Ds. C.G. Vreugdenhil - Mattheüs 27 : 21 - 22

Jezus en Bar-abbas

Het tweetal van Pilatus
De keus van het volk
De verwerping van Christus
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie 'Een zaaier ging uit...' (deel 22)

Mattheüs 27 : 21 - 22

Mattheüs 27
21
En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welken van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas.
22
Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 89: 3
Lezen : Mattheüs 27: 11-26
Zingen : Psalm 69: 2, 4
Zingen : Psalm 149: 1, 5
Zingen : Psalm 138: 4

Gemeente, de tekstwoorden vindt u in Mattheüs 27 vers 21 en 22:

 

En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welken van deze twee wilt gij dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas. Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.

 

Deze tekstwoorden spreken ons over: Jezus en Bar-abbas.

 

We letten op drie zaken:

1. Het tweetal van Pilatus

2. De keus van het volk

3. De verwerping van Christus

 

1. Het tweetal van Pilatus

 

Het is opvallend, gemeente, wat een rechtsverkrachting er geweest is in het proces dat gevoerd werd tegen Jezus van Nazareth. Want weet u wat zo opmerkelijk is? Opeens wordt de aanklacht tegen Hem gewijzigd. En u weet, dat kan natuurlijk nooit in een eerlijk rechtsproces.

De Joden hebben Hem ter dood veroordeeld op grond van godsdienstige motieven. Ze noemen Hem een godslasteraar. Ze zeggen: ‘Hij noemt Zichzelf Gods Zoon.’ En ze zeggen allemaal: ‘Hij is des doods schuldig.’ Maar daar kun je niet mee aankomen bij de overheid. Een zaak die te maken heeft met de godsdienst, daar kun je niet mee aankomen bij Pontius Pilatus.

Daarom wordt de aanklacht in één keer gewijzigd. Van de godsdienstige beschuldigingen hoor je dan niets meer. Het worden opeens politieke beschuldigingen. Want wat zeggen ze? Ze zeggen: ‘Hij verbiedt om belasting te betalen. Hij zegt dat Hij de koning is. Wij hebben toch de Romeinse keizer?’ Ze wilden zelf graag van de keizer af, maar nu beschuldigen ze Jezus ervan dat Hij koning is. ‘Hij is staatsgevaarlijk’, zeggen ze. ‘Straks pleegt Hij een coup, een staatsgreep! Hij wil de koning der Joden zijn!’

Pilatus onderzoekt het geval en hij vindt geen schuld in Jezus. Hij is blij wanneer hij hoort dat Herodes in de buurt is. Jezus valt eigenlijk onder het gebied van Herodes. Daarom stuurt hij Hem door. Die vindt ook geen schuld in Jezus en stuurt Hem weer terug. En zo gebeurt het dat Jezus voor de tweede keer moet verschijnen voor de rechterstoel van Pontius Pilatus, de drager van het Romeinse recht, dat in die tijd het zuiverste recht ter wereld was.

 

Pilatus raakt steeds meer verlegen met Jezus. Hij weet dat Jezus onschuldig is, maar de vrijspraak durft hij niet aan. Hij wil zich van de zaak afmaken en daardoor is hij verloren. Als hij op een zuivere wijze recht wil doen, moet hij Jezus vrijlaten. Maar dan zeggen de Joden: ‘Dan bent u de vriend van de keizer niet meer!’

Dat wil hij blijven, koste wat het kost. Hij wil de Joden te vriend houden én hij wil de keizer te vriend houden. Daarom moet hij gaan schipperen. Hij wil twee heren dienen en zoekt het compromis. Dan doet hij een heel gemeen voorstel: ‘Zal ik Hem dan kastijden en loslaten?’

Dán ben je verdorven als rechter! Hij zou dus liever een onschuldige straffen dan de gunst van de Joden verliezen. Maar de Joden houden aan. Pilatus wil van hen af en hij wil van Jezus af. Wat moet hij doen? Hij zit in een vreselijk moeilijk parket. Dan doet hij een noodsprong, waardoor hij het recht verkracht, zijn eer verliest en een averechtse uitwerking oogst op zijn doel. Want het gaat precies anders dan hij gedacht had.

 

Hij beroept zich op een gewoonte om op het feest een gevangene los te laten. Kijkt u maar in vers 15 van het teksthoofdstuk: En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden. Het gaat hier over het zogenaamde gratierecht tijdens het paasfeest. Want het was paasfeest in Israël. Het feest van de voorbijgang. ‘Pesach’ betekent ‘voorbijgang’.

Weet u nog, dat de engel bij de huizen van de Israëlieten voorbijging wanneer hij het bloed gestreken zag op de deurposten? Dat was het bloed van het paaslam, waarmee de paasmaaltijd werd aangericht. Voorbijgang: de verderfengel ging voorbij. Hij doodde de eerstgeborene van zo’n huis niet. In Egypte is dat wel gebeurd, want die hadden geen bloed aan de deurposten.

De vader van ieder gezin in Israël moest later tijdens de paasmaaltijd aan zijn kinderen vertellen hoe het allemaal gegaan was. De beker met wijn ging rond en dan zei hij: ‘Ik moet jullie wat vertellen.’ En dan vertelde hij van de uittocht uit Egypte en hoe de verderfengel voorbijgegaan was en wat het paaslam dus eigenlijk betekende.

Een vraag, gemeente: hebt u daar nog tijd voor, vaders en moeders, om in uw gezin te spreken over het Lam, over de Heere Jezus? Maakt u er tijd voor? U zegt misschien: ‘Geloofsoverdracht; kan dat dan?’ Luister eens: als u uw kinderen niet over de Heere vertelt, moet u ook niet denken dat ze in Hem gaan geloven.

De Heilige Geest wil immers de opvoeding van onze kinderen wel gebruiken. Bent u er mee bezig? Hoeveel tijd investeert u in uw kinderen? Om ze te vertellen over de Bijbel, over de Heere Jezus, over het bloed van het Lam? Dat ze niet kunnen sterven zoals ze geboren zijn? Dat ze gereinigd moeten worden? Dat er alleen in het offer van de Heere Jezus voldoening is?

Want de toorn van God rust op ons, zegt de Bijbel, als we niet geloven in de Heere Jezus. Dan zijn we niet bevrijd uit het Egypte van de zonde. Dan leven we nog als een slaaf in de slavendienst van de vorst der duisternis. Steek er toch eens wat tijd in, ouders, om uw kinderen op te voeden in de lering en vermaning des Heeren.

 

Het onschuldige lam moest sterven, en zo mocht Israël vrij. Niemand vermoedde dat op dit feest, waar vers 15 over spreekt, de volkomen vervulling zal plaatsvinden van de door het lam afgebeelde werkelijkheid. Het Lam van God zal geslacht worden en Christus’ bloed zal gestort worden tot volkomen verzoening van de zonden.

Hij daalt af in de diepten van de dood. En Hij wordt getroffen door het zwaard van Gods gerechtigheid, opdat mensen die ter dood veroordeeld zijn, vrijspraak ontvangen mogen.

Paasfeest, het feest van de voorbijgang. Vermoedelijk kwam daar die gewoonte vandaan om op het paasfeest een gevangene gratie te schenken, vrij te laten. Waarschijnlijk hebben de Romeinen zelf dit recht aan de Joden geschonken. Dat past in ieder geval helemaal bij hun beleid, bij hun toegeeflijkheid in hun heerschappij over de Joden.

 

Wie er over dit gratierecht begonnen is, is niet helemaal duidelijk, want in het evangelie naar de beschrijving van Markus staat dat het volk uitriep en begon te begeren dat hij hen deed gelijk hij altijd gedaan had. Hoe het ook zij; in ieder geval grijpt Pilatus de gelegenheid met beide handen aan, om van Jezus af te komen.

Dat is wat, als een mens van Jezus af wil komen! Hij wil enerzijds de eer van zijn rechterstoel bewaren en anderzijds de leidslieden tegen het volk uitspelen. Hij is echt slim, op zijn manier. Hij bedenkt een listig plan. Weet u wat hij doet? Hij gaat een tweetal stellen. En dan zal hij de kansen voor Jezus zo gunstig mogelijk maken.

Hij zal Jezus als nummer één op de voordracht zetten. Wie moet hij daar tegenover zetten? Wie is de tegenkandidaat, zodat ze in ieder geval Jezus vrijkiezen? Snel doorlopen zijn gedachten de gevangenis in Jeruzalem. Daar zitten heel wat criminelen vast. Er zijn er drie die veroordeeld zijn tot de doodstraf.

Nog een enkele dag, nog 24 uur en ze zullen hangen aan het kruis, buiten Jeruzalem op Golgotha. Hij denkt: Laat ik daar de ergste maar van kiezen. En dan kiest hij Bar-abbas, de schuldigste. We lezen het in vers 16: En zij hadden toen een welbekende gevangene, genaamd Bar-abbas.

 

Welbekend! Dat wil zeggen: hij was berucht. Iedereen wist wie hij was. Hij was een revolutionair. Hij had een opstand ontketend tegen het Romeinse gezag om Israël te bevrijden. Hij had zich gegeven voor de nationale zaak en zich opgeworpen tot een soort ‘messias’.

Maar zijn plan is mislukt. En bovendien, in dat oproer heeft hij een moord gepleegd. En daarom zit Bar-abbas in de gevangenis van Jeruzalem. Het doodvonnis is al uitgesproken. Nog enkele uren en dan zal hij geëxecuteerd worden.

Bar-abbas; zijn papieren staan niet best. In ieder geval is ook hij niet de gunsteling van het volk. Pilatus verwacht zonder meer dat het volk Jezus zal stellen boven hem. En daarom zegt hij: ‘Welke van deze twee wilt gij dat ik u zal loslaten? Bar-abbas of Jezus?’

Wat een tweetal, gemeente! Aan de ene kant Jezus Christus, de Zoon van God, die Zoon des mensen wilde worden. Waarachtig God en waarachtig mens. De gezalfde Profeet, Priester en Koning. Heilig. Hij heeft geen enkele zonde gedaan. 

En aan de andere kant, wie is de tegenkandidaat? Bar-abbas, een moordenaar. Iemand die in een oproer een doodslag begaan heeft, een terrorist. Een verzetsman tegen het Romeinse gezag. Bar-abbas, weet u wat die naam betekent? Bar betekent ‘zoon’; abba betekent ‘vader’. Dus Bar-abbas is ‘zoon van de vader’, de zoon uit de vader de duivel. En daarnaast zijn tegenkandidaat: Jezus, de Zoon van de Vader, de Zoon van de heilige God. Die twee zet Pilatus op een tweetal.

 

Wat een rechtsverkrachting! Hoe zondig is het immers om iemand die schuldig is zomaar vrij te laten. Want het recht moet toch zijn loop hebben?

In de tweede plaats: dit tweetal is niet gelijkwaardig. Pilatus zet ze op een tweetal alsof ze gelijksoortige kandidaten waren, maar dat zijn ze niet.

En in de derde plaats: het recht wordt gekrenkt. Want hij heeft nu de Heere Jezus overgeleverd aan de willekeur van het volk, maar Zijn schuld is niet bewezen. Er is dus geen enkele reden om Hem over te geven aan een keus om vrijgelaten te worden. Pilatus heeft helemaal geen recht om Hem gevangen te houden!

 

Wat een tweetal: Jezus of Bar-abbas. Dit is echt de dwaasheid gekroond. En de dwaasheid wordt niet alleen dan pas gekroond als ’s avonds Bar-abbas vrijuit gaat naar huis en Jezus Christus onder zijn kruis de poort uitstrompelt richting Golgotha. Maar die dwaasheid wordt hier al gekroond, als Pilatus hen op een tweetal zet alsof ze gelijkwaardige kandidaten zijn.

Wat een tegenstelling! Bar-abbas of Jezus. Ze staan tegenover elkaar als het licht en de duisternis. De Zoon van de Vader tegenover een kind van de duivel. De Weldoener der mensen, Die het land doorging, goeddoende, genezend. Hij heeft Zijn handen op kinderhoofdjes gelegd, jongens en meisjes. Hij was de grote Kindervriend, Die gezegd heeft: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want derzulken is het Koninkrijk Gods (Mark.10:14). Hij heeft nooit iets anders dan goed gedaan. En daarnaast: een oproerkraaier, een crimineel, een moordenaar.

Jezus, Die Zijn eigen bloed gaat vergieten tot verzoening van de zonde. En Bar-abbas, die het bloed van zijn naaste vergiet. Hier staan de ware vrijheid, die Christus belooft, en de valse vrijheid die de Joden zochten om bevrijd te worden van het juk van de Romeinse tirannie, tegenover elkaar.

 

En gemeente, dan is er van die Bar-abbas nog iets bekend. In de Griekse Bijbel staat er onder iedere bladzijde een ‘kritisch apparaat’. Dat zijn de voetnootjes. En in die voetnootjes staan varianten. Want de Bijbel, zoals die tot ons is gekomen, is overgeleverd via afschriften.

Er zijn een heleboel scholen die de afschriften gemaakt hebben. Daar zijn wel eens kleine verschilletjes tussen. Die kleine verschilletjes worden aangegeven in het ‘kritisch apparaat’ onderaan de bladzijde van de Griekse Bijbel. En in mijn Bijbel staat bij Bar-abbas een aantekening. Heel veel gezaghebbende handschriften hebben daar staan: Bar-abbas, die genaamd was Jezus. Dus dat betekent, dat deze moordenaar ‘Jezus Bar-abbas’ heette. U weet wellicht dat de naam Jezus of Jozua wel meer voorkwam in die tijd; er zijn wel meer voorbeelden uit de Bijbel bekend.

Dus wat gebeurt hier eigenlijk? Hier staan twee mensen met de naam ‘Jezus’ tegenover elkaar. Jezus Die genaamd wordt Christus, en Jezus die genaamd wordt Bar-abbas. De ware Jezus en de valse Jezus. Dat maakt het probleem van het kiezen juist zo moeilijk. Want aan Jezus’ uiterlijk was niet te zien dat Hij de Zoon van God was. Alleen aan Zijn daden, bij het licht van de Schrift.

Nu is dus die ene Jezus-naam naar twee kanten uitgewerkt door beide kandidaten. Jezus Christus verlost van de zonde in een weg van recht. Jezus Bar-abbas verlost van de wereldlijke tirannie door overmacht en oproer. Hier staat de verlossing door genade tegenover de zelfverlossing door eigen kracht. De verlossing door vernedering tegenover de verlossing door oproer.

Jezus Bar-abbas offert anderen, Jezus Christus offert Zichzelf. Jezus Bar-abbas doet het door middel van revolutie, Jezus Christus door Zichzelf te geven en niet het bloed van Zijn onderdanen te vergieten.

 

Alleen het geloof is in staat om het verschil tussen de ware Jezus en de valse Jezus te onderscheiden. En dat ware geloof ontbreekt hier bij Pilatus, bij de leidslieden van Israël en bij het volk. Ze zijn allen met blindheid geslagen. De fout zit al in het tweetal.

Wat een smaad is dat voor de Heere Jezus geweest! Wat een bitter lijden voor Hem, Die het recht bemint, dat Zijn recht door de hoogste aardse rechter wordt prijsgegeven aan de willekeur van het volk. Want Zijn schuld was niet bewezen.

Hij, Die in een weg van volkomen overgave en gehoorzaamheid Gods recht verheerlijkt en de verlossing voor zondaren teweegbrengt, moet hier op tweetal staan met een oproerling; met een crimineel.

 

En toch, gemeente, dit is het tweetal dat God Zelf reeds heeft gesteld in de eeuwige vrederaad. De drie-enige God heeft in Zijn eeuwig welbehagen dit tweetal gesteld en gekozen tégen Jezus en vóór de zondaar.

Want God de Vader koos in eeuwige zondaarsliefde ervoor om Zijn Zoon te verbrijzelen en ter dood veroordeelden te behouden. De Zoon koos ervoor om Zichzelf over te geven in de plaats van Zijn schuldige Kerk.

De Heilige Geest koos ervoor om het uit Christus te nemen en het ons te verkondigen en ook heden mee te komen in de prediking van het Woord, om u aan te raken, u verslagen van hart en verlegen te maken om het bloed van Jezus!

 

Dit raadsbesluit, dat stamt uit de eeuwigheid, heeft God uitgevoerd in de tijd. Daarom is Jezus geboren in Bethlehem, en het Woord is vlees geworden om onder ons te wonen. Daarom laat de Heere Jezus Zich zonder protest op tweetal, op één lijn zetten met deze moordenaar.

Zo heeft God aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Het schuldloze Lam wordt tot zonde gemaakt. Maar Hij deed Zijn mond niet open. Hij boog onder de schuld. Hij boog onder de vloek. Zo lief had Hij Zijn Vader. Zo lief had Hij het recht van Zijn Vader en de zaligheid van Zijn volk, dat Hij gewillig Zijn plaats naast Bar-abbas aanvaardde.

Hij had met recht kunnen weigeren. Hij had kunnen zeggen: ‘Dít neem ik niet! Dit is beneden Mijn waardigheid; wat een tweetal!’ Hij had Gabbatha kunnen verlaten, maar Hij heeft het niet gewild. Hij had de eer van Zijn Vader, en daarmee verbonden de zaligheid van Zijn Kerk, zo lief dat Hij Zich op dit smadelijk tweetal liet zetten. Het is alsof Christus zeggen wil: ‘Laat Mij maar onschuldig ter dood veroordeeld worden, zodat u, veroordeelde zondaar, door het gericht van God kunt worden vrijgesproken.’

 

Gemeente, wij hebben allemaal zo’n ‘Bar-abbas-bestaan’. De Bijbel zegt: ‘Uit het hart van de mens komen voort boze bedenkingen, overspel, moord.’ Dat dragen wij om in ons hart. Hier in die man, in Bar-abbas, wordt ten diepste het beeld getekend van ieder mens buiten God, zonder genade, zonder een vernieuwd hart.

In de gevangenis van het ongeloof, geboeid door de zonde, slaaf van de zonde. De Heere Jezus zegt: ‘Uit de vader de duivel.’ Onderworpen aan het oordeel. Waard om gestraft te worden.

Vindt u dat ook? Want dat is nu het kritieke punt, gemeente! Waarom leven zoveel mensen aan de Heere Jezus voorbij? Omdat ze dit niet geloven! Ziet u hoeveel overtuigingskracht door de Heilige Geest er nodig is om ons hart te breken? Om ons te laten zien dat het inderdaad wáár is dat die Bar-abbas huist in ons eigen hart?

Weet u wat er dán gebeurt? Dan raken we om Jezus verlegen. Dan zijn we niet mét Hem verlegen, zoals Pilatus, maar dan raken we verlegen om de kracht van Zijn bloed. We gaan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid.

 

Het wordt onze dagelijkse smeekbede: ‘Heere Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij. Ik zit onder de schuld. Ik ben melaats van de zonde. Ik lig onder de toorn van God. Leg uw doorboorde Zaligmakershand eens op mijn hoofd. O Heere Jezus, mag ik voelen, mag ik ervaren, mag ik weten, mag ik geloven dat U ook voor mijn zonden aan het kruis gestorven bent, voor zo’n Bar-abbas als ik ben?’

O gemeente, als je zó aan de troon der genade smeekt, dan zie je in dat tweetal de eeuwige liefde van God. Wat een wonder dat Jezus met ons, verloren zondaren, wilde ruilen. Hij de dood in, om ons het leven en de vrede te schenken. We letten daar nader op in onze tweede gedachte:

 

2. De keus van het volk

 

Ziet u ze in uw gedachten staan: Pilatus, het volk, de overpriesters en Jezus? Bar-abbas zit nog in de gevangenis.

‘Welke van die twee wilt u dat ik u zal loslaten?’, vraagt Pilatus. En dan komt de uitslag van de stemming: Bar-abbas wordt gekozen, met meerderheid van stemmen. We lezen het in vers 21: En zij zeiden: Bar-abbas. Ze hebben op Bar-abbas gestemd.

U begrijpt dat dit Pilatus dubbel tegenvalt. Wie eenmaal het recht verkracht, komt nooit meer goed uit. Pilatus gaat door, ondanks de waarschuwing van zijn vrouw. Laten we dat eens even lezen in vers 19: En als hij op de rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb toch niet te doen met die Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in de droom om Zijnentwil.

Dat hebt u toch ook wel eens, gemeente, dat je met elkaar de dingen bespreekt die je verschrikkelijk dwars zitten? Als er dingen zijn waar je niet uitkomt, waar je onder gebukt gaat, dan zeg je dat niet tegen iedereen, maar dan bespreek je dat samen. Zo ook Pilatus; hij zal mogelijk gezegd hebben: ‘Vrouw, ik zit er toch zo mee. Die Jezus is onschuldig, maar de Joden willen Hem doden. Wat zou jij nou doen?’

Ze hebben er samen over gedacht. En zoals dat is als je een groot probleem hebt overdag, dan komt het wel eens terug in je dromen. Die vrouw ligt te dromen en het gaat helemaal niet goed. Ze zendt een boodschap naar haar man: ‘Heb toch niet te doen met die Rechtvaardige!’ Weer een bewijs van Jezus’ onschuld.

Calvijn tekent aan bij deze geschiedenis: ‘God de Vader heeft de onschuld van Jezus op velerlei wijze in het licht gesteld, om ons te laten zien dat Hij in onze plaats de dood is ingegaan. Daarom is Christus ook herhaalde malen van tevoren uit de mond van Pilatus onschuldig verklaard, voor Hij veroordeeld wordt, opdat Hij in Zijn onschuldige veroordeling een algenoegzame voldoening voor al onze zonden zou hebben.’

 

Wat is dat een moment geweest daar op Gabbatha, toen die vreselijke kreten in de lucht geslingerd werden: ‘Bar-abbas! Wij willen Bar-abbas!’ Het klinkt als een duivels gebrul van leeuwen en tijgers die het Lam Gods bespringen en Bar-abbas kiezen. ‘Wij willen Bar-abbas!’

Hebben ze dan niet nagedacht? Ja, natuurlijk wel. Ze hebben die twee wel met elkaar vergeleken ook, maar ze zijn met blindheid geslagen.

En dan is er nog iets. Ze zijn ten volle verantwoordelijk voor hun keus, maar die keus is niet spontaan tot stand gekomen. De ouderlingen en de overpriesters hebben gestookt. Dat is het ergste wat er is: stoken.

Lees maar mee in vers 20: Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben de schare aangeraden dat zij zouden Bar-abbas begeren en Jezus doden. Ziet u? Doelbewust sturen ze aan op Jezus’ dood. Ze halen het volk niet alleen over om Bar-abbas te kiezen, maar ook om Jezus’ verderf te zoeken.

Want stel je voor dat Jezus gekozen wordt! Dat mag niet! Heel hun aanhang gaat er aan. Puur om hun eigen eer zijn ze als giftige slangen rondgeslopen onder het volk. Anders hadden ze het volk niet nodig; dan stonden ze er in hun hoogmoed mijlenver boven. Maar nu sluipen ze rond en beïnvloeden ze de stemming.

Ze hebben resultaat, want het volk stemt op Bar-abbas. Hij moet vrij en Jezus moet dood. Luidkeels klinkt het als uit één mond: Weg met Dezen, en laat ons Bar-abbas los! (Luk.23:18).

 

Gemeente, stelt u zich eens voor wat dat voor de Heere Jezus is geweest! Want Hij stond daar bij. Wat moet er een bittere smart in Zijn ziel gekomen zijn. Heel Zijn bediening op aarde is één worsteling geweest tegen de vleselijke verwachting van het volk, dat Hem altijd opnieuw koning wilde maken, maar dan een ‘vechtkoning’.

Maar Hij is de Kruiskoning. Hij heeft geen moeite gespaard om de Joden te onderwijzen dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld is, maar een geestelijk koninkrijk. En nu verneemt Hij vlak voor Zijn dood dat het volk toch – in Bar-abbas – kiest voor het vervalste messias-ideaal: ‘Niet Dezen, maar Bar-abbas!’

Hoe wordt hier vervuld: Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben hem niet aangenomen (Joh.1:11). Wat is de Zoon van God hier diep vernederd en miskend. Niemand zal dit kunnen overdenken zonder zichzelf vanwege zijn zonden te mishagen en zich voor God te verootmoedigen.

Want Christus is juist in die diepe verguizing terechtgekomen en beneden Bar-abbas gesteld om mensen, die veroordeeld zijn, weer terug te brengen tot God en gratie te schenken en de gemeenschap met God voor hen te herstellen.

 

Jongens en meisjes, misschien ben je nu door de preek wel een beetje verontwaardigd op Pilatus. En ook op die overpriesters en die schriftgeleerden, die zo gemeen de stemming hebben beïnvloed en het volk hebben opgeruid. Verontwaardigd op de menigte die dat liet doen en die volmondig roept: Laat ons Bar-abbas los (Luk.23:18).

Maar als ik nu eens even de pijl naar jou en naar mij toe richt. Toen waren wij er niet bij; dat is waar. Maar nu zit u hier. U en jij. En nu vraag ik u eerlijk op de man af, op de vrouw af: Op wie stemt u? Op Jezus of op Bar-abbas? Wie volgt u na?

Jezus? Dan accepteert u smaad en laster. Dan haat u de zonde. Dan strijdt u tegen uw eigen boze vlees. Dán stemt u op Jezus.

Of stemt u op Bar-abbas? Dan gaat u gewoon verder met zondigen. Want, gemeente, tot in de diepste vezels van ons bestaan zijn wij van huis uit allemaal verknocht aan de zonde. Wij dragen een ‘Bar-abbas-bestaan’ in ons om. Iedere zonde die we doen is als het ware een luide uitroep: ‘Leve Bar-abbas!’

 

Zo kiezen we iedere dag vóór Bar-abbas en tégen Jezus, als we doorgaan met zondigen. Er is geen enkel moment in ons leven dat we níet kiezen; neutraliteit is onmogelijk. Blanco stemmen kan niet. Want u leeft en daarom doet u iets, u maakt keuzes; elke dag. En iedere zonde die u doet, is een schreeuwende aanklacht tegen Jezus. Dat betekent: ‘Weg met Dezen!’

Wie nu weigert in aanbidding neer te knielen, hetzij als een weifelaar op Gabbatha – zoals Pilatus – of als de menigte voor Gabbatha – zoals het volk – die kiest rechtstreeks tégen Jezus en vóór Bar-abbas. Want hier staan ten diepste twee beginselen tegenover elkaar: zonde en genade, schuld en gerechtigheid, dood en leven.

Wij kiezen van nature allemaal verkeerd, vanwege onze blindheid. Zegt de Bijbel dat niet? Waarom kiest gij, o verdwaasde, de dood boven het leven, de zonde boven Jezus? Waarom gaan we voorbij aan Zijn bloed? Want wie niet vóór Hem is, die is tégen Hem.

 

In het dagelijks leven blijkt telkens weer opnieuw dat wij niet willen dat Jezus Koning is over ons leven, over ons hart. En nu stelt de Heere u opnieuw voor de keus. Hij zegt: ‘Kiest u heden wie gij dienen zult: de zonde of de Heere.’ Daar komt het uiteindelijk op neer: Jezus of Bar-abbas.

In het gewaad van Zijn Woord komt Hij tot ons en Hij laat ons het Paaslam voorstellen, prediken, aanbieden. Hij Die Zijn bloed gaf tot verzoening van onze zonden. En Hij zegt in Psalm 2: Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op de weg vergaat (Ps.2:12).

Zó lieflijk nodigt Hij, als Hij zegt: ’Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden.’

 

Ook heden wil Hij u ontdekken aan uw ‘Bar-abbas-bestaan’. In het licht van Jezus’ lijden en kruis wil Hij u laten zien hoe erg de zonde is en hoe erg het is niet te willen buigen voor Hem en Hem in het gezicht te slaan. Als het licht van Gods Geest over uw leven straalt, dan zie je je onreinheid en onheiligheid.

O, dan gaat de zonde in het licht van Jezus’ kruis zo nameloos bitter worden. Dan ga je zo diep buigen voor de Heere in de schuld, en zeggen: ‘Heere, ik wist niet dat ik door mijn schuld Uw kroon had gevlochten en uw beker gevuld.’ In het lijden van deze Heere Jezus Christus, Die verworpen wordt door het volk, predikt God ons hoe erg het met ons is.

 

Neemt u dat nu eens voor waar aan, gemeente, en ga met die boodschap straks eens naar huis en laat uw hart erdoor verbreken. Laat de zonde maar bitter worden en strijdt u er maar tegen! Want op die manier maakt God in ons leven plaats voor het lijdende Lam, voor de Hogepriester Jezus Christus, Die ook het Paaslam wilde zijn.

Hij wil voorbijgaan. Wie gelooft in het bloed van Jezus Christus, die is gered. Want Hij werd aan het kruis gehecht, opdat Hij het handschrift van onze zonden daaraan zou hechten.

Wat is dan bekering? Dat we niet meer voor Bar-abbas gaan stemmen, maar voor Jezus. Dat we de zonde gaan haten en vlieden en neerknielen voor deze Man van smarten, en gaan getuigen: ‘Heere Jezus, U zoekt mijn hart, mijn oog blijft op U staren.’

Gemeente, het is vreselijk, maar het is waar: ook wij stemmen voor Bar-abbas. Ja, zelfs na ontvangen genade, als u een kind van God bent, dan gebeurt dat nog zo vaak.

Als we onze eigen eer zoeken en de zonde niet laten; als we die ene boezemzonde die zijn wortels zo diep heeft ingeslagen in de bodem van ons hart, niet kunnen uitroeien, maar in verslaafdheid vasthouden; als we de wereld blijven dienen en ons hart zetten op de dingen van deze wereld. Dat is heel erg. Daar heeft God verdriet van.

Er is één troost, gemeente, en dat is deze: God blijft getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen. Wij kiezen nog zo vaak verkeerd. Maar God verkiest voor eeuwig. Want Zijn roeping en genadegift zijn onberouwelijk, zegt de Bijbel. Omdat Jezus met Bar-abbas op tweetal wilde staan. Omdat Bar-abbas gekozen werd, en Jezus verworpen. Dat gaan we zien in onze derde gedachte, maar eerst zingen we uit Psalm 149 vers 1 en 5:

 

Looft, looft de Heer’, dien, onbedwongen,
Een nieuw gezang zij toegezongen,
In ‘t midden Zijner gunstelingen,
Die Hem ter ere zingen.
Dat Israël, met blijde klank,
Zijn milde Schepper loov’ en dank’;
Dat Sions kroost, met lofgejuich,
Zich voor zijn Koning buig’.

 

Zo zal de heerlijkheid der vromen
Op ‘t luisterrijkst te voorschijn komen;
Zo schenkt Gods goedheid hun begeren;
Lof zij de Heer’ der heren!

 

Jezus en Bar-abbas. We zagen eerst het tweetal van Pilatus, daarna de keus van het volk, en letten nu op:

 

3. De verwerping van Christus

 

Dat lezen wij in vers 22: Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.

Pilatus is radeloos geworden toen het volk Bar-abbas koos. Want nu is hij nóg niet van Jezus af. Hij waagt opnieuw een poging.

Hij stelt de Joden voor de consequentie van hun keus, in de hoop dat ze daar alsnog voor zullen terugschrikken. Maar de volkswoede is zo hoog opgelaaid, dat ze nergens meer voor terugschrikken. Allen roepen ze: Laat Hem gekruisigd worden! ‘Allen’, staat er.

 

Dan is er nog een laatste strohalm waar Pilatus zich aan vastklampt. Hij doet namelijk een beroep op hun geweten. We lezen het in vers 23: Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen temeer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden! Het is een laatste machteloze poging om het volk tot rede te brengen. Maar tegelijk is het de felste veroordeling van zijn eigen rechtsverkrachting. Want hij zegt: ‘Wat heeft Hij dan kwaads gedaan?’ Hij ziet geen schuld in Hem.

Maar Pilatus krijgt niet eens antwoord. De haat van het volk is hier aan het woord. Zij riepen temeer: ‘Laat Hem gekruisigd worden!’ Uit de grondtekst blijkt dat ze dat hartstochtelijk geroepen hebben; dat ze dat steeds weer geroepen hebben. Dat geroep dreunde over Gabbatha: ‘Aan het kruis met Hem! Aan het kruis met Hem!’

Dat is de keus van het volk, waarmee Israël de Messias verwerpt,  ten overstaan van de nationale vijand; het Romeinse gezag! Israël bant Hem uit. Hij is tot het Zijne gekomen, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.

Als Pilatus ziet dat het tumult onder de schare steeds groter wordt, neemt hij de toevlucht tot een symbolische handeling. Hij laat een bekken met water brengen en wast zijn handen in onschuld. We lezen het in vers 24: Als nu Pilatus zag dat hij niet vorderde, maar veel meer dat er oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen. Gijlieden moogt toezien.

 

Pilatus betuigt wel tot het laatste toe de onschuld van de Heere Jezus, maar verder gaat hij niet. Daarmee is hij natuurlijk niet verontschuldigd. Want al laat hij het nu allemaal voor rekening van de Joden, híj is de stadhouder, híj is de proconsul, híj is de rechter!

Hij is verantwoordelijk voor de uitspraak die hij doet op de rechterstoel. En al probeert hij het bloed van Jezus van zich af te wentelen, dat bloed zal eenmaal tegen hem getuigen. Hij wilde de Joden, maar ook de keizer te vriend houden. Hij wilde zijn baantje houden en daarom gaf hij Jezus over in de kruisdood.

Wist u dat deze Pilatus drie jaar later afgezet is door het Romeinse gezag? En wist u dat hij die schande niet aankon en daarom zichzelf van het leven heeft beroofd? Zo eindigt deze rechtsverkrachter, die Jezus onschuldig ter dood veroordeelt.

 

De Joden aanvaarden de consequentie. Want ze zeggen: Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen. We kunnen dat nu niet verder uitleggen, want dat zou een preek apart zijn. Maar wel dit: terwijl Pilatus en de Joden elkaar zo als het ware het onschuldige bloed van Jezus toewerpen, staat Hij, Jezus, daar bij, lijdend, duldend, zwijgend, gewillig. Met een hart vol liefde om Zijn bloed te geven tot verzoening van onze zonden. Hij drinkt de beker die de Vader Hem te drinken geeft, met volle teugen.

Door de hoogste rechtbank van Israël is Hij als een godslasteraar gevonnist. Door de Romeinse rechter is Hij onschuldig ter dood veroordeeld. En zo is de zaak beslist: vóór Bar-abbas en tégen Jezus. Pilatus kan niet meer terug. Ach, wat betekent per slot van rekening één Galileeër voor hem?

 

Zo lezen we het in vers 26: Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.

En toch, boven het gejoel van de schare, die uitroept: ‘Kruis Hem, kruis Hem’, boven het vonnis dat Pilatus velt: ‘Hij moet gedood worden’, boven dat alles klinkt de stem van God, gemeente.

Hij heeft als de hoogste Rechter van hemel en aarde Zijn eigen Zoon tot de vloekdood verwezen, om onze dood en vervloeking op Zich te nemen. Want dit alles is geschied, zegt Petrus later op de pinksterdag, naar de bepaalde raad en voorkennis van de Heere, Wiens welbehagen het was om Zijn Zoon te verbrijzelen voor ons.

Zo heeft de Vader het in Zijn zondaarsliefde besloten. Zo heeft de Zoon het gewild. Jezus moet aan het kruis om voor verloren zondaren te boeten. Zo lief heeft Hij Gods wet. Zo lief heeft Hij onze zaligheid. Straks daalt Hij op Golgotha af tot in de diepte van de hel. Calvijn schrijft bij de uitleg van deze tekst: ‘Onze harten moeten toch wel harder zijn dan een steen als wij door de wonden van de Zoon van God niet geheel en al vermurwd en verbroken worden en de zonden leren haten en vlieden, om welke de Zoon van God zo’n zware straf heeft moeten dragen.’

Want, gemeente, als Jezus was vrijgelaten, dan zou er voor ons geen vrijlating zijn. Bar-abbas heeft zijn leven te danken aan Jezus. Hij gaat vrijuit omdat Jezus in zijn plaats onschuldig lijdt en sterft.

 

Daar ga ik mee eindigen. Ik neem u in uw gedachten mee naar de gevangenis in Jeruzalem. Daar zit een staatsgevaarlijke gevangene achter hermetisch gesloten deuren. Op zijn celdeur staat: ‘Bar-abbas’. Tijd van executie: ‘Goede Vrijdag’. Daar komt de Romeinse soldaat door de gang; z’n hakken klinken op de keien.

Bar-abbas luistert. Hij houdt stil voor zijn deur! De sleutel knarst in het slot en de deur gaat open. Bar-abbas krimpt in elkaar van angst, want nu is het gebeurd... En dan zegt die Romeinse soldaat: ‘Bar-abbas, je bent vrij!’

‘Nee’, zegt Bar-abbas, ‘dan moet u bij een andere cel zijn. Ik ben ter dood veroordeeld. Ik heb nog maar een paar uur.’ ‘Nee’, zegt de soldaat, ‘Je bent vrij. Ze hebben geruild. Een Ander gaat voor jou de dood in. Jezus Christus, je weet wel, die Man Die zegt dat Hij de Koning der Joden is, Die het land is doorgegaan, Die mensen heeft genezen en geholpen. Die gaat voor jou de dood in. Jij bent vrij! Ze hebben geruild. Ik doe de deur voor je open. Je mag naar huis!’

Gemeente, wat een tijding moet dat voor die man geweest zijn! De dood verdiend, er op gerekend, en dan het leven te krijgen. Niet om z’n bidden en niet om z’n tranen, maar onverdiend. Zelfs ongevraagd, ongedacht en onverwacht.

Hij mag leven, enkel en alleen omdat Jezus Christus in zijn plaats heeft gestrompeld onder het kruis naar Golgotha en daar Zijn handen gewillig heeft uitgestrekt om aan de vloekpaal te worden vastgespijkerd. Daarom alleen.

Of die Bar-abbas meer dan de natuurlijke vrijheid heeft leren kennen, dat weten we niet. Of hij de Heere Jezus als plaatsbekledend Lam voor zijn zonden heeft leren kennen, is ons ook onbekend. Maar wat we in ieder geval wel weten is dit, dat Bar-abbas het type is van een zondaar die rechtvaardig de straf heeft verdiend en ter dood veroordeeld is en zijn eigen beeld herkent in dat ‘Bar-abbas-bestaan’. Die het moet zeggen: ‘Heere, ik heb het verdiend door mijn zonden, dat U mij voor eeuwig zou wegwerpen.’ Tot zulke mensen komt vandaag dit evangelie: ‘U bent vrij!’ God verkondigt het u heden en opent uw celdeur en zegt: ‘U bent vrij!’

Als u door het geloof uw beide schuldige handen legt op het Paaslam, dan gaat God u voorbij in Zijn oordeel. Dan bent u voor eeuwig gered!

Het Paaslam. Er is vrijheid in Zijn banden en er is leven door Zijn dood. Want Jezus Christus is gekomen om de gevangenen uit te roepen opening der gevangenis.

 

Gemeente, dat is het hart van het evangelie: ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven.’

Die genadige ruil: De rechtvaardiging van de goddeloze, op grond van Jezus’ kruisdood. De zondaar losgelaten en de Rechtvaardige veroordeeld. Omdat God aller ongerechtigheid op Hem deed aanlopen. Jezus in de plaats van de zondaar en de zondaar in de plaats van Jezus.

Dat grote geheim, waarvan Luther heeft uitgejubeld: ‘We hebben geruild! We hebben geruild! Heere Jezus, ik Uw gerechtigheid, en Gij mijn zonde!’ Daar leren schuldige Bar-abbassen door genade vol verwondering en aanbidding knielen voor God en uitroepen: ‘Abba, Vader, wat heeft U bewogen om Uw Zoon over te geven voor zo’n grote zondaar als ik ben?’ En dan antwoordt Hij: ‘Liefde, Mijn kind; liefde, eeuwige liefde! Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, dáárom!’

En daar zingt het in uw hart:

 

Vader, ‘k wil U danken dat U gaf Uw Zoon.

Stervend voor verlorenen droeg Hij het zondeloon.

 

Geprezen zij Uw naam, o Lam van God, voor Uw stervende liefde, van nu aan tot in eeuwigheid. Halleluja!

 

Amen.

 

 

Slotzang: Psalm 138: 4

 

Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven;
Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De Heer’ is zo getrouw, als sterk;
Hij zal Zijn werk
Voor mij volenden.
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand zenden.

 

 

Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 22)