconfronteerd, is het voor de gelovige waar: Het graf is een open poort, open naar de grote dag van Christus’ toekomst. Leeft u uit Pasen? Is Pasen werkelijkheid voor u? Hebt u deel aan Christus? Van nature ontvluchten wij de werkelijkheid van dood en graf. We zijn dan net als een misdadiger, die zojuist een buit heeft geroofd en nu hard wegrent om uit handen van justitie te blijven.

 

Hoe nodig is het dat God ons stil zet en dat Gods Geest ons arresteert, zodat we niet meer kunnen vluchten. Dat je tot jezelf komt en de werkelijkheid gaat inzien van dood en van eeuwigheid. Dan word je zondaar voor God. Dan horen we de aanklacht over ons verzondigd leven: ‘Je hebt Mij niet gezocht, nooit eerder naar Mij gevraagd. Je hebt in de kennis van Mijn wegen geen lust. Je hebt steeds geleefd naar het goeddunken van je eigen hart.’

Wat snijdt dat door je ziel heen! We zien onder ogen hoe zwaar we gezondigd hebben en dat we door eigen schuld het leven missen. We zijn in de dood terecht gekomen.

Het is hemels onderwijs, als de Heere je gaat leren waar je vandaan komt. Je komt uit het verloren paradijs. Daar droegen we het beeld van God, maar we hebben de God van het leven verlaten. We liggen nu verloren, midden in de dood. We zijn schuldig aan al Gods goede geboden.

 

Je ziel wordt met vrees vervuld, als je denkt onverzoend te sterven. Te moeten sterven en niet te kúnnen sterven. Met schrik denk je aan de Godsontmoeting waar je heen reist, aan die grote eeuwigheid. En mijn ziel dan? Mijn kostbare, onsterfelijke ziel! Je gaat het steeds scherper zien. Ik ben op de brede weg die naar het verderf leidt. Ik reis de verkeerde kant op. Ik ben een kind des doods.

 

Maar denk eens aan de apostel Paulus. Wat zegt hij als je hem vraagt naar leven en dood? ‘Paulus, wat heeft God u geleerd over de dood en over het sterven?’ Dan zegt Paulus: ‘Ik draag in mij het vonnis van de dood.’ En: ‘Ik, ik sterf alle dagen.’ U hoort hem zeggen: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Rom.7:24)

Paulus wijst niet alleen op de prikkel van de dood, maar hij wijst ook op de wet. De wet laat je zien dat je een kind des doods bent. Gods wet eist van ons: ‘Doe dat en dan zul je leven. Maar als je zondigt, zul je sterven.’ Dan besef je: ‘Ik heb niet gedaan wat God wil dat ik doen zal.’

O, wat houd je over, als heel je bestaan, een schuldig zondaarsbestaan, tegen de dood wordt aangehouden?

 

Maar, hoor dan de boodschap van het Paasevangelie: De dood is verslonden tot overwinning. Kom dan, u die vrezen moet, u die beven moet. U, die uitroept: ‘Ik ben een kind des doods. Ik ben verloren, verdiend verloren.’ Kom dan eens en zie wat er op Golgotha gebeurd is. Zie eens hoe het vonnis van de dood over Jezus is heengegaan. Ga dan eens mee naar de hof van Jozef van Arimathéa en kijk eens: daar is het lege graf! Daar is Hij geweest, maar Hij is er nu niet meer, want: De dood is verslonden tot overwinning. Christus roept vrezende zielen toe: ‘Vreest niet, Ik leef en gij zult leven.’ Op Hem te mogen zien, die de opstanding en het leven is, dat neemt de vrees weg uit je hart.

Met Pasen de dood te zien, zoals Christus die verslonden heeft tot overwinning. Dat doet je met Paulus zeggen: Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (1 Kor. 15:55). Dan moeten alle beschuldigers wijken. Het vonnis van de wet, de prikkel van de zonde, de inwerpingen van satan, de heiligheid en de majesteit van God, al de aanklagers moeten zwijgen. Door het geloof op Hem te zien Die de dood heeft verslonden tot overwinning, maakt het register van de ziel open. In de omhelzing van de volkomen genoegdoening van Christus wordt ervaren dat de banden breken: ‘Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE’ (Spr. 8:35).

We zeggen het de puritein, Thomas Watson, na: ‘Die mogen met blijdschap op de dood zien, die mogen door het geloof in de Heere Jezus Christus op de vergeving van zonden zien.’ Dan komt de troost van dit tekstwoord je hart binnen: De dood verslonden tot overwinning.

Dan mogen Gods kinderen weleens over de strijd, maar ook over dood en graf heen zien. Dan leeft het Paasverlangen: ‘Wanneer komt die dag, dat ik bij U mag wezen en zien Uw aanschijn geprezen? Dood en leven. Dichterbij nog: Dood óf leven! Gelooft gij dat?

 

De wereld zegt, jonge mensen, dat je maar één keer leeft en dan is het voorbij. Ze hebben gelijk, je leeft ook maar één keer en dan is het hier voorbij.

Dan is de genadetijd voorbij. Dan is de tijd om de Heere te zoeken, de Heere Jezus te vinden, voorbij. Maar dan begint een ándere tijd. Een tijd, die eigenlijk geen tijd is, dan begint de eeuwigheid. Zoek de Heere nu! Nu het Paasevangelie jou toeroept: ‘Bekeer je! Bekeer je, want waarom zou je sterven!’

 

Ouderen, als de avond van uw leven gekomen is, laat het dan voor u niet gelden: Hoe ouder, hoe kouder. Laat het waar mogen zijn:

Hoe dichter ik nader
aan ‘t huis van mijn Vader,
hoe sterker ik hijg
naar d’ eeuwige woning,
het feest van mijn kroning
en ‘t eind van de krijg.

 

Onderwerpen als sterven, de dood en het graf, liggen ons niet. We horen liever over andere dingen. Toch krijgen we er allemaal mee te maken. Zie het nu onder ogen. Kijk niet weg van de werkelijkheid van het sterven. Het gebed moet zijn: ‘Leer mij sterven eer het sterven wordt’. Maar zo kun je toch niet leven? Dan ga je al de dagen in de rouw! Dat is toch verlammend? Dat ziet u verkeerd. Hoe kun je leven, hoe durft u te leven als u nog onbekeerd en buiten Christus bent. Juist u die niet vreest, moet vrezen voor de dood.

Wat zal ons helpen als wij straks aan de randen van de eeuwigheid staan? Denk daar eens aan. Wat zal ons helpen, als we daar staan aan de randen van de eeuwigheid voor de hoge God? 

Zal je geld en je goed je in de hemel brengen? Zal je status, je naam en faam je in de gelukzaligheid brengen? O, er is maar één Middel! Er is maar één Naam en dat is Jezus Christus en die gekruisigd. Een hemels medicijn uit de goddelijke apotheek. Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis (Hand.16:31). Wat moet je ervoor doen om dat medicijn te krijgen? Daar hoef je niets voor te doen. Alleen maar je lege handen op te houden. Laat u zaligen! Kom aan Zijn voeten als een zieke, stervende, omkomende zondaar. Jezus leeft! De deur van de ark van behoud staat nog open. Haast u en strijd om in te gaan, om behouden te worden.

 

Gods kinderen kennen iets van de werkelijkheid van de dood zonder Christus. Dat werd toch onze nood? We kregen toch een indruk in onze ziel van wat de dood is zonder Christus! Het deed ons uitroepen:

Mijn ziel, doorziet gij uw lot?

Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?

Maar in die beleving leert God Zijn kinderen ook wat de dood is mét Christus. Geen betaling voor de zonde, maar een afsterven van de zonde en van de oude mens en een doorgang tot in het eeuwige leven.

 

De dood is de laatste vijand. Een vijand, die je huiveren doet. Een vijand die je niet met een handomdraai opzij zet. Leg de vinger van het geloof bij het woord van 1 Korinthe 15: De dood verslonden tot overwinning, en hoor daarin ook Gods belofte. Gods belofte, dat Hij op Zijn tijd ook stervensgenade geven zal.

 

Nu reis ik getroost onder ’t heiligend kruis,
Naar ’t erfdeel daar Boven in ’t Vaderlijk huis:
Mijn Jezus geleidt mij door de aardse woestijn:

Gestorven voor mij! zal mijn zwanenzang zijn!

 

Amen.

 

Slotzang: Psalm 48:6

 

Want deze God is onze God;

Hij is ons deel, ons zalig lot,

Door tijd noch eeuwigheid te scheiden;

Ter dood toe zal Hij ons geleiden.