Handelingen 8
20
Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij gemeend hebt, dat de gave Gods door geld verkregen wordt!
21
Gij hebt geen deel noch lot in dit woord: want uw hart is niet recht voor God.
22
Bekeer u dan van deze uw boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierd.
23
Want ik zie, dat gij zijt in een gans bittere gal en samenknoping der ongerechtigheid.