Ds. J.S. van der Net - Mattheüs 13 : 33
Onderwerp
Mattheüs 13 : 33
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 43: 3 | |
Lezen : | Mattheüs 13: 24-35 | |
Zingen : | Psalm 89: 1, 3 | |
Zingen : | Psalm 138: 3 | |
Zingen : | Psalm 138: 4 | |
Zingen : | Geb. des Heeren: 3 |
Het Woord des Heeren waarbij ik u in deze dienst wil bepalen, kunt u vinden in het gedeelte dat we met elkaar hebben gelezen in het evangelie van Mattheüs, het dertiende hoofdstuk en daarvan het 33e vers:
Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was.
Gemeente, deze Schriftwoorden prediken ons: Het genadewerk van God in de gelijkenis van de zuurdesem.
Wij willen spreken over:
1. Het begin van dit genadewerk
2. De voortgang van dit genadewerk
3. De voleindiging van dit genadewerk
1. Het begin van dit genadewerk
Gemeente, de Heere Jezus heeft toen Hij op aarde was veel gesproken door middel van gelijkenissen. In die gelijkenissen gebruikte de Heere Jezus eenvoudige beelden uit het dagelijks leven om daarmee geestelijke zaken duidelijk te maken. Veel van deze gelijkenissen hebben betrekking op het Koninkrijk der hemelen. Zo staan er ook in Mattheüs 13, het hoofdstuk waar we een gedeelte uit gelezen hebben, veel gelijkenissen die betrekking hebben op het Koninkrijk der hemelen.
Als we dit hoofdstuk lezen, lijkt het wel alsof de Heere Jezus, Die Koning is van dit Koninkrijk, Zich tot het uiterste inspant om de schatten en weldaden van dit Koninkrijk ons voor te stellen. En daarbij stelt Hij ons ook voor wie de onderdanen van dit Koninkrijk zijn. Het is als het ware een terugkerend refrein in heel dit hoofdstuk. Nu eens maakt de Heere Jezus weer gebruik van dit beeld en dan weer maakt Hij gebruik van een ander beeld.
Zo is het ook in de gelijkenis van deze dienst. We lezen: Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was.
De gelijkenis die hieraan voorafgaat, is de gelijkenis van het mosterdzaad. De kleinste onder de zaden, de minste onder de zaden, maar als hij geplant is, krijgt hij zo’n bloeikracht dat het de meeste wordt onder de moeskruiden, zodat de vogelen des hemels zich daarin nestelen. In de gelijkenis van het mosterdzaad laat de Heere Jezus als het ware zien hoe het Koninkrijk der hemelen zich naar buiten toe manifesteert.
Maar in de gelijkenis van de zuurdesem gaat het meer over het Koninkrijk der hemelen aan de binnenkant. Je zou bij deze woorden ook kunnen denken aan het gezegde van de Heere Jezus toen Hij gezegd heeft: Het Koninkrijk Gods is binnen ulieden (Luk. 17:21). Dus in deze gelijkenis valt het licht meer op de binnenkant van uw leven.
Het beeld dat de Heere Jezus gebruikt, is heel eenvoudig. Het kleinste kind onder ons kan het begrijpen. De Heere Jezus tekent ons hier een vrouw die bezig is voor haar gezin. Ze gaat brood bakken. Een tafereel dat in het oosten heel gewoon was, want daar gingen de moeders niet, zoals bij ons, dagelijks naar de supermarkt of naar de bakker om brood. Nee, daar werd door de moeder zelf iedere dag opnieuw het brood klaargemaakt.
In deze gelijkenis treedt een vrouw op de voorgrond. Een vrouw die bezig is om brood te bereiden. Dat is eigenlijk heel opmerkelijk, want het gebeurt in de gelijkenissen maar heel weinig dat een vrouw op de voorgrond treedt. Het gebeurt bijvoorbeeld ook in de gelijkenis van de verloren penning, maar verder kom je het niet veel tegen.
Wat wil de Heere Jezus met het beeld van deze vrouw uitbeelden? Dan denk ik toch even aan de gelijkenis van de verloren penning, waar de vrouw alles met bezemen ondersteboven keert om die ene penning te zoeken. Deze gelijkenis hoort bij twee andere gelijkenissen, en wel bij de gelijkenis van het verloren schaap, en bij die van de verloren zoon. In de eerste gelijkenis treedt een herder op de voorgrond, die de 99 schapen in de steek laat voor dat ene dwaalzieke schaap. Daar wijst de Heere Jezus op God de Zoon. Dat is de Heere Jezus, Die Zelf gezegd heeft: ‘Ik ben de Goede Herder en stel Mijn leven voor de schapen.’ De tweede gelijkenis wijst op de uitziende vader, op God de Vader en Zijn eenzijdige, onbevattelijke liefde van het Vaderhart. In de gelijkenis van de verloren penning treedt een vrouw op de voorgrond, die het huis met bezemen keert. In die gelijkenis wordt als het ware bijzonder gewezen op de Heilige Geest. De Heilige Geest brengt het verlorene terecht.
Als de Heere dan nu in de gelijkenis van de zuurdesem een vrouw tekent, gaan we niet te ver als we daarin eveneens het beeld zien van de Heilige Geest.
Wat doet de vrouw in deze gelijkenis? Deze vrouw neemt drie maten meel of deeg. Waar wijst dat op? Wel, drie maten deeg wijst op het menselijke leven. Dat was iedere dag nodig om het menselijke leven te onderhouden. Drie maten meel of drie maten deeg was in het oosten de gewone maat om brood te bakken, om een gezin in leven te houden. En daarom zijn drie maten meel of drie maten deeg hier het beeld van het menselijke leven.
Wat doet deze vrouw nog meer? Ze neemt ook een klompje zuurdeeg of zuurdesem. Wat is zuurdesem? Dat is zuur geworden deeg. U kunt zich voorstellen dat deze vrouw van een van de vorige keren wat deeg heeft overgehouden. Dat heeft ze bewaard, maar intussen is dat deeg zuur geworden. Want de vrouw weet: wil je luchtig en smakelijk brood bereiden, dan heb je dat zuurdeeg, die zuurdesem nodig. Die moet je mengen in het deeg. Als dat gebeurd is, zorgt de zuurdesem in het deeg ervoor dat het gaat rijzen. Zuurdesem heeft ongeveer dezelfde werking als gist. Zonder zuurdesem zul je platte, smakeloze, harde koeken krijgen. Dan wordt het geen smakelijk, luchtig brood.
Wat betekent de zuurdesem in deze gelijkenis? Het beeld van de zuurdesem kom je vaker tegen in de Bijbel. De ene keer in een ongunstige betekenis en een andere keer in een gunstige betekenis. Dat zien we vaker bij beelden in de Bijbel. Denkt u maar aan het beeld van de leeuw. Dat kan in een ongunstige betekenis gebruikt worden, bijvoorbeeld als de satan wordt voorgesteld als een briesende leeuw. Maar het beeld kan ook in gunstige betekenis gebruikt worden, want de Heere Jezus wordt de Leeuw uit Juda’s stam genoemd. En zo heeft ook zuurdesem een ongunstige maar ook een gunstige betekenis.
De zuurdesem komt in de Heilige Schrift vaak voor in een ongunstige betekenis. U weet het wel: als het Pascha gevierd werd, mocht er in het hele huis geen zuurdesem te vinden zijn. Dan mocht er zelfs niets gezuurd zijn in huis. De Heere Jezus heeft het begrip zuurdesem Zelf ook in negatieve zin gebruikt als Hij zegt: Wacht u van de zuurdesem van de farizeeën en sadduceeën (Matth. 16:6) Dat wil zeggen: wees op uw hoede voor de verkeerde leer van de farizeeën en sadduceeën, want die probeert als een slecht beginsel het hele volk te doortrekken. Ook Paulus gebruikt het woord in een negatieve betekenis: Zuivert dan de oude zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt (1 Kor. 5:7).
Dus we zien dat de Heilige Schrift zuurdesem vaak in een ongunstige betekenis gebruikt. Zuurdesem wordt dan gebruikt als beeld van de zonde, van de onreinheid, van de ongerechtigheid.
Maar, gemeente, in deze gelijkenis vergelijkt de Heere Jezus het Koninkrijk der hemelen met zuurdesem. U begrijpt dus wel dat de Heere Jezus het woord hier in gunstige zin bedoelt.
Waarvan is de zuurdesem hier een beeld? De zuurdesem ziet op de krachten in het Koninkrijk van God. Anders gezegd: de zuurdesem is het beeld van het Woord van God, van het Evangelie. Het is het beeld van de Heere Jezus als de grote inhoud van het Evangelie. Zo lezen we hier dat de Heere Jezus zegt: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zuurdesem. U kunt hier ook lezen: ‘Het Koninkrijk der hemelen is gelijk Christus.’ Jezus Christus kan inderdaad zeggen: ‘Het Koninkrijk der hemelen, dat ben Ik.’ Want in de Persoon van Jezus Christus is alles gegeven en daarin ligt alles begrepen.
Zo zien we hier de beelden in deze gelijkenis. De vrouw is het beeld van de Heilige Geest. Drie maten meel of deeg is het beeld van het menselijke leven. En dat klompje zuurdesem is het beeld van de krachten van het Koninkrijk van God, van het Woord van Jezus Christus.
Dan wordt de inhoud van onze eerste gedachte duidelijk: Het begin van het genadewerk. Een kind kan het begrijpen. Want in dat klompje zuurdeeg gaan verborgen krachten schuil. Als ik hier in mijn ene hand drie maten deeg heb, en in mijn andere hand een klompje zuurdesem, hoe kan dan die zuurdesem in het deeg zijn krachten laten gelden? Een kind begrijpt dat. De zuurdesem moet in het deeg gebracht worden. Komt die zuurdesem vanzelf in dat deeg? Nee, natuurlijk niet!
Wie brengt in deze gelijkenis dan de zuurdesem in het deeg? Dat doet de vrouw. Want als de zuurdesem niet in de drie maten deeg wordt gebracht, ligt dat deeg daar roerloos stil. En dan blijft het bovendien ook een smakeloos deeg.
Zo is het nu ook met u, met mij en met jullie, meisjes en jongens. Als de zuurdesem van het Woord, de zuurdesem van het Evangelie niet in de drie maten deeg van onze menselijke natuur wordt ingebracht, hoe is het dan met ons leven? Wel, dan liggen die drie maten deeg van ons menselijk leven roerloos. Dat is de stilte van de dood. O, het is waar, dan maak ik mij om van alles en nog wat druk, maar ik maak me niet druk over het ene nodige, namelijk dat ik een ziel heb voor de eeuwigheid die geborgen moet zijn voor Gods toorn. Bij alles wat belangrijk is in mijn leven, moet er eerst persoonlijk een antwoord komen op de vraag: ‘Mijn ziel, doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?’
Gemeente, als de zuurdesem van het Woord niet in de drie maten deeg van mijn menselijk leven is ingebracht, moet ik zeggen: De drie maten deeg zijn smakeloos. Mijn leven is dan smakeloos, roerloos, dood voor God.
Leg daar uw leven eens naast. Hebt u dat weleens beleden voor de Heere? Meisjes en jongens, hebben jullie dat weleens met verdriet voor God leren accepteren? Want dan horen we nu ook het wonder. Als deze vrouw de zuurdeeg brengt in de drie maten deeg, gaat de zuurdesem zijn werkingskracht bewijzen.
Zo is het ook met de Heilige Geest. Als de Heilige Geest, de Geest van de Heere Jezus Christus, de zuurdesem van het Woord brengt in de mens, in de drie maten deeg van uw leven, dan is het afgelopen met de roerloosheid van uw leven. Dan komt er een haasten en een spoeden om uws levens wil. Dan word ik gewaar dat ik een eeuwigheidsschepsel ben. Dan komt er een tijd in uw leven dat het Woord beslag gaat leggen op uw leven. Dan is het geen kwestie van redeneren, maar dan wordt u tot in het diepst van uw ziel gewaar dat het Woord een spreken van God is in uw leven.
Gemeente, is zo uw kerkgang al eens een keer veranderd? Want hoe vaak is het niet zo dat we naar de kerk gaan en naar de preek luisteren als een woordenstroom die we over onze hoofden heen laten gaan! Als we dan later iemand spreken en hij of zij vraagt of we wat aan de preek hadden, dan zeggen we: ‘O, wat was het ook al weer? Over welke tekst ging het ook al weer?’
Maar als de Heilige Geest de zuurdesem van het Woord indraagt in de drie maten deeg van mijn leven, dan wordt het Woord zó persoonlijk; daar gaat God door spreken. Dan hoor ik vanuit het Woord dat ik buiten God sta en tegen Hem gezondigd heb. Ik heb gedaan heb wat kwaad was in Zijn heilige ogen! Als de zuurdesem van het Woord in de menselijkheid van de drie maten deeg gebracht wordt, komt ook de liefde van God in uw leven. En door deze liefde komt er een droefheid in uw hart naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Nee, dan is God geen begrip meer, maar dan wordt Hij de waarachtig levende God.
Dan gebeuren er opmerkelijke dingen. Als u het Woord openslaat of u luistert naar een preek, dan zegt het Woord of de preek niet tegen u: ‘U bent zo’n beste man of een beste vrouw.’ Of: ‘Jij bent zo’n nette jongen of zo’n keurig meisje.’ Integendeel. Het Woord zet ons erbuiten, het veroordeelt ons. En toch – dat is het opmerkelijke – toch gaan we buigen. Dan gaan we daar ‘amen’ op zeggen. Dan worden in beginsel de bolwerken van vijandschap en verzet geslecht en we gaan voor de hoge God diep in het stof buigen.
Gemeente, is zo de zuurdesem al in de drie maten deeg van uw leven gebracht? Kent u dit? Meisjes en jongens, daar hoef je geen zestig of tachtig jaar voor te zijn, hoor. Dat kan ook als je jong bent en als je klein bent. Het kan ook gebeuren in de harten van kinderen. Gemeente, weten we ervan dat het Woord beslag gaat leggen op ons leven? Dan moet u zeggen: ‘Uw Woord kan, ofschoon ik alles mis, alleen mijn hart en zinnen strelen.’ Dan is de plaats waar het Woord gepredikt wordt, het meest dierbare plekje voor u.
Dat is nu het begin van het genadewerk. Het is nodig tot zaligheid dat de Heilige Geest de zuurdesem van het Woord indraagt in de drie maten deeg van ons menselijk bestaan. Dan worden we net als de drieduizend mensen op Pinksteren verslagen van hart.
We gaan naar onze tweede gedachte, de voortgang van het genadewerk. Maar eerst gaan we samen zingen uit Psalm 138 vers 3:
Dan zingen zij, in God verblijd,
Aan Hem gewijd,
Van ’s Heeren wegen;
Want groot is ’s Heeren heerlijkheid,
Zijn majesteit
Ten top gestegen;
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
Op hen het oog,
Die need’rig knielen;
Maar ziet van ver met gramschap aan
De ijd’le waan
Der trotse zielen.
2. De voortgang van dit genadewerk
We hebben gezien dat de zuurdesem in het deeg moet worden gebracht. Nu kan de vraag worden gesteld: Hoe komt het toch dat de zuurdesem in het deeg helemaal één wordt met het deeg? De zuurdesem en het deeg gaan immers helemaal in elkaar over! De zuurdesem en het deeg stoten elkaar niet af.
Ik gebruik een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Als u bijvoorbeeld deeg hebt en u mengt het met krenten en rozijnen, dan krijgt u een deeg, ja… met krenten en rozijnen! Dat deeg blijft deeg, en die krenten en rozijnen blijven krenten en rozijnen. Als het deeg tot brood gebakken is, hebt u een krentenbrood. De krenten en rozijnen zitten overal in het brood, maar ze hebben zich niet met elkaar vermengd. Ze zijn dus niet één met het deeg geworden.
Met de zuurdesem is dat echter heel anders. Zodra u de zuurdesem in het deeg brengt, hebben ze vat op elkaar. De zuurdesem en het deeg gaan in elkaar over. Hoe komt dat? Wel, die zuurdeeg is óók deeg. Het is alleen zuur geworden deeg. Laat ik het anders zeggen, en probeert u dat vast te houden in de preek: zuurdeeg en deeg zijn aan elkaar verwant. Daarom stoten ze elkaar niet af en gaan ze in elkaar over.
En nu de toepassing. De hemelse zuurdesem, het Woord van God, het Evangelie, Christus, past precies bij een arme verslagen zondaar. We zeggen het zo vaak: ‘Een rijke Christus en een arme zondaar horen bij elkaar.’ De hemelse Zuurdesem Christus past precies bij een arme, in zichzelf verslagen zondaar.
Dat is een van de diepe gedachten die in deze gelijkenis ligt opgesloten. Welke gedachte? De gedachte van de vleeswording van het Woord. Want de Heere Jezus Christus werd een Mens; en zo is Hij ons verwant geworden uit eeuwige liefde tot Zijn Vader. Hij is ons verwant geworden vanuit eeuwige liefde tot Zijn Kerk. Jezus Christus heeft de Zuurdesem willen worden. Hij wilde aan ons verwant worden, en daarom heeft Hij vlees en bloed aangenomen uit de maagd Maria en is Hij de mensen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde.
Van de drie maten deeg van ons leven geldt dat ze smakeloos zijn voor God. Maar nu wilde deze Christus de Zuurdesem worden, opdat Hij de drie maten deeg van het leven van de Zijnen zou gaan doortrékken. Daardoor krijgen ze een rechte smaak en geur voor God. De Heere Jezus werd die Zuurdesem, toen Hij in de kribbe van Bethlehem lag, in Zijn diepe vernedering, toen Hij daar hing aan het vloekhout des kruises om de vloek van de wet te betalen en de toorn van God en de gerechtigheid van God te voldoen. Hij was die Zuurdesem, toen Hij opstond uit de dood, en toen de kluisters van het graf Hem niet konden houden.
Christus is ons verwant geworden. En omdat Hij ons zo verwant is geworden, is Hij zo’n gepaste Zaligmaker voor Zijn Kerk. Zit hier in de kerk een man of vrouw, een jongen of meisje, die bij het ontdekkende licht van de Heilige Geest zichzelf heeft leren kennen? Ziet u uzelf als een zondaar in de spiegel van Gods wet? Dan ziet u dat u tegen al de geboden Gods gezondigd hebt. Dan ervaart u met smart dat u een grote schuld hebt voor God.
Als dat zo is, zou ik aan u willen vragen: Waar bent u nu mee geholpen? Zeg het eens eerlijk. Waar bent u mee geholpen?
Als iemand bedroefd is over zijn zonden, omdat hij God beledigd heeft en niet meer weet hoe de gemeenschap met God hersteld zal worden, helpt het dan als u zegt dat al de schatten van de wereld voor hem klaar liggen? Is het dan opgelost? Nee, dan schudt zo iemand het hoofd en zegt: ‘Nee, mijn schuld moet worden betaald. Ik moet met God worden verzoend. En hoe moet dat nou?’
Gemeente, als zo’n verslagen zondaar oog krijgt voor de Zuurdesem, de Heere Jezus Christus, Die uit onuitsprekelijke liefde ons verwant is geworden, dan zeggen we: ‘Dat past nu precies!’ Mag u het weten: in Hem is het leven en bij mij is de dood? Dan komt er een lied op de lippen: In Hem is de gerechtigheid en bij mij is de schuld. In deze Zuurdesem, de Heere Jezus Christus, is de heiligheid en bij mij is de verdorvenheid. In Hem is de wijsheid en bij mij is de dwaasheid.
Weet u hoe het dan in uw hart komt te liggen? Dan wilt u uw hele leven lang Hem, die hemelse Zuurdesem Jezus Christus, wel naschreien, opdat Hij Zijn werkingskracht in uw hart en in uw leven wil bewijzen. Zijn uw ogen daar weleens voor opengegaan?
We gaan verder. Aan die drie maten deeg van ons leven hangt een bepaalde geur. Wanneer we er erg in krijgen hoe vuil en onwelriekend wij zijn tegenover God, dan gaat het hoofd naar beneden. Dan moet u zeggen: ‘Wat heb ik eigenlijk veel praatjes gehad.’ Dan hebt u niet zoveel praatjes meer. Dan bent u een stank in de neusgaten van God. Wat doen wij met iets wat stinkt? We knijpen onze neus dicht en zeggen: ‘Bah, dat stinkt! Weg ermee!’
Dan wordt het zo’n wonder dat de Heere dit nog niet met ons gedaan heeft. Dan wordt het een wonder dat Hij mij nog niet heeft weggeslagen van voor Zijn aangezicht.
Maar aan de hemelse Zuurdesem, Jezus Christus, hangt ook een geur. En weet u welke geur dat is? Dat is de geur van de eeuwige liefde Gods. De geur van de eeuwige liefde dat God naar Zijn welbehagen, naar Zijn onbegrijpelijke en onbevattelijke liefde, heeft gewild dat ondanks de diepte van Adams val verloren zondaren zalig zouden worden. Daartoe heeft Hij een weg uitgedacht, en deze is in Jezus Christus geopenbaard.
Inderdaad, dan hangt er aan de Zuurdesem Christus de geur van de eeuwige liefde van God en dan ga ik stamelen: ‘Heere, wat heeft U toch bewogen? Hoe is het toch mogelijk?’
Er is niet alleen de geur van Zijn eeuwige liefde, maar aan de Zuurdesem Christus hangt ook de geur van Zijn bloed. Deze geur van Zijn bloed is zondebedekkend en schuldvergevend. Deze geur van Jezus’ bloed is levensvernieuwend en spreekt betere dingen dan het bloed van Abel. Dat bloed spreekt van verzoening.
Aan de Zuurdesem Christus hangt ook de geur van de vrede met God. Dat is de vrede die alle verstand te boven gaat, en die hart en zinnen bewaart in Jezus Christus. Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus (Rom. 5:1). Daar is de vrouw uit onze gelijkenis, de Heilige Geest, ten volle bij betrokken.
Als de hemelse Zuurdesem, Jezus Christus, Zijn werkingskracht gaat bewijzen in de drie maten deeg van de zondaar, dan gaat de geur van Jezus Christus de stank verdrijven die aan de drie maten deel van mijn leven hangt.
In het natuurlijke leven werkt de zuurdesem in op het deeg. De desem rust niet totdat het zijn werkingskracht in alle delen van het deeg heeft gedaan. Zo is het ook met de hemelse Zuurdesem Christus. Hij rust niet voordat Hij helemaal één is geworden met de drie maten deeg van het leven van Zijn kinderen. Hij rust niet voordat Hij dat helemaal heeft doorzuurd en Zijn werkingskracht in al de delen van hun leven heeft uitgewerkt.
Dan hoort u de vrucht daarvan in het leven van Paulus, die zegt: ‘Door mijn ik is een streep gezet. Niet meer ik, maar Christus leeft in mij. En wat ik nu leef, dat leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die Zich voor mij heeft overgegeven.’
De zuurdesem gaat door naar alle delen van het deeg.
Maar om de zuurdesem in alle delen van het deeg zijn werkingskracht te laten doen, moet de vrouw uit de gelijkenis het deeg gaan kneden. Dat betekent niet zomaar een beetje in dat deeg knijpen. Nee, als deeg echt gekneed wordt, moet er op geslagen worden. Dan moet eraan geschud worden, er moet aan getrokken worden en het moet weer in elkaar geslagen worden, want de zuurdesem moet erin. In de gelijkenis is dat kneden het werk van de vrouw.
En zo is het nu ook met het werk van de Heilige Geest. Het is Zijn werk om de hemelse Zuurdesem Christus als het ware door mijn leven heen te kneden. Dan gaat Christus in mijn leven zijn werkingskracht bewijzen en dan wordt Zijn overstromend leven in mij overgebracht door de Heilige Geest. We lezen dat Christus zo teer spreekt over de vereniging met Zijn bruid: ‘Vlees van Mijn vlees en been van Mijn gebeente.’
Dat is de ene kant: Christus wil helemaal één worden met de drie maten deeg in het leven van de Zijnen. En aan de andere kant: de drie maten deeg van het leven van de Zijnen gaan nu Christus, als de hemelse Zuurdesem, aannemen in de oefening van het geschonken geloof. Ze nemen de Zuurdesem Christus aan tot rechtvaardigmaking, dat is: tot vergeving van de zonden. Ze nemen Christus door het geloof aan tot heiligmaking, dat is: tot uitdelging van de smet van de zonde.
Weet u wat er altijd openbaar komt als de Heere ons zo gaat kneden? Dan komt die andere zuurdesem weer naar voren. Weet u welke? De zuurdesem waar we in het begin over gesproken hebben, die in ongunstige zin zijn werk doet. Dat is de zuurdesem van de zonde en de boosheid in mijn leven. Dat is de desem van de ongerechtigheid in mijn hart, die zich verzet tegen de geldingskracht van de hemelse Zuurdesem, Jezus Christus.
Wat is het gelukkig, als dit proces tóch doorgaat. Ik word als een vijand in mezelf uitgeschud, maar het proces gaat tóch door. Want de Heere Jezus zegt in deze gelijkenis: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was.
Onze laatste gedachte: De voleindiging van dit genadewerk. Maar we zingen eerst Psalm 138 vers 4:
Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven;
Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De Heer’ is zo getrouw als sterk;
Hij zal Zijn werk
Voor mij volenden;
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand zenden.
3. De voleindiging van dit genadewerk
Totdat het geheel gezuurd was. We weten allemaal dat als wij zuurdesem in deeg inbrengen, we nooit kunnen zeggen: ‘Die zuurdesem moet maar de helft of driekwart van het deeg doorzuren.’ Dat gaat niet. Als die zuurdesem eenmaal erin gebracht is, krijg je hem er niet meer uit. Dan werkt die door totdat het hele deeg doorzuurd is. Wat betekent dit beeld in deze gelijkenis?
Dat betekent dat wat God begonnen is, Hij dat zal voleindigen tot op de dag van Jezus Christus.
Nu kan het zijn dat er een man of een vrouw in de kerk zit, die zegt: ‘Is dat zo? U weet niet hoe ik in de kerk zit. En de mensen die voor en achter mij zitten, weten ook niet hoe het vanbinnen is.’ Hoe is het dan bij u vanbinnen? U zegt: ‘Het begin van de preek kon ik nog wel volgen. Daar kon ik nog wel in mee, en ook in de voortgang kon ik wel mee, al was het dan aarzelend. Maar als ik naar mijn leven kijk, zie ik er niets in van de doorwerking.’
Is het zo in uw leven? Dat kan ik begrijpen. Maar weet u wat we dan niet moeten vergeten? Zet u daar maar een streep onder in uw Bijbel: Er staat van deze vrouw dat zij de zuurdesem verborg in het deeg. Dat wil zeggen dat die zuurdesem verborgen, onnaspeurlijke wegen gaat.
Hoe gaat dat bij zuurdesem? Ik sprak pas iemand die als hobby zelf brood bakt, niet met gist maar ook met echt zuurdesem. Hij vertelde mij dat er een groot verschil is met gist. Want als je gist in beslag doet, gaat dat beslag heel erg snel rijzen. En geef je daar een klap op, dan zakt het ontzettend snel in elkaar. Maar sta je bij een deeg met zuurdesem, dan zie je dat deeg heel erg langzaam rijzen. Soms kom je na een paar uur kijken en dan zeg je: ‘Ja, ik weet zeker dat ik er zuurdesem ingedaan heb, maar ik zie er helemaal niets van.’ Het gaat zo langzaam dat het lijkt alsof er niets in zit. Pas na een lange tijd gaat het rijzen.
En dan kijk ik weer even naar gist. We zeggen weleens: ‘Je hebt gist in je schoenen’, maar dat betekent dan in geestelijke zin: mensen lijken heel vlug vooruit te gaan in geestelijke zaken, maar het zakt soms als een plumpudding in elkaar.
Maar nu de zuurdesem. Dat gaat rijzen, heel langzaam, verschrikkelijk langzaam, maar geef je dan een flinke klap op dat deeg en nog eens een klap, dan gaat dat deeg toch weer omhoog.
Gemeente, wat een les voor het geestelijke leven. Want dan kom ik terug op de vraag van die man of vrouw, die jongen of dat meisje die zegt: ‘Als ik op mijn leven terugzie, dan klopt er helemaal niets van. Kan dat wel met genade samengaan? Ik merk niets van de doorwerking.’ Maar lees nu eens goed; er staat: En verborg. De zuurdesem gaat zijn verborgen, onnaspeurlijke weg. En weet u hoe het dan kan zijn in uw leven? Dan kunt u in de kerk duizend keer hebben gehoord hoe God Zijn volk bekeert en wat de weg van de waarachtige bekering is. Dan kunt u duizend keer hebben gehoord dat er niets van mij bij kan en dat het niet zo is dat u steeds een beetje hoger komt, zodat u op den duur op de top van de Mount Everest zit. Dat weten we dan verstandelijk wel, maar als het gaat om de beleving van deze zaak, gaat het anders dan ik gedacht en verwacht had.
Het gaat vaak langs verborgen, onnaspeurlijke wegen. Dat heeft de Heere Jezus ook gezegd. Dan wordt u afgebroken in uzelf, want het tarwegraan moet sterven. Dat is de werkingskracht van de zuurdesem. Afgebroken worden, minder in uzelf. Opdat de Heere Jezus meer en meer gestalte in u krijgt.
Dat verborgen en onnaspeurlijke werk kunt u niet altijd voor uzelf op een rijtje krijgen. Dat kon Johannes de Doper ook niet toen hij in de gevangenis zat. Hij meende het, toen hij zei: Hij moet wassen, maar ik minder worden (Joh. 3:30). Maar toen de praktijk kwam, werd het zo anders. Wat kan alles dan ondersteboven komen te liggen; begrijpt u dat?
Als de zuurdesem van het Woord zijn kracht mag hebben in uw leven en als u door de trekkende liefde van God door alle bezwaren heen getrokken wordt, als u dan in de kerk komt en er wat van mag meenemen, dan denkt u toch: ‘We gaan van kracht tot kracht steeds voort. Het gaat de goede kant op. Ik word steeds een beetje meer bekeerd.’
Maar pas op… er kan een tijd komen dat u nergens meer bij kunt en u overal buiten komt te staan. Dat is een weg opdat Jezus, in Wie alle heil en zaligheid is voor verloren zondaren, gestalte mag verkrijgen in mijn leven.
In de voortgang van het genadewerk gaat de Heere langs wegen die wij niet hebben geweten of niet hebben gekend. Maar als het gaat om de voleindiging van het genadewerk in het persoonlijke leven, maar ook in het geheel van Gods Koninkrijk, dan gaat het door, hoor! Het gaat naar de volkómen doorzuring.
Ja, maar hoe werkt dat dan door? Spectaculair, geweldige stukken in de krant en voorpaginawerk? Nou, denkt u dat maar niet, hoor! Het gaat in stilte, maar het gaat wél door. En uiteindelijk zal het zijn: ‘Het Koninkrijk is des Heeren en het welbehagen des Heeren zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan.’ De Zuurdesem Christus werkt door. Hij zal doorgaan van geslacht tot geslacht.
Maar nu persoonlijk. Die Zuurdesem Jezus Christus kan ook doorwerken buiten u, buiten mij, buiten jullie en zonder u of mij of jou. Daar moeten we onze gedachten eens over laten gaan. Dat is ontzettend. Want de zuurdesem van het Woord werkt door. Maar als hij dan buiten onze zonden doorwerkt, wat zal dat vreselijk wezen.
Kom, gemeente, heeft u ook van kinds af aan het Woord gehoord? Hebt u altijd gehoord en bent u er altijd in onderwezen dat er twee wegen zijn? Dat er drie stukken zijn die nodig zijn te weten opdat een verloren zondaar zijn behoud alleen in Christus zal zoeken? U weet het zo goed. En als de ouderlingen op huisbezoek komen, kunt u vertellen hoe het allemaal moet. Maar heeft de zuurdesem nog nooit kracht gedaan in uw leven? Dat is wat! Het zou ons moeten aangrijpen. Buig toch uw knieën, want de Heilige Geest wil er voor zorgen dat de zuurdesem van het Woord zijn werkingskracht bewijst.
En meisjes en jongens, jullie leven ook toe naar de eeuwigheid. Dat je daar nu eens de waarheid van voelt. Ik heb je verteld dat de Geest nog steeds werkt. Ik zou zeggen, meisjes en jongens, als je straks naar huis gaat, neem je Bijbel dan mee naar je kamer, en leg je vinger bij deze gelijkenis. Zeg dan maar: ‘Heere, we hebben gehoord dat U met Uw genade kracht wilt en kunt uitoefenen.’ Wijs dan maar eens op dat Woord, maar wijs ook eens op je gedoopte voorhoofd en zeg: ‘Heere, hier staat toch geschreven dat U het niet alleen doen kúnt, maar dat U het ook doen wílt. Heere, doe het ook bij mij!’ Want, meisjes en jongens, Hij heeft het Zelf beloofd: ‘Wie Mij nederig valt te voet, zal van Mij Mijn wegen leren.’
En kinderen des Heeren, het doorzuringsproces gaat door. Wel anders dan we aanvankelijk hebben gedacht. Maar het gaat erom dat de hemelse zuurdesem ons helemaal doortrekt. Ik heb u ook gepreekt dat de oude zuurdesem van de zonde zich altijd blijft verzetten tegen de werkingskracht van het hemelse Zuurdeeg, Christus. Maar er komt een ogenblik dat God zal proeven van het deeg van het leven van de Zijnen. Hier is het zo vaak de oude mens die opwoelt tegen de nieuwe mens. Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij. Maar dan zal er toch een ogenblik komen dat God zal proeven van het zuurdeeg van het leven van de Zijnen. En dan zal het smaken naar de Zuurdesem Christus. Want dan zal Christus alles zijn en in allen, en Hij zal ontvangen alle lof en dankzegging tot in eeuwigheid.
Amen.
Slotzang: Gebed des Heeren: 3
Uw koninkrijk koom’ toch, o Heer’!
Ai, werp de troon des satans neer;
Regeer ons door Uw Geest en Woord;
Uw lof word’ eens alom gehoord,
En d’ aarde met Uw vrees vervuld,
Totdat G’ Uw rijk volmaken zult.