Ds. A.T. Vergunst - 1 Korinthe 13
Liefde
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 113: 3, 4 | |
Lezen : | 1 Korinthe 13 | |
Zingen : | Psalm 45: 1, 2 | |
Zingen : | Psalm 25: 3, 6 | |
Zingen : | Psalm 133: 1, 2, 3 |
Gemeente, de preek gaat over het thema liefde. Als ik stel: ‘Er is niets belangrijker dan liefde’, dan echo ik een waarheid die God Zelf zegt. Het hoofdstuk dat we lazen eindigt met de woorden: Doch de meeste van deze is liefde.
Liefde is een taal die iedereen kan begrijpen. De liefdestaal gaat dwars over alle taalbarrières. Een kind, een volwassene, waar je ze ook maar tegenkomt, kan de taal van de liefde begrijpen.
Ik heb eens gelezen van McCheyne dat hij één avond of één nacht in een motel in Egypte was. Hij kende geen Egyptisch, maar het verhaal gaat dat de werkster in dat motel zag hoe hij sprak en met anderen omging. Ze zag in hem iets dat haar raakte. Wat denkt u wat dat was? Ongetwijfeld was het de liefde van Christus die zó uit McCheyne stroomde, zonder dat er een taal gesproken werd.
Liefde. Het is niet alleen een taal die iedereen begrijpt, maar ook iets wat iedereen nodig heeft.
Als we proberen liefde een definitie te geven, dan denken wij meestal aan gevoel. Maar liefde is een dáád, het is dóén, veel meer dan het gevoel. We leven in een tijd waarin veel over liefde wordt gezongen en gesproken, maar dan ligt meestal de nadruk op het gevoel. Dat liefde een daad is, kan ik u bewijzen uit de meest bekende tekst: Want alzo lief heeft God de wereld gehad… (Joh. 3:16) God deed iets heel groots: Hij gaf Zijn Zoon. Dát is liefde; liefde is een daad.
En om dat nog eens te onderstrepen: wij kunnen geen bevel geven aan iemand om iets te voelen, maar wel om iets te doen. En als Jezus zegt: Hebt uw vijanden lief (Matth. 5:44), dan zegt de Heere niet: ‘Heb warme gevoelens voor je vijand’, want die heeft niemand en die kun je ook niet bevelen. Maar de Heere beveelt in die woorden: ‘Doe datgene wat liefde doet en vraagt, zelfs voor je vijanden.’
Waar we ook in de Bijbel bladeren komen we het thema ‘liefde’ tegen. Letterlijk meer dan duizend keer in de Bijbel wordt het woord ‘liefde’ gebruikt in verschillende vormen, en daarnaast vinden we in de Bijbel honderden voorbeelden van liefde. Jonathan Edwards, iemand die veel in de Bijbel studeerde, schreef eens: ‘Liefde wordt in Gods heilig Woord méé benadrukt dan enige andere karaktertrek.’ En dat heeft natuurlijk alles te maken met één feit. En wat is dat feit? God is liefde. En daarom is Zijn Woord vol van dit onderwerp: de liefde.
De Heere Jezus heeft uw, jouw en mijn levensdoel samengevat in één woord: Heb God lief boven alles en heb je naaste lief als jezelf. De Heere voegt daaraan toe dat dit de samenvatting is van alles wat de wet en de profeten leerden. Hij stond natuurlijk vóór de tijd van het Nieuwe Testament, dus Hij had er bij kunnen zeggen: ‘...en van alles wat het Nieuwe Testament ook zegt.’ De samenvatting van die hele boodschap is: liefde.
De Heere Jezus heeft heel veel over liefde gepreekt. In de laatste uren van Zijn leven heeft Hij Johannes 13 tot 17 gesproken. Drie en dertig keer spreekt Jezus in die laatste woorden over liefde. Hoe vaak lezen we over zulke dingen heen! Liefde is dus een zeer belangrijk thema in de Schrift.
En waarom is dit schriftuurlijke onderwerp nu voor u en voor mij zó belangrijk? Wel, ik heb een aantal redenen, voordat we naar het teksthoofdstuk gaan.
Ten eerste, gemeente, vergeet de christelijke kerk teveel dat de uitdrukking of uitleving van liefde een kracht is die God vaak gebruikt om mensen te bekeren. In het Engels is er een spreekwoord: ‘The law convicts (de wet overtuigt), but the gospel converts (het evangelie bekeert).’ Het evangelie is de boodschap van het onbegrijpelijke liefdesoffer dat God Zijn Zoon niet spaarde, maar in deze goddeloze wereld voor goddeloze vijanden gegeven heeft! Díe evangelieboodschap is de kracht Gods, zegt Paulus in Romeinen 1 vers 17. Als die boodschap mag worden gekend en in het geloof omhelsd, dan gaan mensen veranderen. Nog rijker is als Gods Kerk de boodschap daadwerkelijk handen en voeten geeft.
Teveel vergeten wij – en met ‘wij’ bedoel ik hier juist ook Gods kinderen, die iets van deze liefde persoonlijk hebben leren ervaren – teveel vergeten wij hoe belangrijk de liefde tot God en de medemens is. En er is niets erger dan wanneer een christelijke kerk de liefde verliest.
U hebt het misschien wel gelezen van de eerste christenen die de wereld introkken. Het Romeinse rijk was precies hetzelfde als Nederland vandaag, vol van geweld, van de verbreking van huwelijken en van al die dingen die wij vandaag om ons heen zien. In vele opzichten eenzelfde maatschappij zoals die waarin wij vandaag leven, hoewel onze samenleving duidelijk postchristelijk is. Dus wij leven onder het oordeel van Gods verwerping omdat wij Hem verworpen hebben.
Maar toch, die eerste christenen, dat waren mannen en vrouwen en ook jonge mensen die bruisten in de liefde. Die trokken de aandacht door wat ze deden en hoe ze liefhadden. En zij trokken de aandacht van hun buren en hun vijanden, juist door die christelijke liefde. Want christelijke liefde werkt als een magneet.
Ik zei al eerder: die taal verstaat iedereen. U ziet het zelf in het leven en het werk van de Heere Jezus; de tollenaren en de zondaren kwamen naar de Heere Jezus toe. Gods Geest gebruikte juist de liefde die Christus verbeeldde in Zijn prediking, in Zijn doen en Zijn laten, om die mensen over de drempel te trekken! Want die hadden een drempel over te gaan, want die tollenaren en die zondaren waren allemaal Joden die de verkeerde weg opgegaan waren. Die hadden dus de kerk verlaten, waren de wereld ingegaan, hadden met de vijand geheuld. En o, wat is het dan moeilijk voor zulke afgedwaalde schapen – want dat waren ze toch? – om terug te keren.
Maar er was iets in de manier, in het gezicht, in de ogen en de woorden van de Heere Jezus, dat hen tot Hem trok. Hij ontving ze, Hij at met hen, Hij liet hun de vriendelijke liefde zien waarmee Hij diende en sprak, hoewel zij zo verkeerd geleefd hadden of misschien nog leefden. Ja, zij voelden zich welkom, hoewel deze Jezus de wet hield als geen ander. Want nooit heeft Hij Gods wet krachteloos gemaakt met het aan te passen aan de tijd.
De Bijbel geeft heel duidelijk, praktisch onderwijs over de liefde. Ik zal een aantal teksten voorlezen.
Efeze 5 vers 1 en 2: Zijt dan navolgers Gods, als geliefde kinderen. Hier spreekt de Heere tot Zijn kinderen. En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekende reuk.
En 1 Johannes 3 vers 16, waar Johannes schrijft: Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen.
In Johannes 13 vers 34 zegt de Heere Jezus, voordat Hij de aarde verliet en Zijn discipelen achterliet: Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt.
Hoe staan wij, refomensen, bekend in Nederland? Staan wij bekend als mensen die liefde uitstralen, naar elkaar en naar hen die buiten zijn? Staan we zo bekend? Dat verwacht de Heere Jezus toch? En hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander (Joh. 13:35).
Als er echte liefde is, gemeente, dan gaat dat ook naar buiten toe uitstralen. En dat is het nieuwe van dit gebod. Het is geen nieuw gebod om elkaar lief te hebben, want het gebod was al onder het Oude Testament gegeven. Maar het nieuwe was dat de Heere Jezus niet zegt: ‘Heb die ander lief zoals je jezelf lief hebt.’ Hij zegt: ‘Heb elkaar lief zoals Ik u liefgehad heb.’ Dat gaat heel wat verder.
Voordat we nu iets dieper kijken in onze tekst, eerst nog deze vraag: Wat is de verhouding tussen de liefde en de waarheid? Daar heb ik over lopen denken. Misschien is dit beeld wel een antwoord. Liefde is als het lichaam, en waarheid is als de botten van het lichaam. Je hebt botten nodig. Ik heb ze nodig om te staan en stevigheid te hebben. Maar u ziet mijn botten niet. U voelt mijn lichaam, u ziet mijn ogen, u voelt iets van de warmte van liefde – hoop ik – als u met mij omgaat. Ziet u, dat is nu de relatie tussen de waarheid en de liefde. Als we niet stevig staan op al Gods waarheden, dan gaat het ook met de liefde verkeerd. Liefde betekent niet dat alles mag en kan als het maar in liefde wordt gedaan. Zulke liefde zakt in elkaar als een geleipudding of als een lichaam zonder botten.
Maar als we nu de waarheid hebben zonder de liefde, wat hebben we dan? Dan kunnen we de beste oude en goede waarheid hebben, maar hebben we geen liefde, wat heb je dan? Dan hebben we een dood en koud geraamte, en dat is niet aantrekkelijk. Een en ander is goed samengevat in een oud spreekwoord: ‘Liefde zonder waarheid is krachteloos; waarheid zonder liefde is meedogenloos.’
En daarom onderstreepte de Heere Jezus het: Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander (Joh. 13:35). En het is uiterst belangrijk dat wij doordrongen zijn van de belangrijkheid van de liefde.
Mag ik u eens meenemen naar Openbaring 2? Aan het eind van de eerste eeuw, de kerk is dan vijftig à zestig jaar oud, heeft de Heere Jezus kerkvisitatie gedaan in de zeven gemeenten. Hij keek niet naar het kerkgebouw. Hij keek niet naar de grootte van de gemeente. Maar Hij zag de werken en activiteiten, want Hij schreef: Ik weet uw werken (vers 2). Ik ken uw arbeid, hoe druk en hoe hard u werkt, juist ook voor de kerk; en Ik ken uw lijdzaamheid, uw geduld; en Ik zie dat u de valse leraren niet kunt verdragen; u hebt om Mijns Naams wil hard gearbeid. Nou, dat is toch een prachtig kerkvisitatierapport? Maar één ding voelde de Heere van de kerk dat werd gemist: Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten (vers 4).
Dat voelde de Heere. Hij zegt niet: ‘Ik zie geen liefde’, maar: ‘Ik mis die eerste liefde.’ Dat is die eerste liefde, dat is die warmte en ijver, dat is de echtheid van de liefde die overal en in alles werd gevoeld. Dat bracht een glans, een frisheid in hun gemeenteleven, in hun persoonlijk leven. Maar het bracht ook iets van die uitstraling naar die verloren wereld in Efeze.
Nu was het kerkelijk leven een routine geworden. Het ging allemaal heel goed volgens de regels. Hij zag niets verkeerds. Ieder deed zijn taak, ze kwamen trouw naar de kerk, maar toch... je voelt het, hè? Die eerste liefde, tot God of de medemens of allebei, was er niet meer. En wat zou de Heere in Zijn rapport over onze gemeente schrijven?
De inleiding op onze tekst, 1 Korinthe 13, is ongebruikelijk lang. Maar ik probeer daarmee het thema in de context te zetten.
Even iets over 1 Korinthe 13. Hier lezen we de rijkste uitwerking of definiëring van wat liefde is. Dit hoofdstuk is niet geschreven voor een huwelijksdag, maar voor een onvolwassen kerk in Korinthe. U weet wel hoe uw kinderen soms met elkaar omgaan. Het zal wel hetzelfde zijn als met mijn kinderen. Dat zijn niet altijd zulke aardige kinderen zoals je ze op de foto ziet.
Zo ook in de gemeente Korinthe. Het was een nog heel onvolwassen kerkelijke gemeente. Ze waren verdeeld in bijna alle opzichten: in hun theologie, in hun praktijk van het christelijke leven, in hun gebruiken, en zelfs in het Avondmaal. Er was jaloezie, afgunst en zelfzucht. Ze waren zo intens bezig om hun eigen zuil vast te houden, dat ze vergaten dat Jezus had gezegd: Dat gij elkaar liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb (Joh. 15:12).
Er was dus niet veel van die liefdegeur van Jezus Christus te ruiken. Zelfs de avondmaalsbediening was een afgrijselijk tafereel. U kunt het zelf lezen in 1 Korinthe 11. En aan hen schrijft de apostel dit hoofdstuk, naar zo’n kerk.
Toch begon Paulus deze brief met de Heere te danken: Ik dank mijn God allen tijd over u vanwege de genade Gods, die u gegeven is in Christus Jezus (1 Kor. 1:4). Want door al het donkere zag hij toch het werk van God. Wat kunnen we toch veel van Paulus leren. In plaats van deze mensen af te schrijven als onbekeerd, ziet Paulus toch Gods werk. Maar hij herkent ook dat zijn broeders en zusters in Korinthe nog zóveel te groeien hebben naar het beeld van Christus.
1 Korinthe 13 begint met het belang van liefde te onderstrepen. Zonder liefde kunnen we allerlei gaven hebben in beeldende spraak, in theologisch diepe inzichten, in geloof, in royaal geven, zelfs je eigen leven, maar toch is dat alles niets meer dan nul.
In de ware godsdienst geldt eigenlijk maar één ding: liefde; ware, Goddelijke, christelijke liefde. Als dat gemist wordt in onze gemeente, dan hebben heel veel verloren, hoewel we al de geloofsgeschriften en oude waarheden omhelzen.
U weet zelf wel dat wij in deze maatschappij héél veel zeggingskracht hebben verloren. De wereld lacht een beetje meewarig over ons: ‘Ach, die mensjes, die geloven nog in die fabels van de Bijbel. Ach, die mensjes, die zijn helemaal verdwaasd door wat ze hebben geleerd uit die Bijbel. Daar zijn wij vrij van, daar staan we boven.’
De wereld begrijpt ons niet. Maar weet je welke taal ze wel begrijpen? De taal van de liefde. Dat is een wapen waar ze respect voor hebben. Dat trekt hun aandacht, net als een lichtje in een donkere nacht.
Paulus spreekt hier over liefde die hij niet beschrijft in woorden van gevóél, maar in woorden van dáden. Vijftien keer in het Grieks beschrijft deze apostel liefde met een werkwoord. En daarmee zegt de Heilige Geest: Liefde, mijn vrienden, is niet de juiste gevoelens hebben, maar het is de juiste daden doen, het is de juiste persoon zijn.
Het is het uitleven en uitdragen in het doen en laten. Dát is de liefde. Het geheim van de liefde is eerst de daad van de liefde doen. Weet u wat er gebeurt als wij liefde doen? Dan gaat u ook liefde voelen. Dat is het geheim van de liefde.
Een jonge christin in Oost-Europa ondervond dit geheim. Ze was voor haar geloof in de Heere Jezus in de gevangenis opgesloten. Vóór haar gevangenneming had ze heel veel van de Bijbel uit haar hoofd geleerd. Geen gek idee! Want ze dacht: Eenmaal zal ik misschien in de gevangenis komen zonder mijn Bijbeltje. En ze had hele hoofdstukken uit haar hoofd geleerd.
De dag kwam dat zij gevangengenomen werd. Maar na een aantal dagen merkte zij dat zij zich niet één tekst meer kon herinneren, niet één tekst. En het ging helemaal niet goed met haar geestelijk leven in die gevangenis en ze boog haar knieën en ze smeekte: ‘O Heere, zou U me nog eens één tekst willen teruggeven?’
En ze stond op van haar knieën en God bracht dit woord terug in haar geheugen: Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen (Matth. 5:44).
En ze schrijft heel eerlijk: ‘Ik ging op mijn knieën en ik zei: Heere, kon U me nou geen andere tekst geven?’ Ze kreeg geen andere. En toen voelde ze: die bewaker die elke ochtend de deur opendoet om het eten naar binnen te gooien, heb ik hem weleens de liefde laten zien? En ze boog haar knieën weer en ze vroeg vergeving: ‘Heere, vergeef mij dat ik die man niet heb liefgehad zoals U mij dat hebt bevolen. Helpt U mij morgenochtend hem met liefde te begroeten.’
En dat deed ze, hoewel ze het niet voelde. Ze gehoorzaamde. En ze beschrijft dan in dat boek wat er in haar hart gebeurde toen ze die man, die haar het leven zo zuur maakte, met liefde begroette. Opeens kwamen ook al die andere teksten terug, maar er kwam ook een heel ander gevoel voor die arme man in haar hart.
Als we die liefde, die Paulus hier beschrijft, doordenken, dan komt bij mij het portret van de Heere Jezus naar voren. Lees dit hoofdstuk nog eens en probeer elk werkwoord van de liefde eens door te trekken naar de Heere Jezus. Dan zult u dit hoofdstuk pas gaan begrijpen. Dan zult u pas gaan zien wat Paulus hier bedoelt met dit diepe portret van liefde.
En, gemeente, hoe kunnen wij nu deze liefde in al de diepte, breedte, lengte en hoogte uitbeelden? Nou, dat is onmogelijk van onszelf. We zullen er nog eens verder over denken nadat we samen hebben gezongen uit Psalm 25 vers 3 en 6:
Denk aan ’t Vaderlijk meêdogen,
Heer’, waarop ik biddend pleit;
Milde handen, vriend’lijk’ ogen
Zijn bij U van eeuwigheid.
Sla de zonden nimmer gâ,
Die mijn jonkheid heeft bedreven;
Denk aan mij toch in genâ,
Om Uw goedheid eer te geven.
Wie heeft lust de Heer’ te vrezen,
’t Allerhoogst en eeuwig goed?
God zal Zelf zijn Leidsman wezen;
Leren hoe hij wand’len moet.
’t Goed dat nimmermeer vergaat,
Zal hij ongestoord verwerven,
En zijn Godgeheiligd zaad
Zal ’t gezegend aardrijk erven.
Ik wil in het tweede gedeelte van onze preek één van deze karakteristieken van liefde naar voren halen. In vers 4 lezen we: De liefde is goedertieren. In het Engels staat er: ‘Love is kind.’ Vertaald zou dat betekenen: liefde is vriendelijk. Goedertieren betekent dus vriendelijk. Laten we dat nu samen in twee gedachten doordenken:
1. God is vriendelijk
2. God beveelt Zijn Kerk vriendelijk te zijn
God is vriendelijk. We zongen het net: Uw vriendelijke ogen. God is vriendelijk, gemeente. Paulus schrijft ervan in zijn brief aan Titus. Ik lees het even voor, hoofdstuk 3 vers 3: Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde en elkander hatende.
En dan in vers 4: Maar wanneer de goedertierenheid (de kindness, de vriendelijkheid) van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is... Ziet u? Paulus denkt aan die vriendelijkheid van God. God is vriendelijk als Hij zondaren zoekt en zalig maakt. Niemand vroeg naar Hem. Wij zijn allen vol van vijandschap, mensen die Hem haten en Hem verwerpen in onze diepe doodstaat. We willen niets met God te maken hebben, wij waarderen niets wat Hij voor ons doet. Maar in Zijn vriendelijkheid kwam Hij en komt Hij, ook nu.
In Romeinen 3 vers 10 lezen we dat niemand rechtvaardig is. Daar spreekt de Heere over u en mij. En hoe vaak ziet God het en hoe vaak merkt Hij het dat we zeggen: ‘Ga weg, Heere, ik wil U niet!’ Maar Hij is uitermate vriendelijk. En dat is niet alleen voor de rechtvaardigen, dat is ook voor de onrechtvaardigen.
Hij geeft regen en voedsel en vreugde. God is vriendelijk hoe Hij zoekt, God is vriendelijk hoe Hij zondaren ontvangt. Ziet u hem staan, die vriendelijke Vader? Hij zegt niet tegen zijn zoon: ‘Ga jij eerst maar eens een douche nemen en ga maar eens wat anders aandoen, ik praat vanavond misschien wel eens met je.’ Nee, heel vriendelijk rent hij naar zijn zoon: ‘Kom, mijn kind’, en hij kust hem.
Ziet u daar God niet in? En ook dat de kerk zo zou moeten zijn: zo de tollenaren en zo de zondaren weer in vriendelijkheid ontvangen als ze als het ware schoorvoetend terugkomen van de weg die ze gegaan zijn.
God is vriendelijk. Ongetwijfeld verdiepte bij de jongste zoon de pijn over de zonde het meest toen hij de armen van zijn vader voelde en die baard prikkelend tegen zijn wang kwam. O, toen brak er veel meer in die jongen dan er ooit in hem gebroken was. Want hij kwam een vriendelijke vader tegen.
God is vriendelijk. Hij heeft Zijn Goddelijke vriendelijkheid het meest voor ons geopenbaard in het offer aan het kruis. Want lieve woorden en lieve omhelzingen zijn allemaal mooi en prachtig, maar dat neemt geen schuld weg. En deze vriendelijke God, o Hij gaf niet Zijn beste vriend, Hij gaf Zijn lieve en enige Zoon, om het mogelijk te maken dat Hij zondaren kan ontvangen en dat zondaren weer met Hem kunnen worden herenigd.
En zo is Hij ook nu, gemeente. O, ik weet niet waar u geestelijk zit; misschien helemaal in dat verre land zoals die jongste zoon. Misschien denkt u: O, ik ben nooit meer welkom bij die God; ik heb het zo vergooid; ik heb het zo verknoeid; ik heb zoveel verkeerde dingen gedaan.
Nou, dat is allemaal waar, en verbloem er maar niets van. Maar vrees niet om tot deze vriendelijke God te roepen: ‘Wees mij, zondaar, genadig!’
Vriendelijk zijn Zijn ogen. God is vriendelijk. En nu zegt Paulus, hij beveelt het nu die Korinthiërs: ‘Zullen jullie nu ook eens vriendelijk zijn tegen elkaar, want de liefde is vriendelijk.’
Wie behoren er vriendelijk te zijn? Natuurlijk behoort iedereen die naar Gods beeld geschapen is vriendelijk te zijn. God heeft geen twee standaarden, één voor de onbekeerden en een andere voor de bekeerden, denkt u dat echt maar niet! Hij heeft één standaard zoals we allemaal moeten zijn; allemaal staan wij voor díe standaard.
Maar Paulus spreekt hier in dit hoofdstuk wel tot Gods kinderen; die liggen onder een dubbele plicht om vriendelijk te zijn. U kent allemaal de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan wel. Het was niet per ongeluk dat de Heere Jezus de priester en de Leviet, de ouderling en de diaken, de dominee, verder liet lopen zonder vriendelijkheid te geven aan de arme en stervende man. Is dat het beeld van onze kerk? En die Samaritaan, die misschien niet eens de Joodse godsdienst had, ja, die kleedde zich bijna uit om die arme man met liefde te bedekken. Voelt u de kritiek die Jezus had op de kerk, op de priester, de Leviet, die Hem zouden moeten uitbeelden?
En daarom, wie moet het meest vriendelijk zijn?
Toch juist zij van ons die Gods vriendelijkheid in Zijn genade hebben ervaren. Juist u, kinderen van God, liggen onder een dubbele plicht om in het leven en in het handelen en in het wandelen, in het spreken en in het doen, Gods vriendelijkheid uit te beelden. Dat is uw eretaak in dit leven. Daarom laat de Heere u hier nog even achter.
Gods Kerk is gekocht door het bloed van Christus. Normaal als ik iets koop in de winkel en ik leg mijn geld op de toonbank, dan zult u hetzelfde doen als ik doe, dan neem ik dat gekochte mee naar huis. Maar waarom laat de Heere Zijn gekochte kinderen zo lang in deze wereld? Omdat u een taak hebt, niet om uw eigen koninkrijk op te bouwen, om het gezellig en knus te maken en een goede carrière op te bouwen. Nee, Hij laat Zijn volk hier onder meer om in dit leven iets van het licht van Gods liefde te laten zien. En als uw taak klaar is, dan haalt de Heere Zijn volk thuis.
Kinderen van God, u heeft een hoge taak: iets van de vriendelijkheid van God te laten zien.
Jezus zegt in Lukas 6 vers 36: Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig is. Paulus zegt: ‘Ik, Paulus, als dienaar van God, ik probeer geen aanstoot te geven in enig ding, dat de bediening van het Woord niet gelasterd worde. Maar wij, als dienaars van God, maken onszelf in alles aangenaam, onder andere,’ zegt hij, ‘in goedertierenheid.’
Daar heb je dat woord weer: in kindness, in vriendelijkheid. Hij zegt: ‘Ik doe alles om vriendelijk te zijn, dat het Woord dat ik predik geloofwaardig is.’ McCheyne zegt: ‘Het geheim van de bediening van het Woord en de kracht van de bediening van het Woord is de vriendelijkheid van de prediker.’
En zo is het ook met elke christen. Als u gebruikt wilt worden in deze wereld om het Woord van Christus uit te dragen, laat het zijn in de vriendelijkheid. We lezen het in Efeze 4 vers 32: Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft.
En in Kolossensen 3 vers 12: Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid.
Gemeente, wat betekent het om praktisch vriendelijk te zijn? Nee, dat is niet alleen maar die oude vrouw over de weg helpen en een glimlach te geven. Dat mag; maar het is ten eerste die innerlijke houding om lief te hebben hen die niet liefelijk zijn. Dat is hen te dienen die ondankbaar zijn. Dat is juist te geven aan hen die wéér verwierpen wat u net gedaan hebt. Dat is geven zonder erkenning te vragen.
Dat is dienen zonder iets terug te verwachten. Dat is helpen, zelfs al weet je dat die ander er gewoon gebruik van maakt. Want deed Jezus dat niet? Zo ging Hij door het leven, vriendelijk.
Hoe kan ik nu zo vriendelijk zijn? Nou, dat is dit geheim: heiligmaking is niet hard aan jezelf werken, heiligmaking is dichtbij de Heiland en uit Hem te leven. Dat is dagelijks Hem te bedoelen, te mediteren over het beeld Gods zoals God het heeft uitgebeeld in het vlees en bloed van de Zoon van de mensen.
En alleen als wij door het geloof op Hem zien, aan Zijn voeten liggen en in het geheim en in het verborgen Hem zoeken, ja, dan alleen kan een mens vriendelijk zijn. Mediteer veel over Zijn vriendelijkheid in het zoeken van het afgedwaalde, voor het verlorene. Nee, Hij verbloemde de waarheid niet, maar Hij sprak het in liefde. Gemeente, volg dan, juist in uw mediteren en in het geloof, deze vriendelijke Jezus. En als wij zien hoe Hij met de mensen omging...
Ik heb er voor mezelf wel eens een studie van gemaakt hoe Jezus omging met Judas Iskariot. Als je weet dat die man naast je in de bank of aan je tafel je verraden heeft en je verkocht heeft, en als je weet dat die man op het moment zit te wachten om je over te leveren aan de beul, hoe zou je dan met zo’n man omgaan?
En al lang weet Jezus wat er in het hart van Judas Iskariot zat te broeden. En toen Hij uiteindelijk zei: ‘Een van jullie zal Mij verraden’, dan zeggen de discipelen niet gelijk: ‘O, dat zal Judas wel zijn, dat hadden we wel gemerkt aan Jezus hoe Hij met hem omging.’ Nee! Dat konden ze nooit aan de Heere Jezus merken. Hij behandelde zelfs Judas Iskariot met die tere, Goddelijke liefde, tot het einde toe.
En zo vraagt God Zijn volk als een levende liefdesbrief te wandelen in deze liefdeloze wereld. Weet u wat de mens naast u nodig heeft? Niet uw euro, maar liefde om dat hart te doen smelten, om die gedachten te trekken.
John Gill schreef: ‘Vriendelijk zijn is je aanpassen aan de zwakheden en de manieren en de omstandigheden van anderen, in alles wat we kunnen doen tot Gods eer, tot het voordeel van Christus, tot de eer van het christendom, tot het goede van de medemens en tot de rust van ons geweten.’ Wat een wijsheid had die man!
En zo eindigen we. Ik ging met schuldgevoelens de preekstoel op, want ik weet: ik kom zó tekort in het vriendelijke van de liefde. U gaat met veel schuld, hoop ik, naar huis. En laten we dan samen aan de voeten van de Heere Jezus komen, eerst met belijdenis, gemeente, o laten we het maar belijden: ‘Er leeft zoveel zelfzucht in mij, Heere, ik ben zo vaak onvriendelijk; leer mij mijn zonden te belijden. Maar leeft U ook in mij, o God, met Uw Geest.’
En dan mag ik besluiten met een voorbeeld van een Chinese boer. Hij had de beste druiven van al die druivenboertjes die daar in China altijd in één straat staan. En toen vroeg een man aan hem: ‘Meneer, hoe krijgt u zulke goede druiven, zo mooi, zo sappig, zo lekker? Hoe doet u dat?’
‘Ja’, zei hij, ‘dat is mijn geheim. Al die andere boeren zitten maar te werken aan hun vrucht, maar ik geef al mijn aandacht aan de wijnstok.’
Kijk, daarmee moeten wij eindigen. Die vruchten van vriendelijkheid kunnen er alleen maar zijn als ik in die Wijnstok ben en in die Wijnstok blijf. Want zonder Hem kunt gij niets doen.
Amen.
Slotzang: Psalm 133: 1, 2, 3
Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is ’t, dat zonen
Van ’tzelfde huis, als broeders, samenwonen,
Daar ’t liefdevuur niet wordt verdoofd;
’t Is als de zalf op ’s hogepriesters hoofd,
De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
Die door haar reuk het hart verblijdt.
Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen,
Als d’ olie, die, van Arons hoofd gedropen,
Zijn baard en klederzoom doortrekt;
Z’ is als de dauw die Hermons kruin bedekt,
Die Sions top met vruchtbaar vocht besproeit,
En op zijn bergen nedervloeit.
Waar liefde woont, gebiedt de Heer’ de zegen;
Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen,
En ’t leven tot in eeuwigheid.