Ds. L. Terlouw - Markus 16 : 19
De hemelvaart van de Heere
Markus 16 : 19
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 110: 1, 3 | |
Lezen : | Markus 16: 9-20 | |
Zingen : | Psalm 24: 1, 2, 4 | |
Zingen : | Psalm 68: 9 | |
Zingen : | Psalm 118: 3 |
De tekst waarbij we in deze dienst willen stilstaan, vindt u in Markus 16 vers 19:
De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel en is gezeten aan de rechterhand Gods.
Het gaat in deze tekst over: De hemelvaart van de Heere.
Drie gedachten:
1. Na Zijn profetisch spreken; want er staat: De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had…
2. In Zijn priesterlijke gang; als er staat: is opgenomen in de hemel.
3. Op Zijn koninklijke plaats; als er staat: en is gezeten aan de rechterhand Gods.
1. Na Zijn profetisch spreken
In onze tekst wordt gesproken over Jezus Christus als de Heere. Dat is toch niets bijzonders dat dat er staat? Wij spreken toch over de Heere Jezus, dat is toch heel bekend dat je tegen Hem spreekt als ‘Heere Jezus’? Dat doe je toch ook in je bidden? Toch is het wel iets om bij stil te staan. Want in het graf, in het lege graf, horen we de engel tegen de vrouwen zeggen, wat we lezen in het zesde vers van het zestiende hoofdstuk: Gij zoekt Jezus de Nazaréner. Dus die hemelbode zegt niet: ‘Gij zoekt de Heere’, maar die hemelbode zegt: Gij zoekt Jezus de Nazaréner. Zo werd Hij genoemd door de vrouwen en door de discipelen. Zo werd Hij genoemd door de mensen tijdens Zijn omwandeling op aarde. Jezus, de Zoon van Jozef en Maria. Jezus, de timmerman en de rabbi. Zo werd Hij aangesproken.
U leest in het evangelie naar de beschrijving van Markus eigenlijk nauwelijks dat Jezus van Nazareth als ‘Heere’ wordt aangesproken.
In het evangelie van Mattheüs zijn er maar twee plaatsen waar dat gebeurt.
Jezus zegt tegen de Kananese vrouw: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen en de hondekens voor te werpen (Matth. 15:26). Hij lijkt haar weg te sturen met de boodschap dat Hij haar dochter niet zal beter maken. Dan hoor ik de Kananese vrouw zeggen: Ja Heere; doch de hondekens eten ook van de brokskens die er vallen van de tafel hunner heren (Matth. 15:27).
Met andere woorden: ‘O Jezus, ik sta er buiten. Van mijn kant kan het ook niet. Maar U bent toch Heere. Zou er voor U dan iets te groot zijn? Is het mogelijk voor zo’n vrouw als ik ben, zo’n buitenstaander als ik ben, om te delen in het heil, bij U vandaan?’
De ander die we het horen zeggen is de vader van de maanzieke knaap. De discipelen hebben geprobeerd om die jongen beter te maken, maar zij konden het niet. Dan komt die vader bij de Heere terecht, als Hij van de berg der verheerlijking af komt. Dan zegt deze vader tegen de Heere Jezus: Zo Gij iets kunt, zijt met innerlijke ontferming over ons bewogen en help ons. Jezus zei tegen hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk dengene die gelooft. En direct zei de vader van het kind: Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp (Mark. 9:22-24). ‘Om mijn geloof kan het nooit. Er is zoveel ongeloof in mijn leven. Onmogelijkheid. Maar U, Heere, U hebt macht om mij dat geloof te geven.’
Mensen in hun nood, in hun doodsnood, die verwachting hebben, verwachting alleen krijgen van Jezus, die spreken van Jezus als Heere. Bent u zo naar de kerk gekomen vanmorgen? Zit jij op deze Hemelvaartsdag zo in je bank? ‘Ik heb geen nieuw hart, hemelvaart zegt me eigenlijk helemaal niets. God is zo ver weg in deze wereld en in mijn leven. Hoe moet het toch verder?’ Schreeuw je het uit: ‘Heere, help me toch. Gedenk me toch. U bent toch ten hemel gevaren?’
Markus wijst er door het gebruiken van de naam Heere op wat voor macht en kracht Jezus had en heeft. En die macht en kracht heeft Hij getoond van Pasen tot Hemelvaartsdag. Hij verscheen als de Levende. Hij was het Die eerder leefde op deze aarde. Hij was het Zelf. Hij was Dezelfde. Hij had de dood overwonnen. Jezus was sterker dan alle doodsmachten en doodskracht. Daarom komt Hem die Naam Heere zo toe.
Wat heeft Hij dat getoond in het opzoeken van de vrouwen, in het opzoeken van de discipelen. In het spreken van Zijn woord, tot de vrouwen en tot de discipelen. Als de grote Profeet heeft Hij Zijn Woord uitgelegd en verkondigd. Iedere keer opnieuw als Hij de vrouwen en de discipelen ontmoet. Wat deed dat Woord vanwege Zijn profetische bediening een kracht in het hart en leven van mensenkinderen.
We hebben er van gelezen. Het staat voorafgaande aan onze tekst, in het negende vers. Zeven duivelen had Maria Magdalena gehad. Ze zijn uitgeworpen door Zijn Woord, Zijn kracht en macht. Maar ook hoe Hij haar opzoekt en vindt. Jezus weet waar ze is. Hij peilt haar nood en weet in haar nood precies die woorden te spreken en die woorden krachtig te doen zijn, die alles veranderen in haar leven.
Maria Magdalena had Petrus en Johannes meegenomen naar het graf. Die hadden dat lege graf gezien en waren teruggegaan naar de andere discipelen. Want wat moesten ze bij dat lege graf doen? En ze laten Maria achter. Ze heeft de tranen in haar ogen. Bukkend in het graf, kijkend en zoekend. Maar haar Meester is er niet. En ze kan zo niet verder. Hoe moet het toch in haar leven? Haar levensweg loopt dood in het graf. Ze is alles kwijt. Haar leven heeft geen toekomst meer.
Dan klinkt één woord. Wat is nou één woord? En nog een bekend woord ook. ‘Maria!’ Het is eigenlijk niets bijzonders wat er dan gezegd wordt. Het verandert heel haar leven. Met Zijn profetische bediening spreekt Hij haar naam uit. En in plaats van de dood vindt ze het leven. De dood overwint voor eeuwig in haar leven.
Zit u hier ook met uw leven op een dood spoor? Doodgelopen in uw verdriet en in uw moeite? U zucht het uit: ‘Mijn leven heeft geen zin meer. Wat mensen ook zeggen, het helpt allemaal niets. Het vertroost me helemaal niet.’ Maar hier in Zijn huis, het huis van de ten hemel gevaren Koning, laat de Heere Jezus Zijn profetisch Woord verkondigen.
Als u mag horen: Mijn genade is u genoeg (2 Kor. 12:9), dan kunt u verder, ook al is er de nood die misschien blijvend is. Dat geeft uitzicht op de eeuwige toekomst.
Misschien zit u hier, uw leven loopt dood in de dood. Dat is uw eigen schuld. U bent alles kwijt. U bent opnieuw alles kwijt. U hoort alleen de dood. Het oordeel van God over uw leven. Eén woord van Hem, en Hij verandert uw geschrei in een blijde rei!
God weet haar te vinden. Hij zoekt haar op. Doch gaat heen, zegt Zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galiléa; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft, zo klinkt het in het zevende vers. Petrus, waar zullen ze die vinden? Is Petrus het eigenlijk nog wel waard? Want hij heeft mede Zijn Meester de dood in gebracht. Nee, Petrus, moet je eigenlijk niets meer gaan vertellen over Jezus. Hij wil niets meer met Jezus te maken hebben. Dat heeft hij toch gezegd in die zaal van Kajafas? Toch, Jezus zoekt hem op.
En Jezus spreekt met Petrus: ‘Het moest alzo geschieden, Petrus.’
Petrus antwoordt: ‘Ja maar, ik heb U verloochend.’
‘Petrus, hoe je Mij ook verloochend hebt, zie je die tekenen? Het offer is gebracht, en daarom is er voor jou vergeving van zonden, ook al heb je Mij verloochend.’
Hoe zwaar ook de overtreding is, het profetisch woord wijst de weg van de mogelijkheid tot vergeving van zonden.
Er vallen hele harde woorden van de kant van de Opgestane tot de discipelen: uw ongeloof, uw hardigheid… Het is wat! Als ik dat tegen u zou zeggen vanmorgen: ‘Ongelovig, hard volk hier in de kerk!’, ik weet zeker dat ik een mailtje of een telefoontje zou krijgen. En dan zou u vragen of het ergens anders beter is. Nee, daar is het niet beter. Overal is het hetzelfde, ook na ontvangen genade. Het gaat over kinderen van God, de discipelen, die hardigheid en ongeloof verweten wordt.
Denk eens aan Thomas. Hopeloos toch? Wie kan daar verandering in brengen? Dat kan alleen maar met Zijn profetische bediening. Hij slaat het Woord open, als Hij op de avond van de opstandingsdag verschijnt. Hij legt Zijn Woord uit en hun verstand wordt verlicht. Zo moest het voor hen heel persoonlijk geschieden.
En die hardigheid en twijfel verdwijnt. Het ongeloof wordt tenietgedaan. Hoe hard u hier ook zit, hoe ongelovig en hoe vol twijfel u hier zit, Hij sprak en vanmorgen spreekt Hij ook! En Hij verbreekt die banden en die boeien door Zijn Woord. Er is geen macht van ongeloof, hardheid of twijfel te groot.
Nadat de Heere tot hen gesproken had, leek het op de tijd van voor Pasen. Het leek er op dat het altijd zo zou blijven. Jezus zou blijven verschijnen met Zijn menselijke natuur, met hen spreken in alle vragen en raadsels. Maar er komt een einde aan.
Nadat… na het voorbijgaan van die veertig dagen tussen Pasen en Hemelvaart komt de dag dat Hij afscheid neemt van Zijn discipelen. Dan komt de Hemelvaartsdag. En profetisch spreekt Hij hier Zijn belofte uit. Zij moeten terug naar Jeruzalem en de Geest zal komen en Die zal in alle waarheid leiden.
Profetisch geeft Hij ze de opdracht dat zij moeten uitgaan tot het einde van de wereld, opdat een iegelijk het Evangelie van de opgestane en ten hemel gevaren Koning zal mogen ontvangen, zal mogen horen.
Als u hier zit met een leven zo vol van de aarde, vervuld van het hier en nu, en Gods Woord gaat altijd maar aan u voorbij, weet dan dat het onvergankelijk zaad van Zijn profetisch Woord ook vanmorgen wordt uitgestrooid. Vanmorgen kan een jongen, een meisje, een vader of moeder, een alleenstaande, een weduwe, een weduwnaar, door dat profetisch Woord afgebracht wordt van de aarde en zijn ogen opslaan naar de hemel. Hij of zij kan niet meer buiten dat Woord van God in zijn hart en in zijn leven. Dan zullen mensenkinderen bekeerd worden tot God, wedergeboren worden.
We gaan naar onze tweede gedachte. We staan stil bij de hemelvaart van de Heere in Zijn priesterlijke gang.
2. In Zijn priesterlijke gang
Nadat Hij tot hen gesproken had, is Hij opgenomen in de hemel.
Roepen die woorden herinneringen bij u op? Bent u die woorden ook op een andere plaats in de Bijbel tegengekomen? Lukas spreekt over de hemelvaart in zijn evangelie en in de Handelingen. Bent u het ook op een andere plaats in de Bijbel tegenkomen? Twee mensen spreken met elkaar en dan vaart er één ten hemel. Weet u al wie dat is? In het Oude Testament wandelden de twee profeten, Elia en Elisa. Ze zijn de Jordaan doorgegaan en Elisa vraagt hoe het verder moet. Hij vraagt om een deel van Elia. Als ze zo met elkaar spreken, komt die wagen, die hemelwagen. Dan wordt Elia levend in de hemel opgenomen.
Elia is een schaduw van die grote Profeet, Priester en Koning, Die zal komen en ten hemel varen. Dit is een lichtplek onder de oude bedeling. Het wijst heen naar Hem Die in Zijn bediening Elia en Elisa te boven gaat. Hij zal een groot Profeet zijn, van Wie Mozes gesproken heeft. Hij is de grote Koning, de Messias Die zou komen, en de grote Hogepriester, Die met één offer diezelfde gang naar de hemel zal maken, alleen zoveel heerlijker dan Elia.
Petrus is in Rome samen met Markus. Markus moet het evangelie van Jezus Christus wat Petrus vertelt, opschrijven. Je ziet ze bij elkaar zitten. Beiden worden gedrongen door de Heilige Geest om te vertellen en te schrijven wat Christus gedaan heeft, hoe Zijn evangelie begonnen is en hoe het zijn weg vindt tot de uiteinden van de aarde. Het gaat om de boodschap van de Koning der koningen.
Als Petrus dan moet vertellen van de hemelvaart, wat hij toen gezien heeft, wat er toen gebeurd is, dan drijft Gods Geest hem om de woorden van het Oude Testament na te spreken. ‘Markus, wat er toen gebeurde, mensen, als je leest wat er toen gebeurde, je zult het niet geloven. Je zult zeggen: dat bestaat niet, dat kan niet. Maar denk dan eens aan die profeet in het Oude Testament. Joodse lezers en andere lezers, weet dan: zoals Elia is Hij ook ten hemel gevaren!’
En hoe staat het er nou precies? De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, vaart op naar de hemel. Staat er dat in uw Bijbel? Leest u het eens even na, hoe het er staat? Er staat: is opgenomen. Maakt het uit of je schrijft dat Hij ten hemel vaart, of dat Hij is opgenomen in de hemel? Er lijkt geen enkel verschil tussen te zijn. Toch zit er wel verschil in. Ten hemel varen zou de Heere Jezus Zelf doen. Zo wordt er ook wel gesproken over Zijn hemelvaart. Door Zijn eigen kracht en Zijn eigen macht komt Hij los van de aarde en stijgt Hij op in de lucht en een wolk neemt Hem weg uit het gezicht.
Maar hier staat niet dat Hij ten hemel vaart, maar in de hemel is opgenomen. Dat betekent dat een Ander dat doet. Dat doet Hij niet Zelf. Dat doet Zijn Vader in de hemel. Die neemt Hem van de aarde en Hij neemt Hem op in de hemel. Daar valt het accent op in het evangelie naar de beschrijving van Markus.
Datzelfde verschil komt u ook tegen in de Bijbel, als het gaat over de opstanding van Christus. Christus stond op uit de doden. Dan ziet het er op wat Hij Zelf in Zijn opstanding deed. Maar er kan ook staan dat Hij is opgewekt uit de doden. Dan ziet het op het werk van de Vader en Gods Geest in de opstanding uit de doden.
En zo ook dat verschil in het ten hemel varen. Hier valt dus het accent in dat woord ‘is opgenomen’, helemaal op wat God de Vader doet in de hemelvaart van Christus.
Is dat nu zo bijzonder, om daar zoveel accent op te leggen? Is opgenomen! Om wie gaat het eigenlijk? Het gaat om Jezus, naar Zijn menselijke natuur. Hij is als een Adamskind geboren, geboren uit een zondige moeder, Maria. Uit een zondig menselijk geslacht. Die Jezus, de Zoon des mensen, wordt opgenomen in de hemel bij de heilige, heerlijke God.
Doordat het menselijke geslacht gevallen is, gaapt er een kloof tussen de heilige God en alle mensen die uit Adam geboren zijn. Hoe u het ook probeert, hoe u denkt zelf uw weg te kunnen banen naar de hemel, het zal niet lukken. Die afstand tussen de heilige en heerlijke God en u en jou, wordt alleen maar groter, vanwege de zondige dingen die u denkt en doet. Als u bijvoorbeeld tijdens het Bijbellezen aan andere dingen denkt, wordt de afstand alleen maar groter.
De Heere Jezus is waarachtig mens met ziel en lichaam, uit Adam geboren en komt uit een zondig geslacht. Hij wordt door de Vader opgenomen van de aarde in de hemel. Wij zijn er zo aan gewend. Wij denken amper na over deze betekenis.
Daniël ziet het in zijn profetieën (Daniël 7). Hij ziet de troon van het gericht gesteld in de hemel. God, Die de Oude van dagen wordt genoemd, neemt plaats in die troon. Daniël ziet de Zoon des mensen de troonzaal binnengaan. Wij hebben gezondigd, wij en onze vaderen tevens – dat kan nooit, dat de zoon des mensen daar ingaat! Wat een verwondering voor Daniël: daar is een plaats voor een zoon des mensen bij God in de hemel. Gelet op Genesis zou dat nooit meer kunnen. Dat zou voor eeuwig voorbij zijn, door eigen schuld. Een Zoon des mensen is opgenomen in de hemel door de Rechter van hemel en aarde. Niet om Hem van de hemel neer te doen storten in de eeuwige rampzaligheid. Maar om Hem een plaats te geven bij Hem.
Hoe kan het dat Hij die plaats krijgt in de hemel, als Zoon des mensen? Omdat Hij alles volbracht heeft wat God de Vader Hem bevolen heeft. Wat Hij als Mensenkind, als Zoon des mensen moest doen op de aarde. Zijn Wet heeft Hij volmaakt gehouden, Zijn lijden is volmaakt. Vol liefde tot Zijn Vader heeft Hij de beker van Zijn lijden tot de laatste druppel geledigd. Alles is volbracht en de prijs van de zonde is betaald. De dood heeft Hij overwonnen en de gerechtigheid verdiend. Daarom is er voor Hem, uit die grootste diepte van de Godverlatenheid, een weg waardoor Hij door Zijn Vader opgenomen wordt in de hemelse heerlijkheid. Hij heeft het recht – gelet op Zijn gerechtigheid – om die plaats te ontvangen.
Pasen sprak daar eigenlijk al van, als Hij opstaat uit het graf naar lichaam en ziel. Dan kun je zien: Hij is het Die dood geweest is en Die weer leeft. En toch, het is zo anders. Hij had een lichaam dat pijn kon lijden. Hij had een lichaam dat aan de dood onderworpen was. Daarom kon Hij sterven. Maar op de paasmorgen treedt Hij uit het graf, met een verheerlijkt lichaam.
U zegt misschien: ‘Wat is dat, een verheerlijkt lichaam?’ Dat is een lichaam waar je geen pijn meer in hebt. Een lichaam waar je geen smart en verdriet meer in hebt. Dat lichaam kan niet meer sterven. Hij heeft dat lichaam van Zijn Vader gekregen, door de dood heen. Een lichaam dat eeuwig zal leven en eeuwig geschikt is gemaakt om bij God te zijn in de hemelse heerlijkheid. Met dat lichaam en met die gerechtigheid wordt Hij als de Heere opgenomen in de hemel.
Hij heeft die kloof gedicht in Zijn priesterlijke bediening. In Zijn priesterlijke bediening wordt Hij als de Heere in de hemel opgenomen. Dat betekent dat Hij voor velen die weg gebaand heeft. Voor een volk waar niemand het aantal van kan tellen. Het is een ontelbare schare, van eeuwigheid af gegeven aan de Zoon. Voor dat volk heeft Hij de bloedprijs betaald. Dat volk dat Hij Zich verworven heeft tot eigendom.
En Hij is de Eerste. Hij baant voor hen uit de grootste diepte de weg terug naar de Vader, de Rechter van hemel en aarde. We hebben er van gezongen. De hemel had in alle eeuwigheid gesloten moeten blijven voor mensen. Maar de hemel opent zich als Hij ten hemel vaart. ‘Verheft uw poorten, verheft uw deuren!’ Er is een ruime toegang voor deze Koning der Koningen in Zijn priesterlijke bediening, vanwege wat Hij aangebracht heeft om in te kunnen gaan in de hemelse heerlijkheid. Hij is de Deur; in Hem is de deur der hoop geopend. Hij is het Anker; in Hem ligt dat anker der hoop voor God onverbrekelijk vast, onbeweeglijk vast, tot in alle eeuwigheid. Daarom zal er in dat spoor van Hem een schare getrokken worden, die niemand kan tellen.
‘Ja,’ zegt u, ‘maar je wordt toch nauwelijks zalig?’ Heeft Bunyan het niet gezegd: ‘Alle klokken zullen luiden als een mens als ik ooit in zal gaan in de hemelse heerlijkheid’? Ja, van de kant van mensen is dat zo. Ook na ontvangen genade is er nog zoveel aan ongeloof en twijfel. Het is een nauwelijks zalig worden. Maar van Gods kant, in de hemelvaart, in die geopende toegang, is er een ruimte van zalig worden. Zo groot, zo rijk! Vandaar dat Manasse kon ingaan. Vandaar dat een Saulus van Tarsen begeerde ontbonden te zijn en met Christus te zijn. Het is op deze Hemelvaartsdag alles vanwege Zijn priesterlijke bediening. Nog is er een ruime toegang in en door Hem, om in diezelfde zaligheid te delen en eeuwig bij God te wonen.
Als u vanmorgen één woord hoort van Hem, dan valt een dominee en vallen mensen weg. Dan houd je alleen Zijn Woord over, dat je een blik doet slaan op Hem. ‘Ook voor mij is Hij ten hemel gevaren!’ Wat zal dat u vervullen met een zaligheid en met een rust. U zult zingen: ‘Maar (blij vooruitzicht dat mij streelt) ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen.’
Als u straks thuiskomt, dan vraagt uw zoon, uw dochter misschien aan u: ‘Wat was dat met u in de kerk? Waarom moest u huilen? Ik zag een traan in uw ogen. Waarom merkte u eigenlijk niets, toen ik snoepjes pakte van u? U deed net of u het niet zag en niet hoorde. Wat was er toch?’
U kunt dan misschien geen woorden uitbrengen. Maar er komt een moment, dan kunt u niet zwijgen over die ruimte van zalig worden voor u. Dan gun je geen van je kinderen de wereld, het eeuwig ongeluk. Dan zult u het uw kinderen vertellen. ‘Hoor maar eens, mijn jongen, mijn meisje. God sprak tot mij in de kerk. Zó wonderlijk, zó schoon!’
Jan Siebelink weet het nog van zijn vader. Hij schrijft er over in het boek ‘Knielen op een bed violen’. Die vader heb ik gekend. Ik liep altijd door die tuin heen als kleuter, terwijl die man daar lag bij dat bed van violen. Gods Woord deed kracht. ‘Wat moet ik nog met klanten? Wat moet ik nog met geld? In Christus heb ik alles!’ En wat gunde hij het zijn zoon! Wat gunde hij het kleuters als ze door zijn tuin wandelden.
Als je één blik op die ten hemel gevaren Koning mag slaan, als één woord van Hem in die dorstige ziel van u neervalt, dan gun je er de duivel geen één. Dan heb je maar één verlangen: te wijzen op die ruimte van zalig worden voor de grootste der zondaren.
Er kan zoveel zijn wat u weerhoudt: de wereld, uw vlees, de duivel, uw zonden. O, vult u zelf verder maar in. Maar Hij heeft de gevangenis gevankelijk gevoerd. ‘Heere, U zegt mijn naam: adamskind. Mijn naam is wederhorige. Die kloof is zo diep vanwege mijn ontrouw.’ Zijn gang en Zijn opname in de hemel is zo rijk, zo ruim. Hij is Overwinnaar in die strijd. Hij doet verloren zondaren daar in delen. We gaan daarvan zingen uit Psalm 68 vers 9:
Gods wagens, boven ’t luchtig zwerk,
Zijn tien- en tienmaal duizend sterk,
Verdubbeld in getalen;
Bij hen is Zijne Majesteit
Een Sinaï in heiligheid,
Omringd van bliksemstralen.
Gij voert ten hemel op, vol eer;
De kerker werd Uw buit, o Heer’!
Gij zaagt Uw strijd bekronen
Met gaven, tot der mensen troost;
Opdat zelfs ’t wederhorig kroost
Altijd bij U zou wonen.
In onze derde gedachte over de hemelvaart van de Heere letten we op Zijn koninklijke plaats.
3. Op Zijn koninklijke plaats
Er staat in de tekst nog: en is gezeten aan de rechterhand Gods. Ook hele bekende woorden. We horen ze iedere zondag voorlezen. Zittende ter rechterhand Gods, vanwaar Hij komen zal…
Wat betekent dat, ‘zittende ter rechterhand Gods’? Dat betekent dat Hij na gedane arbeid hier op aarde, een plaats van rust mag innemen in de hemel. Omdat Hij Zijn werk op aarde in Zijn lijden en sterven en opstanding heeft volbracht. Zo kunt u dat wel lezen en zo wordt dat weleens gezegd. Maar ik denk niet dat het dát betekent.
Het Oude Testament, maar ook het Nieuwe Testament, geeft ons soms een blik in de hemel. Lezen we van de engelen, van die heilige troongeesten, dat zij zitten rond de troon? Nee, zij stáán rond de troon, en zingen: ‘Heilig, heilig, heilig, driemaal heilig is de Heere der heirscharen!’ En ze gaan uit tot hun dienstwerk op deze aarde, waar God ze ook zendt. De engelen stáán. En van God lezen we dat Hij zít op Zijn troon in de hemel. Daar zit niemand in de hemel dan alleen God, omdat Hij in Zijn eer en Zijn heerlijkheid al het geschapene ver te boven gaat. Zijn zitten drukt Zijn hoogheid en Zijn heerlijkheid uit.
Op aarde wordt dat verschil ook wel gemaakt, tussen voorname mensen en mensen die minder voornaam zijn. U hebt het misschien wel gezien op plaatjes van de inhuldiging in de Nieuwe Kerk van koning Willem-Alexander en koningin Maxima. Hoe zag dat podium er uit? Hoeveel stoelen stonden er? Er stonden zeker 60 mensen denk ik. Stonden er dan 62 stoelen? Die mensen mochten daar toch wel gewoon gaan zitten, achter de stoelen van Willem Alexander en Maxima?
Nee, ze stonden. Iedereen die dicht bij de tronen, bij die stoelen waren, die moesten staan. En ze moesten blijven staan. Er werd voor niemand een stoel aangedragen toen hij het een beetje moeilijk kreeg om nog langer te blijven staan. Nee, je moest blijven staan. Waarom?
Om het verschil tot uitdrukking te brengen tussen de koning en de koningin, en daaromheen de hofhouding, de hoge militairen en burgers.
Koning Willem-Alexander en koningin Maxima hebben toch wel een heel bijzondere plaats. Op dat podium mochten alleen zij, vanwege hun hoogheid, zitten. Slechts op één moment ging Willem Alexander staan. Wanneer was dat? Dat was om de eed voor God af te leggen. Er was er Eén van Wie hij toen liet zien: Die is hoger, Die is meer. Voor Hem ben ik verantwoording schuldig. Dan gaat hij staan bij het afleggen van de eed. Hij doet dat als het ware voor de troon van God, Die zit in die troon. En voor die God in de hemel is Willem-Alexander maar een nederige dienaar.
Zie u het onderscheid tussen mensen als het gaat om hoogheid en heerlijkheid? Des te meer is er verschil tussen gewone mensen en de Schepper van hemel en aarde met Zijn hoogheid en met Zijn heerlijkheid.
Dan komt de Zoon des mensen in de hemel. Hij krijgt een plaats in de troon van God. Hij krijgt daarin dezelfde eer en dezelfde heerlijkheid als God, Zijn Vader. Hij wordt daarin tot de hoogste eer en heerlijkheid verheven. De Zoon des mensen naar Zijn menselijke natuur is waarachtig rechtvaardig mens en waarachtig God. Hij is op de plaats van eeuwige eer en heerlijkheid. Hoog verheven boven al het geschapene.
En dan staat er dat Hij zit aan de réchterhand. Maakt dat nog uit als je aan de rechterhand zit? De rechterhand is in de Bijbel de hand van macht en van kracht. Wij zijn meestal rechts. En dan heb je in je rechterhand de meeste kracht. Dat beeld wordt gebruikt in de Bijbel om aan te duiden dat als iemand ter rechterhand wordt neergezet, hij macht en kracht krijgt en heeft.
Dus Hij krijgt een plaats vol van hoogheid en heerlijkheid en Hij krijgt een plaats vol van macht en kracht. Hem is gegeven alle macht en alle kracht in de hemel en op de aarde.
Heeft u dat vandaag nodig in uw leven? Die ten hemel gevaren Koning in Zijn heerlijkheid, met Zijn macht en met Zijn kracht? Of haalt u uw schouders een keer op en denkt u: Ach ja, het zal wel, dominee. Nee, het staat in de Bijbel. Het moet tot eer van de ten hemel gevaren Koning zijn en om Zijn macht aan te duiden.
Hoe komt het, dat u die macht en die kracht van de Koning der Koningen niet nodig hebt? ‘Ja’, zegt u misschien, ‘ik zou niet weten waarin je Zijn macht en kracht nodig hebt in je leven.’
Wel, dan moet u de psalmdichters van het Oude Testament horen zingen. Over de Koning Die komt, over de Messias Die komt, over Zijn machten en Zijn krachten waar ze niet buiten kunnen. Koning David, toch iemand die heel veel macht had, heeft die Koning nodig. Die heeft de rechterhand van die Koning nodig.
Daar is een dag in Zijn leven – hij zingt er van in Psalm 18 – dan gaan al Gods baren en golven over zijn leven. Dan wordt het kolken van de wateren gehoord en de afgrond opent zich. Hij zinkt steeds dieper weg. Een bliksemschicht wordt gezien en de donder gehoord. Het oordeel over zijn leven breekt los van de hemel. En David vergaat. En dat door eigen schuld.
Zo is het in zijn leven. Zoals Jona overboord ging in het water in die woelende massa. Water is het beeld van het oordeel, het eeuwig oordeel in de Bijbel; waar de mensen in de zondvloed stierven en waarin ik zal sterven buiten die Koning der koningen. En dan roept David het in die nood uit. Daar, wie zal hem daar kunnen oprapen? Maar dan tekent David dat er een hand komt, een sterke rechterhand. Die trekt hem, hoe diep hij ook gezonken is, uit grote wateren, en verlost hem van zijn zonden en plaatst hem in de ruimte van de Koning der koningen, van de Zaligmaker van zondaren.
Hoort u? Als u hier zit in de nood van uw zonde, van uw schuld, van het oordeel, en niemand voor u kan betalen en u steeds dieper wegzinkt. Nog één keer zal God spreken, en dan zal het te laat zijn. Vanmorgen strekt Hij in de bediening van Zijn Woord, in de bediening van de verzoening, Zijn sterke rechterhand uit. Zijn hand is doorboord. De grootste diepte en de grootste stormen heeft Hij overwonnen. Hoe diep u gezonken bent, hoe u ook het oordeel waardig bent, Hij neemt het verloren schaap op. Hij draagt en brengt het in de ruimte. Hier in beginsel en straks eeuwig storeloos volmaakt. Daarvoor had David die Koning nodig. De mens vandaag heeft die Koning ook onmisbaar nodig.
Ik zal nog een voorbeeld noemen. Dat zullen we straks ook zingen uit Psalm 118. Daar wordt ook gesproken over die sterke rechterhand. Wat een gevaren dreigen er niet voor Gods kerk op deze aarde. Ze worden van alle kanten aangevallen. Wat een vijanden zijn er op de been! Wat een verleidingen! De poorten van de hel zou haar overwinnen. Maar Zijn sterke rechterhand, Zijn krachtige arm, voert ze door de aardse woestijn. Hij beschut en bewaart. En hoe de vijand ook opstaat, hoe de doodsvijand bij de doodsjordaan brult, Hij baant een pad door de schaduw des doods.
‘Als ik, omringd door tegenspoed, bezwijken moet, schenkt Gij mij leven.’ Eeuwig leven. Dat leven komt uit de rechterhand, Zijn doorboorde hand, waardoor ze van kracht tot kracht mogen gaan, in hun onmogelijkheid gesterkt door Zijn kracht. Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Mijn genade is u genoeg.
En Hij maakt de duisternis tot licht. Ik ben met ulieden in Mijn koninklijke macht, koninklijke kracht, in Mijn heerlijkheid, met die sterke rechterhand, al de dagen des levens. En waar ze dan ook omzwerven, hoe vergeten ze zijn door mensen, hoe hoog de nood rijst, Hij heeft ze in Zijn hand, in Zijn hart. Dan zullen ze komen waar Hij is, tot in alle eeuwigheid, in die hemelse heerlijkheid.
Is Hij jouw en uw Koning al door genade? Je zegt: ‘Ik heb Hem nog nooit zo nodig gehad. Ik weet van Hem niet af. Ja, ik zeg wel eens wat op catechisatie of op jeugdvereniging, maar verder heb ik Hem niet nodig.’
Wie is dan jouw koning? Je eigen ik, de wereld, en vul verder zelf maar in. Want je dient een koning vandaag. En het is óf door genade dat je een onderdaan bent van Koning Jezus, óf door eigen schuld een onderdaan van de vorst der duisternis. De satan belooft je zulke mooie dingen en houdt je een leven lang bezig tot het eind, als Christus wederkomt om te oordelen de levenden en de doden. Dan krijg je een plaats aan Zijn linkerhand.
Als u die Koning dan voor het eerst ziet, dan zult u vrezen en beven. Alleen die plaats zult u dan krijgen, als u die Koning niet kent, niet nodig hebt. Bent u op weg naar Zijn linkerhand, dan zal Hij u eeuwig vertreden. Voor eeuwig. Wat vreselijk!
En nog bent u in het heden der genade, waarin Hij u van Zijn linkerhand door Zijn koninklijke macht en priesterlijke bediening en profetisch woord kan brengen aan Zijn rechterhand. O, hoor toch nog heden wat tot uw eeuwige zaligheid dient! Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus is zittende ter rechterhand Gods.
U zegt: ‘Ik kan niet zoeken, ik ben blind, ik kan niet gaan, ik heb geen kracht, ik wíl ook niet gaan.’ Toch, Hij is aan de rechterhand Gods en Hij heeft in die blindheid, in dat niet kunnen, niet willen, krácht, overvloeiende voor de meest krachteloze, de meest wederstrevige die niet wil. Leer dan nog heden die Koning nodig te krijgen. Kus de Zoon, voordat Hij komt om u te oordelen.
Amen.
Slotzang: Psalm 118:3
Ik werd benauwd van alle zijden,
En riep de Heer’ ootmoedig aan;
De Heer’ verhoorde mij in ’t lijden,
En deed mij in de ruimte gaan.
De Heer’ is bij mij, ’k zal niet vrezen;
De Heer’ zal mij getrouw behoên;
Daar God mijn schild en hulp wil wezen,
Wat zal een nietig mens mij doen?