Ds. J.S. van der Net - Psalmen 110

Zit aan Mijn rechterhand

Psalmen 110
Christus en Zijn heerlijkheid
Christus en Zijn volk
Christus en Zijn vijanden

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 97: 1
Lezen : Psalm 110
Zingen : Psalm 110: 1, 2, 3, 4
Zingen : Psalm 68: 9
Zingen : Psalm 68: 10
Zingen : Psalm 98: 4

Onze tekstwoorden voor de bediening van Gods Woord worden gevormd door de hele psalm die we hebben gelezen, Psalm 110, waarvan ik alleen het eerste vers nog zal voorlezen:

 

De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.

 

Deze psalm preekt ons: Zit aan Mijn rechterhand.

 

We hebben drie hoofdpunten. We zien:

1. Christus en Zijn heerlijkheid

2. Christus en Zijn volk

3. Christus en Zijn vijanden

 

1. Christus en Zijn heerlijkheid

 

Gemeente, meisjes en jongens, we hebben pas feest gehad. Jullie weten wel welk feest ik bedoel. Het was Koningsdag! Dat is altijd een leuke dag. Op school hebben jullie waarschijnlijk de Koningsspelen gedaan.

Binnenkort hebben we eigenlijk nog een Koningsdag, namelijk de dag van Koning Jezus, Hemelvaartsdag. We zouden ook kunnen zeggen: dat is de kroningsdag van onze Heere Jezus Christus. En dat gaat veel dieper dan zo’n Koningsdag zoals wij die gevierd hebben. Dat was natuurlijk leuk en daar mag je van genieten, maar de Hemelvaartsdag, de kroningsdag, gaat oneindig veel dieper, en dat is heel belangrijk voor jullie en voor u.

 

Als het Hemelvaartsdag is, dan lezen we meestal het hemelvaartsevangelie uit Lukas of uit de Handelingen van de apostelen. Toch waren er in het Oude Testament al profeten die gesproken hebben over die Koningsdag, die kroningsdag van de Heere Jezus Christus. En één van die profeten die daar al over gesproken had, was David, die deze 110e psalm geschreven heeft. Het staat er ook boven: een psalm van David.

Deze 110e psalm is een Messiaanse psalm. Dat wil zeggen dat de dichter, geleid door de Heilige Geest, profetisch spreekt over de Heere Jezus. Nu is het zo dat de profetie in deze psalm tot ongekende hoogte stijgt. Zo hoog, dat de historische achtergrond wegschuift. Zo duidelijk wordt er over de Heere Jezus Christus in deze psalm gesproken. Er is geen psalm die zo vaak in het Nieuwe Testament wordt aangehaald, als deze psalm. De Heere Jezus heeft deze psalm aangehaald tegenover de schriftgeleerden en ook in de Hebreeën wordt deze psalm geciteerd. Daarom mogen we nu luisteren naar deze profetische psalm van David.

 

Wat zegt David? Onder de inwerking van de Heilige Geest zegt hij: De Heere heeft tot mijn Heere gesproken. En dan ziet u in uw Bijbeltje wel dat het eerste woord ‘Heere’ met allemaal hoofdletters staat. Dat betekent: dat is de Jehova, de Jahweh, de Verbondsgod. En het tweede woordje ‘Heere’ staat met één hoofdletter geschreven; dat is de Adonai, dat is de goddelijke Eigenaar. En als het gaat over de goddelijke Eigenaar, dan wordt er eigenlijk gesproken over de Heere Jezus Christus. De Heere, de Jahweh, heeft tot mijn Heere, mijn Adonai, de Eigenaar, gesproken.

Merkt u dat David mocht weten dat de Heere Jezus de Zoon van God was? Maar David mocht ook weten dat de Heere Jezus zijn Heere was, zijn Adonai, zijn Bezitter, zijn Eigenaar. En de Heere Jezus heeft het Zelf gezegd dat David Hem zo genoemd heeft: een Zoon en Heere.

 

Nu lezen wij: De Heere, de Jahweh, heeft tot mijn Heere, mijn Eigenaar, gesproken: Zit op de troon, zit aan Mijn rechterhand. U begrijpt wel dat dit profetische woorden zijn over de hemelvaart van Christus. Want de hemelvaart was het eind van het werk van de Heere Jezus op de aarde en het begin van het werk van de Heere Jezus in de hemel. Hemelvaart is het Koningsfeest, het kroningsfeest van Koning Jezus. En toen de Heere Jezus de hemel binnenkwam, toen heeft daar het ‘halleluja’ geklonken van de engelen en van de gezaligden. Toen heeft God de Vader gesproken: Zit aan Mijn rechterhand.

Wat betekent dat? Wel, als je aan iemands rechterhand mag zitten, is dat eigenlijk een ereplaats. Dus hier betekent het dat de Heere Jezus de plaats van de hoogste eer krijgt.

Nadat de Heere Jezus zo was vernederd, uit liefde, tot eer van Zijn Vader en uit erbarmen voor Zijn kinderen, dan krijgt Hij bij Zijn hemelvaart een Naam van Zijn Vader, die boven alle naam uitgaat. De Vader bekleedt Zijn Zoon met koninklijke glorie en koninklijke macht.

 

Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.

Totdat; dat is iets dat nog moet gebeuren. ‘Totdat’ brengt ons bij de slotfase van de wereldgeschiedenis. Want straks aan het einde van deze wereldgeschiedenis zal de rechterhand van de Vader de vijanden zetten tot een voetbank van Christus. Dat heeft de Vader hier al beloofd. Tot een voetbank Uwer voeten.

Weten jullie wat dat betekent, jongens en meisjes? Wel, vroeger, als er oorlog was en je won de oorlog, dan moesten de vijanden heel diep knielen en dan zette de koning die overwonnen had, zijn voet op de nek van die geknielde vijanden. Dan waren die geknielde vijanden een voetbank. En u begrijpt wel dat het de hoogste glorie was voor een overwinnaar als hij zijn vijand tot een voetbank mocht maken, maar dat was ook de diepste vernedering voor de overwonnene. En nu belooft de Vader aan Christus, dat zo de vijanden van de vroegste tijden, maar ook de vijanden van de laatste tijden, door Gods rechterhand zullen worden onderworpen door de Zoon. Straks zullen alle vijanden gezet worden tot een voetbank van Zijn voeten.

 

Gemeente, wat is het nodig dat u, jij en ik nu al in dit leven gewillig gemaakt worden om voor de Heere Jezus te leren buigen. Dat we allemaal vrijwillig een voetbank mogen worden in die vrijwillige overgave aan Hem. Hebt u dat al mogen leren? Meisjes en jongens, hebben jullie het al eens mogen verliezen voor de Heere Jezus? Gemeente, zijn we alle zelfhandhaving, die we van nature hebben, al eens kwijtgeraakt? Is die weerstand in ons hart al eens gebroken? Dat u hebt moeten zeggen: ‘Gij zijt mij te sterk geworden en hebt mij overmocht. Genâ, o God, genâ!’

Dat is nu zo nodig. Dat je het hier voor Christus verliest in die onvoorwaardelijke overgave. Want anders zullen we straks gedwongen moeten worden een voetbank te zijn. En daarom: Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat (Ps. 2:12). Val Hem te voet. Nu is het nog het heden der genade, want de voetbank van die verheerlijkte Koning is de heerlijkheid die Christus bereid is.

 

Dan gaat David verder. Leest u maar mee in het tweede vers: De Heere zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.

Ja, sinds de hemelvaart heerst de Heere Jezus te midden van Zijn vijanden. En die vijanden mogen menen dat ze los zijn van Hem, maar de macht is in de handen van de Heere Jezus. Heel het wereldgebeuren, ook van vandaag, ligt in de doorboorde handen van deze verheerlijkte Koning. Hij beheerst het wereldlot. Christus heerst in het midden van Zijn vijanden. Hij stuwt de tijd naar de volheid van Zijn Koninkrijk. Alles moet Hem dienen in de volmaking van Zijn Rijk.

Hij heerst in het midden van Zijn vijanden. Ook vandaag, met al die aanslagen, meisjes en jongens, met de IS, met al de vervolgingen die er zijn? Ja, ook vandaag. De teugels van het wereldbestuur zijn in Zijn handen. Tegen Zijn wil zullen ze zich niet roeren kunnen.

 

Dan gaat David verder in vers 4: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.

De Vader zweert dat Christus ook Priester is. Want al is er geen zaligheid buiten het Koningschap van Christus, Christus kan Zich alleen bewijzen als Koning na het werk als Priester volbracht te hebben. Want in het offer dat Jezus bracht, ligt verzoening. In dat offer van de Heere Jezus werd Hem de kroon gegeven. Dat is voor de Kerk de poort der heerlijkheid. Maar Hij is ook Priester. En dat is geen schaduwachtig, onvolmaakt priesterschap, maar Hij is Priester naar de ordening van Melchizédek. Melchizédek was koning en priester tegelijk en dat is de Heere Jezus ook.

Onder het Oude Testament waren priesterschap en koningschap gescheiden. Denk maar aan David. Hij was koning, hij was profeet, maar David was geen priester. Maar in Christus valt deze scheiding weg. Hij is, net als Melchizédek, de Koning des vredes en de Priester van de allerhoogste God.

 

Gemeente, voelt u de troost daarin? De Heere Jezus gaat naar de hemel, niet alleen als Koning, maar als Priester van de allerhoogste God om altijd voor Zijn volk te bidden. Jongens en meisjes, denk maar aan de Grote Verzoendag. Dan ging de hogepriester met een schaal met bloed het heilige der heiligen binnen en dan werd het voorhangsel even opgetild. En achter dat voorhangsel kon het volk de priester niet zien. Maar al konden ze de priester niet zien, ze wisten dat achter dat voorhangsel de priester voor hen bezig was. Zo is het ook met Christus. Hij heeft door Zijn offer de weg gebaand naar het binnenste heiligdom. Hij is daar ingegaan. En de Heere Jezus is voor ons meer bruikbaar áchter het voorhangsel dan vóór het voorhangsel. Al is Hij niet meer bij ons, we mogen weten dat Hij voor de Zijnen bezig is bij God.

 

Misschien zitten hier wel mensen die het moeilijk hebben, die constant aan het worstelen zijn om die troon te vinden, en dat kan benauwd zijn. Maar wat kan het een heerlijke troost geven als het geloof doorbreekt en dan te weten dat de Heere Jezus Christus Zijn werk onafgebroken doet als biddende en dankende Hogepriester om altijd voor Zijn volk te bidden.

Onze verzuchtingen sterven weg voor het voorhangsel, zodat ze het binnenste heiligdom niet bereiken, maar het gebed van Koning Jezus, Priester Jezus, gaat altijd op, bereikt de Vader, en de Vader verhoort Hem altijd.

Gemeente, wat een troost dat Christus met de hemelvaart naar boven zal gaan als de eeuwige Koning en als de enige Hogepriester. Want de Vader heeft Zelf gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.

 

Christus en Zijn heerlijkheid, en dan ten tweede: Christus en Zijn volk. Maar we zingen eerst uit Psalm 68 vers 9:

 

Gods wagens, boven ‘t luchtig zwerk,
Zijn tien- en tienmaal duizend sterk,
Verdubbeld in getalen.
Bij hen is Zijne Majesteit,
Een Sinaï in heiligheid,
Omringd van bliksemstralen.
Gij voert ten hemel op, vol eer;
De kerker werd Uw buit, o Heer’!
Gij zaagt Uw strijd bekronen
Met gaven, tot der mensen troost,
Opdat zelfs ‘t wederhorig kroost
Altijd bij U zou wonen.

 

2. Christus en Zijn volk

 

Bij Christus, de Priester-Koning, hoort een volk dat Hem toebehoort en zaligheid in Hem gevonden heeft. Ja, bij deze Priester-Koning hoort een leger dat voor Hem strijdt. Dat volk ontvangt Hij. Want, gemeente, na de hemelvaart volgt het Pinksterfeest. Je zou ook kunnen zeggen: op de kroning volgt de komst van de Heilige Geest. Op de verwerving volgt de toepassing. Daarom krijgt deze grote Koning een volk dat Hem toebehoort, een leger dat voor Hem strijdt.

 

Nu kijken we naar het derde vers: Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht.

Daar wordt gesproken over de dag van Christus’ heirkracht. En wat is dat? Wel, dat is de tijd tussen de hemelvaart en de wederkomst van Christus. In die tijd strijdt de Heere Jezus tegen vijanden en tegen de vorst der duisternis. Dan verkeert de gemeente als het ware in het worsteltijdperk, de dag van Christus’ heirkracht.

 

We lezen dat er van dat leger drie eigenschappen worden genoemd.

In de eerste plaats wordt er van dat leger gezegd: het is een gewillig leger. Nee, dat leger bestaat niet uit huurtroepen of dienstplichtigen. Deze soldaten van Koning Jezus hoeven niet met de bajonet in de rug de slag ingedreven te worden. Ze worden niet gedwóngen om te strijden. Nee, ze gaan gewillig. Dat is wat! Want van nature zijn we allemaal onwillig. Van nature zijn we allemaal mensen die tegenstribbelen om die Koning te dienen.

Van nature zijn we allemaal mensen die een andere koning dienen, de vader der leugenen. Maar de Heilige Geest maakt bereid en gewillig om deze Koning te dienen. Dan wordt onze wil omgebogen en de wissels van ons leven worden omgegooid en dan komt de levenstrein op een ander spoor te gaan en dan leren we te willen wat God wil. Bent u al zo gewillig gemaakt? En jij, meisje of jongen?

Gods kinderen moeten vaak klagen dat ze toch nog zo veel onwilligheid in hun hart tegenkomen, want de oude mens blijft leven en om zijn rechten vragen. Maar als we moeten klagen over onze lusteloosheid en over onze dwaasheid en onze onwilligheid om deze Koning te dienen, wat is het dan een troost: deze Koning vaart op om plaats te maken, opdat zelfs een wederhorig kroost bij Hem zou wonen. Hij maakt gewillig.

 

Dan staat er ook: Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht, in heilige sieradiën.

Wat betekent dat, kinderen, heilige sieradiën? Wel, eigenlijk staat er: heilige gewaden, heilige kleding. En heilige kleding is de priesterkleding. Wat staat hier dus eigenlijk? Dat het volk van die grote Koning een priestervolk is. Dat leger is een priestervolk. Ze zijn door Hem ook tot priesters gemaakt. Dat is een wonderlijk leger. Dat strijdt niet met zware tanks of met bommen, maar dat leger gaat de worsteling in, in een priesterlijk ornaat, met priesterlijke overgave, met priesterlijke heiligheid en priesterlijke liefde. Dat leger is er niet op uit om te verdienen, maar om te dienen. Dat is een leger dat er niet op uit is om het goed te hebben, maar om goed te doen. Het is een priesterleger. Maar deze Koning voert hen aan en brengt hen tot de overwinning, al is de strijd vaak zwaar. Dat is het tweede wat van dit leger gezegd wordt.

 

Dan komt er nog iets. Leest u maar mee in uw Bijbel in het derde vers: Uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.

Dat is een moeilijke zin, hè, meisjes en jongens? Maar luister goed, dan zal ik proberen het uit te leggen.

Er staat eigenlijk: dat leger van Christus is een jeugdig leger. Dan vraag ik aan jullie, jongens en meisjes, hoor je al bij dat leger? Ben jij al een soldaat van Koning Jezus? En zeker, daar horen ook oude mensen bij. Maar de oude mensen in dat leger hebben de eeuwige jeugd. In Psalm 103 vers 5 staat: Die uw jeugd vernieuwt als eens arends. Zij hebben het onvergankelijke leven.

En wat gebeurt er nu in deze moeilijke woorden? Dat jeugdige leger wordt vergeleken met dauw. Ja, inderdaad, dat volk van de Heere Jezus lijkt op dauw in hun oorsprong. Want wanneer valt dauw? Wel, de dauw valt als de nacht wijkt voor de morgen. De dauw valt als de eerste zonnestralen te zien zijn. De dauw wordt dus geboren uit de wijkende nacht. Het wordt vergeleken met een geboorte uit een baarmoeder. De dauw is het kind van de dageraad. En zo is het hier ook: dat volk van de Heere Jezus wordt geboren uit de wijkende nacht. Want als Christus, als de Zon der gerechtigheid, instraalt in die zondenacht, dan wordt het duister verdreven, de nacht overwonnen. Dan wordt het duister uit de ziel verdreven in een wijkende nacht. Een dauwdruppel, daar wordt zo’n soldaat mee vergeleken.

 

En dan nog iets: zo’n dauwdruppel is in zichzelf eigenlijk niets. Jullie hebben allemaal weleens dauwdruppels gezien, meisjes en jongens. Wat is nu zo’n dauwdruppel? Toch eigenlijk niets? Een druppeltje water. Het is ook heel erg zwak. Je kunt het zo met je hand wegvegen. En zo’n dauwdruppel is niet alleen zwak, maar ook glansloos en kleurloos in zichzelf, want water is kleurloos. Maar als nu de zon erop schijnt, dan gaat zo’n dauwdruppel schitteren als kristal!

En zo is het ook met de onderdanen van Koning Jezus. Ze zijn als de dauw. Wat betekenen ze in zichzelf? Dan zegt Paulus: zwak en kleurloos, niets zijn ze in zichzelf. Maar als de Zon erop schijnt, gaan ze schitteren. En zo is het nog, gemeente. Als dan de Zon der gerechtigheid, de Heere Jezus, op die dauwdruppel schijnt, dan wordt Saulus een prediker, dan wordt een moordenaar aan het kruis een gezaligde. Dan wordt een afgodspriester die alleen zichzelf offert en dient, een heilig priesterdom. Dan is het volk met Hem heilig en met Hem gezet in de hemel.

 

Gemeente, hoort u tot dat volk van deze Koning? Ben jij al zo’n soldaat, meisjes en jongens, van Koning Jezus? Is de nacht in uw leven al geweken, omdat de Zon der gerechtigheid erin straalde? Herkent u of jij uw beeld in die dauw? Want Christus zit op de troon. Hij overwint.

En zo komen we bij onze derde gedachte: Christus en Zijn vijanden. Maar laten we eerst samen zingen uit Psalm 68, het tiende vers:

 

Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons ‘t eeuwig, zalig leven;
Hij kan, én wil, én zal in nood,
Zelfs bij het naad’ren van de dood,
Volkomen uitkomst geven.

 

3. Christus en Zijn vijanden

 

Leest u maar weer mee in uw Bijbeltje, het vijfde vers: De Heere is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.

Ja, de Heere Jezus Christus strijdt als Koning in Zijn goddelijke mogendheid. Luister maar wat Hij doet. Dat staat in vers 6: Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene die het hoofd is over een groot land.

Hier wordt de Heere Jezus Christus getekend in Zijn strijd tegen de duisternis. De strijd die Hij zal voeren tussen de hemelvaart en de wederkomst.

En gemeente, dat vindt toch in onze tijd haar vervulling? De Heere Jezus Christus is uitgetrokken in Zijn toorn en de verhoogde Koning openbaart in onze dagen de glans van Zijn majesteit onder de volken. Denkt u maar aan al het geweld, aan alle terreur. Heel de wereld is in beweging. Niet alleen onder de volken, maar de aarde zelf is ook in beweging. Denkt u maar aan de natuurrampen die steeds dichter op elkaar volgen. De wereld schokt. Maar Christus zit op de troon! Hij is bezig de tijd te stuwen naar de voltooiing van Zijn Koninkrijk. Hij stuwt alles naar de dag van Zijn terugkomst. Daartoe moet alles dienen. Zijn Koninkrijk moet vol worden en Hij is bezig te strijden.

 

En gemeente, Hij strijdt niet maar eventjes. Nee, meisjes en jongens, Koning Jezus neemt geen rust. Koning Jezus neemt geen pauze, om het eens zo te zeggen, Hij strijdt rusteloos.

Leest u maar weer mee in uw Bijbeltje, in vers 7: Hij zal op de weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.

Wat betekent dat, meisjes en jongens? Wel, dat is het beeld van een soldaat. Die is aan het strijden, maar hij neemt geen tijd om rustig iets te drinken. Hij neemt geen koffiepauze of een drinkpauze. Nee, omdat hij zo ijverig en druk bezig is, bukt hij zich bij een beekje en schept wat water in zijn mond of hij drinkt zo uit de beek om dan weer snel verder te strijden. Hij heeft een beetje water gedronken, meer heeft hij niet nodig. Hij heeft geen rust. Hij werkt voort aan de voltooiing.

Opdat Zijn Rijk kome, moet alles daartoe dienen. Rusteloos strijdt Koning Jezus voort en straks zal Hij de volkomen overwinning behalen. Want er staat: Hij zal Zijn hoofd omhoog heffen. Want dan is de overwinning verkregen. Dan ligt de satan onder Zijn voeten en de laatste vijand is tenietgedaan, dat is de dood. Dan zal Hij Zijn bruid tot Zich nemen.

 

Gemeente, wat is dat een heerlijk feest, wat we mogen vieren, als de Heere het geeft: de hemelvaart van Christus!

De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand. Hij is bekleed met koninklijke macht, maar Hij is ook de Priester. Want Hij heeft gezworen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek. En Zijn volk en kinderen offeren zichzelf als een levend dankoffer, want Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht, in heilige sieradiën. En dat volk is net als de dauw: Uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn. En dat volk verkeert in de strijd.

Hoort u bij dat volk, dat strijdende volk? Horen jullie daarbij, meisjes en jongens, bij die strijdende soldaten?

 

Nu hebben we pas Koningsdag gehad, maar nu hebben we binnenkort de Konings- en kroningsdag van Jezus, Hemelvaartsdag. Leeft u eigenlijk naar de Hemelvaartsdag toe?

Wat betekent Hemelvaart voor u? Nu ben ik misschien een beetje negatief, maar van nature betekent de hele Hemelvaart niets voor ons. Uiteindelijk, meisjes, jongens, vinden we de wereld toch veel leuker. Ja, op Hemelvaartsdag gaan we nog wel een keertje naar de kerk en voor de rest gaan we leuke dingen doen, dan gaan we ons ontspannen en gaan we relaxen.

Maar denk eraan: wat houden we uiteindelijk van de wereld over? Wat zijn we toch dwaze mensen! En natuurlijk, als we huisbezoek krijgen en er wordt met elkaar gesproken, dan kunnen we precies zeggen wat ons ontbreekt. En toch gaan we altijd maar weer door op die eigen gekozen wegen. En natuurlijk, als we sterven, zouden we graag naar de hemel gaan, maar wie denkt u daar te ontmoeten? Weet u Wie we daar ontmoeten? Dan zullen we Hem hebben moeten leren kennen, Die bij dat gewillige volk behoort, wetende dat Hij boven plaats bereid heeft.

 

Hoe is het met u en hoe is het met jou? Buig uw knieën voor deze Koning. Hij zit op de troon en Hij heeft alle dingen in Zijn hand. Ook jouw hart, meisjes en jongens! Die Koning kan met dat hart doen wat Hem behaagt. Hij kan het vernieuwen en Hij kan het verbreken. En daarom, als u nog niet tot dat leger behoort, leef dan niet zomaar onverschillig en koudweg naar de Hemelvaartsdag toe. Maar dat de Hemelvaartsdag u geknield zou mogen vinden voor Zijn aangezicht. En dan mag je heel simpel bidden, meisjes en jongens: ‘Heere Jezus, Gij hebt alle dingen in Uw hand, ook mijn hart. Laat Uw hemelse leven ook mij ten goede komen. Dat ik een onderdaan, een soldaat in dat leger mag worden en dat ik in U, Heere Jezus, de zaligheid mag vinden.’

Laat zo de Hemelvaartsdag u straks zo geknield vinden, opdat we toegevoegd zullen worden tot dat volk. Dat Hij is heengegaan om plaats te bereiden... voor mij! Anders zullen we straks gedwongen worden een voetbank voor Hem te worden. De Heere geve de Zijnen straks de rijke vreugde van de Hemelvaartsdag.

 

De Heere Jezus is ingegaan. Hij heeft de gemeenschap terug gebracht van Zijn gemeente met de Vader. In Adam hebben we ons allemaal aan die gemeenschap onttrokken. En dat de Heere Jezus daar in de hemel is, dat is niet alleen het bewijs dat de liefdetoorn van de Vader gestild is, maar dat is ook een bewijs dat het liefdehart van God geopend is. Wat een prediking! Het liefdehart van God is geopend! Ik zal u tot een God zijn en gij Mij tot Mijn zonen en dochteren. Want als Christus niet boven was, dan zou alles rond die genadetroon spreken van Gods onkreukbaar recht. Als Jezus daar niet was, dan zou alles rond Gods troon spreken van Zijn vlekkeloze heiligheid en van Zijn verterend vuur. Maar nu Christus daar is, gekroond tot Koning en Priester, nu vertegenwoordigt Hij op de troon de verzoening. Dan vertegenwoordigt Hij de vrijspraak. Dan vertegenwoordigt Hij de vergeving van de zonden. Dan is er bij Hem een eeuwige beschutting en een eeuwige bewaring.

 

En het is waar: Zijn kinderen zijn in de strijd. Dat ervaren we toch dagelijks, kinderen des Heeren? Maar Koning Jezus is ook in de strijd. Hij voert de strijd tegen de duisternis en de satan. Hij perst de tijden naar de jongste dag. En straks, meisjes en jongens, op die jongste dag, als de Heere Jezus terugkomt, dan zal Hij Zijn bruid tot Zich nemen, Zijn zwarte bruid. En dan zal Zijn heerlijkheid ten volle openbaar komen. Dan zullen de satan en de dood onder Zijn voeten worden gelegd als een voetbank. Dan zal Jezus komen, en dan mogen we het hoofd omhoog heffen, Zijn volk met Hem! Want dat weet ik zeker, dat die Jezus, Die de Zijnen zo liefhad dat Hij Zijn bloed heeft gegeven aan het kruis, niet de hemel zal binnengaan en de Kerk zal buiten laten.

En dat doet ons uitroepen: ‘Maranatha! Jezus, kom!’

 

Amen.

 

 

Slotzang: Psalm 98:4

 

Laat al de stromen vrolijk zingen,
De handen klappen naar omhoog;
‘t Gebergte vol van vreugde springen
En hupp’len voor des Heeren oog:
Hij komt, Hij komt, om d’ aard’ te richten,
De wereld in gerechtigheid;
Al ‘t volk, daar ‘t wreed geweld moet zwichten,
Wordt in rechtmatigheid geleid.